33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2016

Een goed werkende rechtsstaat geeft zekerheid. Ook de zekerheid voor slachtoffers van misdrijven dat Justitie hen zorgvuldig tegemoet treedt, ondersteuning biedt en hun belangen meeweegt in het strafproces en in de opgelegde straf aan de dader. Slachtoffers ervaren het functioneren van onze rechtsstaat van nabij, als zij iets vreselijks hebben meegemaakt. Een sterke positie van slachtoffers versterkt het rechtvaardigheidsgevoel en daarmee het vertrouwen in onze rechtsstaat.

Dit kabinet heeft met brede steun van uw Kamer de positie van slachtoffers van misdrijven versterkt en de voorzieningen voor slachtoffers verbeterd. De positie van slachtoffers is nu stevig verankerd in de wet. De politie, het Openbaar Ministerie (OM), de rechtspraak, de reclasseringsorganisaties, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), Slachtofferhulp Nederland (SHN) en het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) werken er hard aan meer aandacht te besteden aan het slachtoffer in de dagelijkse werkpraktijk. Met deze brief maak ik de balans op van wat er tot nu toe bereikt is en zet ik de agenda voor de komende jaren uiteen. Hiermee geef ik mede uitvoering aan de motie Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 300-IV, nr. 85), die vraagt hoe het slachtoffergericht werken structureel wordt geborgd.

De komende jaren komt het aan op de daadwerkelijke uitvoering van al het ingezette beleid in de praktijk. Dat vraagt om het maken van keuzes in de veelheid van plannen voor het slachtoffer, want de organisaties in de strafrechtketen kunnen niet alles tegelijk. Keuzes zijn ook nodig om binnen het kader van de (hoewel de afgelopen jaren toegenomen) beschikbare middelen te blijven. Op de begroting1 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is in 2017 € 9,7 miljoen en vanaf 2018 structureel € 10,7 miljoen beschikbaar voor het slachtofferbeleid. Mijn meerjarenagenda schetst de prioriteiten voor de komende vier jaar binnen de beschikbare middelen. De hoogste prioriteit voor de komende jaren ligt bij de goede uitvoering van de nieuw verworven slachtofferrechten, ook in financiële zin. Bij het stellen van prioriteiten heb ik mij mede laten leiden door de vraag hoeveel slachtoffers er bij een bepaalde maatregel gebaat zijn.

Deze agenda bouwt voort op de beleidsvisie Recht doen aan Slachtoffers uit 2013 (Kamerstuk 33 552, nr. 2). Daarin zijn de behoeften van slachtoffers doorvertaald in de volgende beleidsdoelen:

  • Slachtoffers hebben een sterke positie in het recht.

  • Slachtoffers krijgen bescherming waar nodig.

  • Slachtoffers worden erkend, zorgvuldig bejegend en geïnformeerd.

  • Slachtoffers die dat nodig hebben worden ondersteund bij het te boven komen van de gevolgen van het delict.

  • Slachtoffers hebben mogelijkheden tot herstel van de gevolgen, zowel financieel, praktisch en emotioneel.

In het navolgende wordt per beleidsdoel weergegeven wat er tot nu toe bereikt is en hoe de inzet voor de komende jaren eruit ziet. Samengevat ligt de prioriteit de komende jaren op:

  • 1. De praktische uitvoering van nieuw verworven slachtofferrechten.

  • 2. Betere bescherming van (kwetsbare) slachtoffers.

  • 3. Het eenduidig informeren van slachtoffers.

  • 4. Herstel door erkenning van leed.

Met deze brief worden naast de motie Van der Staaij c.s. de volgende toezeggingen gestand gedaan:

  • toezegging naar aanleiding van het debat over de EU-richtlijn met minimumnormen voor slachtoffers d.d. 17 maart 2016 om de mogelijkheid te bezien voor reiskostenvergoeding voor slachtoffers die het spreekrecht uitoefenen;

  • motie Kooiman c.s. over het motiveren van het niet halen van de termijn waarbinnen een slachtoffer moet worden bericht (Kamerstuk 34 236, nr. 16);

  • toezegging om bij de politie na te gaan hoe in de praktijk speciale verhoorstudio’s voor minderjarigen worden ingezet, waarmee tevens uitvoering wordt gegeven aan de motie Kooiman/Recourt over de speciale verhoorstudio ook voor minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik (Kamerstuk 34 236, nr. 15);

  • verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie d.d. 7 juli 2016 om een reactie op het bericht «Rechtbanken moeten slachtoffers beter beschermen»;

  • toezegging uit het Algemeen Overleg Slachtofferbeleid d.d. 3 maart 2016 (Kamerstuk 33 552, nr. 20) om u te informeren over de voortgang van het internationaal schadeverhaal;

  • toezegging om te bezien of het Schadefonds Geweldsmisdrijven kan worden uitgebreid naar de BES-eilanden (Kamerstuk 31 568, nr. 163).

1. Een sterke positie in het recht: focus op uitvoering van de nieuw verworven slachtofferrechten in de praktijk

De afgelopen jaren hebben slachtoffers, met steun van uw Kamer, veel nieuwe rechten verworven. Slachtoffers2 kunnen nu een actieve bijdrage leveren aan het strafproces. Per 1 juli 2016 kunnen slachtoffers van zware misdrijven zich onbeperkt uitspreken, ook over de schuld van de verdachte en de gewenste straf. Slachtoffers hebben het recht om zich bij te laten staan in het strafproces en bij zware misdrijven recht op ondersteuning door een gespecialiseerde advocaat op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand. Slachtoffers moeten worden geïnformeerd over alle belangrijke stappen in het strafproces en in het detentieverloop van de dader. Alle slachtoffers kunnen gebruik maken van gratis praktische, juridische en emotionele ondersteuning door Slachtofferhulp Nederland. Dit geldt ook voor slachtoffers waarbij het niet tot een aangifte, strafproces of veroordeling is gekomen.

Rechten op papier hebben alleen betekenis als een slachtoffer ze ook goed kan uitoefenen in de praktijk. Daarbij realiseer ik me dat de versterkte focus op het slachtoffer een grote omslag is voor de traditioneel dadergerichte organisaties in de strafrechtketen. Ik heb daarom besloten een deel van de middelen voor slachtofferbeleid op de begroting van Veiligheid en Justitie structureel beschikbaar te stellen voor meer zittingstijd bij de rechtspraak ten behoeve van de inbreng van slachtoffers en meer capaciteit bij het OM voor informatieverstrekking aan slachtoffers. Daarnaast stel ik middelen beschikbaar voor een extra vergoeding voor de gespecialiseerde advocaten ten gevolge van de werklast door de uitbreiding van het spreekrecht. Hiermee wordt de lijn voortgezet om slachtoffers waar van toepassing goede rechtsbijstand te bieden3.

Ik zie vanuit financieel oogpunt af van het introduceren van reiskostenvergoeding voor slachtoffers die het spreekrecht uitoefenen, zoals verzocht door uw Kamer bij de behandeling van de implementatiewetgeving voor de EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers. Daarbij speelt mee dat een groot deel van de slachtoffers dat het spreekrecht uitoefent, deze kosten al kan vorderen van de verdachte als benadeelde partij.

Met het leggen van de prioriteit bij de uitvoering van slachtofferrechten hevel ik een aanzienlijk deel van het beschikbare beleidsgeld voor slachtoffers op de begroting van Veiligheid en Justitie over naar de organisaties in de strafrechtketen. Begin 2017 maak ik afspraken met de betrokken organisaties over de overheveling van de budgetten. Daarbij spreek ik af dat zo veel mogelijk meetbaar wordt verantwoord hoe deze middelen ten gunste van slachtoffers worden besteed. Om vinger aan de pols te houden bij de uitvoering zal ik daarnaast in 2017 een verkennend onderzoek laten uitvoeren naar (regionale) verschillen in de uitvoering van slachtofferrechten. Dit mede naar aanleiding van signalen hierover uit de slachtofferadvocatuur.

In het verlengde hiervan informeer ik u hierbij over de uitvoering van de motie Kooiman over het niet halen van de termijn waarbinnen een slachtoffer moet worden bericht over de datum van de zitting. Ik moet u helaas melden dat ik deze motie niet kan uitvoeren. De twee wekentermijn waarover in de motie wordt gesproken is vooralsnog alleen een streven in de uitvoering en geen regel. Ook blijkt uit overleg met het OM dat niet eenvoudig uit de systemen te halen is wanneer slachtoffers (moeten) worden geïnformeerd. Toch, en zo leg ik uw motie ook uit, is het van belang dat er duidelijkheid is over wanneer slachtoffers geïnformeerd worden. Ik bereid daarom een ministeriële regeling voor waarin voorschriften en termijnen worden opgenomen voor de informatievoorziening aan slachtoffers. Met het OM vindt nog overleg plaats over hoe deze regeling kan worden uitgevoerd. De regeling zal van kracht worden bij de inwerkingtreding van de implementatiewetgeving voor de EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers en zal geëvalueerd worden tegelijkertijd met de hogere wetgeving in 2019.

2. Betere bescherming van slachtoffers: beoordeling van kwetsbaarheid en privacybescherming

Ook voor mijn tweede prioriteit, de bescherming van slachtoffers, is de afgelopen jaren al het nodige geregeld. Zo kunnen slachtoffers die dat wensen anoniem aangifte doen of om een contactverbod verzoeken voor de dader. Ook is in 2016 een eerste stap gezet met een betere afscherming van persoonsgegevens van slachtoffers. Het formulier dat slachtoffers gebruiken om zich met hun schade te voegen in het strafproces is sinds 1 januari 2016 zo ingericht dat persoonsgegevens niet meer in het strafdossier terechtkomen.

De Europese richtlijn minimumnormen slachtoffers vraagt echter meer, namelijk een structurele beoordeling van kwetsbaarheid van slachtoffers om ze gericht te kunnen beschermen. Ik heb u eerder geïnformeerd dat de impact van deze individuele beoordeling op met name de politie fors kan zijn (Kamerstuk 34 236, nr. 8). Het afgelopen half jaar is een pilot uitgevoerd in twee politieregio’s, met de politie, het OM en Slachtofferhulp Nederland (SHN), om te bekijken hoe de individuele beoordeling uit de Europese richtlijn er in de praktijk uit zou kunnen zien. De komende maanden worden nog twee pilots uitgevoerd om de rol van het OM en SHN uit te werken. Dit wordt gefinancierd uit de bestaande middelen voor slachtofferbeleid. De uitkomsten van de pilots worden daarna gevalideerd en bezien op uitbreiding met andere justitiële ketenpartners. Ik verwacht uw Kamer hierover in het voorjaar te kunnen berichten.

Ook de bescherming van persoonsgegevens van slachtoffers vraagt de komende jaren om vervolgstappen. In december 2015 heb ik uw Kamer laten weten dat ik een einde wil maken aan de onbedoelde en vaak onnodige inbreuk op de privacy van slachtoffers, die ontstaat doordat hun persoonsgegevens automatisch terechtkomen in het strafdossier (Kamerstuk 33 552, nr. 17). De informatieverwerking moet zo worden ingericht dat alleen de informatie die strafvorderlijk noodzakelijk is in het strafdossier terechtkomt. De invoering van de individuele beoordeling maakt dit nog belangrijker, omdat hiermee kwetsbare informatie over het slachtoffer wordt geregistreerd. Deze zomer is een analyse afgerond naar alle persoonsgegevens van slachtoffers die worden geregistreerd in de strafrechtketen. Eind dit jaar levert dit een ontwerp op waarmee de bescherming van slachtoffergegevens moet worden verzekerd. Ik heb middelen gereserveerd om in de jaren 2017–2019 stapsgewijs te investeren in de daarvoor benodigde oplossingen in de informatievoorziening. In 2018 wordt bezien of de in gang gezette oplossingen breed kunnen worden geïmplementeerd na afloop van een evaluatie van de eerste resultaten (waaronder de hierboven genoemde afscherming van persoonsgegevens op het schadeformulier). Vanaf 2020 zijn structurele middelen gereserveerd voor eventuele beheerskosten.

Met deze brief informeer ik u ook over een tweetal toezeggingen rond beschermingsmaatregelen voor slachtoffers. Ten eerste heb ik op 17 maart 2016 toegezegd om bij de politie na te gaan hoe in de praktijk speciale verhoorstudio’s voor minderjarigen worden ingezet, mede in het licht van de motie Kooiman/Recourt die vraagt de doelgroep voor een speciale verhoorstudio uit te breiden met minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik. Zoals ik in het debat heb aangegeven moet het doel niet zijn om de speciale verhoorstudio's vaker te gebruiken, maar om ze op het juiste moment toe te passen. De keuze voor de verhoorlocatie is casusafhankelijk. De politie verzamelt informatie over de kwetsbaarheid van personen van 12 jaar en ouder en kiest op basis daarvan de passende verhoorlocatie. Deze zorgvuldige werkwijze is geborgd in de werkinstructie voor zedenrechercheurs waarbij gebruik kan worden gemaakt van ondersteunende vragenlijsten en/of gedragsdeskundigen.

Ten tweede heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij verzocht om een reactie op het bericht «Rechtbanken moeten slachtoffers beter beschermen»4. In maart 2016 heeft uw Kamer mij in de motie Van Oosten c.s. (Kamerstuk 33 552, nr. 19) opgeroepen om te bewerkstelligen dat slachtoffers gebruik kunnen maken van aparte wachtkamers en dat zij worden begeleid van en naar de zittingszaal om onnodig contact met de verdachte te voorkomen. Uit overleg met de Raad voor de Rechtspraak is gebleken dat bij elk gerecht al de mogelijkheid bestaat om slachtoffers in een aparte ruimte op te vangen. De Raad heeft bij de gerechten aandacht gevraagd voor de kwaliteit van de wachtruimten en voor het bevorderen van het gebruik van deze ruimten. Zoals toegezegd in reactie op bovengenoemde motie zal ik u in maart 2017 nader informeren over de stand van zaken.

3. Eenduidig informeren van slachtoffers: één ingang voor informatie rond het strafproces

Een derde prioriteit in mijn meerjarenagenda is goede en eenduidige informatie aan slachtoffers over het verloop van hun (straf)zaak. De ambitie van het kabinet is om daarbij zo veel mogelijk gebruik te maken van één loket (Kamerstuk 33 552, nr. 15). Er wordt stapsgewijs gebouwd aan een digitaal informatieportaal waarin slachtoffers alle informatie over hun zaak via één ingang kunnen vinden. In 2016 wordt een eerste versie met vijf ketenpartners ontwikkeld en testen we of deze aansluit bij de behoeften van slachtoffers. Ik heb middelen gereserveerd om, bij een positieve evaluatie begin 2017, de verdere ontwikkeling van dit portaal in de jaren 2017–2019 door te kunnen zetten. Vanaf 2020 zijn structurele middelen gereserveerd voor het beheer van het portaal.

4a. Herstel: erkenning van leed

Ten slotte krijgt in mijn meerjarenagenda herstel van slachtofferschap door erkenning van leed hoge prioriteit. Erkenning is belangrijk om te kunnen herstellen van de gevolgen van een delict; erkenning door de eigen omgeving en door de maatschappij. Soms hecht een slachtoffer ook aan erkenning door de dader. De komende jaren wordt deze prioriteit ingevuld met: 1. een onderzoek naar psychisch en fysiek geweld in de jeugdzorg (commissie De Winter), 2. het structureel mogelijk maken van herstelgericht werken bij de DJI en 3. financiële regelingen voor slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg (Samson-regelingen).

Het kabinet geeft met het onderzoek naar psychisch en fysiek geweld in de jeugdzorg in de periode 1945-heden gevolg aan de roep om erkenning van mensen die in hun jeugd slachtoffer zijn geweest van geweld in instellingen waar zij onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn geplaatst (Kamerstuk 31 839, nr. 125). Uw Kamer wordt binnenkort geïnformeerd over de onderzoeksopdracht van het kabinet aan de commissie De Winter.

Sommige slachtoffers van misdrijven hebben ook behoefte aan contact met de dader. Slachtoffers die dat wensen hebben nu al de mogelijkheid om onder deskundige begeleiding een dergelijk gesprek aan te gaan. Ik intensiveer daarnaast het herstelgericht werken met daders in detentie door middelen beschikbaar te stellen aan de DJI voor de structurele inzet van herstelconsulenten en herstelgerichte cursussen. Uit recent onderzoek van het WODC5 blijkt dat deze cursussen bijdragen aan bewustwording bij gedetineerden over de gevolgen van hun daden voor slachtoffers. Zo krijgt het stimuleren van erkenning bij daders ook nadrukkelijk een plek in de fase van sanctie-uitvoering. Herstelgesprekken tussen slachtoffers en daders moeten wel met goede waarborgen worden omkleed. Met dat doel heb ik een beleidskader «Herstelbemiddeling ten behoeve van slachtoffers» opgesteld, dat u als bijlage bij deze brief aantreft6.

Ten slotte investeer ik al enige jaren, samen met de Staatssecretaris van VWS, in erkenning voor slachtoffers door de financiële regelingen voor slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg (Kamerstuk 33 435, nr. 17). Ook in 2017 leggen deze regelingen nog een beslag op de middelen voor slachtofferbeleid.

De prioriteit die ik met deze activiteiten geef aan herstel door erkenning van leed vraagt om een flinke investering uit de middelen voor slachtofferbeleid. Dat betekent helaas ook dat er geen middelen beschikbaar zijn voor het verder stimuleren van bemiddeling tussen slachtoffer en dader als onderdeel van de strafafdoening (mediation in het strafrecht). Mediation kan, zeker bij relatief lichte delicten, een zinvolle manier zijn om een strafzaak af te doen. Tegelijkertijd blijkt uit de evaluatie van pilots dat mediation maar voor een beperkte groep slachtoffers zinvol is. In september 2015 (Kamerstuk 29 528, nr. 10) heb ik u geïnformeerd over de resultaten van deze pilots en mijn voornemen om een landelijk aanbod van mediation in het strafrecht te realiseren, mits dit kostenneutraal kan. Uit de verdere uitwerking in een businesscase blijkt echter dat het realiseren van een landelijk aanbod vraagt om aanzienlijke middelen (€ 1,5 miljoen per jaar) en dat de besparingen veel kleiner zijn dan verwacht. Ik kies er daarom voor om de schaarse middelen voor slachtoffers in te zetten op de andere onderwerpen uit de meerjarenagenda waar meer slachtoffers mee gebaat zijn. Helaas zijn er op de begroting van Veiligheid en Justitie geen andere middelen beschikbaar voor mediation.

4b. Optimaliseren schadeverhaal

Ook schadevergoeding kan bijdragen aan herstel van slachtofferschap. De afgelopen jaren zijn de mogelijkheden voor schadevergoeding verruimd en is de route om schade te verhalen op de dader via het strafproces verbeterd. Sinds 2014 is het mogelijk om beslag te laten leggen op tegoeden en goederen van verdachten om vermogen zeker te stellen voor een eventuele schadevergoeding aan het slachtoffer. De voorschotregeling is sinds 1 januari 2016 van toepassing bij alle misdrijven. Ten slotte wil het kabinet met het wetsvoorstel affectieschade (nog in behandeling bij uw Kamer) erkenning bieden aan het leed van naasten van slachtoffers met ernstig letsel.

Slachtoffers waarbij geen dader in beeld is of waar het niet tot een veroordeling heeft geleid kunnen een financiële tegemoetkoming van de overheid ontvangen via het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ook die mogelijkheid is verruimd, door uitbreiding van het Schadefonds met dood door schuld per 1 juli 2016. Tegelijkertijd is de termijn voor het indienen van een aanvraag verlengd van drie naar tien jaar. De komende jaren ligt de focus op het uitvoeren van al deze nieuwe rechten op schadevergoeding en op het optimaliseren van het schadeverhaal zodat het voor slachtoffers in de praktijk zo makkelijk mogelijk wordt hun schade vergoed te krijgen. Ook dit vraagt om investeringen. Dit najaar informeer ik uw Kamer over de evaluatie van het schadeverhaal door slachtoffers via voeging in het strafproces.

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap heb ik internationale samenwerking gezocht om het voor Nederlanders die slachtoffer worden in het buitenland makkelijker te maken hun schade te verhalen. Het Europese Netwerk voor Rechten van Slachtoffers (ENVR) is opgericht om de samenwerking tussen lidstaten te faciliteren. Tijdens de JBZ-raad van 9 juni 2016 bleek er een grote bereidheid bij de lidstaten en de Europese Commissie, ondanks de aanzienlijke verschillen in opzet en regelgeving tussen de verschillende schadefondsen, om de onderlinge samenwerking tussen de schadefondsen te versterken zodat slachtoffers beter toegang krijgen tot compensatieregelingen in andere lidstaten. In een vervolg hierop heeft de Europese Commissie in oktober een bijeenkomst georganiseerd met de schadefondsen uit de EU. Parallel hieraan heeft het Schadefonds Geweldsmisdrijven de bilaterale contacten verstevigd, om te beginnen met België en Duitsland, waar de meeste Nederlandse slachtoffers vallen.

In het verbeteren van het schadeverhaal heb ik ervoor gekozen geen prioriteit te geven aan het uitbreiden van het Schadefonds Geweldsmisdrijven naar de BES-eilanden, omdat dit een investering vraagt waar maar een zeer kleine groep slachtoffers mee gebaat is. Voor deze groep zou onder andere het begrip geweldsmisdrijven apart moeten worden afgebakend, de uitkeringsbedragen moeten worden herzien en een werkproces voor het doen van aanvragen moeten worden ingericht, met de benodigde ondersteuning en aangepaste informatie. Ik kies er in mijn meerjarenagenda voor om prioriteit te geven aan investeringen waar meer slachtoffers mee gebaat zijn.

Financieel kader

In de onderstaande tabel worden de middelen weergegeven die zijn gereserveerd voor de activiteiten uit de meerjarenagenda.

Tabel 1 Gereserveerde middelen t.b.v. de meerjarenagenda (x € 1.000)

Onderwerp

2017

2018

2019

2020

Beschikbare middelen (begrotingsartikel 34.4 slachtofferzorg)

9.655

10.730

10.730

10.730

1. Structureel over te hevelen voor de uitvoering van nieuwe slachtofferrechten

4.575

3.250

3.250

3.250

Rechtspraak (t.b.v. uitbreiding spreekrecht)

500

500

500

500

Rechtsbijstand (t.b.v. uitbreiding spreekrecht)

500

500

500

500

OM (t.b.v. informeren slachtoffers)

1.000

1.000

1.000

1.000

CJIB (t.b.v. uitbreiding voorschotregeling)

1.300

(inclusief implementatiekosten)

250

250

250

DJI (t.b.v. voortzetten herstelgericht werken)

325 (inclusief implementatiekosten)

250

250

250

Gereserveerd voor wetsvoorstel affectieschade

bedragen worden nog gevalideerd

950

750

750

750

Resterend op begrotingsartikel

5.080

7.480

7.480

7.480

2. Bescherming slachtoffers

2.000

4.000

4.000

1.000

3. Informeren slachtoffers

1.000

2.000

2.000

1.000

4. Herstel

1.300

400

   

Onderzoek en evaluatie

500

500

500

500

Ten slotte

Een duurzame inzet op slachtofferbeleid blijft nodig om de positie van slachtoffers sterk te houden. Met de voorstellen in deze brief heb ik deze inzet vormgegeven voor de komende jaren. Over de meerjarenagenda heb ik gesproken met vele organisaties uit het netwerk van Veiligheid en Justitie, die allemaal op de een of andere manier betrokken zijn bij het slachtoffer. Van hun inbreng heb ik dankbaar gebruik gemaakt bij het opstellen van deze agenda.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Het onderdeel bijdragen slachtofferzorg van begrotingsartikel 34.4. Daarnaast zijn er nog de reguliere middelen voor Slachtofferhulp Nederland, het Schadefonds Geweldsmisdrijven, Slachtoffer in Beeld en de voorschotregeling, waarmee in totaal nog eens € 57 miljoen wordt uitgegeven ten behoeve van slachtoffers.

X Noot
2

Waar slachtoffer staat kan in deze brief ook nabestaande van een slachtoffer worden gelezen.

X Noot
3

In antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Van Nispen en Kooiman (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2905) over rechtsbijstand aan slachtoffers is vermeld dat, na doorverwijzing door SHN, in 2015 583 slachtoffers zich hebben laten bijstaan door een advocaat. Daar plaats ik, na een signaal hierover van het Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zedenslachtoffers, de kanttekening bij dat deze 583 doorverwezen slachtoffers dan zelf nog de keuze maken of zij zich daadwerkelijk bij laten staan door een advocaat.

X Noot
5

gepubliceerd op 19 september 2016 op www.wodc.nl

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven