33 400 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2013

F BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2013

Aanleiding

Het kabinet voert de komende jaren belangrijke hervormingen door op onder andere het gebied van de arbeidsmarkt, woningmarkt, zorg en sociale zekerheid. Daarnaast worden er maatregelen genomen om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. Deze hervormingen en maatregelen zijn noodzakelijk om een duurzame economische groei mogelijk te maken. Het kabinet beseft dat zij daarbij veel van mensen vraagt. Mensen kunnen met verschillende maatregelen te maken krijgen. Belangrijk uitgangspunt is dan ook dat we de pijn eerlijk delen. Als coördinerend minister voor het inkomensbeleid voel ik een grote verantwoordelijkheid om de effecten van alle maatregelen nauwgezet in beeld te brengen. In deze brief zal ik uitgebreid ingaan op de manier waarop ik dat wil doen.

Tijdens de procedure vergadering van 13 februari jl. heeft de Tweede Kamer mij verzocht een brief te sturen over de manier waarop ik de motie Heerma (CDA)-van Weyenberg (D66) (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 400-XV, nr. 42) en de motie Karabulut (SP) (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 400 XV, nr. 79) zal uitvoeren. Beide moties vragen om meer inzicht in de effecten van maatregelen in het regeerakkoord. De motie Heerma-Van Weyenberg vraagt mij al bij voorjaarsnota de Kamer te informeren over de cumulatie-effecten van maatregelen in het regeerakkoord. Tijdens het dertigledendebat over koopkracht van 30 januari jl. heb ik toegezegd dat ik de informatie waarover ik beschik zo snel mogelijk naar de Tweede Kamer stuur en de Kamer in het voorjaar informeer over de manier waarop ik de monitor die de cumulatie van maatregelen in beeld gaat brengen wil inrichten. Daarnaast heeft Minister-President aan de Eerste Kamer toegezegd (Eerste Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 400) om in overleg te treden met het CPB over manieren om koopkrachteffecten in beeld te brengen. Met deze brief kom ik aan dit verzoek tegemoet en geef ik aan hoe ik deze toezeggingen wil uitvoeren. Ik geef daarbij aan op welk moment welke informatie beschikbaar is en aan de Kamer gestuurd kan worden. Dit betekent concreet dat de gevraagde informatie pas beschikbaar zal zijn bij de begroting.

Moties

De motie Heerma-Van Weyenberg verzoekt de regering om de cumulatie-effecten van de maatregelen in het regeerakkoord, waaronder koopkracht en participatie, te monitoren en de Kamer hierover voor de voorjaarsnota te informeren. In de motie wordt specifieke aandacht gevraagd voor de middeninkomens.

De motie Karabulut verzoekt de cumulatie van maatregelen inzichtelijk te maken voor specifieke groepen zoals ouderen, gepensioneerden, gezinnen met kinderen, zelfstandigen, huurders, chronisch zieken en gehandicapten, mantelzorgers, zorgvragers, studenten en alleenstaande ouders in de bijstand.

Wat doen we nu al om koopkrachteffecten in beeld te brengen

Ieder jaar zit er bij de SZW-begroting een inkomensbijlage, waarin de koopkrachtontwikkeling van verschillenden groepen voor het komende jaar uitgebreid wordt toegelicht (zie SZW-begroting 2013, pagina 121 tot en met pagina 142). In deze bijlage bij mijn begroting breng ik de koopkrachtontwikkeling in beeld via standaardkoopkrachtplaatjes, puntenwolken en frequentietabellen. Het standaardkoopkrachtplaatje geeft een herkenbaar beeld dat mensen makkelijk kunnen interpreteren. De puntenwolken en frequentietabellen geven een meer volledig beeld. Dit laat zien hoe vaak bepaalde effecten in de praktijk voorkomen.

De inkomensbijlage bevat daarnaast een uitgebreide beschrijving van alle effecten en maatregelen die de koopkracht van mensen in het komende jaar beïnvloedt. Daarbij gaat het om fiscale maatregelen, (bijvoorbeeld de wet Uniformering Loonbegrip), maatregelen in de kindregelingen (bijvoorbeeld niet-indexeren kinderbijslag), maatregelen in de zorg (bijvoorbeeld wijzigingen in de zorgtoeslag), maatregelen op de woningmarkt (bijvoorbeeld maatregelen in de huurtoeslag) en maatregelen in de sociale zekerheid (bijvoorbeeld wijzigingen in uitkeringen). Maatregelen die leiden tot een aangepast voorzieningenniveau zoals ingrepen in de langdurige zorg worden niet in de koopkrachtberekeningen meegenomen, omdat dergelijke maatregelen niet in koopkrachtcijfers te vangen zijn. Maatwerkvoorzieningen zijn immers per definitie van geval tot geval verschillend.

Daarnaast worden de inkomenseffecten van individuele maatregelen in kaart gebracht bij de behandeling van individuele wetsvoorstellen. Een goed voorbeeld is de integrale visie op de woningmarkt (Eerste Kamer vergaderjaar 2012–2013, 32 847, B), waarin de inkomenseffecten per jaar bij maximale huurverhogingen voor verschillende inkomens zijn weergegeven.

In mijn brief van 4 december 2012 (Eerste Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 400, U) ben ik uitgebreid ingegaan op de presentatie van koopkrachtcijfers en de elementen die worden meegenomen in koopkrachtberekeningen van SZW, het CPB en het NIBUD.

Om het publiek goed op de hoogte te houden van alle maatregelen die hun koopkracht raken is sinds februari jl. een apart dossier koopkracht op de website van de rijksoverheid ingericht. Daar wordt voor het publiek inzichtelijk gemaakt wat koopkracht precies is en welke maatregelen in 2013 de koopkracht beïnvloeden (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/koopkracht).

Wat gaan we extra doen?

De weergave van de koopkrachtontwikkeling in de inkomensbijlage bij de SZW-begroting geeft een herkenbaar en representatief totaalbeeld.

Dit geeft echter nog geen optimaal overzicht hoe verschillende maatregelen stapelen voor bepaalde groepen zoals ouderen, uitkeringsgerechtigden, etc. De moties vragen om dit overzicht en gezien de vele maatregelen die worden genomen is het begrijpelijk dat deze wensen bestaan.

De opzet van de inkomensbijlage in de SZW-begroting voor 2014 zal ik daarom aanpassen. Ik wil naast de hierboven beschreven weergave van de koopkrachtontwikkeling specifiek ingaan op deelgroepen, zoals in de moties genoemd. Voor deze groepen zal ik uitleggen welke maatregelen leiden tot een bepaalde koopkrachtontwikkeling in 2014, wat de spreiding is binnen een bepaalde groep en hoeveel mensen met bepaalde maatregelen en cumulatie van maatregelen te maken krijgen. Ik ben met andere partijen zoals het CPB in overleg over de presentatiewijze.

Naast het monitoren van de stapelingseffecten op de koopkracht vraagt de motie Heerma-Van Weyenberg ook de effecten op de participatie te monitoren. Tijdens het dertigledendebat over koopkracht van 30 januari jl. heb ik aangegeven dat ik de effecten van de maatregelen op de marginale druk in beeld wil brengen. Dat geeft een ex-ante inschatting van de participatie-effecten, net zoals ik een ex-ante inschatting maak van de statische koopkrachteffecten. Ik kan niet achteraf meten wat de invloed van de cumulatie-effecten op de participatie is geweest. Het is namelijk erg lastig om precies aan te geven of het feit dat iemand wel of niet is gaan werken wordt veroorzaakt door maatregelen van de overheid of door de conjunctuur of door veranderingen in persoonlijke omstandigheden.

Hoe gaan we dat doen?

Met behulp van het microsimulatiemodel dat mijn ministerie tot zijn beschikking heeft is het al mogelijk om voor verschillende groepen de effecten van beleid in beeld te brengen.

Veel maatregelen in bijvoorbeeld de langdurige zorg en sociale zekerheid (pariticpatiewet) hebben ook grote gevolgen voor gemeenten. Gemeenten hebben daarom ook een groot belang om zicht te krijgen op de cumulatie van maatregelen bij bepaalde groepen, zodat zij op tijd kunnen ingrijpen en er geen mensen tussen wal en schip vallen. Bovendien hebben gemeenten gedetailleerde informatie over het gebruik van bijzondere bijstand en de wet maatschappelijke ondersteuning. Het CBS heeft gedetailleerde informatie over het gebruik van landelijke regelingen zoals toeslagen en dergelijke. Daarom is het belangrijk dat rijk en gemeenten gezamenlijk optrekken om cumulatie van maatregelen in beeld te brengen. Momenteel werk ik samen met het CBS en een dertigtal gemeentes aan een integraal databestand, waarmee in kaart gebracht kan worden hoeveel huishoudens met verschillende regelingen in het sociale domein te maken hebben.

Het integrale databestand wordt gevormd op basis van zoveel mogelijk registraties van regelingen in de domeinen sociale zekerheid, zorg en onderwijs. Ook demografische gegevens en gegevens over inkomen en participatie worden meegenomen. Het bestand wordt grotendeels gebaseerd op gegevens die zijn opgenomen in het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS. Vervolgens wordt het bestand verrijkt met gemeentelijke informatie van de circa dertig gemeenten die meedoen aan dit project. De kosten van creëren van het databestand worden gedragen door het rijk.

Het databestand zal het mogelijk maken om in beeld te brengen of en in welke mate mensen gebruik maken van meerdere voorzieningen. Dit databestand is in de zomer gereed. De resultaten verwacht ik in de inkomensbijlage van de SZW-begroting 2014 te kunnen laten zien. Die doorlooptijd is noodzakelijk omdat voor het integrale overzicht koppeling van verschillende bestanden bij verschillende instanties nodig is. Dit moet zeer zorgvuldig gebeuren, bijvoorbeeld om de privacy van burgers te waarborgen.

Tot slot

In augustus zal besluitvorming over het koopkrachtbeeld voor 2014 plaatsvinden. Dan zal ook het integrale databestand beschikbaar zijn. Bij individuele wetsvoorstellen zullen telkens de effecten apart in beeld gebracht worden. In de begroting 2014 zal ik vervolgens uitgebreid de keuzes van het kabinet en effecten van deze keuzes in kaart brengen en uitleggen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven