Den Haag, 30 september 2014
Bij de Eerste Kamer is momenteel het voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening
gezondheidszorg en enkele andere wetten, teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars
zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap
hebben (33 362) in behandeling.
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waaraan het voorbereidend
onderzoek is toevertrouwd, heeft vastgesteld dat de in dat voorstel opgenomen wijziging
van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (artikel II, onderdeel B) gedurende de behandeling
door de Tweede Kamer is gewijzigd door aanvaarding van de amendementen Bouwmeester1 en Van der Staaij c.s.2 en door de eerste nota van wijziging3. Voorts zijn door amendering en door de tweede nota van wijziging4 in het voorstel van wet wijzigingen aangebracht die raken aan (de reikwijdte van)
het voorgestelde artikel 13 Zorgverzekeringswet.
Gelet op deze wijzigingen alsmede op de door de commissie geconstateerde maatschappelijke
discussie over de vrije artsenkeuze, acht de commissie het gewenst dat de Afdeling
advisering van de Raad van State zich buigt over het voorgestelde artikel 13 Zorgverzekeringswet,
zoals opgenomen in het gewijzigd voorstel van wet5. De Eerste Kamer maakt daarom gebruik van de mogelijkheid die artikel 21a van de
Wet op de Raad van State haar biedt om voorlichting te vragen aan de Afdeling advisering.
De voorlichting door de Afdeling advisering zou zich mede moeten richten op de vraag
hoe het voorgestelde artikel 13 Zorgverzekeringswet zich verhoudt tot de relevante
Europees- en internationaalrechtelijke criteria op het terrein van de interne markt
en het grensoverschrijdend verkeer; in het bijzonder tot de EU-richtlijn betreffende
de toepassing van de rechten van de patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg.
Gelet op het recentelijk ontvangen verzoek van het kabinet6 het wetsvoorstel, waarvan de bedoelde bepaling deel uitmaakt, vóór het komende kerstreces
plenair af te handelen, stelt de Eerste Kamer er prijs op de voorlichting bij voorkeur
uiterlijk 23 oktober 2014 te ontvangen.
De Eerste Kamer ziet de voorlichting met belangstelling tegemoet.
De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol