33 293 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

23 april 2013

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Vreemdelingenwet 2000 te wijzigen in verband met een betere afstemming van de nationale gronden voor asielverlening met de Europese gronden voor asielverlening en een vereenvoudiging van de toelatingsprocedure voor nareizende gezinsleden van houders van een verblijfsvergunning asiel;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die voldoet aan de in artikel 29, tweede lid, gestelde voorwaarden.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De verblijfsvergunning wordt ambtshalve verleend binnen twee weken nadat de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf zich overeenkomstig artikel 54, eerste lid, onder e, heeft aangemeld.

B

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen de onderdelen c tot en met f, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel a door «; of» en van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

2. Het derde lid vervalt.

3. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan voorts worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend:

    • a. de echtgenoot of het minderjarige kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling;

    • b. de vreemdeling die als partner of meerderjarig kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin;

    • c. de ouders van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling, indien die vreemdeling een alleenstaande minderjarige is in de zin van artikel 2, onder f, van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU 2003, L 251).

4. In het derde lid (nieuw) vervallen de zinsnede «, aanhef en onder a en b», de zinsnede «als bedoeld in het eerste lid» en de zinsnede «aan de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a of b».

5. In het vierde lid wordt «eerste lid, onder e en f» vervangen door «tweede lid» en vervalt «onder a tot en met d,».

Ba

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Een aanvraag van een gezinslid als bedoeld in artikel 29, tweede lid, tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen, indien gezinshereniging mogelijk is in een derde land waarmee de vreemdeling, bedoeld in artikel 29, eerste lid, of het desbetreffende gezinslid bijzondere banden heeft.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste lid en het tweede lid, onder g tot en met l» vervangen door: het eerste lid, het tweede lid, onder g tot en met l, en het derde lid.

C

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. het een vergunning betreft die is verleend aan een gezinslid als bedoeld in artikel 29, tweede lid, en dat gezinslid niet of niet langer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven onderhoudt met de vreemdeling, bedoeld in het artikel 29, eerste lid.

2. In het tweede lid vervalt «onder a of b,».

D

Aan artikel 37 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Onze Minister kan bepalen dat de vreemdeling leges verschuldigd is voor de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt als bedoeld in artikel 8, onder c, indien het oorspronkelijke document wordt vermist, verloren is gegaan of voor identificatie ondeugdelijk is geworden. Indien betaling achterwege blijft, wordt het document niet afgegeven.

ARTIKEL II

De Huisvestingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13c, eerste lid, wordt na «asielverzoek» ingevoegd: of ambtshalve.

B

In artikel 60a wordt na «Vreemdelingenwet 2000» ingevoegd: of die houder zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf die voldoet aan de in artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 gestelde voorwaarden.

ARTIKEL III

  • 1. Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldige verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c dan wel d, van de Vreemdelingenwet 2000, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, wordt beheerst door Vreemdelingenwet 2000 zoals deze luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldige verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e dan wel f, van de Vreemdelingenwet 2000, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, wordt vanaf de inwerkingtreding van deze wet, onder handhaving van de geldigheidsduur, aangemerkt als een vergunning voor bepaalde tijd, verleend op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a dan wel b, van de Vreemdelingenwet 2000.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Naar boven