33 032 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

30 oktober 2012

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder zonder rechterlijke tussenkomst kan ontstaan;

Zo is het, dat Wij, de afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt «een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap» vervangen door: een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid wordt na «overleden echtgenoot ontkent» ingevoegd «of op grond van artikel 198, tweede lid, het moederschap van de overleden echtgenote ontkent» en wordt «van de vader» vervangen door: van de echtgenoot.

2. Na het twaalfde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 13. In het tweede, vijfde en zesde lid wordt onder «moeder» verstaan de vrouw uit wie het kind is geboren. In deze leden wordt met «de vader» van het kind en zijn «vaderschap» gelijkgesteld de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind is geboren onderscheidenlijk haar moederschap.

C

In artikel 7, vierde lid, wordt «een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap» vervangen door: een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.

Ca

In artikel 19b wordt na «de moeder» ingevoegd: uit wie het kind is geboren.

D

Artikel 19e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «van het kind» vervangen door: uit wie het kind is geboren.

2. In het tweede lid wordt na «de vader» ingevoegd: of de moeder uit wie het kind niet is geboren.

3. In het derde lid wordt «de vader» vervangen door: de persoon genoemd in het tweede lid.

4. In het negende lid wordt na «de moeder» ingevoegd: uit wie het kind is geboren.

E

Artikel 20, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «ontkenning van het vaderschap» wordt ingevoegd: of moederschap.

2. In onderdeel a wordt «een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap» vervangen door: een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.

F

In artikel 23b, tweede lid, wordt na «ontkenning van het vaderschap» ingevoegd: of moederschap.

G

Artikel 198 komt te luiden:

Artikel 198

  • 1. Moeder van een kind is de vrouw:

    • a. uit wie het kind is geboren;

    • b. die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd met de vrouw uit wie het kind is geboren, indien dit kind is verwekt door kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, sub 1, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring is overgelegd, waaruit blijkt dat de identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, tenzij de laatste zin van dit onderdeel of de eerste zin van artikel 199, onder b, geldt. De verklaring dient bij de aangifte van de geboorte te worden overgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en werkt terug tot aan de geboorte van het kind. Indien het huwelijk na de kunstmatige donorbevruchting en voor de geboorte van het kind is ontbonden door de dood van de echtgenote van de vrouw uit wie het kind is geboren, is de overleden echtgenote eveneens moeder van het kind als de voornoemde verklaring wordt overgelegd bij de aangifte van de geboorte van het kind, zelfs indien de vrouw uit wie het kind is geboren was hertrouwd;

    • c. die het kind heeft erkend;

    • d. wier ouderschap gerechtelijk is vastgesteld; of

    • e. die het kind heeft geadopteerd.

  • 2. De vrouw uit wie het kind is geboren kan, indien zij op het tijdstip van de kunstmatige donorbevruchting was gescheiden van tafel en bed of zij en haar echtgenote sedert dat tijdstip gescheiden hebben geleefd, binnen een jaar na de geboorte van het kind ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat haar overleden echtgenote niet de moeder is van het kind, bedoeld in het eerste lid, onder b, van welke verklaring een akte wordt opgemaakt; was de vrouw uit wie het kind is geboren op het tijdstip van de geboorte hertrouwd dan is in dat geval de huidige echtgenoot de ouder van het kind.

H

Artikel 199 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «tenzij onderdeel b» ingevoegd: of de slotzin van artikel 198, eerste lid, onder b,.

2. In onderdeel b wordt na «de huidige echtgenoot de vader» ingevoegd: of, in het geval, genoemd in artikel 198, eerste lid, onder b, de huidige echtgenote de moeder.

I

Na titel 11, afdeling 2, wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 2a Ontkenning van het door huwelijk ontstane moederschap

Artikel 202a

  • 1. Het in artikel 198, eerste lid, onder b, bedoelde moederschap kan, op de grond dat de moeder niet de biologische moeder van het kind is, worden ontkend:

    • a. door de moeder, bedoeld in artikel 198, eerste lid, onder a;

    • b. door de moeder, bedoeld in artikel 198, eerste lid, onder b;

    • c. door het kind zelf.

  • 2. De moeder, bedoeld in artikel 198, eerste lid, onder a of onder b, kan het in artikel 198, eerste lid, onder b, bedoelde moederschap niet ontkennen, indien de moeder, bedoeld in het eerste lid, onder b, vóór het huwelijk heeft kennis gedragen van de zwangerschap of heeft ingestemd met de kunstmatige donorbevruchting, bedoeld in artikel 198, eerste lid, onder b.

  • 3. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door de moeder, bedoeld in artikel 198, eerste lid, onder a of onder b, bij de rechtbank ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind.

  • 4. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door het kind bij de rechtbank ingediend uiterlijk binnen drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden.

Artikel 202b

  • 1. Overlijdt de moeder, bedoeld in artikel 198, eerste lid, onder a of onder b, voor de afloop van de in artikel 202a, derde lid, gestelde termijn, dan kan een afstammeling van deze moeder in de eerste graad of, bij gebreke van zodanige afstammeling, een ouder van deze moeder, de rechtbank verzoeken de ontkenning van het moederschap gegrond te verklaren. Het verzoek wordt gedaan binnen een jaar na de dag van overlijden of nadat het overlijden ter kennis van verzoeker is gekomen.

  • 2. Op de ontkenning van het moederschap zijn de artikelen 201, tweede lid, en 202 van overeenkomstige toepassing.

J

Artikel 204 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, en in het vierde lid wordt «een man» vervangen door: een persoon.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «de moeder» ingevoegd: of de vader.

3. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. door een persoon die op het tijdstip van de erkenning is gehuwd met een andere vrouw dan de moeder van het kind, tenzij de rechtbank heeft vastgesteld dat aannemelijk is dat tussen deze persoon en de moeder een band bestaat of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen of dat tussen deze persoon en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat;

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, kan op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon:

    • a. de verwekker van het kind is; of

    • b. de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.

5. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, kan op verzoek van de persoon die als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen als dit in het belang is van het kind.

K

Na artikel 205 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 205a

  • 1. Een verzoek tot vernietiging van de door de moeder gedane erkenning kan, op de grond dat de moeder niet de biologische moeder van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend:

    • a. door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;

    • b. door de erkenner, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;

    • c. door de andere moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.

  • 2. Op de vernietiging van de erkenning is artikel 205, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

L

In het opschrift van titel 11, afdeling 4, wordt «vaderschap» vervangen door: ouderschap

M

Artikel 207 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede, vierde en vijfde lid wordt «vaderschap» telkens vervangen door: ouderschap.

2. In het eerste lid wordt «van een man kan» vervangen door «van een persoon kan» en «de man als levensgezel» door: deze als levensgezel.

3. In het tweede lid, onder b, wordt «de man» vervangen door: de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon.

4. In het tweede lid, onder c, wordt «de in de aanhef van het eerste lid bedoelde man» vervangen door: de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon.

5. In het vierde lid wordt «de man bedoeld in het eerste lid» vervangen door: de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon.

N

In artikel 208 wordt «vaderschap» vervangen door: ouderschap.

O

In artikel 253b, eerste lid, wordt na «vaststaat» ingevoegd «van de vrouw uit wie het kind is geboren» en wordt na «de moeder» ingevoegd: uit wie het kind is geboren.

P

Artikel 253c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De tot het gezag bevoegde vader» vervangen door: De tot het gezag bevoegde ouder.

2. In het eerste lid en vijfde lid wordt na «moeder» ingevoegd: uit wie het kind is geboren.

3. In het derde lid en vierde lid wordt «de vader» vervangen door: de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid,.

Q

Artikel 253d, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien de voorziening in het gezag over een kind, bedoeld in artikel 253b, eerste lid, komt te ontbreken, kunnen beide ouders voor zover zij tot het gezag bevoegd zijn – de rechtbank verzoeken met het gezag onderscheidenlijk gezamenlijk gezag te worden belast.

R

Artikel 301, eerste lid, onder b, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het woord «waarover» wordt vervangen door: over wie.

2. Na «de moeder» wordt ingevoegd: «uit wie het kind is geboren».

S

In artikel 394 wordt «man» vervangen door: persoon.

T

In artikel 395b wordt «man» vervangen door: persoon.

ARTIKEL II

[vervallen]

ARTIKEL III

[vervallen]

ARTIKEL IV

Indien de Wet van 19 mei 2011 tot vaststelling en invoering van Boek 10 (Internationaal privaatrecht) van het Burgerlijk Wetboek (Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10 Burgerlijk Wetboek, Stb. 2011, 272) in werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 25, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «tot de vader» vervangen door «tot de erkenner» en «of het de geslachtsnaam van de vader of de moeder zal hebben» door: van wie van beide ouders het de geslachtsnaam zal hebben.

2. Onderdeel f komt als volgt te luiden:

  • f. Indien het ouderschap van een kind buiten Nederland rechtsgeldig is vastgesteld en dat kind daardoor het Nederlanderschap heeft verkregen of behouden, en indien de geslachtsnaam van dat kind na de vaststelling van het ouderschap niet is bepaald met inachtneming van een naamskeuze in de zin van artikel 5, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen de moeder en de persoon wiens ouderschap gerechtelijk is vastgesteld alsnog, tot twee jaar na het tijdstip waarop de gerechtelijke beslissing houdende vaststelling van het ouderschap in kracht van gewijsde gaat, gezamenlijk verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Heeft het kind op het tijdstip waarop de beslissing houdende vaststelling van het ouderschap in kracht van gewijsde gaat, de leeftijd van zestien jaar bereikt, dan kan het, tot twee jaar na dat tijdstip, zelf alsnog verklaren van wie van beide ouders het de geslachtsnaam zal hebben.

B

Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «en de met haar gehuwde man of gehuwd geweest zijnde man» vervangen door « en de met haar gehuwde persoon of gehuwd geweest zijnde persoon» en wordt «de man» telkens vervangen door: die persoon.

2. In het tweede lid wordt «de man» vervangen door: de persoon, genoemd in lid 1,.

C

Artikel 93, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «en de met zijn moeder gehuwde of gehuwd geweest zijnde man» wordt vervangen door: en de met zijn moeder gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon.

2. In de tweede volzin wordt «man» telkens vervangen door: persoon.

D

Artikel 95 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Of erkenning door een persoon familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wordt, wat betreft de bevoegdheid van die persoon en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit bezit. Bezit de persoon, genoemd in de eerste volzin, de nationaliteit van meer dan een staat, dan is bepalend het nationale recht volgens hetwelk de erkenning mogelijk is. Indien volgens het nationale recht van die persoon erkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Is zij ook volgens dat recht niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Bezit het kind de nationaliteit van meer dan een staat, dan is bepalend het nationale recht volgens hetwelk de erkenning mogelijk is. Is zij ook volgens dat recht niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de persoon, genoemd in de eerste volzin.

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Ongeacht het ingevolge lid 1 toepasselijke recht, bepaalt het Nederlandse recht of een Nederlandse gehuwde persoon bevoegd is een kind van een vrouw te erkennen die niet zijn echtgenote is, zulks ongeacht of die persoon naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit bezit.

E

In artikel 96 wordt «de man» vervangen door: de persoon die het kind heeft erkend.

F

Artikel 97 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het vaderschap van een man» vervangen door «ouderschap van een persoon» en «de man» telkens door: die persoon.

2. In het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Wanneer de persoon, genoemd in lid 1, en de moeder een nationaliteit gemeenschappelijk hebben, geldt voor de toepassing van lid 1 als hun gemeenschappelijke nationale recht het recht van die nationaliteit, ongeacht of zij beiden of een hunner nog een andere nationaliteit bezitten. Bezitten zij meer dan een gemeenschappelijke nationaliteit, dan worden zij geacht geen gemeenschappelijke nationaliteit te bezitten.

3. In het derde lid wordt «de man of de moeder» vervangen door «de persoon, genoemd in lid 1, of de moeder» en «de man en de moeder» door: die persoon en de moeder.

ARTIKEL IVa

De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

De laatste zin van artikel 25 komt te luiden:

De inschrijving geschiedt in de basisadministratie waar de moeder uit wie het kind is geboren als ingezetene is ingeschreven, dan wel in de basisadministratie waar de andere ouder als ingezetene is ingeschreven, indien de moeder uit wie het kind is geboren niet als ingezetene is ingeschreven.

B

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45

Bij de inschrijving op grond van artikel 25 worden de gegevens omtrent het adres ontleend aan de persoonslijst van de moeder uit wie het kind is geboren, dan wel, indien deze niet als ingezetene is ingeschreven, aan de persoonslijst van de andere ouder.

ARTIKEL V

De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van artikel 2, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd:

Hij registreert voorts of de identiteit van de donor genoemd in artikel 1, onder c, sub 1, bekend is aan de vrouw, genoemd in de eerste zin, en deelt dit aan de Stichting mede.

B

Artikel 3a komt te luiden:

Op verzoek van de ouder van het kind dat door kunstmatige donorbevruchting is verwekt, verstrekt de Stichting een verklaring als bedoeld in artikelen 198, eerste lid, onder b, of 227, vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de persoonsidentificerende gegevens van de donor niet worden opgenomen.

ARTIKEL Va

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging van en de invoering van een elektronische dienstverlening bij de burgerlijke stand (32 444) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet, eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel D of onderdelen daarvan, van deze wet, komt artikel I, onderdeel D, van deze wet te luiden:

D

Artikel 19e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, negende, tiende en twaalfde lid wordt na «de moeder» telkens ingevoegd: uit wie het kind is geboren,

2. In het tweede lid wordt «van het kind» vervangen door: uit wie het kind is geboren.

3. Na het twaalfde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 13. In het derde en vierde lid wordt met «de vader» gelijkgesteld de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind is geboren.

  • 14. Voor de elektronische aangifte, geregeld in het eerste en tiende lid, wordt met «de vader» gelijkgesteld de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind is geboren.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging van en de invoering van een elektronische dienstverlening bij de burgerlijke stand (32 444) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet, later in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel D of onderdelen daarvan, van deze wet, wordt artikel I, onderdeel D, van die wet als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vijfde lid wordt na «de moeder» telkens ingevoegd: uit wie het kind is geboren.

2. Het derde lid komt te luiden: In het tweede lid wordt «van het kind» vervangen door «uit wie het kind is geboren», in het tweede en derde lid wordt na «aangifte» ingevoegd «in persoon» en in het vijfde lid wordt «derde» vervangen door: vierde.

3. Het zesde lid komt te luiden:

6. In het twaalfde lid wordt «achtste» vervangen door «elfde» en wordt na «de moeder» ingevoegd: uit wie het kind is geboren.

4. Na het zesde lid wordt een nieuw lid ingevoegd luidend:

7. Na het twaalfde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 13. In het derde en vierde lid wordt met «de vader» gelijkgesteld de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind is geboren.

  • 14. Voor de elektronische aangifte, geregeld in het eerste en tiende lid, wordt met «de vader» gelijkgesteld de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind is geboren.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Naar boven