32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 59 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2018

«Nu is het tijd om woorden in daden om te zetten», zo schrijven de voorzitters van de transitieteams die vijf ambitieuze transitieagenda's hebben opgeleverd in hun aanbiedingsbrief1. In deze agenda’s hebben zij op inspirerende wijze richting gegeven aan het versnellen van de transitie naar een circulaire economie (CE) in 2050. Doel is om bij te dragen aan het oplossen van het klimaatprobleem en om onze consumptie- en productiepatronen binnen de grenzen van onze planeet te houden. Dit geeft bovendien nieuwe verdienkansen voor Nederland.

In het regeerakkoord heeft het kabinet aangegeven: «Als onderdeel van de klimaatopgave worden de afspraken uit het Rijksbrede Programma «Nederland Circulair in 2050»2 en de transitieagenda’s uit het Grondstoffenakkoord3 uitgevoerd». Het kabinet gaat zich met de andere ondertekenaars van het Grondstoffenakkoord inzetten om de transitie naar een circulaire economie te versnellen en op te schalen.

Met deze brief, mede namens de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, informeer ik u over welke prioriteiten en rijksinzet het kabinet daarbij voor zich ziet. De brief is tot stand gekomen met grote betrokkenheid van de bewindspersonen van Defensie, Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Volksgezondheid Welzijn en Sport, Sociale Zaken, Financiën en Infrastructuur en Waterstaat. Daarbij spreekt het kabinet zijn dank uit voor de inzet van de voorzitters, de transitieteamleden en de vele betrokkenen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de transitieagenda's.

Deze brief kan mede worden gelezen als de jaarlijkse voortgangsrapportage over het Rijksbrede Programma, zoals eerder is toegezegd2. Bijgevoegd bij deze brief vindt u de uitvoeringsagenda 2018–2023. Afgesloten wordt met een overzicht van de moties en politieke toezeggingen die met deze brief en de uitvoeringsagenda worden ingevuld.

Kansen

De komende jaren groeit de wereldbevolking tot zo'n 10 miljard mensen in 2050. Ook de welvaart neemt wereldwijd toe. Dit betekent een enorme groei in de vraag naar grondstoffen. Ter illustratie, in de afgelopen eeuw zijn we al 34 keer meer grondstoffen en 12 keer meer aardolie gaan gebruiken. De groei stelt de klimaatdoelen van Parijs en de Sustainable Development Goals op de proef, tenzij we efficiënter met onze grondstoffen omgaan en schoner gaan produceren en consumeren. Dit is een wereldwijde agenda, waarin Nederland één van de koplopers is. Dit, samen met de ervaring in publiek-private samenwerking, maakt dat Nederland goed is gepositioneerd om het internationale draagvlak voor circulaire economie te versterken.

Het kabinet erkent de noodzaak om de ontwikkeling naar een circulaire economie te versnellen en ziet daarin kansen voor het bedrijfsleven, werkgelegenheid, het behoud van biodiversiteit en het tegengaan van de plastic soep. Ook vergroot een circulaire economie de voorzieningszekerheid in een wereld, waarin de concurrentie om schaarse grondstoffen zal toenemen. Denk bijvoorbeeld aan (kritieke) grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie, zoals lithium of kobalt die worden gebruikt in de accu's van elektrische auto's.

Een circulaire economie helpt om de klimaatdoelen te realiseren. Het PBL heeft gewezen op de sterke samenhang tussen de energie- en circulaire economietransitie4. TNO heeft het programma en de transitieagenda's doorgerekend in een modelstudie5 en schat in dat het geheel realiseren van de kwantitatieve doelen van het Rijksbrede Programma en de transitieagenda's kan leiden tot een aanzienlijke bijdrage aan de CO2-reductie in Nederland van bijna 8 Mton CO2 per jaar in 2030 tot minstens 13 Mton CO2per jaar in 2050. In het licht van de aanvullende opgave voor het Klimaatakkoord (zo’n 49 Mton CO2in 2030) kan dit een significante bijdrage leveren. Het PBL geeft aan dat de klimaatwinst hoger zal zijn wanneer keteneffecten (buiten Nederland) worden meegerekend. Het kabinet wil nader bekijken hoe dit laatste in kaart kan worden gebracht en kan worden betrokken bij de transitie. Het kabinet zal de bijdrage van een circulaire economie aan de klimaatopgave ook internationaal agenderen, zowel politiek als in handelsmissies om de exportkansen van het Nederlandse bedrijfsleven te verzilveren.

Nederland circulair

Nederland is sterk in recycling en hergebruik6. De volgende stap richting een circulaire economie is om te komen tot de ontwikkeling van producten, die al bij het ontwerp eenvoudig repareerbaar, herbruikbaar of recyclebaar zijn gemaakt. Producten die standaard worden gemaakt van veilige, hernieuwbare of algemeen beschikbare, duurzaam geproduceerde grondstoffen en waar geen schadelijke stoffen in zitten (safe-by-design). Producten waarbij rekening wordt gehouden met duurzaam internationaal hergebruik en de effecten die dit voor economie, mens en milieu kan hebben.

Deze ontwikkeling wordt versterkt door nieuwe manieren van consumeren, waarbij spullen een nieuw of langer leven krijgen en beter worden benut, bijvoorbeeld door ze te delen (zoals het delen van auto's of gereedschap). En waarbij steeds meer de beweging wordt gemaakt van producten naar diensten, zoals onder meer aangeduid in de transitieagenda Consumptiegoederen. Tapijt, licht, meubels en fietsen zijn inmiddels allemaal te huur, waarbij de producent eigenaar blijft van de grondstoffen. Dan loont het om te investeren in kwaliteit en een goed ontwerp.

Naast hergebruik, design-for-recycling en product-as-a-service is het bij elkaar brengen van de juiste partners een grote uitdaging voor de circulaire economie. Bedrijven die voorheen nooit iets met elkaar te maken zouden hebben, zijn ineens elkaars grondstoffenleveranciers. Mooie voorbeelden hiervan zijn waterschappen die fosfaat uit rioolwater leveren aan de industrie, of visproducenten die afval uit de visproductie leveren als voedingsstof voor groenteteelt in de landbouw. Banken komen voor de vraag te staan hoe ze deze nieuwe ketens kunnen financieren. Inkopers staan voor de vraag hoe ze efficiënt duurzaam kunnen inkopen. Onderwijs en werkgevers staan voor de vraag om hun mensen circulair op te leiden. Internationaal zijn er nieuwe kansen, zoals het textielhergebruik waarin Nederlandse en Indiase bedrijven samenwerken. De overheid staat voor de vraag hoe ze de ontwikkeling van een circulaire economie kosteneffectief kan helpen versnellen.

Anders dan de energietransitie, staat de transitie naar een circulaire economie nog aan het begin. Het is een verandering van ons allemaal en brede betrokkenheid is dus cruciaal voor het opschalen en versnellen van de transitie.

Een verandering van ons allemaal

Er is veel enthousiasme in de samenleving om deze uitdaging op te pakken7. Daarom is begin 2017 het Grondstoffenakkoord gesloten met overheden, het bedrijfsleven, vakbonden, natuur- en milieuorganisaties, kennis- en onderwijsinstellingen, financierende instanties en inmiddels ruim 350 andere ondertekenaars. Al deze partijen willen een bijdrage leveren aan het versnellen van de transitie naar de circulaire economie.

In het Grondstoffenakkoord is afgesproken om transitieagenda’s op te stellen rondom vijf prioritaire grondstofketens: Biomassa & Voedsel, Kunststoffen, Maakindustrie, Bouw en Consumptiegoederen. De agenda’s zijn opgesteld door experts uit het bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden. Dit heeft geresulteerd in een groot aantal samenhangende aanbevelingen aan alle betrokken partijen voor versnelling van de transitie. De agenda's zijn op 15 januari van dit jaar aangeboden aan uw Kamer8.

In deze brief gaat het kabinet in op de acties uit de transitieagenda's waar het Rijk voor zichzelf een rol ziet. Het kabinet gaat graag met de betrokken partijen aan de slag met de uitvoering. Om de rijksinzet voor de uitvoering van de acties in deze brief te bekostigen, put het kabinet uit bestaande financiële kaders en de beschikbare enveloppen. Daarnaast hebben de andere partners van het Grondstoffenakkoord een belangrijke rol te spelen bij deze en de andere acties uit de transitieagenda´s.

Doorsnijdende thema's

De inzet van het kabinet richt zich op tien doorsnijdende thema's, die als rode draden door de transitieagenda's lopen9. Per keten zoekt het kabinet daarbij steeds een optimale combinatie van marktprikkels, productnormen, wet- en regelgeving, inkoop, kennis en innovatie, campagnes en andere instrumenten om de gewenste versnelling en opschaling te helpen realiseren, zonder negatieve effecten naar bijvoorbeeld ontwikkelingslanden af te wentelen.

  • 1. Het kabinet gaat de producentenverantwoordelijkheid verbreden naar onder meer wegwerpproducten, meubels en textiel, in lijn met de transitieagenda Consumptiegoederen. Afvalpreventie en circulair ontwerp worden gestimuleerd door tariefdifferentiatie in de bekostiging van het inzamel- en recyclingsysteem, bijvoorbeeld doordat producenten van niet-recyclebare verpakkingen een hogere bijdrage betalen aan het inzamel- en recyclingsysteem. Ook internationale verdieping is mogelijk.

  • 2. Het kabinet gaat een «green tape» exercitie uitvoeren. Een taskforce brengt concrete belemmeringen bij de uitvoering van de wet- en regelgeving in kaart. Ook via het programma Ruimte in Regels10 worden belemmeringen weggenomen. Waar nodig scherpen we regels aan om schadelijke stoffen uit de kringloop te weren, waarbij het kabinet inzet op Europese afspraken.

  • 3. Het kabinet gaat inzetten op circulair ontwerpen van producten en diensten, zoals aangegeven in de transitieagenda Kunststoffen, zodat eind 2022 zoveel productiebedrijven in Nederland stappen hebben gezet, dat dit het «nieuwe normaal» wordt. Een onderdeel daarvan is safe-by-design (producten zonder schadelijke stoffen11) en de inzet van algemeen beschikbare grondstoffen.

  • 4. Het kabinet gaat een concrete ambitie stellen om met circulair inkopen door alle overheden een besparing te realiseren van 1 Mton CO2 in 2021. Daarmee wordt net zoveel CO2 bespaard als alle huishoudens in Rotterdam met elkaar produceren door gas te verstoken. Het kabinet gaat afspraken maken met de zorg en sportsector over verduurzaming en circulariteit. We verkennen de mogelijkheid om samen met andere Europese landen op deze manier gezamenlijk een concreet signaal te geven aan de markt.

  • 5. Het kabinet gaat aanvullende mechanismen onderzoeken, die de markt stimuleren om te investeren in producten en diensten met minder CO2-uitstoot en meer hergebruik, mede naar aanleiding van de SER-verkenning12. Hierbij zal nauw worden aangesloten bij de discussie over fiscale prikkels die in de context van het Klimaatakkoord wordt gevoerd. De tarieven van de afvalstoffenbelasting op storten en verbranden worden conform het regeerakkoord verhoogd. Bestaande regelingen als de MIA\VAMIL worden toegankelijker gemaakt voor circulaire projecten. Het hanteren van een CO2-schaduwprijs wordt uitgewerkt. Hierbij wordt vermeden CO2-uitstoot meegerekend in het vergelijken van offertes;

  • 6. Het kabinet gaat samen met ondernemers en banken financiering vinden voor circulaire business cases en voor innovatie, waarbij onder meer wordt gekeken naar een Versnellingshuis, de ontwikkeling van een investeringsplatform voor circulaire economie en mogelijkheden vanuit internationale instrumenten. Het kabinet kan vanuit de Klimaatenveloppe een bijdrage verlenen om beproefde circulaire concepten op te schalen om kosteneffectief CO2 te besparen. Het kabinet is daarbij geen voorstander van structurele exploitatiesubsidies. Besluitvorming over gebruik van de Klimaatenveloppe is onderdeel van de besluitvorming over het Klimaatakkoord. Het kabinet zal uw Kamer daarover apart informeren. Verder hebben provincies en gemeenten in het interbestuurlijk programma, in Regio Deals en in het Klimaatakkoord afgesproken om de circulaire economie in hun klimaatbeleid en energiestrategieën op te nemen. Ondernemers kunnen gebruik maken van Invest-NL of van het handelsinstrumentarium, inclusief de SDG Partnership Facility als ze internationaal willen samenwerken en investeren.

  • 7. Het kabinet gaat de ontwikkeling van de circulaire economie monitoren om deze optimaal te kunnen stimuleren. In aanvulling op de Monitor Brede Welvaart (Kamerstuk 34 298, nr. 23) en ter onderbouwing van de bijdrage van CE aan de klimaatdoelstellingen, werkt het PBL, in samenwerking met andere kennisinstellingen, het ontwikkelde monitoringsysteem verder uit tot een goed bruikbaar meet- en sturingssysteem. Dit sluit aan op de Europese monitoringssystematiek. Het kabinet gaat de ontwikkeling van kennis en innovatie stimuleren door kennisinstellingen en netwerken te versterken en te verbinden, door CE een plek te geven in het Topsectorenbeleid en in Europese onderzoeksprogramma's en door aandacht voor CE in het innovatie-instrumentarium. Dit alles op basis van de breed samengestelde kennisagenda CE. Met de ontwikkeling van kennis en innovatie stimuleren we ketensamenwerking, modulair ontwerpen en sociale innovatie.

  • 8. Het kabinet gaat consumenten in staat stellen om bewust te kiezen via een publiekscampagne en concrete productinformatie. Het kabinet gaat de volgende generatie hierin opleiden door aandacht aan CE te besteden in het onderwijs. Dit laatste gebeurt onder andere door CE en duurzaamheid in bredere zin mee te nemen in de integrale herziening van het curriculum van primair en voortgezet onderwijs die op dit moment loopt. Voor de aansluiting tussen arbeidsmarkt en scholing worden het Techniekpact en de regionale instellingen voor arbeidsbemiddeling betrokken.

  • 9. Het kabinet gaat internationaal inzetten op CE gericht op het versterken van het (politieke) draagvlak, het benutten van kansen voor Nederlandse innovatieve bedrijven (Holland Circular Hotspot en North Sea Resources Roundabout), het ondersteunen van de transitie in prioritaire ontwikkelingslanden, het versterken van internationale samenwerking en kennisuitwisseling in EU- en VN-verband.13 Andersom is Schiphol als circulaire hotspot een (inter)nationaal voorbeeld voor een circulair beheerde luchthaven en wordt Rotterdam de biobased mainport voor Europa.

  • 10. Het kabinet gaat met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden een Versnellingshuis opzetten om (regionale) circulaire initiatieven en grote doorbraakprojecten te stimuleren en aan te jagen, en om belemmeringen weg te nemen waar (mkb) bedrijven tegen aanlopen.

Transitieagenda's

Naast doorsnijdende aanbevelingen bevatten de transitieagenda's specifieke acties voor alle betrokken partijen, die vaak aansluiten en voortbouwen op het Rijksbrede Programma CE. Voor de acties in deze brief zijn de betrokken departementen in overleg met de maatschappelijke partijen om deze verder uit te werken en te prioriteren en om de markt te stimuleren aan de slag te gaan. De uitvoeringsagenda die is bijgevoegd bij deze brief, geeft voor deze kabinetsperiode een nadere uitwerking voor de rijksacties per prioriteit.

Het kabinet richt zich op de volgende belangrijke punten op basis van de transitieagenda's:

  • Biomassa & Voedsel: Het kabinet zet in op optimaal gebruik van biomassa en reststromen, onder andere door innovatie en nieuwe businessmodellen te stimuleren en door in te zetten op het wegnemen van belemmeringen. Het verminderen van voedselverspilling is hierbij een speerpunt. Het kabinet investeert in nieuwe eiwitbronnen en in een goed aanbod van duurzame en sociaal verantwoorde biomassa, bijvoorbeeld door klimaatslim bosbeheer. Het kabinet ontwikkelt een strategie voor duurzaam bodembeheer, en verduurzaamt en vergroent het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

  • Kunststoffen: Het kabinet zet in op het verminderen van onnodig gebruik van kunststoffen, onder andere door circulair ontwerp en inkopen. Het streven is om in 2030 geen kunststofafval meer te verbranden. Het kabinet stimuleert dit onder andere via verhoging van de afvalstoffenbelasting. Het kabinet zet in op opschaling van chemische recycling en ontwerp van kunststoffen zonder schadelijke stoffen, en geeft duidelijkheid over de rol van bioplastics in een convenant met de industrie en recycling- en compostbedrijven. Internationaal blijft het kabinet zich inzetten tegen plastic soep, onder andere door in te zetten op een ambitieuze Europese aanpak om «single use plastics» te verminderen.

  • Maakindustrie: Het kabinet zet in op hergebruik van kritieke materialen die van belang zijn voor de energietransitie en op het creëren van nieuwe verdienkansen door stimulering van samenwerking bij concrete projecten. Het kabinet start, naast de recent gelanceerde Grondstofscanner een onderzoek naar de leveringszekerheid van kritieke metalen en de doorwerking van risico’s in voor Nederland belangrijke waardeketens, met het oog op het sluiten van de keten. Het kabinet faciliteert initiatieven gericht op vervanging van schadelijke stoffen in materialen en producten. Circulair denken en handelen biedt ook kansen om uitdagingen op andere beleidsterreinen aan te pakken. Zo zet het kabinet in op lichte en herbruikbare materialen voor het koets- en binnenwerk van auto's, waarmee wordt bijgedragen aan de kabinetsdoelen rondom duurzame mobiliteit. Ook zet het kabinet in op het retrofitten van de bestaande binnenvaartvloot van diesel naar elektrisch.

  • Bouw: Het kabinet neemt een actieve rol bij circulair bouwen, in nauwe samenwerking met de markt. Dit doet het kabinet onder meer door circulaire maatregelen te waarderen in de milieuprestatie-eis van woningen, kantoren en infrastructuurwerken als bruggen en sluizen. Er worden experimenten uitgevoerd met het materialenpaspoort. Indien nodig wordt dit in regelgeving verankerd. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert uiterlijk in 2030 de Rijkskantorenportefeuille circulair. Het Rijk zet als opdrachtgever in op circulair aanbesteden: de ambitie is dat alle opdrachten van het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en ProRail vanaf 2030 circulair zijn. Hiermee komt de markt in beweging. Met het ophanden zijnde Betonakkoord wordt toegewerkt naar 100% hoogwaardig hergebruik van gebruikt beton in 2030. Andere opdrachtgevers (zowel overheden als marktpartijen) worden gestimuleerd om deze ambitie te volgen.

  • Consumptiegoederen: Het kabinet zet in op verlenging van de levensduur van producten door circulair ontwerp en op het scheppen van randvoorwaarden voor nieuwe businessmodellen, zoals voor «product-als-dienst». Bedrijfsafval wordt meer en kostenefficiënter (gescheiden) ingezameld. De sterk groeiende stroom verpakkingen uit de e-commerce wordt zoveel mogelijk circulair. Het kabinet zet in op circulaire ambachtscentra door heel Nederland.

Aan de slag

Sinds het uitbrengen van de transitieagenda's is veel werk verzet. Daarmee treedt nu een fase in van versnellen en opschalen waar dit kabinet zich, zoals afgesproken in het regeerakkoord, op toelegt. De uitvoeringsagenda bevat concrete acties voor de komende jaren, met aandacht voor de middellange en lange termijn. Het kabinet hecht eraan om dit samen te doen met alle betrokken partijen en zowel de voortgang als nieuwe kansen, ideeën en ontwikkelingen tijdig met elkaar te bespreken. Net als de energietransitie is de overgang naar een circulaire economie «learning by doing».

Het is mijn voornemen om u hierover jaarlijks voor het zomerreces te informeren met een voortgangsbrief. Deze zal ik mede baseren op de uitkomsten van een jaarlijkse CE conferentie met alle partners bij het Grondstoffenakkoord. Ook zal ik de SER-reflectiegroep die ondersteunend is geweest aan de totstandkoming van de transitieagenda's, vragen om jaarlijks advies te geven. Het kabinet gaat ten slotte vijfjaarlijks evalueren in hoeverre de genomen maatregelen hebben bijgedragen aan de doelstelling. Het kabinet zal daarbij in een brief aangeven welke stappen in de daaropvolgende periode nodig zijn om een circulaire economie te helpen realiseren.

In deze brief heb ik u de hoofdlijnen geschetst van de aanpak. Als bijlage bij deze brief vindt u een aanzet van de uitvoeringsagenda CE 2018–2023. Deze wordt in uitvoering genomen en ondertussen verder doorontwikkeld samen met betrokken partijen tot een gezamenlijk uitvoeringsprogramma. Het kabinet zet daar met hen graag vol op in.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Bijlage 1

Uitvoeringsagenda CE 2018–2023

Deze uitvoeringsagenda bestaat uit drie onderdelen: de inzet van het kabinet op dwarsdoorsnijdende thema's, de inzet op specifieke thema's uit de vijf transitieagenda's en de inzet op governance en de afstemming met het Interbestuurlijk Programma en de energie- en klimaattransitie.

Doorsnijdende thema's

Het kabinet wil krachtig inzetten op de tien doorsnijdende thema's uit de transitieagenda's om de transitie naar een circulaire economie te helpen versnellen.

1. Producentenverantwoordelijkheid

Producentenverantwoordelijkheid betekent dat producenten en importeurs (mede) verantwoordelijk zijn voor de kosten en effectiviteit van het afvalbeheer van de producten die zij op de markt brengen. De transitieagenda’s noemen producentenverantwoordelijkheid als belangrijke stimulans voor de transitie naar een circulaire economie. Het kabinet onderschrijft dit belang. Producentenverantwoordelijkheid is een belangrijke stimulans gebleken voor de (innovatie in) inzameling en recycling van afgedankte producten. Mits goed gebruikt, kan zij ook een instrument zijn dat prikkels geeft voor duurzamere productie en gebruik.

In Nederland geldt producentenverantwoordelijkheid verplicht voor autowrakken, autobanden, elektrische apparatuur, verpakkingen, batterijen, papier-en-karton en vlakglas. Het kabinet wil deze uitbreiden naar andere productgroepen. Overeenkomstig de motie Van Eijs/Agnes Mulder14 zal daarbij als eerste worden gekeken naar wegwerpproducten, meubels en textiel. Daarnaast zal het kabinet de invoering van producentenverantwoordelijkheid verkennen voor in ieder geval de gevelbouw en voor zonnepanelen, warmtepompen en andere producenten ten behoeve van de energietransitie. Ook zal het kabinet de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande producentenverantwoordelijkheid, zoals bijvoorbeeld het opnemen van e-bike accu´s bij batterijen verkennen, en kijken naar de mogelijkheden van internationale verdieping.

De afgelopen jaren zijn gesprekken gevoerd met producenten, importeurs, inzamelaars en gemeenten om matrassen en textiel gescheiden in te zamelen15. Deze gesprekken hebben onder andere ertoe geleid dat onlangs een verkenning is uitgevoerd, die inzicht geeft in de markt voor textiel, de positie van de diverse spelers, en de kansen en uitdagingen16. Hiermee is een goede basis gelegd voor vervolggesprekken met de textielsector. Het kabinet ziet kansen om de producentenverantwoordelijkheid voor meubels (waaronder matrassen) en textiel op vrijwillige basis tot stand te laten komen. Het zal wettelijke kaders voorbereiden, maar zal bij de invulling daarvan alleen tot een juridische verplichting overgaan als medio 2019 concrete resultaten uitblijven. Hiermee is invulling gegeven aan de motie Van Eijs17.

Wat betreft wegwerpproducten beziet het kabinet hoe producentenverantwoordelijkheid voor deze productgroep kan worden vormgegeven. Daarbij wordt het wetgevingsinitiatief van de Europese Commissie betreffende kunststoffen voor eenmalig gebruik betrokken18. Ook voor het kabinet zijn wegwerpproducten een symbool van de lineaire economie. Als eerste concrete stap is recent een Green Deal afgesloten met festivals om afvalstromen op festivals te beperken, beter te scheiden en te verwerken. Bijvoorbeeld door herbruikbare bekers te gebruiken in plaats van wegwerpbekers. In vervolg daarop wil het kabinet afspraken maken met de grote horecaketens over het terugdringen van het aantal wegwerpproducten, zoals eenmalig te gebruiken plastic producten en koffiebekers, overeenkomstig de motie Van Brenk/Wassenberg19.

Het vernieuwde Europese kader voor producentenverantwoordelijkheid maakt het mogelijk om door middel van tariefdifferentiatie te sturen op afvalpreventie, circulair ontwerp, hergebruik, reparatie en opknappen van producten. De Europese Commissie stelt richtsnoeren op over de toepassing van tariefdifferentiatie door de lidstaten. In lijn met de motie Van Eijs/Agnes Mulder20 zal het kabinet met Europese stakeholders een bijdrage leveren aan de Europese uitwerking van deze tariefdifferentiatie waarbij volledige recyclebaarheid van producten en het gebruik van gerecyclede grondstoffen voor nieuwe producten cruciale elementen zijn. In het dossier verpakkingen lopen al gesprekken met het verpakkende bedrijfsleven over de manier waarop tariefdifferentiatie kan worden uitgewerkt. Hiermee is invulling gegeven aan de genoemde moties.

2. Stimulerende wet- en regelgeving

Wet- en regelgeving kunnen een sterke stimulans zijn om de stap te zetten naar circulair handelen. Veel regels die van belang zijn voor circulaire economie hebben een basis in Europese wetgeving. Het kabinet zet zich daarom in om de Europese kaders beter hierop in te richten, onder andere in de uitwerking van het EU Actieplan Circulaire Economie21 en de EU Plastics Strategie22. Een belangrijk punt dat uit de transitieagenda’s naar voren komt, is dat ondernemers duidelijkheid moeten hebben over de afvalstatus van secundaire grondstoffen. Nederland heeft zich hiervoor sterk gemaakt bij de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. In de uitwerking hiervan met de Commissie en de andere lidstaten zal het kabinet zich inzetten voor draagvlak voor de Nederlandse aanpak.

Het kabinet nodigt het bedrijfsleven uit om naast formele regelgeving ook zelfsturing vorm te geven met normering en certificering.

Circulaire ondernemers zijn vaak gebaat bij het wegnemen van belemmeringen. Waar de uitvoering van bestaande regelgeving duurzame innovatie in de weg staat, kunnen ondernemers terecht bij het programma Ruimte in Regels van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat, dat doorloopt tot eind 2019. Ook midden- en kleinbedrijf en innovatieve start-ups kunnen hier terecht als ze tegen belemmeringen aanlopen. Zij worden geholpen door samen te zoeken naar de ruimte in wet- en regelgeving. Ook worden de handhavingsdialogen tussen beleid, inspectie en ondernemers de komende jaren voortgezet. De Inspectie Leefomgeving en Transport is actief betrokken bij de transitieagenda’s en zal zich vanuit haar rol inzetten voor de circulaire economie. Voor belemmeringen op het vlak van internationale handel en transport in secundaire grondstoffen, is er de North Sea Resources Roundabout, waarin Nederland met het VK, Vlaanderen en Frankrijk samenwerkt om de uitvoering te verbeteren en beter op elkaar af te stemmen. Met dit alles is invulling gegeven aan de motie Remco Dijkstra/Cegerek23.

De bestuurlijke koepels en VNO-NCW hebben het initiatief genomen om samen een Taskforce Herijking Afvalregelgeving op te zetten. Deze taskforce gaat de rijksoverheid vanuit de praktijk adviseren over knelpunten in de praktijk van afvalregelgeving («green tape»). De focus ligt op advisering over belemmeringen in de uitvoering (vergunningverlening, toezicht en handhaving), omdat de speelruimte voor aanpassingen in nationale wet- en regelgeving beperkt is binnen EU-kaders. Het kabinet ondersteunt dit proces en zal hieraan actief een bijdrage leveren met kennis en kunde.

Ten slotte zet het kabinet zich in het kader van het project Make it Work in voor eco-innovaties in de EU ten behoeve van de transitie naar de circulaire economie. Doel is om met een coalitie van lidstaten de toepassing van relevante EU-wetgeving te (helpen) verduidelijken, om goede praktijken uit te wisselen en om aanbevelingen te doen voor optimale governance van bevoegde autoriteiten.

3. Circulair Ontwerp

In de toekomst zullen producten en de daaraan verbonden diensten en businessmodellen ontwikkeld zijn vanuit een circulair perspectief. Vanuit de Topsector Creatieve Industrie (CLICKNL) werken bedrijven en ontwerpers samen in het CIRCO-programma aan het circulair ontwerpen van producten en diensten. Het kabinet heeft de ambitie om de komende vier jaar grote stappen te zetten met circulair ontwerpen. Dit zal gebeuren langs drie lijnen. Bij alle drie de lijnen zal safe-by-design (ontwerp van producten zonder schadelijke stoffen) als integraal onderdeel worden meegenomen.

Ten eerste gaat het kabinet de bestaande ondersteuning van bedrijven met de CIRCO-methode verder uitbouwen, zo mogelijk als onderdeel van het Versnellingshuis. Dit moet ertoe leiden dat zo'n tien procent (zo'n 4.000) van alle productiebedrijven in Nederland voor eind 2022 stappen heeft gezet richting circulariteit. Een algemeen geldend principe is dat rond tien procent het kantelpunt ligt voor het snel verspreiden van nieuwe producten en processen. Bij circulair ontwerpen zullen boven dit kantelpunt ook steeds meer andere bedrijven circulair ontwerpen als «het nieuwe normaal» gaan toepassen in hun productontwikkeling. In de afgelopen paar jaar hebben zo'n 250 bedrijven en 150 creatieve professionals al een zogenaamde CIRCO-track gevolgd. Op basis van de toegenomen belangstelling bij bedrijven is de verwachting dat met een intensieve aanpak elk jaar een verdubbeling kan worden gerealiseerd van bedrijven die een CIRCO-proces hebben doorlopen. Daarmee is het haalbaar om in de komende vier jaar de doelstelling te realiseren.

Ten tweede gaat het kabinet in gesprek met de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, met de uitnodiging om tot een effectieve aanpak te komen om meer aspecten van CE op te nemen in opleidingseisen en curricula in het mbo. Het kabinet gaat daarnaast in gesprek met de Vereniging Hogescholen en Vereniging van Universiteiten en vraagt hen om prioriteit te leggen bij het integreren van CE in opleidingseisen en curricula.

Het kabinet kijkt ten slotte naar de mogelijkheden van internationale opschaling. Er is al ervaring opgedaan met het betrekken van Europese bedrijven via de CIRCO-methode binnen en buiten de EU. Het kabinet zal zich inzetten om op Europees en internationaal niveau circulair ontwerpen ingebed te krijgen bij bedrijven en opleidingen.

4. Circulair inkopen

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) is een instrument om gewenste maatschappelijke ontwikkelingen te stimuleren via inkoop. Circulair inkopen is één van de belangrijke thema's binnen MVI. De ambitie van het kabinet is om samen met de medeoverheden, door met name circulair inkopen, deze kabinetsperiode al 1 Mton aan CO2 te besparen. Ook provincies, gemeenten en waterschappen committeren zich en werken mee aan het behalen van deze doelstelling.

Het kabinet zet nu al stevig in op circulair inkopen bij eigen rijksinkoop én richting andere overheden met het Plan van Aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2015–202024. Op basis hiervan komt circulair inkopen terug in veel actieplannen25 van de ruim 150 ondertekenende overheden van het Manifest MVI26. De Circulair Inkopen Academie begint dit jaar aan een derde ronde. De Green Deal Circulair Inkopen krijgt een vervolg en heeft inmiddels met Nederlandse steun ook navolging in diverse Europese landen. Het Rijk zoekt actief de dialoog met de markt via marktconsultaties, verkenningen en leveranciersdagen.

Circulair inkopen is voor veel organisaties nog nieuw. Alle transitieagenda's vragen daarom om pilots en kennisontwikkeling op het gebied van inkoop. Omdat MVI bijdraagt aan de klimaatopgave heeft het kabinet dit jaar € 5 mln beschikbaar gesteld uit de Klimaatenveloppe om zo'n honderd pilots te starten. Hierbij wordt kennis en expertise beschikbaar gesteld per pilot en worden de effecten gemeten. De opgedane kennis en ervaring worden ook gedeeld in leernetwerken, zoals voor textiel, via het expertisecentrum Inkopen en Aanbesteden (PIANOo.nl).

Ook het brede MVI-instrumentarium wordt verder ontwikkeld. Het kabinet komt dit jaar met een pakket aan extra MVI-instrumenten:

  • een instrument voor bedrijven en overheden om de verankering van MVI in de eigen organisatie te verbeteren op basis van de nieuwe ISO 20400 standaard;

  • een webtool waarmee de criteria-documenten voor inkopers eenvoudig worden ontsloten;

  • de MVI zelf-evaluatietool waarmee overheden meer grip kunnen krijgen op hun eigen maatschappelijk verantwoorde inkoop.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat werkt met de Actieagenda Beter Aanbesteden aan verdere professionalisering van overheidsinkoop in algemene zin. Als de basis verbetert, draagt dat ook bij aan MVI.

De zorg heeft een grote inkoopkracht. De gezamenlijke zorgaanbieders hebben een inkoopkracht van ca. € 21 mrd. De zorgsector is bezig is met het opzetten van een Green Deal. Het onderwerp circulaire economie zal een van de vier speerpunten vormen van deze deal.

Sport staat midden in de maatschappij en heeft een grote voorbeeldfunctie. Op vele terreinen pakt de sport deze op. Ook op het terrein van duurzaamheid zijn de eerste stappen reeds gezet. In het Sportakkoord dat eind juni is afgesloten met onder meer de sportsector, gemeenten, bedrijfsleven en alle andere betrokkenen bij sportaccommodaties maakt het kabinet afspraken om hier een sterk vervolg aan te geven. Er wordt ingezet op afspraken over het hergebruik van materialen (bijvoorbeeld kunstgrasvelden) bij de aanleg van accommodaties, afvalscheiding en andere stappen om de sport circulair te maken.

In Europees verband en VN-verband zet het kabinet in op het bevorderen van circulair inkopen in andere landen, onder andere door het uitwisselen van best practices en het helpen ontwikkelen van tools en circulaire criteria. Daarbij wordt aangesloten bij sectoren waar Nederlandse koploperbedrijven relevante kennis en expertise kunnen bieden, zoals in de bouwsector.

Het kabinet wil ten slotte een voorbeeldrol vervullen met de eigen inkoopkracht. Vanuit Rijkswaterstaat is bijvoorbeeld een aanbesteding gedaan voor circulair kantoormeubilair voor rijkskantoren en vanuit Defensie op circulaire bedrijfskleding. Een ander voorbeeld zijn de nieuwe aanbestedingscriteria voor de rijkscatering, die het kabinet binnenkort aan uw Kamer presenteert. Deze criteria geven inhoud aan alle aspecten van het voedselbeleid, zoals een gezonde en verantwoorde balans in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten en het voorkomen van voedselverspilling.

Het kabinet heeft de ambitie om in 2020 zes van de 31 generieke inkoopcategorieën circulair te maken: kantoormeubilair, bedrijfskleding, papier en drukwerk, ICT-hardware, catering en afval- en grondstoffenmanagement. Dit moet oplopen naar tien categorieën in 2022. Voor 2025 en 2030 wil het kabinet effectdoelen formuleren voor CO2-reductie en grondstoffenbesparing in de inkoopketen van het Rijk.

Ook het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en ProRail gaan hun inkoopkracht circulair inzetten. U vindt hierover meer bij de passage over de transitieagenda Bouw.27 Ten slotte gaat ook het Ministerie van Defensie in samenspraak met het Rijksvastgoedbedrijf bezien hoe het ervaring gaat opdoen met en invulling gaat geven aan circulair bouwen en aanbesteden.

5. Marktprikkels

Het kabinet is in het regeerakkoord een ambitieus fiscaal vergroeningspakket overeengekomen. Met name het verhogen en verbreden van de afvalstoffenbelasting en het invoeren van een CO2-minimumprijs bij de elektriciteitsproductie zullen de circulaire economie stimuleren. Afgesproken is dat de vrijstelling van zuiveringsslib en van afval dat wordt verbrand in biomassa-energiecentrales wordt afgeschaft. Hierdoor zal minder afval worden gestort, verbrand en geëxporteerd en wordt sorteren en recyclen aantrekkelijker.

Het PBL heeft een rapport uitgebracht over fiscale vergroening als input voor het beleid. In vervolg hierop heeft de SER een verkenning gedaan naar financiële instrumenten voor de circulaire economie28. In het AO Circulaire Economie van 15/22 maart 2018 is toegezegd om hierop nader in te gaan (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 56). Het PBL29 geeft aan dat primair grondstoffengebruik leidt tot grotere CO2-uitstoot, vervuiling van water, lucht en bodem en aantasting van de biodiversiteit dan het gebruik van secundaire grondstoffen. Ook zijn er daaraan gerelateerde sociaaleconomische effecten, zoals gezondheid. Met name het grondstoffengebruik in de productiefase leidt tot substantieel welvaartsverlies. Deze effecten spelen nu nog vaak een beperkte rol bij bedrijfseconomische afwegingen. Door deze in de prijzen te verwerken, ontstaat een prikkel om het milieu te verbeteren en meer in te zetten op duurzame productie, hergebruik en recycling.

Het CPB gaat nader onderzoek doen naar het beprijzen van milieuschade en het stimuleren van de vraag naar secundaire grondstoffen.

Het PBL constateert een duidelijke relatie tussen grondstoffengebruik en energiegebruik30. Daardoor heeft een aantal financiële instrumenten zowel een positief effect op de reductie van broeikasgassen als op de circulaire economie. Beprijzen kan door milieuschade van vervuilende producten als belasting of heffing in de prijs van die producten op te nemen. Een andere manier is een subsidie op hernieuwbare grondstoffen of secundaire materialen of het afbouwen van subsidies op lineaire producten of diensten. Dit stimuleert innovatie en bevordert duurzame businesscases. Beide helpen bij de start- en investeringsbeslissing van ondernemers, omdat ze uitzicht geven op een sluitende business case.

In het kader van het Klimaatakkoord worden nadere maatregelen verkend. Daarbij zullen ook opties voor het beprijzen van fossiele grondstoffen worden meegenomen.

Ook in een ander kader wordt over beprijzing gesproken. Zo heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de brief van 16 april jl.31 over het voedselbeleid aangekondigd dat zij samen met maatschappelijke partijen en kennisinstellingen het concept van «true pricing» (het betrekken van onbetaalde milieu- en gezondheidskosten in de prijs van voedsel) verder wil uitwerken.

Het kabinet verkent verder met de andere overheden in hoeverre het toepassen van een schaduwprijs voor CO2 bij aanbestedingen een effectieve bijdrage kan leveren aan het versnellen van MVI. Dit houdt in dat de prijs van de door de inkoop gerealiseerde CO2-uitstoot meeweegt bij de keuze voor de beste aanbieder van een product of dienst.

Het kabinet gaat in lijn met de SER-verkenning de MIA en VAMIL meer inzetten voor de circulaire economie32. Daarnaast gaat het kabinet de mogelijkheid verkennen om het verbranden van alle recyclebare afval vanaf 2030 te verbieden. Het kabinet bekijkt daarbij of de afvalstoffenbelasting voor storten en verbranden in aanloop naar dit verbod een ondersteunende bijdrage kan leveren. Ook wordt gekeken naar het wijzigen van vrijstellingen, zoals voor het verbranden van buitenlands afval.

Voor een aantal maatregelen die in Europees verband effectiever zijn dan op nationaal schaalniveau, gaat het kabinet het PBL vragen de mogelijkheden in Europa te verkennen. Daarbij worden de suggesties voor marktprikkels uit het PBL-onderzoek en de SER-verkenning meegenomen.

De SER geeft in zijn verkenning aan dat meer inzicht in de effecten van fiscale vergroening noodzakelijk is voor het zetten van verdere stappen. Met name in de effecten op bedrijfstakniveau en bij afzonderlijke grondstoffenketens is meer inzicht nodig op het gebied van substitutiemogelijkheden, internationale effecten op milieu en de concurrentiepositie van bedrijven, werkgelegenheidsgevolgen en koopkrachteffecten. Het is daarnaast belangrijk dat maatregelen passen bij de fase in de transitie en in de keten. Het kabinet onderschrijft het belang van het investeren in de kennisbasis en zal aan de planbureaus vragen hier in de werkprogramma’s voldoende ruimte voor in te ruimen. Daarnaast agendeert het kabinet dit onderwerp ook voor onderzoek in OESO-verband.

6. Financieringsinstrumenten

Om financiering te kunnen krijgen, hebben ondernemers een sluitende businesscase nodig. De SER-verkenning geeft aan dat circulaire bedrijfsmodellen vaak lastig te financieren zijn vanwege onbeprijsde externe effecten. Ook kunnen circulaire bedrijfsmodellen financieringsrisico’s opleveren, wanneer de cashflow voor producten die als dienst worden aangeboden, later op gang komt. Dit leidt vaak tot niet-sluitende businesscases. Dit alles kan ten koste gaan van de investeringsbereidheid van ondernemers of de financieringsbereidheid van financieel dienstverleners.

Voor het vergroten van de investeringsbereidheid is consistent beleid van belang met daarbij behorende marktprikkels. Voor het verkrijgen van financiering moeten er daarnaast goed onderbouwde businessplannen worden opgesteld. Ondernemers kunnen hiervoor ondersteuning krijgen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) of bij het Nederlands Investerings Agentschap. Daarnaast hebben de Europese Investeringsbank en het door het Rijk op te richten Invest-NL de doelstelling om met het verstrekken van risicodragend vermogen bij te dragen aan activiteiten van Nederlandse bedrijven in binnen- en buitenland ter versterking van maatschappelijke doelen zoals de circulaire economie. Er wordt nu gezamenlijk gewerkt aan de ontwikkeling van een investeringsplatform voor circulaire economie.

7. Monitoring, kennis en innovatie

Bij een gezamenlijke programmatische aanpak voor circulaire economie hoort gezamenlijke sturing. Dit vraagt zowel gericht monitoren of de transitie op koers ligt als vooruitkijken met bijvoorbeeld scenario's, trendanalyses en inzicht in de effecten en kosten van maatregelen. Bij het vooruitkijken gaat het om korte termijn acties waar energie op zit, maar ook om het tijdig doordenken en opstarten van (midden)lange termijn acties. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het opzetten van ketensamenwerking of het toewerken naar nieuwe wetgeving.

Voor de monitoring hebben het PBL, het CBS, het RIVM en de Universiteit Utrecht een gezamenlijke opzet33 gemaakt om op een integrale manier de stand van zaken in beeld te brengen. De eerste stap was een nulmeting op basis van beschikbare data en systemen. De komende jaren bouwen deze partijen het ontwikkelde monitoringssysteem verder uit tot een volwaardig meet- en sturingssysteem, om het overheidsbeleid en de inspanningen van maatschappelijke partijen te kunnen volgen. Deze informatie voedt de gezamenlijke sturing door het halfjaarlijkse bestuurlijke overleg, doordat het inzichtelijk maakt in welke mate de gestelde circulaire doelen worden gerealiseerd en of bijsturing nodig is.

Bij de monitoring wordt op verschillende niveaus gemeten. Ten eerste worden de directe effecten van de transitie in beeld gebracht, zoals effecten op de vermindering van grondstoffengebruik, afval en broeikasgasemissies, en effecten op milieudruk, op de arbeidsmarkt en (op termijn) scholingsbehoeften. Deze effecten zullen pas geleidelijk op landelijke schaal zichtbaar worden. Voor een goede sturing monitort het kabinet daarom ook de voortgang van het benodigde transitieproces zelf, bijvoorbeeld het aandeel circulaire producten op de markt. Tevens monitort het of de juiste randvoorwaarden aanwezig zijn, zoals ondersteunende wet- en regelgeving en beschikbare financiering.

Monitoring en sturing vragen om goed meetbare doelen. De onderzoeksinstituten roepen op om de doelstellingen voor 2030 en 2050 uit het Rijksbrede Programma «Nederland Circulair in 2050» verder uit te werken. Het kabinet gaat de doelstelling voor 2030 per prioriteit, keten of grondstoffenstroom waar nodig verder preciseren op basis van de gewenste effecten op milieu, leveringszekerheid en economische concurrentievermogen. Dit wordt gekoppeld aan de acties uit het programma en de transitieagenda's. Verder zal het kabinet de grondstoffenopgave voor 2050 verder concretiseren en de bijdrage nader in kaart brengen aan de sustainable development goals, de brede welvaart en effecten op het buitenland.

De ervaringen bij het monitoren van de klimaat- en energietransitie laten zien hoe belangrijk een onafhankelijke kennisbasis is voor het op een goede manier versnellen van de transitie. Daarom vraagt het kabinet het PBL om op te treden als rekenmeester van de transitie naar een circulaire economie. PBL wordt daarbij gevraagd om het monitoringssysteem de komende jaren verder uit te werken samen met andere kennisinstellingen en de bij de transitieagenda’s betrokken partijen. Naast PBL gaat het dan om partijen als CBS, CPB, CML, RIVM, RVO, RWS, WUR en TNO. Het PBL zal om het jaar het monitoringsrapport updaten en trends signaleren waar het kabinet op kan inzetten. Ook uw Kamer zal hiervan op de hoogte worden gehouden.

Kennis en innovatie

Circulaire economie is een terrein dat nog volop in ontwikkeling is. Zowel de inhoud van de transitie, als het proces ernaartoe vragen om wetenschappelijk onderzoek, kennisontwikkeling en innovatie. De kennisvragen uit het Rijksbrede Programma CE en de Nationale Wetenschap Agenda (NWA), en dan specifiek de route Circulaire Economie en Grondstoffenefficiëntie, helpen om dit onderzoek en deze innovaties concreet richting te geven. Voor een deel zullen ze worden opgepakt in proeftuinen, pilotprojecten en innovatielabs in samenwerking tussen bedrijven, kennisorganisaties en overheden. De transitieagenda's voegen hier een eigen, specifieke kennisagenda aan toe, waarmee een overkoepelende kennisagenda ontstaat.

In februari van dit jaar is binnen de NWA-route Circulaire Economie een traject gestart voor het ontwikkelen en uitvoeren van onderzoeksprojecten voor de thema’s gebouwde omgeving en kunststoffen. Dit traject wordt eind dit jaar afgesloten. Sinds mei is de eerste financieringsronde gestart voor alle 25 routes van het onderzoeksprogramma NWA. De deadline voor het indienen van aanvragen is gesteld op 18 december 2018. Het onderzoek is gericht op de gehele keten van fundamenteel, toegepast en praktijkgericht onderzoek.

Bij innovatie gaat het zowel om technologische als sociale innovatie. Het kabinet pakt kennisvragen en innovatie op door waar nodig onder meer subsidies of regelingen voor financiering aan te passen.

Het kabinet stelt dit jaar zo'n € 6,5 mln beschikbaar uit de Innovatie-enveloppe om de deskundigheid bij Nederlandse kennisinstellingen verder uit te bouwen ten behoeve van het aanjagen van innovatie. Het gaat dan bijvoorbeeld over kennis over nieuwe ontwerp- en productiemethodes voor kunststoffen bij TNO en over kennis over verbindingen tussen verschillende kringlopen van water, energie, grondstoffen en koolstof bij Deltares. Voor de gerichte stimulering van innovaties kunnen bestaande regelingen worden benut. Daarnaast worden instrumenten ontwikkeld om met diverse actoren in ontwikkelingslanden innovaties te ontwikkelen en op te schalen die de circulaire economie aanjagen.

Circulaire economie is integraal onderdeel van de kennis- en innovatieagenda’s van de Topsectoren voor 2018–202134, zoals in de Topsectoren Agri & Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Water en Maritiem, en High Tech Systemen en Materialen. In de Topsector Chemie35, die alle transitieagenda’s raakt, wordt volop gewerkt aan de mogelijkheden van chemische recycling, nieuwe duurzame materialen en de inzet van biobased grondstoffen. Momenteel wordt bezien hoe het principe «safe-by-design» hierin kan worden meegenomen. De Topsector Creatieve Industrie zet in op een circulaire samenleving met circulair ontwerp als motor. Bedrijven en ontwerpers werken hierin samen aan concrete circulaire business cases en delen ervaringen, kennis en inspiratie met een breed netwerk.

Voor het delen van kennis bestaan al verschillende kennisnetwerken, zoals voor rubber & kunststoffen en voor voedsel en groen, die verder kunnen worden uitgebouwd. Ontwikkelde kennis wordt onder meer breed beschikbaar gesteld via platforms als Nederland Circulair!, Holland Circular Hotspot, het landelijk kennisnetwerk Biobased Economy en het Groen Kennisnet. De kennis wordt benut voor het actualiseren van bestaande instrumenten, zoals de kenniskaarten van Het Groene Brein. Ook zal gebruik worden gemaakt van internationale platforms, zoals de European Circular Economy Stakeholder Platform, het World Circular Economy Forum en het Platform Acceleration Circular Economy, die relevante kennis over beleid, innovaties en de praktijk bijeenbrengen.

8. Publiekscommunicatie en onderwijs

Het kabinet wil consumenten in staat stellen om bewust te kiezen. Zoals de voorzitters van de transitieagenda's in hun aanbiedingsbrief stellen, is vergroting van bekendheid en draagvlak een belangrijke voorwaarde voor de transitie naar een circulaire economie en de daarbij behorende gedragsverandering. De transitie naar een circulaire economie is immers niet alleen een technische, maar vooral ook een maatschappelijke verandering. Het kabinet zet in op een breed maatschappelijk eigenaarschap bij burgers, bedrijven, overheden en andere organisaties. Het kabinet wil de innovatiekracht van de samenleving zoveel mogelijk de ruimte geven. En die is groot, getuige de vele al lopende duurzame initiatieven. Om deze verder aan te zwengelen, is een rijksbrede communicatiestrategie ontwikkeld.

Hiertoe ontwikkelt het kabinet de komende jaren op een vernieuwende manier een visie 2050, waarin de kansen en uitdagingen van een circulaire economie voor iedereen zichtbaar en tastbaar worden. Dit zal voor het eerst zichtbaar worden op de Innovatie Expo NL in oktober. In de visie zal de link worden gelegd met de Sustainable Development Goals en de andere transities.

Als onderdeel van de rijksbrede communicatiestrategie laat het kabinet een campagne ontwikkelen voor circulaire economie, energie en klimaat. Eenduidige communicatie over deze transities zorgt voor een cumulatief effect en een grotere impact. De campagne is gericht op het stimuleren van gedragsverandering, met onderliggende deelcampagnes over thema’s als afval scheiden, aardgasvrij wonen, duurzame mobiliteit en voedsel.

Winkeliers zijn een belangrijke partner als het erom gaat om burgers te helpen bij duurzaam consumentengedrag. Het kabinet wil daarom binnen een jaar komen met een concreet plan over consumentengedrag en de retail, waarin de aanpak van verspilling vanuit consumentenperspectief wordt geadresseerd en waar consumenten ook gemakkelijk toegankelijke informatie wordt geboden om te kunnen kiezen tussen verschillende producten.

De transitieagenda's schetsen het belang om te oefenen in de praktijk. Eén van de genoemde mogelijkheden is om circulaire praktijkexperimenten uit te voeren in living labs. Het kabinet gaat verkennen hoe hiervoor festivals en evenementen kunnen worden benut. Daarbij is namelijk al eerder goede ervaring opgedaan met circulaire projecten.

Onderwijs

Het kabinet vindt het belangrijk om circulair denken en werken een punt van aandacht te maken in het onderwijs. Voor het primair en voortgezet onderwijs vindt er een integrale herziening plaats van het curriculum. Hierbinnen zijn teams van leraren en schoolleiders aan de slag om de basis te leggen voor een toekomstgericht curriculum. Binnen de herziening wordt in verschillende leergebieden aandacht besteed aan het thema duurzaamheid in brede zin. In het voorjaar van 2019 worden de resultaten van de ontwikkelfase opgeleverd.

Voor opleidingen in het mbo gaat het kabinet de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven uitnodigen om tot een effectieve aanpak te komen en in de opleidingseisen en curricula meer aspecten van circulaire economie op te laten nemen. Voor het hoger onderwijs gaat het kabinet in overleg met de Vereniging Hogescholen en Vereniging van Universiteiten. Het kabinet gaat hen vragen om bij hun achterban meer prioriteit te leggen bij het integreren van de circulaire economie in de opleidingseisen en curricula.

Het kabinet stimuleert samen met partijen uit het onderwijs en het bedrijfsleven de inhoudelijke vernieuwing van het onderwijs gericht op verduurzaming van voedsel en groen, zoals via het Groenpact en de coöperatie Leren voor Morgen, gesteund vanuit het kennis- en innovatieprogramma DuurzaamDoor. Circulariteit is daarbij een belangrijk uitgangspunt. 36

Het kabinet gaat de KIEM-regeling (Kennis Innovatie Mapping) voor CE-projecten continueren. Hiermee kunnen hbo-instellingen en bedrijven samen (praktijk)onderzoek doen naar bijvoorbeeld circulaire producten, ontwerptechnieken of productiemethodes.

In de aanpak «Krapte op de arbeidsmarkt» constateert het kabinet dat de grote transities de druk op de arbeidsmarkt verder zullen verhogen (Kamerstuk 29 544, nr. 833). Structurele veranderingen in onze economie zullen ertoe leiden dat de benodigde vaardigheden en kennis van mensen veranderen. Zo vraagt de circulaire transitie om aandacht voor specifieke vaardigheden (vakmanschap).

Om de transities soepel te laten verlopen, moeten mensen wendbaar en weerbaar worden op de arbeidsmarkt van de toekomst. Werkgevers en werkenden dragen hiervoor zelf primair de verantwoordelijkheid. Het kabinet zet erop in om gedurende de gehele levensloop een goede aansluiting tussen vaardigheden en de behoefte van de arbeidsmarkt te stimuleren. In dat kader ondersteunt de taakgroep Arbeidsmarkt en Scholing (overheid, bedrijfsleven en vakbeweging, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen) de sectortafels van het Klimaatakkoord. De taakgroep adviseert over arbeidsmarktvraagstukken die volgen uit de energie- en klimaattransitie, waar de transitie naar een circulaire economie deel van uitmaakt. De inzet van onder meer het Techniekpact en de instellingen voor regionale arbeidsbemiddeling worden daarbij betrokken.

9. Internationale inzet

Onze nationale economie is nauw verbonden met de wereldwijde economie. Nederlandse bedrijven opereren vaak over de landsgrenzen heen en veel grondstoffenketens en afvalstromen zijn internationaal georganiseerd. Om de Nederlandse CE-doelstellingen te halen, moet de transitie ook op Europees en op mondiaal niveau plaatsvinden.

Het kabinet zet zich in voor een ambitieus Europees CE-beleid, waarbij belemmeringen in Europese regels worden weggenomen en de juiste marktinstrumenten worden ingezet om de transitie een impuls te geven. Dit vraagt om een breed draagvlak. Het kabinet zoekt bij de uitwerking van het Europese Circulaire Economie Actieplan en de Europese Kunststoffenstrategie naar samenwerking met gelijkgezinde landen. Daarnaast zet het kabinet gericht in op kennisbevordering en ondersteuning van minder ambitieuze lidstaten, om het draagvlak voor maatregelen te vergroten.

Op mondiaal niveau heeft het kabinet de ambitie om de voorwaarden voor een circulaire economie te versterken en het draagvlak voor een circulaire economie te vergroten. Daarbij is het belangrijk om in te spelen op de ambities van andere landen, zoals de circulaire ambities van China of de acties van verschillende Afrikaanse landen op gebied van plastics en e-waste. Het kabinet gaat daarbij internationaal meer aandacht vestigen op de klimaatbijdrage, de kansen voor het creëren van nieuwe werkgelegenheid van een circulaire economie en de bijdrage aan de Sustainable Development Goals. Het kabinet zet in op een te organiseren side-event met geïnteresseerde landen en marge van de COP24 in Polen.

In mondiaal verband richt het kabinet zich verder op:

  • versterking van het (politieke) draagvlak en de uitwisseling van best practices via multilaterale organisaties zoals de OESO, G20, de VN (UNEA, HLPF) en fora zoals het World Circular Economy Forum en het World Resources Forum;

  • verbetering van internationale beleidsinstrumenten, zoals internationale verdragen en richtlijnen. Denk bijvoorbeeld aan de Verdragen van Bazel, Rotterdam en Stockholm, die ten grondslag liggen aan relevante EU-afval- en stoffenregelgeving of de inzet voor een effectievere internationale aanpak van plastic soep in VN-verband;

  • versterking van voor circulaire economie relevante programma’s en activiteiten van internationale organisaties, zoals het 10 Year Framework Programme for Sustainable Consumption and Production van UN Environment. Het kabinet werkt met UN Environment ook aan duurzaam afvalbeheer en circulaire economie in de Caribische regio. Dit levert kansen op voor het verbeteren van het afvalbeleid, het versnellen van beleid voor recycling en de eerste stappen naar circulariteit in de andere delen van het Koninkrijk;

  • versterking van multi-stakeholdersamenwerking, zoals via het internationale Platform Acceleration Circular Economy en internationale Green Deals. Een voorbeeld van deze laatste is de North Sea Resources Roundabout, waarbij nationale overheden, bedrijven en de Inspectie Leefomgeving en Transport betrokken zijn. Daarbij wordt in aansluiting op de transitieagenda’s met prioriteit ingezet op de aanpak van plastics, e-waste, textiel, biobased economy en de bevordering van circulair inkopen.

Het kabinet wil Nederlandse kennis en kunde wereldwijd inzetten voor het versnellen van de transitie naar een circulaire economie en het realiseren van de Sustainable Development Goals in 2030. Het kabinet wil daarbij ook inspelen op de kansen van de circulaire economie voor het Nederlandse bedrijfsleven. Nederlandse bedrijven zijn wereldwijd bekend om hun kennis en innovatieve oplossingen. Het kabinet zet zich in om deze koppositie te behouden door bedrijven te stimuleren om hun kennis te delen, handelsmissies te organiseren en om te leren van de ervaringen in het buitenland. Het kabinet gaat daarom samen met private partijen het platform Holland Circular Hotspot uitbouwen en versterken, zodat dit functioneert als netwerkorganisatie voor de private sector, als samenwerkingspartner voor RVO, de Topsectoren, de Werkplaats en het Versnellingshuis en als matchmaker voor internationale partijen, waarbij er tevens ruimte is voor focus op een aantal ontwikkelingslanden.

Nederlandse innovaties kunnen na aanpassing aan de lokale context ook bijdragen aan de versnelling van de transitie. Zo wordt binnen de IMVO-convenanten voor textiel en goud gewerkt aan circulaire economie door het stimuleren van hergebruik en terugwinning van grondstoffen.

Ten aanzien van ontwikkelingslanden wil het kabinet de Nederlandse private sector en lokale bedrijven stimuleren om de transitie aan te jagen en innovatietrajecten uit te voeren, bijvoorbeeld via de nieuwe Sustainable Development Goals Partnership Faciliteit (SDGP). Ook onderzoekt het kabinet de potentiële impact van circulaire economie op ontwikkelingslanden, zodat negatieve effecten kunnen worden voorkomen.

10. Versnellingshuis

Het kabinet werkt samen met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties aan het opzetten van het Versnellingshuis Circulaire Economie. Het kabinet ziet dit als een organisatie die ondernemers, overheden en andere partijen met raad en daad helpt om circulair te worden. Dit kan bijvoorbeeld door gerichte ondersteuning bij regionale circulaire initiatieven en grote doorbraak- of icoonprojecten, door matchmaking tussen vraag en aanbod, door het verspreiden van kennis en best practices, mkb-koplopers die bij hun innovatieve investeringen tegen belemmeringen aan lopen te helpen zoeken naar oplossingen en experimenten te entameren. Ook het bundelen van initiatieven is een middel om de initiatieven aantrekkelijker te maken voor investeerders. Een voorbeeld is hoe we in Nederland kunnen organiseren dat de bedrijven een miljoen matrassen goed kunnen recyclen.

Het Versnellingshuis wordt een loket om beschikbare kennis en ondersteuning snel toegankelijk te maken, van onder andere RVO, Rijkswaterstaat, het programma Ruimte in Regels en de inspecties zoals de Inspectie Leefomgeving en Transport. Een aantal onderdelen van het beoogde Versnellingshuis bestaan al, zoals de samenwerking in Nederland Circulair! en CIRCO. Hierop zal het Versnellingshuis stap voor stap voortbouwen.

Met het opzetten van het Versnellingshuis wordt invulling gegeven aan de motie Kröger37. Daarnaast wordt ook vooruitlopend hierop al een aantal doorbraakprojecten opgepakt, zoals rondom voedselverspilling en chemische recycling.

Transitieagenda's

Hieronder gaat het kabinet per transitieagenda in op een aantal belangrijke punten, voor zover deze nog niet aan de orde zijn gekomen bij de doorsnijdende thema's.

Transitieagenda Biomassa & Voedsel

Met de aanpak van de klimaatverandering zullen er steeds minder fossiele grondstoffen beschikbaar zijn voor energieopwekking en het maken van chemische grondstoffen. Biomassa kan hiervoor een goed alternatief zijn. Voor de vastlegging van koolstof zal er vraag zijn naar biomassa in bossen. Daarnaast zal met een groeiende wereldbevolking de voedselproductie ook meer biomassa gaan vragen. Dit vraagt om een zorgvuldige afweging van het gebruik en toepassing van biomassa. De «transitieagenda biomassa en voedsel» laat zien dat er goede kansen zijn binnen het agrodomein en de biobased economy voor een meer circulair systeem. De transitieagenda benoemt een aantal duidelijke actielijnen die van belang zijn voor de transitie naar een circulaire economie waar hieronder nader op wordt ingegaan.

Optimaal gebruik van biomassa

Het kabinet zet al volop in op het optimaal gebruik van biomassa en reststromen uit de land-, tuin- en bosbouw in het kader van de Rijksbrede Visie Biomassa 203038. Zo is het Platform Biobased Circular Business een netwerk waar nieuwe businesskansen worden geïdentificeerd. Ook innovaties worden in de volle breedte gestimuleerd. Binnen de Topsector Agri & Food wordt gewerkt aan de optimale verwaarding van biomassa en reststromen tot circulaire, biobased producten. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit investeert circa € 3,5 mln per jaar in publiek-private samenwerkingen (PPS) en EU-samenwerking binnen het thema circulair van de Topsector Agri & Food. Daarnaast wordt nog PPS-toeslag ingezet en investeren bedrijven een vergelijkbaar bedrag in deze PPS-en. Daarnaast wordt vanuit de Topsector Chemie ingezet op biobased materialen en vanuit de Topsector Energie op de vervanging van fossiele energie en grondstoffen door biomassa.

In lijn met de transitieagenda wil het kabinet zich inzetten voor het duurzaam inkopen van biobased producten, met name bij catering en bouwmaterialen. Hiertoe wordt onder meer kennis en informatie ontsloten over bijvoorbeeld bioplastics en biobased bouwmaterialen. Op beide onderwerpen wordt dit jaar nog een actueel overzicht gemaakt. Verder wordt samen met de sector verkend of het opzetten van platforms voor bioplastics en voor bouwen met hout wenselijk is.

De transitieagenda vraagt om steun bij het gebruik van voedselnevenstromen als grondstof voor met name veevoer, inclusief het wegnemen van wettelijke barrières. Nederland heeft zich al succesvol ingezet voor het aanpassen en verduidelijken van de Europese regelgeving rondom het gebruik van plantaardige reststromen en voormalige levensmiddelen in diervoeder. Het kabinet zet zich daarnaast in voor het versoepelen van het diermeelverbod. Voor ondernemers die belemmerende regelgeving ervaren, zijn het digitale loket «Ruimte in Regels» en het Agroloket beschikbaar.

Circulair en regeneratief gebruik van bodem en nutriënten

De transitieagenda noemt een aantal (inter)nationale oplossingsrichtingen voor de transitie naar duurzaam bodemgebruik en sluiting van de nutriëntenkringloop, die noodzakelijk is om te komen tot een ecologisch houdbare landbouw en voedselproductie. Het gaat dan om het nog efficiënter benutten van nutriënten, het minimaliseren van verliezen naar bodem, water en lucht, en het herwinnen en zo hoogwaardig mogelijk hergebruiken van nutriënten uit voedselresten, herstel van bodemecosystemen, mest, afvalwater en ander organisch afval. Dit helpt ook om Nederland minder afhankelijk te maken van de import van grondstoffen voor diervoeders en kunstmest. Uitgangspunt zou moeten zijn dat kringlopen zo klein als mogelijk worden gemaakt, maar zo groot als nodig. Er lopen op dit moment diverse initiatieven, gericht op het efficiënter herwinnen en het vermarkten van herwonnen nutriënten, productie van biogas of hergebruik in andere sectoren, zoals chemische of textielindustrie. Hiermee worden ook emissies naar bodem, water en lucht beperkt. Dit betekent ook aanpassingen aan stallen om gasvormige verliezen te beperken. Dit wordt ondersteund via kennis en innovatie in de Topsector Agri & Food. Daarnaast streeft Nederland in Europees verband naar mogelijkheden om de handel en het gebruik van dergelijke herwonnen producten een stabiele en duurzame afzetmarkt te geven.

De transitieagenda vraagt om meer aandacht voor de rol van organische stof en (micro)nutriënten in de bodem, herstel van bodemecosystemen en het zuinig omgaan met nutriënten. Hieraan wordt onder andere invulling gegeven in de publiek private samenwerking Duurzaam Bodembeheer. Deze werkt aan onderzoek en advies over een betere bodemkwaliteit, met als doel om de productie(stabiliteit) te verhogen, ongewenste emissies naar het milieu te verlagen en maatschappelijke bodemdiensten zoals koolstofvastlegging, resistentie tegen ziekte en plagen en waterbeheer te versterken. Ook zal in dit kader gewerkt gaan worden aan een eenduidige, praktisch hanteerbare set indicatoren en instrumenten om bodem- en waterkwaliteit (chemisch, fysisch én biologisch) inzichtelijk en meetbaar te maken voor gebruikers. Dit sluit aan bij de voorgestelde actielijnen en moet slimmer landgebruik mogelijk maken.

Soms ontbreken de juiste prikkels vanuit beleid, markt en landbouwsysteem voor een duurzaam bodembeheer. Het pachtbeleid en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid kunnen helpen om duurzaam bodembeheer te bevorderen. De agroketen kan hier ook zelf op inzetten met precisielandbouw, slimmer machinegebruik, nieuwe rassen, teeltsystemen en stalsystemen die leiden tot een hoger aandeel organisch stof in de bodem. Deze innovaties zijn onderdeel van de onderzoeksagenda en PPS-en van de Topsectoren Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen. Het kabinet wil met betrokken partijen uit het bedrijfsleven en de samenleving tot afspraken komen over inspanningen om duurzaam bodembeheer te bevorderen, waarin ook aandacht is voor de bijdrage die de bodem kan leveren aan het nationaal Klimaatakkoord. Hiervoor is in 2018 € 6 mln beschikbaar gesteld uit de Klimaatenveloppe.

Meer plantaardige eiwitten

Een belangrijk punt in de transitieagenda is de transitie naar een andere productie en consumptie van eiwitten. Het kabinet deelt de analyse dat de productie van dierlijke eiwitten een groot beslag legt op de ecologie van de aarde. Het gaat dan om het wereldwijde ruimtebeslag voor de productie van veevoer, om de uitstoot van broeikasgassen als CO2, methaan en lachgas, en om de effecten van nitraat in grondwater en ammoniak op natuur. Voor het verduurzamen van de eiwitconsumptie is het van belang om te komen tot een goede balans tussen duurzaam, gezond, veilig en betaalbaar voedsel en de juiste balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten.

Om een trendbreuk te krijgen in productie en consumptie van eiwitten zijn technologische, sociale en systeeminnovaties nodig. Deze innovatie-opgaven komen aan de orde in de NWA-route «Duurzame productie van gezond en veilig voedsel».

Nederland is koploper op het gebied van eiwitverduurzaming. De vele onderzoeksprogramma’s hebben geleid tot inzichten, technologieën en data. Daarnaast zijn er goede initiatieven zoals de Green Protein Alliance, de Green Deal Nederlandse Soja, IMVO Convenant Plantaardige Eiwitten, Verduurzaming Grondstoffen van de Nevedi, Dutch cuisine, de New Food Challenge (SBIR, productinnovatie), het STW-programma Eiwitinnovatie en onderzoek naar vleesvervangers in de Topsector Agri & Food.

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit investeert € 1,75 mln per jaar in kennis over de eiwittransitie naar meer plantaardige eiwitten. Hiermee wordt onderzoek gedaan naar de ecologische voetafdruk van de Nederlandse eiwitproductie en -consumptie via monitoring en zal onderzoek worden gestart naar veranderingen in eetgedrag, de zogenoemde «consumer insights». Binnen de Topsector Agri & Food is ruimte voor kennisontwikkeling en in de praktijk geteste eiwitinnovaties. Voor innovaties in duurzame eiwitproductie en eiwitconsumptie wordt gekeken naar de mogelijkheden van de Innovatie-enveloppe.

Verminderen van voedselverspilling

De transitieagenda beschrijft het grote belang van het verminderen van voedselverspilling voor het realiseren van een circulaire economie. Dit vermindert de ecologische impact van het voedselsysteem en de klimaatverandering, en benut biomassa op een hoogwaardigere wijze. Ook het kabinet ziet dit als speerpunt van het voedselbeleid39. Om voedselverspilling te verminderen, is aanpak op systeemniveau nodig. Daartoe hebben bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen de krachten gebundeld in de Taskforce Circular Economy in Food en is een Nationale Agenda aan uw Kamer aangeboden40. Het kabinet heeft hiertoe reeds € 7 mln toegezegd voor de periode 2018–2021. Het geld wordt geïnvesteerd in innovatie, onderzoek, monitoring en voorlichting.

Vergroten aanbod duurzaam geproduceerde biomassa

In lijn met de transitieagenda ziet het kabinet de noodzaak om in te zetten op duurzaam geproduceerde biomassa om aan de toenemende vraag te voldoen. De transitieagenda kijkt daarbij naar gericht bosbeheer, het stimuleren van duurzame biomassateelt op marginale gronden en op zee en naar aanpassing van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Het kabinet heeft dit jaar € 1,5 mln beschikbaar gemaakt uit de Klimaatenveloppe voor het uitvoeren van bosbeheerpilots met als trekker de WUR. Deze vormen de input voor klimaatslim bosbeheer, met maatregelen voor bestaand bos, nieuw bos, het tegengaan van ontbossing en het ontwikkelen van de houtketen. Daarnaast werkt het kabinet met betrokken partijen verder aan het concretiseren van plannen en pilots in het kader van het Actieplan Bos en Hout. Dit actieplan speelt ook een rol bij de klimaattafel Landbouw en Landgebruik. Verder investeert het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit samen met Topsector Agri & Food via het Meerjaren Investerings Plan «Seaweed for Food and Feed» € 5 mln in de verhoging van duurzame zeewierproductie.

Verder werkt de overheid aan het opstellen van een duurzaamheidskader voor alle vormen van biomassa en alle toepassingen. Onderzoek is uitgezet naar de duurzaamheid van de grootste commodities. Daarbij worden ook geopolitieke aspecten belicht.

Feeding en greening the cities

Zoals de transitieagenda terecht aangeeft, wordt de voedselvoorziening van steden wereldwijd een steeds grotere uitdaging. Het kabinet onderschrijft het belang om systemen te ontwikkelen en te demonstreren, die helpen om deze opgave duurzaam op te lossen en die tegelijkertijd tot betere en sociaal en ecologisch verantwoorde verdienmodellen leiden. Nederland kan vooroplopen in de ontwikkeling van kennis en innovatie richting een zelfvoorzienende stad met een circulaire voedselvoorziening. Het kabinet jaagt deze innovatie onder meer met het Topsectorenbeleid aan. Het kabinet wil de samenwerking tussen overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties verder vormgeven met City Deals en Regiodeals. Een mooi voorbeeld is de Floriade in Almere in 2022, die in het teken staat van Growing Green Cities en waar het Rijk een actieve bijdrage aan levert.

Transitieagenda Kunststoffen

In de transitieagenda kunststoffen is een heldere aanpak geschetst om de transitie naar een circulaire plastics economie te versnellen. Daarbij staat preventie voorop. Ook moet de vraag naar gerecyclede en hernieuwbare kunststoffen groeien om het aandeel primair geproduceerde plastics te laten verminderen. Het kabinet wil duidelijkheid scheppen over hoe kan worden beoordeeld waar bioafbreekbare plastics passen in de circulaire economie. Het kabinet wil ketensamenwerking stimuleren en bijdragen aan de aanpak van de mondiale kunststofproblematiek, zoals de ernstige vervuiling van de wereldzeeën.

Preventie

In de transitieagenda worden zes «preventielijnen» voorgesteld om onnodig gebruik van kunststoffen te verminderen. Het gaat dan om de keuze voor kunststof waar een ander materiaal minder milieudruk oplevert, om producten waarin minder kunststof wordt gebruikt en producten waarin minder verschillende soorten kunststof worden gebruikt en waarbij minder schadelijke additieven worden toegevoegd. Dit alles maakt recycling eenvoudiger. Het kabinet gaat de preventielijnen in deze kabinetsperiode concreet vormgeven met projecten samen met andere partijen en daagt de sectoren verpakkingen, bouw, automotive en consumentenelektronica uit om concrete voorbeelden te laten zien.

Een belangrijke voorwaarde voor preventie is weten hoe het anders kan. Het kabinet ondersteunt deze preventielijn gericht op circulair ontwerpen nu al stevig in Nederland. Ook in Europees en internationaal verband zet het kabinet zich in om tot opschaling en «een nieuw normaal» te komen. Voorbeeld daarbij is de EU CIRCO-tracks met fabrikanten van consumentenelektronica, waarin circulair ontwerpen van kunststofproducten en het verkennen van nieuwe kansen een prominente rol hebben.

Preventie betekent een kritische blik op het gebruik van materialen. Sommige materialen leveren geen duurzame bijdrage aan de economie, terwijl ze wel schade kunnen veroorzaken voor mens en dier. De Europese Commissie heeft in dit kader een verbod aangekondigd voor bewust toegevoegde microplastics en voor zogenaamde «oxo-degradeerbare» plastics. Het kabinet juicht deze ontwikkeling toe en zal de Commissie ondersteunen bij de implementatie van dit beleidsvoornemen, ter invulling van de motie Kröger41.

Het kabinet wil daarnaast voorkomen dat plastics in het water terechtkomen. Plastics horen immers niet thuis in het milieu. Dat geldt ook voor microplastics. Om dat voor elkaar te krijgen, neemt het kabinet maatregelen voor verschillende bronnen. Microplastics komen in het milieu door bewuste toevoeging ervan in producten, zoals in cosmetica. Maar de meeste microplastics ontstaan door uiteenvallen van zwerfvuil en slijtage van producten als autobanden, verf en kleding. We zijn al succesvol geweest rond cosmetica. Deze industrie heeft in Nederland alternatieven gevonden voor toegevoegde microplastics die geen milieuschade opleveren. Gezamenlijk steunen we de Europese Commissie om tot een verbod op bewust toegevoegde microplastics te komen. Concreet voor cosmetica werkt het kabinet samen met andere lidstaten, onder andere in OSPAR-verband, om te komen tot een snel Europees verbod. Daarnaast gaat het kabinet aan de slag met de grootste bronnen van microplastics. Voor Nederland zijn dat zwerfafval en autobanden. Bij de bestrijding van zwerfafval wordt al veel gedaan, dit kabinet zet er nog een tandje bij. Voor autobanden zorgt het kabinet dat de automobilist informatie krijgt over banden en bandenspanning. Het promoten van een systeem waarmee elke automobilist de spanning van zijn autobanden kan controleren, is daarbij een mogelijkheid. Deze maatregel heeft namelijk het grootste reductiepotentieel. Voor de andere bronnen, kleding en verf, daagt het kabinet het bedrijfsleven uit om te komen met innovatieve oplossingen.

Markt vraagt om kwaliteit

Om de kunststofkringloop daadwerkelijk te kunnen sluiten, heeft de markt gerecyclede en hernieuwbare kunststoffen nodig van de juiste kwaliteit. Bedrijven moeten op deze kwaliteit kunnen vertrouwen voor hun eigen productieproces. Een aantal marktpartijen is al begonnen om hierover heldere afspraken te maken in samenspraak met de NEN. Het kabinet onderschrijft dit initiatief en zal zich inzetten om de afspraken te vertalen naar Europese (CEN) of mondiale (ISO) standaarden.

Om de gewenste kwaliteiten te kunnen leveren, zal de afval- en recyclingbranche haar huidige inzamel-, sorteer- en recyclingsysteem moeten innoveren. Daarbij helpt het als partijen zichzelf meer gaan zien als grondstoffenmakelaar. Het kabinet wil de gewenste kwaliteits- en kwantiteitsslag stimuleren. Het gaat daartoe de mogelijkheden verkennen om vanaf 2030 te verbieden dat recyclebaar (kunststof)afval nog wordt verbrand en om in aanloop daar naartoe de afvalstoffenbelasting voor storten en verbranden te verhogen. Daarmee kan ook de CO2-uitstoot in Nederland substantieel afnemen. Daarbij stimuleert het kabinet alternatieve routes voor verwerking, zoals chemische recycling om de kunststofkringloop te sluiten. Voor het ontwikkelen van chemische recycling van kunststoffen heeft het kabinet dit jaar € 5 mln beschikbaar gesteld in het kader van de Klimaatenveloppe. Voor materialen die nieuw op de markt komen zal ook safe-by-Design, in combinatie met demontabel ontwerpen, bijdragen aan de gewenste kwaliteit (zie onder transitieagenda Maakindustrie).

Bioafbreekbare plastics

Het kabinet onderschrijft de voorgestelde beleidslijn in de transitieagenda kunststoffen over biobased en bioafbreekbare plastics. Deze is ook in lijn met hetgeen voorgesteld wordt in het rapport van CE Delft42 en in de European Strategy on Plastics. Dit houdt in dat bioafbreekbare plastics alleen een toegevoegde waarde hebben, als deze een bijkomend voordeel bieden. Dit kan bijvoorbeeld doordat hiermee meer organisch afval kan worden ingezameld (zoals bioafbreekbare afvalzakken voor GFT) of doordat bepaalde logistieke handelingen overbodig worden (zoals in de zorg). Een ander voorbeeld is het inzetten van in de natuur snel bioafbreekbare plastics daar waar het risico groot is dat de kunststoffen in het milieu terechtkomen.

Het kabinet wil hierover duidelijkheid geven richting de bioplastics industrie, de recycling- en compostbedrijven èn consumenten. Het heeft de betrokken partijen uitgenodigd om te komen tot een Convenant over Bioplastics. Hierin kunnen duidelijke afspraken worden gemaakt over producten en materialen die wel of niet worden toegestaan. Daarbij neemt het kabinet het perspectief van de consument nadrukkelijk mee. Het kabinet streeft ernaar dit convenant eind 2018 aan uw Kamer aan te bieden. Hiermee is invulling gegeven aan de toezegging om in deze kabinetsreactie nader in te gaan op het rapport van CE Delft over bioplastics.

Strategische ketensamenwerking

Creativiteit, lef en partnerschap zijn cruciaal om de beoogde versnelling te realiseren. Daarom blijft het belangrijk om partijen bij elkaar te brengen die elkaar (leren) vertrouwen en met elkaar gaan samenwerken in concrete projecten. Daartoe blijft het kabinet het platform rond het kunststofketenakkoord ondersteunen en komt het kabinet in het kader van het Versnellingshuis met een verbreding van de voucherregeling voor kunststofprojecten uit 2016 tot alle relevante product- en materiaalketens. Deze voucherregeling bevordert met de bekostiging van onafhankelijke ketenregisseurs concrete en resultaatgerichte private ketensamenwerking.

Internationale inzet

Gelet op de vele zichtbare gevolgen van plasticverspilling en -vervuiling in stedelijke delta’s en oceanen staat het thema kunststoffen internationaal hoog op de agenda, zoals onder meer blijkt uit de bijeenkomsten over «marine litter» van de G7, de G20 en de VN Milieuassemblee (UNEA).

Het kabinet ziet kansen om internationaal mensen, bedrijven en organisaties te inspireren met concrete projecten om succesvolle circulaire innovaties in hun land verder te brengen en op te schalen. Zo zoekt het kabinet bijvoorbeeld met de Indonesische overheid, het Wereldnatuurfonds en bedrijven als Unilever, FrieslandCampina, Danone en Indofood naar alternatieve oplossingen voor kleine plastic verpakkingen. Het kabinet heeft de ambitie om met business netwerken als de Dutch Sustainable Growth Coalition (DSGC) en multi-stakeholderpartnerschappen, zoals PACE (Platform Acceleration Circular Economy) meer internationale ketenprojecten te realiseren en bestaande initiatieven te verbreden. Ook blijft het kabinet het concept van circulair kunststoffengebruik internationaal uitdragen, bijvoorbeeld op de Klimaattop in Californië (in september 2018).

Nederland zal zich samen met gelijkgezinde landen in VN-verband inzetten om het internationale raamwerk voor de aanpak van (de bronnen van) marien plastic zwerfvuil en microplastics te verbeteren.

Transitieagenda Maakindustrie

Circulaire initiatieven in de maakindustrie kunnen op een directe manier bijdragen aan de klimaat- en energietransitie door kostenefficiënte reductie van de CO2-uitstoot. Ze dragen bovendien bij door het grondstoffengebruik van schaarse metalen in windturbines, zonnecellen en batterijen circulair te maken. Met oog voor klimaat en leveringszekerheid biedt het circulair maken van de maakindustrie kansen voor het versterken van de concurrentiekracht en verdiencapaciteit van Nederland. Door het ontwikkelen van innovatieve, circulaire oplossingen voor (mondiale) vraagstukken kan bijvoorbeeld het Nederlandse mkb onze positie als vooraanstaand innovatieland versterken.

Werken aan waardebehoud

De kern van deze transitieagenda bestaat uit het sturen op ecologisch en economisch waardebehoud met behulp van zeven actielijnen43. Deze actielijnen zijn verschillend van aard en omvang, maar zijn wel onlosmakelijk met elkaar verbonden. Samen faciliteren ze een transitie naar een meer circulaire maakindustrie. Voor alle actielijnen zijn eerste projectvoorstellen gedefinieerd, die vragen om samenwerking tussen ondernemers, onderzoeksinstellingen en overheden. Het kabinet wil dit stimuleren, onder meer door partijen samen te brengen en belemmeringen in wet- en regelgeving aan te pakken.

Voorkomen van netto-uitstroom metalen

De benadering uit de transitieagenda spreekt het kabinet aan. Het idee is om te beginnen waar impact is, met het sluiten van Nederlandse kringlopen van productie tot en met hergebruik tot recycling. De transitieagenda adviseert om te sturen op het voorkómen van netto-uitstroom van kritieke metalen of van materialen van in ons land sterke ketens. Een basis hiervoor is een onderzoek naar leveringszekerheid en hoe risico’s doorwerken in voor ons land belangrijke waardeketens. Het kabinet start dit onderzoek nog in 2018.

Dit onderzoek vormt tevens een basis voor uitbouw van de Grondstoffenscanner44. Het kabinet heeft deze onlangs gelanceerd. Bedrijven kunnen hiermee de risico’s voor hun leveringszekerheid inschatten. Als een product zoals een telefoon in de scanner wordt bekeken, dan geeft deze een overzicht van de gebruikte (kritieke) materialen, uit welke landen deze komen en welk risicoprofiel ze hebben. Het kabinet wil bedrijven hiermee bewust maken van de economische risico's, zoals van snel in prijs stijgende en van beperkt beschikbare metalen. Ook duidt de scanner maatschappelijke risico's, zoals risico’s van winning in conflictgebieden. De scanner signaleert niet alles, maar biedt ook handelingsperspectief om in actie te komen en de risico’s te verlagen.

Dit jaar wordt een informatiepunt grondstoffen ingericht waar ondernemers terecht kunnen met vragen naar aanleiding van de Grondstoffenscanner.

Vervanging zorgwekkende stoffen

In de transitieagenda wordt gesteld dat hergebruik van een product of materiaal uitgangspunt moet zijn bij nieuwe producten en diensten. Daarbij is specifieke aandacht nodig voor zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Het kabinet spant zich in om – binnen de wettelijke kaders – een afwegingsmethodiek voor ZZS te ontwikkelen, waarin per geval wordt beoordeeld welke afvalverwerkingsmethode (hergebruik, verbranden of storten) de minste risico’s oplevert voor mens en milieu.45 Hiernaast zijn vrijwillige acties van het bedrijfsleven van belang om al bij het ontwerp van producten en materialen te zoeken naar substituten voor ZZS, in lijn met de motie Kröger46. Het kabinet faciliteert, mogelijk via RVO en/of CIRCO, dergelijke initiatieven gericht op samenwerking in de keten rond innovatie voor vervanging van ZZS. Daarbij wordt voortgebouwd op een recent voor dit doel ontwikkelde innovatie-agenda (Safe Chemicals Innovation Agenda). Deze aanpak zal waar relevant ook voor de andere transitieagenda’s worden ingezet.

Faciliteren

Het kabinet werkt faciliterend en stimulerend mee om projecten uit de transitieagenda verder te brengen. Daarbij kan het gaan om gerichte interventies op het gebied van kennis en innovatie, regelgeving of slimme marktprikkels. Het kan gaan om het helpen vinden van financiering, bijvoorbeeld Innovatiekrediet, Vroege Fase Financiering of SEED Capital. Het kan ook gaan om benutting van passende subsidiëring, bijvoorbeeld vanuit Topsectoren, MIT-regeling, Interreg, Horizon2020 of Life. Ook stimuleert het kabinet de circulaire maakindustrie via inkoop, zoals van ICT-hardware, gebouwen of materieel.

Verder zal aansluiting worden gezocht bij eerder in deze brief genoemde voornemens en acties uit de andere transitieagenda's zoals:

  • benutten van leernetwerken voor opschaling van een CIRCO-traject van partijen uit de maakindustrie;

  • opname van het gedachtengoed over circulaire maakindustrie in het onderwijscurriculum;

  • aansluiten bij het materialenpaspoort met ontwikkeling van een centrale database met designcriteria, functionele eenheden, substituten en dergelijke per materiaal, en in het verlengde vergroten van kennis over beschikbare materialen, de zogenaamde «elements of hope»;

  • aansluiten op proeftuinen voor bijvoorbeeld urban mining en onderzoek onder stakeholders over modulair materiaal.

Bedrijfsleven aan zet

De transitieagenda bevat diverse aanbevelingen voor het bedrijfsleven en andere maatschappelijke partners. De agenda roept bijvoorbeeld op om al in 2019 te komen tot een manifest over sturing aan de hand van materiaalefficiency. Het bedrijfsleven is hiervoor als eerste aan zet. Het kabinet onderstreept het belang hiervan en ziet dit graag tegemoet. Een andere concrete aanbeveling op korte termijn is het opstellen van een routekaart circulaire financiering door het bedrijfsleven en financieringsinstellingen. Het kabinet denkt hier graag over mee.

Leren

Het is belangrijk om in samenwerking met het bedrijfsleven en kennispartners te leren over de effectiviteit van circulaire opties en over randvoorwaarden en knelpunten. We zitten immers nog in de beginfase van een complexe transitie. Bij ondersteuning van concrete initiatieven van bedrijven en projecten van branches en in ketens zullen kansen en belemmeringen opkomen, die te maken hebben met financiering, technologische ontwikkeling, netwerkontwikkeling, opschaling en dergelijke. Het is daarbij de kunst om zicht te krijgen op de beste knoppen om aan te draaien om de maakindustrie circulair te maken.

Transitieagenda Bouw

De bouw is een belangrijke sector in de Nederlandse economie, die bestaat uit de deelmarkten woningbouw, utiliteitsbouw en infrastructuur. Het kabinet ziet de circulaire uitdaging in al deze deelmarkten. In de bouw betekent circulair werken door slim hergebruik niet alleen kostenreductie; er ontstaat ook vraag naar nieuwe producten en diensten. Er komt nieuwe kennisontwikkeling op gang bij architecten, ontwerpers, ingenieurs, dienstverleners, opdrachtgevers, uitvoerders en producenten. De bouw kan zich profileren als aantrekkelijke, innovatieve werkgever.

Voorbeeldrol

De rijksoverheid is zelf een belangrijke opdrachtgever in de bouw en de infrastructuur. Het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en ProRail zullen actief hun inkoopkracht inzetten voor circulaire innovaties. De ambitie is dat zij vanaf 2030 al hun opdrachten circulair gaan aanbesteden. Dit betekent dat volgens circulaire principes wordt uitgevraagd. Het hoofdwatersysteem en (vaar)wegennet van Rijkswaterstaat en de rijkskantorenportefeuille worden uiterlijk in 2030 circulair beheerd. Onderdeel daarvan is het voorkomen van verspilling in de gebruiksfase en het toepassen van materialenpaspoorten om het materialen- en grondstoffengebruik vast te leggen.

In de periode tot 2023 zetten zij samen versneld in op het ontwikkelen van kennis en instrumentarium om hun beheer en opdrachten daadwerkelijk circulair in te richten. Om dit te kunnen realiseren, is een intensieve samenwerking nodig met de markt. Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf hebben daarom het initiatief genomen om het Platform Circulair Bouwen 2023 (CB»23) op te richten, dat zich richt op het maken van bouwbrede afspraken over onder meer nieuwe werkwijzen, uniformering en normeringen.

Eenduidige methodiek

De transitieagenda geeft aan dat een eenduidige methodiek voor het meten van de mate van circulariteit van bouwwerken, inclusief infrastructuur nodig is om marktontwikkeling te stimuleren. Het kabinet ziet een goede basis hiervoor in de huidige methodiek voor de milieuprestatie: de Nationale Milieu Database en de Milieu Prestatie van Gebouwen en bouwwerken. Sinds 1 januari 2018 is er een milieuprestatie-eis voor nieuwe woningen en kantoren in het Bouwbesluit. Het kabinet neemt de waardering van circulaire maatregelen in de milieuprestatie-eis op. In deze kabinetsperiode wordt in afstemming met de markt onderzocht op welk moment deze wettelijke eis kan worden aangescherpt en kan worden ingevoerd voor andere categorieën van gebouwen en infrastructuur.

Materialenpaspoort

In lijn met de transitieagenda ontwikkelt een aantal marktpartijen materialenpaspoorten. Dit zijn systemen met informatie over alle materialen die zijn verwerkt in een gebouw of infrastructuurwerk. Dit ondersteunt eigenaren bij onderhoud en reparatie, en geeft aan het einde van de levensduur aan welke materialen vrijkomen voor hergebruik. Op dit moment lopen praktijktests met materialenpaspoorten, ook bij de rijksoverheid. Uitvoerende overheidspartijen als Rijkswaterstaat, Prorail en het Rijksvastgoedbedrijf zullen als opdrachtgevers een actieve rol nemen in het borgen van de juiste randvoorwaarden, zoals beschikbaarheid, vertrouwelijkheid van gegevens, governance en transparantie. In interactie met alle betrokken partijen zal het raamwerk moeten worden vormgegeven, waarbinnen daadwerkelijke materialenpaspoorten kunnen worden gerealiseerd. Voor die uiteindelijke invulling zullen marktpartijen het voortouw nemen. Uiterlijk in 2020 zal het kabinet besluiten in welke situaties een wettelijke verplichting wordt ingevoerd.

Bouwopgave

Er ligt de komende jaren een grote bouwopgave van ongeveer één miljoen woningen tot 203047 , 48 en rondom het vernieuwen, verjongen en verduurzamen van de bestaande infrastructuur en utiliteitsbouw. Daarnaast is in het regeerakkoord de ambitie opgenomen dat aan het einde van de kabinetsperiode 30.000 tot 50.000 bestaande woningen per jaar gasvrij zijn gemaakt of zodanig energie-efficiënt dat ze op korte termijn aardgasloos kunnen worden gemaakt. Dit biedt kansen voor een combinatie met circulair bouwen. Dat vraagt om het slim op elkaar afstemmen van ingrepen bij (her)bouw. Het kabinet roept hiertoe de markt op om dit soort projecten te ontwikkelen en uit te voeren die mede bijdragen aan de ontwikkeling van een circulaire bouweconomie.

Transitieagenda Consumptiegoederen

De transitieagenda Consumptiegoederen betreft de goederen die consumenten gebruiken. Daarbij maakt de agenda onderscheid tussen producten met een korte omloopcyclus, zoals wegwerpartikelen en verpakkingen, en producten met een langere omloopcyclus, zoals kleding, huishoudelijke apparaten en meubels. De aanbevelingen in de agenda zijn erop gericht om te komen tot een optimale levensduur van producten en hoogwaardig hergebruik van de grondstoffen.

Focus en samenhang in het beleid

De transitieagenda focust op vier productcategorieën: meubilair, textiel, huishoudelijke apparaten en wegwerpartikelen/verpakkingen. In de agenda worden deze branches uitgedaagd om concrete, ambitieuze doelen te stellen. Hun wordt gevraagd om zelf prikkels te introduceren in hun eigen sector voor innovatie, samenwerking in de keten en vermindering van (niet-recyclebaar) afval. Dit kan met een EPR-schema49, een sectorplan en icoonprojecten. Afspraken tussen partijen in de vorm van Green Deals kunnen daar ook bij helpen.

Het kabinet juicht deze aanpak toe en zal de sectoren uitdagen om voor het einde van 2018 met een sectorplan te komen, waarin ook aandacht is voor het internationale deel van de keten. De sectoren wordt in dat kader ook gevraagd om slimme retoursystemen te ontwikkelen, die het de consument zo makkelijk mogelijk maken, bijvoorbeeld samen met post- en pakketdiensten (e-commerce) en installateurs. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de ervaringen van retailers zoals bol.com, Coolblue en onderzoeksprogramma LogiCE. Op basis van de sectorplannen zal het kabinet bepalen welke inzet nodig is om dit verder te ondersteunen.

Een concreet voorbeeld van een toekomstige Green Deal in de textielketen betreft de zogenaamde «denim deal», die het kabinet voor de zomer van 2019 wil afsluiten met de relevante ketenpartijen om de transitie in de spijkerbroekenketen te versnellen.

Productiefase

Het circulair ontwerpen van producten en diensten (in zogenaamde CIRCO-trajecten met experts) is erg inspirerend gebleken voor ondernemers om hun bedrijf meer circulair te maken. Het kabinet zal dit blijven ondersteunen. Een mooi idee uit dit traject is bijvoorbeeld de inzet op circulaire meubels bij Landal GreenParks.

Het kabinet zal zich in Europa inzetten voor een verbreding van de Ecodesign richtlijn naar niet-energiegerelateerde producten en materialen. Het kabinet wil daarbij onder meer inzetten op het stellen van kaders voor repareerbaarheid en langere tot zelfs levenslange garantietermijnen, en op het invoeren van labels met informatie over levensduur en grondstoffengebruik. Het is immers belangrijk dat consumenten kunnen vertrouwen op de levensduur, milieuvoetafdruk en repareerbaarheid van aangeschafte producten.

In de transitieagenda wordt veel verwacht van het gezamenlijk ontwikkelen van circulaire business- en verdienmodellen. Het gaat dan om betalen voor gebruik in plaats van bezit, maar ook om verdienmodellen met terugkoopgarantie of levenslange garantie. In de agenda wordt geconstateerd dat deze nieuwe verdienmodellen voor banken en investeerders vragen om een andere risicobeoordeling en om aanpassing van boekhoudkundige regels. De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) heeft dit al aangekaart bij de Europese Commissie, met het doel om bepaalde leaseconstructies mogelijk te maken. Daarnaast is het in de ketensamenwerking zoeken naar een passende verdeling van kosten en opbrengsten in de keten.

De markt heeft behoefte aan kennisdeling op dit gebied. Het kabinet wil dit faciliteren via het Versnellingshuis. Daarnaast faciliteert het kabinet de opstartfase van het icoonproject «Product-as-a-service». Hierin stimuleren verhuurders van (vakantie)woningen en leveranciers van huishoudelijke apparaten het toepassen van nieuwe verdienmodellen.

Gebruiksfase

Nederland is koploper op het gebied van recycling van huishoudelijk afval en ook de kringloopwinkels en repair cafés lopen goed. Door deze functies te bundelen in zogenaamde circulaire ambachtscentra wordt het voor burgers eenvoudiger en aantrekkelijker om hun «afval'producten aan te bieden voor hergebruik, reparatie, een opknapbeurt, delen of recycling. Dit helpt burgers om meer circulair te handelen. Het levert bovendien nieuwe werkgelegenheid op, ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Voorbeelden zijn er al, zoals La Poubelle in Tilburg en het Upcyclecentrum in Almere.

Het kabinet daagt betrokken partijen uit om een integraal plan te maken om in alle regio’s ambachtscentra op te zetten. Het kabinet kijkt voor dit plan naar koplopende gemeenten en provincies, producenten van consumptiegoederen, de Branchevereniging voor Kringloopbedrijven Nederland (BKN) en de Koninklijke Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD). Om het plan te realiseren, kunnen publieke middelen, onder andere uit de besparingen in de afvalverwerking en private middelen vanuit producentenverantwoordelijkheid bij elkaar worden gelegd.

Het kabinet gaat in gesprek met de detailhandel over maatregelen om consumenten te faciliteren en stimuleren tot meer circulair gedrag. Er zijn al diverse goede initiatieven. Zo bieden supermarkten verpakkingsvrije producten aan, maken gemeenten gescheiden inzameling van verpakkingsafval aantrekkelijk door de introductie van een gedifferentieerd tarief en stimuleren openbaar vervoerknooppunten herbruikbare koffiebekers door eenmalig gebruik te beprijzen.

Het kabinet zet erop in om als vervolg op de Green Deal Afvalvrije Festivals voor 1 januari 2020 heldere afspraken te maken met de evenementensector en de horeca om het gebruik van wegwerpartikelen sterk te reduceren. Daarnaast worden diverse pilots opgezet om circulariteit in de sector verder te stimuleren.

Het kabinet is verheugd dat de Europese Commissie onlangs een conceptrichtlijn heeft gepubliceerd met betrekking tot de reductie van eenmalig te gebruiken plastic producten die na afdanking vaak in het zwerfvuil terechtkomen. Het voorstel geeft een raamwerk voor het verbieden van een aantal ongewenste producten. Ook bevat het voorstel prikkels tot innovatie en ketensamenwerking, al dan niet via EPR-schema’s, voor producten waarvoor de kosten van inzameling en verwerking nu nog worden afgewenteld op de belastingbetaler. Het kabinet zal de Commissie steunen in haar streven om de gewenste Europese kaders snel ingevoerd te krijgen.

Ook de keuzes van de consument leiden ertoe dat eenmalig te gebruiken (plastic) producten en verpakkingen worden verkocht en soms in het zwerfvuil terechtkomen. De transitieagenda doet de aanbeveling aan Detailhandel Nederland om een plan van aanpak voor circulair consumentengedrag op te stellen met onder meer concrete nieuwe product-marktcombinaties als nieuwe default, ook voor supermarktketens en de doe-het-zelf branche. Ook de e-commerce sector dient hierbij te worden betrokken. Het kabinet juicht het toe als Detailhandel Nederland dit oppakt.

Afval- en recyclingfase

De circulaire economie heeft een optimale infrastructuur nodig voor inzameling, sortering en recycling om afgedankte producten en materialen weer terug te leiden in de keten. De transitieagenda geeft terecht aan dat er nog veel kansen liggen voor verbetering van de inzameling en verwerking van bedrijfsafval. In Nederland wordt van bedrijfsafval vergelijkbaar met huishoudelijk afval de helft niet gescheiden. Bedrijven in de kantoor-, winkel-, en dienstensector, maar ook scholen en sportverenigingen lopen aan tegen logistieke en financiële arrangementen, die hen belemmeren om meer en beter bedrijfsafval gescheiden aan te bieden voor recycling. Het kabinet gaat het wettelijk kader en de daarbij geldende uitzonderingen tegen het licht houden. Het kabinet wil de mogelijke oplossingen in beeld brengen en samen met de betrokken partijen komen tot een samenhangende aanpak. Vooruitlopend hierop creëert het kabinet ruimte voor pilots en experimenten via de Crisis- en herstelwet.

Een belangrijk onderdeel binnen het Rijksbrede Programma CE is vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen die wordt gestort of verbrand. Er lopen al veel acties om minder recyclebare afvalstoffen te verbranden en te storten. Denk bijvoorbeeld aan het opnemen van afvalstromen in het stortverbod zodra voldoende recyclingcapaciteit beschikbaar is en het beter benutten van de juridische speelruimte bij de uitleg van de begrippen afval, bijproduct en einde-afval. Ook verkent het kabinet of de opslagtermijn kan worden verlengd van afvalstoffen waarvoor nieuwe verwerkingstechnieken in opkomst zijn. Met deze acties ontstaat meer zekerheid voor investeringen in nieuwe recyclinginstallaties en -technieken. Ook wordt in het kader van het Convenant Meer en Betere Recycling verkend hoe het concept «hoogwaardige recycling» beter kan worden onderbouwd en hoe hier effectief op gestuurd kan worden, bijvoorbeeld met verdere aanscherping van minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheer Plan.

Consumentenproducten zullen een klein deel afval blijven opleveren dat niet goed recyclebaar is, bijvoorbeeld door de intrinsieke materiaaleigenschappen. Op dit moment rest dan slechts de optie van verbranden met energieterugwinning. Een belangrijke ontwikkeling echter is de opkomst van chemische recycling. Hieronder vallen meerdere technieken, die gemeen hebben dat ze de koolstofhoudende bestanddelen in het afval (GFT, plastic, rubber, textiel, papier, karton en hout) omzetten in basischemicaliën waaruit nieuwe materialen gemaakt kunnen worden, zoals plastics. Dit biedt mogelijk een oplossing om meer koolstof in de keten te houden en niet als CO2 in de atmosfeer te brengen.

Governance en samenhang met het klimaatakkoord en Interbestuurlijk Programma

Governance

Het kabinet kan deze transitie niet alleen realiseren. Bovendien bestaat er geen blauwdruk hoe de transitie moet verlopen. Het ontwikkelen van een circulaire economie vraagt daarom om de gemeenschappelijke inzet van bedrijven, consumenten, maatschappelijke partners en overheden. Het Grondstoffenakkoord geeft een basis om samen de circulaire economie tot uitvoering te brengen. Het kabinet gaat dit met alle betrokken partners programmatisch aanpakken en zal halfjaarlijks met alle stakeholders overleggen op bestuurlijk niveau. Daarnaast wordt jaarlijks een conferentie over circulaire economie georganiseerd. Het kabinet gaat elke vijf jaar evalueren in hoeverre de maatregelen hebben bijgedragen aan de doelstelling en welke stappen nodig zijn in de daaropvolgende periode.

Het programma zal daarbij vanuit de samenhang50 goed afstemmen met andere agenda’s zoals voor de bouw, het klimaat en eiwitten. Ook zorgt het programma voor monitoring, visievorming en samenwerking op EU-niveau. Het kabinet maakt hierbij graag gebruik van de kennis en inzichten van onder meer de SER, het PBL en de Reflectiegroep met onafhankelijk deskundigen die is opgericht op basis van het Grondstoffenakkoord en die de opstellers van de transitieagenda’s heeft ondersteund.

De gewenste betrokkenheid van alle stakeholders helpt om te komen tot een goede taakverdeling en inzet naar draagvlak en verantwoordelijkheid van alle partners. De uitvoering van de acties zal steeds plaatsvinden door de afzonderlijke organisaties die daarvoor het best zijn toegerust. Zo zullen de diverse bewindslieden binnen het kabinet zelf verantwoordelijk blijven voor de uitvoering van hun acties op basis van de transitieagenda’s. Zo zijn in het IBP afspraken gemaakt om te komen tot regionale strategieën voor circulaire economie (zo mogelijk in combinatie met de regionale energie- en klimaatstrategieën). Regionale partijen, zowel overheid als marktpartijen, werken hierin hun ambitie uit om te komen tot circulaire investeringen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is coördinerend voor het circulaire economie programma en zal uw Kamer jaarlijks informeren over de voortgang.

Afstemming met de energie- en klimaattransitie

De transitie naar een circulaire economie heeft grote raakvlakken met de inspanningen rondom het reduceren van broeikasgasemissies en de energietransitie. In het AO Circulaire Economie van 15/22 maart 2018 (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 56) is toegezegd om nader in te gaan op deze raakvlakken. Het kabinet ziet drie punten waar een circulaire economie de energie- en klimaattransitie ondersteunt:

  • minder uitstoot door minder gebruik primaire grondstoffen

  • minder uitstoot door minder afvalverbranding

  • voorzien in grondstoffen voor energie- en klimaattransitie

Het meest in het oog springende punt is natuurlijk dat circulair produceren, consumeren en recyclen directe CO2-reductie kan opleveren, zowel nationaal als internationaal. De transitie naar een circulaire economie kan volgens het PBL en TNO een aanzienlijke bijdrage aan de klimaatopgave leveren. Door duurzaam en efficiënt gebruik van grondstoffen wordt de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd.

Ten tweede is een zo hoogwaardig mogelijke inzet van biomassa en andere grondstoffen van groot belang voor zowel de energietransitie als de circulaire economie. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van houtskeletbouw, wordt hout in de keten vastgehouden en wordt daarmee langdurig CO2 vastgelegd. Met de inzet op een betere balans tussen de consumptie van dierlijk en plantaardig eiwit en het verminderen van voedselverspilling kunnen veel broeikasgasemissies worden gereduceerd. In zijn algemeenheid leidt hergebruik van grondstoffen tot minder afvalverbranding en daarmee tot CO2-besparing.

Ten slotte helpt een circulaire economie om te voorzien in de behoefte aan grondstoffen voor de energietransitie. Door hergebruik en vervanging van (kritieke) materialen voor bijvoorbeeld windturbines, zonnepanelen en accu’s kan de leveringszekerheid daarvan worden vergroot.

Het kabinet onderkent deze belangrijke bijdrage van de circulaire economie om de Nederlandse en internationale klimaatdoelstellingen te helpen realiseren. Verschillende maatregelen uit de transitieagenda’s zijn onderdeel van de rijksinzet aan de verschillende tafels van het Klimaatakkoord. Ook vanuit de Klimaatenveloppe worden al in 2018 verschillen projecten gefinancierd die passen binnen de transitie naar een circulaire economie.

Bijlage 2

Overzicht van moties en toezeggingen

Met de brief en de uitvoeringsagenda wordt invulling gegeven aan een aantal moties en toezeggingen. Voor het overzicht zijn deze opgenomen in een tabel hieronder. Daarnaast wordt hieronder invulling gegeven aan drie aanpalende toezeggingen.

Recyclingpercentages en -kwaliteit

Het lid Wassenberg (PvdD) heeft verzocht51 om een brief over het aandeel gerecycled materiaal dat jaarlijks in de economie terechtkomt en met name het aandeel afvalverbranding in recycling. Van al het materiaal dat per jaar in de Nederlandse economie omgaat, iets meer dan 500 miljard kilo, was in het peiljaar 2014 59 miljard kilo afval. Daarvan werd 48 miljard kilo nuttig toegepast als secundair materiaal of door compostering. Dit betreft dus 9% van het totaal materiaal, maar wel 81% van al het afval. Het laatste cijfer is één van de hoogste percentages in Europa. Jaarlijks wordt ca. 7,6 miljard kilo afval verbrand voor energieopwekking en nog eens 2 miljoen kilo alleen als vorm van verwijdering (naast ruim 1 miljoen kilo storten en lozingen).

Bijdrage landelijk afvalbeheerplan aan de circulaire economie

In het AO Circulaire Economie van 15/22 maart 2018 (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 56) is toegezegd om nader in te gaan op de bijdrage van LAP3 aan de circulaire economie. De vraag richtte zich met name op waarom in het afvalbeheerplan niets is opgenomen over productontwerp.

Voor de transitie naar een circulaire economie is inzet van diverse instrumenten nodig zoals wet- en regelgeving, stimuleringsprogramma’s, convenanten, communicatie, etc. Ook een juiste inzet van afvalbeleid past in dit rijtje en dat is precies waar het LAP een wezenlijke rol speelt. Het LAP is daarom inderdaad een instrument om doelen van het Rijksbrede Programma CE te realiseren, maar niet het enige.

De Wet milieubeheer beperkt de reikwijdte van het afvalbeheerplan tot beleid over afval. Over ontwerp en productie kan in het LAP niets worden geregeld. De grens van wat op dit moment met het LAP kan worden gerealiseerd, is bereikt. LAP3 is dus – binnen de beperkingen die daarvoor gelden – geheel in lijn met de ambities en de doelen uit het Rijksbrede Programma CE. Het LAP heeft een dynamisch karakter; door de opbouw ervan (een beleidskader met daaronder een groot aantal sectorplannen) kan voortvarend ingespeeld worden op wijzigende situaties en ambities.

Sectorplan kwik

In het AO Circulaire Economie van 15/22 maart 2018 (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 56) is toegezegd om nader in te gaan op het beleid voor kwikhoudende grond in LAP3. Het beleid voor kwik is dat dit zoveel mogelijk uit de keten moet worden gehaald. In LAP3 is sectorplan 82 voor kwikhoudend afval aangepast ten opzichte van ontwerp-LAP3. De belangrijkste wijziging is dat expliciet is gemaakt wanneer afvalstoffen nog als kwikhoudend worden aangemerkt. Grond en baggerspecie hoeft niet te worden gezuiverd, wanneer:

  • de kwaliteit voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit voor nuttig toepassen, of

  • het na zuivering om andere redenen alsnog moet worden gestort en storten zonder zuivering is toegestaan op basis van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.

Beide besluiten stellen milieuhygiënische eisen die nuttige toepassing of storten mogelijk maken, wanneer dit niet tot onaanvaardbare milieuproblemen leidt (verwaarloosbaar risico). Met de overgang van LAP2 naar LAP3 heeft een herindeling plaatsgevonden van stromen grond tussen sectorplannen en is ook baggerspecie onder het LAP komen te vallen. Vervolgens bleek dat hierdoor een aantal gangbare, milieuverantwoorde praktijken onnodig zou worden ingeperkt.

Met de bovengenoemde wijziging is LAP3 weer in lijn gebracht met de geldende wet- en regelgeving en het daarbij behorende beschermingsniveau.

Overzicht alle moties en toezeggingen in deze brief

Met deze brief is invulling gegeven aan de volgende moties en toezeggingen.

Onderwerp motie

Herkomst

Dossiernr.

verzoekt de regering om de producentenverantwoordelijkheid naar andere productgroepen zo snel als mogelijk uit te breiden en daarbij als eerste te kijken naar wegwerpproducten, meubels en textiel

Motie Van Eijs/Agnes Mulder

Kamerstuk 33 043, nr. 86

roept de regering op om bij de uitvoering van de transitieagenda consumptiegoederen apart aandacht te besteden aan textiel

Motie Van Eijs c.s., begrotingbehandeling IenW, 29 november 2017 (Handelingen II 2017/18, nr. 28, item 9)

Kamerstuk 34 775 XII, nr. 41

verzoekt de regering in gesprek te gaan met grote koffieketens om te komen tot ambitieuze afspraken inzake het terugdringen van het aantal gebruikte koffiebekers,

Motie Van Brenk/ Wassenberg

Kamerstuk 33 043, nr. 84

verzoekt de regering om op EU-niveau in gesprek te gaan met relevante stakeholders om een systeem van tariefdifferentiatie uit te werken dat de volledige recyclebaarheid van producten en het gebruik van gerecyclede grondstoffen voor nieuwe producten stimuleert

Motie Van Eijs/Agnes Mulder

Kamerstuk 21 501-08, nr. 712

verzoekt de regering, ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en start-ups te ondersteunen door belemmeringen weg te nemen, en de Kamer daarover te informeren

Motie Remco Dijkstra/Cegerek, begrotingsbehandeling IenM, 3 november 2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 18, item 7)

Kamerstuk 34 550 XII, nr. 32

verzoekt de regering, in Europees verband haar steun te betuigen voor een totaalverbod op oxo-degradeerbare plastics, en de Europese Commissie op te roepen zo snel mogelijk te komen met wetgeving

Motie Kröger

Kamerstuk 21 501-08, nr. 710

verzoekt de regering om te beschrijven welke concrete stappen gezet kunnen worden om zo snel mogelijk tot uitvoering over te gaan van de icoonprojecten zoals beschreven in de transitieagenda’s en welke rol de overheid daarbij kan spelen

Motie Kröger

Kamerstuk 33 043, nr. 95

verzoekt de regering, in overleg met de Nederlandse industrie afspraken te maken over de uitfasering van het gebruik van persistente stoffen en deze afspraken onderdeel te laten zijn van de transitieagenda's

Motie Kröger, begrotingsbehandeling IenW, 29 november 2017 (Handelingen II 2017/18, nr. 28, item 9)

Kamerstuk 34 775 XII, nr. 22

Onderwerp toezegging

Herkomst

Dossiernr.

de kabinetsreactie op de transitieagenda’s aanbieden voor de zomer van 2018

Brief beantwoording Kamervragen, 13 december 2017

Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 721

de Kamer informeren over de CO2-bijdrage van de CE-doelstellingen

AO Circulaire Economie, 15/22 maart 2018

Kamerstuk 32 852, nr. 56

sturen jaarlijkse voortgangsrapportage van het Rijksbrede programma

Brief bij aanbieding Rijksbrede Programma CE, 14 september 2016

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 33

voor het volgende AO CE een brief aan de Kamer sturen over de financiële stromen ten behoeve van circulaire economie.

AO Circulaire Economie en Leefomgeving,

16 februari 2017

Kamerstuk 32 852, nr. 47

ingaan op de gesprekken met de branche over producentenverantwoordelijkheid

AO Circulaire Economie, 15/22 maart 2018

Kamerstuk 32 852, nr. 56

terugkomen op de vraag van het lid Kröger ten aanzien van het stimuleren van circulaire economie via aanbestedingen

Jaarverslagen Infrastructuur en Milieu, 29 juni 2017

Kamerstuk 34 725 XII, nr. 18

kabinetsreactie op de SER-verkenning en het genoemde PBL-rapport en de voorstellen die daarin worden gedaan

Brief PBL-rapport over fiscale vergroening en grondstoffen, 8 december 2017

Kamerstuk 32 852, nr. 51

de Kamer nader informeren over de resultaten van een verkennend onderzoek naar de relatie tussen klimaat, energie en circulaire economie uitgevoerd

Brief Grondstoffenakkoord, 24 januari 2017

Kamerstuk 32 852, nr. 46

verzoek om brief over aandeel gerecycled materiaal en aandeel afvalverbranding in recycling

Verzoek lid Wassenberg tijdens regeling van werkzaamheden, 10 april 2018

 

ingaan op de bijdrage van LAP3 aan CE en op de situatie met kwik in grond

AO Circulaire Economie, 15/22 maart 2018

Kamerstuk 32 852, nr. 56

inhoudelijk ingaan op het rapport van CE Delft over bioplastics

Brief Aanbieding rapport van CE Delft over bioplastics, 24 oktober 2017

Kamerstuk 32 852, nr. 49


X Noot
1

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 53

X Noot
2

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 33

X Noot
3

Kamerstuk 32 852, nr. 46

X Noot
4

Drissen & Vollebergh, «Kan de circulaire economie een bijdrage leveren aan de energietransitie?», 2018

X Noot
5

Rietveld et al, «Effecten van het Rijksbrede Programma Circulaire Economie en de Transitie

agenda’s op de emissie van broeikasgassen», 2018

X Noot
6

Afvalstromen als glas, papier en metaal worden bijvoorbeeld bijna volledig gerecycled. In 2015 werd 96% van het niet-gevaarlijk industrieel afval nuttig gerecycled of verbrand met energieterugwinning.

X Noot
7

Zie bijvoorbeeld www.circulairondernemen.nl

X Noot
8

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 53

X Noot
9

Deze zijn verder uitgewerkt in de uitvoeringsagenda 2018–2023, bijgevoegd bij deze brief.

X Noot
11

Zie ook brief «Beleidsaanpak milieurisico’s en omgevingsveiligheid: op weg naar een schone, gezonde en veilige leefomgeving», Kamerstukken 28 089 en 28 663, nr. 88

X Noot
12

SER, Financiële instrumenten voor een circulaire economie, 2018

X Noot
13

Kamerstuk 34 952, nr. 1

X Noot
14

Kamerstuk 33 043, nr. 86

X Noot
15

In het Algemeen Overleg circulaire economie van 15 maart 2018 (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 56) is toegezegd om in te gaan op de gesprekken met de branche over producentenverantwoordelijkheid

X Noot
16

«Quick Scan mogelijke impact EPR voor textiel», KplusV, 2018

X Noot
17

Kamerstuk 34 775 XII, nr. 41

X Noot
18

COM (2018) 28 final: Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie

X Noot
19

Kamerstuk 33 043, nr. 84

X Noot
20

Kamerstuk 21 501-08, nr. 712

X Noot
21

COM (2015) nr. 614/2, COM (2015) 595, COM (2015) 594 en COM (2015) 593 (Kamerstuk 34 395)

X Noot
22

COM (2018) 28

X Noot
23

Kamerstuk 34 550 XII, nr. 32

X Noot
24

Kamerstuk 30 196, nr. 358

X Noot
26

Kamerstuk 30 196, nr. 487

X Noot
27

Hiermee is invulling gegeven aan de eerdere toezegging tijdens het wetgevingsoverleg jaarverslagen IenM van 29 juni 2017 om uw Kamer te informeren over het stimuleren van een circulaire economie via aanbestedingen (Kamerstuk 34 725 XII, nr. 18)

X Noot
28

Financiële instrumenten voor een circulaire economie, SER, 2018

X Noot
29

Fiscale vergroening: belastingverschuiving van arbeid naar grondstoffen, materialen en afval, PBL, 2017

X Noot
30

Kan de circulaire economie een bijdrage leveren aan de energietransitie?, PBL, 2018

X Noot
31

Kamerstuk 31 532, nr. 193

X Noot
32

De milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) bieden fiscaal voordeel voor milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen voor ondernemers.

X Noot
33

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 53

X Noot
35

Dit zijn Chemistry of Advanced Materials, Chemistry of Life, Chemical Conversion, Process Technology & Synthesis, Chemical Nanotechnology & Devices

X Noot
36

Kamerstuk 34 284, nr. 9

X Noot
37

Kamerstuk 33 043, nr. 95

X Noot
38

Kamerstuk 33 043 nr. 63

X Noot
39

Kamerstuk 31 532, nr. 193

X Noot
40

Kamerstuk 31 532, nr. 190

X Noot
41

Kamerstuk 21 501-08, nr. 710

X Noot
42

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 49

X Noot
43

Te weten: Circulair ontwerpen, Leveringszekerheid kritieke grondstoffen, Uniforme uitgangspunten en rekenmethoden, Materiaalefficiency, Recycling technology-sluiten kringlopen, Faciliteren circulaire businessmodellen, Circulair inkopen

X Noot
45

Zie ook Kamerstuk 21 501-08, nr. 705 en Kamerstuk 28 089, nr. 67

X Noot
46

Kamerstuk 34 775 XII, nr. 22

X Noot
47

Investeren in Nederland, EIB, juni 2015

X Noot
48

Kamerstuk 32 847, nr. 299

X Noot
49

Een set afspraken hoe concreet invulling wordt gegeven aan de organisatie en bekostiging van de producentenverantwoordelijkheid (EPR = extended producer responsibility)

X Noot
50

Addendum bij Rietveld et al, «Effecten van het Rijksbrede Programma Circulaire Economie en de Transitie agenda’s op de emissie van broeikasgassen», 2018

X Noot
51

tijdens de regeling van werkzaamheden op 10 april 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 71, item 29)

Naar boven