32 670 Voortgang Natura 2000

33 037 Mestbeleid

Nr. 108 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2016

Met deze brief informeer ik u over de voortgang van het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Daarmee geef ik invulling aan de toezegging gedaan in verschillende Algemene Overleggen, waaronder het AO PAS op 1 april 2015 (Kamerstukken 32 670 en 33 037, nr. 99) en het Verzamel AO Landbouwbeleid, inclusief mestbeleid op 1 juli 2015 (Kamerstuk 33 037, nr. 158), om uw Kamer regelmatig te informeren over de voortgang. Tevens geef ik invulling aan de toezegging die ik in het AO Natuurbeleid/EHS van 23 maart jl. (Kamerstukken 30 825 en 33 576, nr. 215) heb gedaan, om schriftelijk te reageren op de vraag waarom een veehouder die deelneemt aan de stoppersregeling in het kader van het Activiteitenbesluit landbouw en niets aan de bedrijfsvoering heeft veranderd toch gedwongen wordt om een Natuurbeschermingswet-vergunning aan te vragen of een melding te doen.

Doelstelling PAS

De PAS verbindt economische ontwikkeling met het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de voor stikstofgevoelige habitattypen en (leefgebieden van) soorten voor de Natura 2000-gebieden die zijn opgenomen in dit programma. Het gaat daarbij om het voorkomen van achteruitgang (behoud) en om het op termijn waar nodig realiseren van herstel, om op landelijk niveau een gunstige staat van instandhouding voor deze habitattypen en soorten te bereiken. Het programma bevat daartoe brongerichte maatregelen die leiden tot een afname van stikstofdepositie en herstelmaatregelen die leiden tot een versterking van de natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. Door deze maatregelen kunnen in en rondom de Natura 2000-gebieden ook nieuwe economische activiteiten worden toegelaten die stikstofemissie met zich brengen.

Met een zorgvuldig systeem van monitoring, rapportage en bijsturing wordt de realisatie van de doelstellingen van de PAS gevolgd en bewaakt.

Benutting ruimte voor ontwikkelingen

Sinds de inwerkingtreding van de PAS op 1 juli 2015 wordt volop gebruik gemaakt van de mogelijkheid om meldingen te doen en vergunningen aan te vragen. Daarom kan nu al gesteld worden dat door de PAS economische ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Er zijn ruim 2.300 vergunningaanvragen (voor vrije ontwikkelingsruimte en prioritaire projecten) en ruim 2.500 meldingen gedaan. De aanvragen hebben tot nu toe geleid tot 554 onherroepelijk toegekende vergunningen. De meldingen en vergunningaanvragen hebben vooral betrekking op de landbouw (stalemissies).

In enkele gebieden is het zo hard gegaan, dat de gereserveerde ruimte voor economische ontwikkelingen op is. De ruimte voor meldingen en vergunningen is begrensd om te borgen dat ook de natuurdoelen kunnen worden gehaald.

Op dit moment kan voor 11 gebieden geen melding meer gedaan worden. In deze gebieden is de ruimte voor activiteiten onder grenswaarde op. Er kunnen in deze gebieden nog wel vergunningen worden verleend, zolang er ontwikkelingsruimte beschikbaar is.

In de praktijk hebben zich situaties voorgedaan, waarin na verlaging van de grenswaarde, meldingen werden teruggetrokken. Hierdoor werd de grenswaarde weer verhoogd om vervolgens na korte tijd als gevolg van meldingen van nieuwe activiteiten weer van rechtswege te worden verlaagd. Dit geeft een voor de praktijk onduidelijke situatie, reden waarom ik voornemens ben om met het Besluit natuurbescherming dit ongewenste effect zoveel mogelijk te voorkomen. Het ontwerp Besluit natuurbescherming wordt binnenkort voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer.

De beschikbare ontwikkelingsruimte voor vergunningen is verdeeld over twee periodes van ieder drie jaar. In de zuidwesthoek van het Natura 2000-gebied de Veluwe en in het Natura 2000-gebied Lieftinghsbroek is de beschikbare ontwikkelingsruimte voor de eerste drie jaar inmiddels volledig benut. Dit geldt niet voor prioritaire projecten, omdat hier apart ontwikkelingsruimte voor is gereserveerd. Vergunningaanvragen die een beroep doen op ontwikkelingsruimte waar deze niet meer beschikbaar is, worden niet meer verleend.

Herstelmaatregelen

De provincies werken aan de voorbereiding en uitvoering van herstelmaatregelen. Het algemene beeld is dat de implementatie verloopt volgens de planning. In een aantal gebieden zijn de maatregelen al in uitvoering of reeds gerealiseerd. Het overgrote deel van de maatregelen is in voorbereiding. De voortgang van de herstelmaatregelen is onderdeel van de monitoring.

Jaarlijkse actualisatie/herziening PAS

De partiële herziening van de PAS is op 15 december 2015 in werking getreden. Daarbij is het rekeninstrument AERIUS geactualiseerd door verwerking van de meest actuele gegevens over emissiefactoren en projecten. Deze actualisatie heeft doorgewerkt in de omvang van de depositie- en ontwikkelingsruimte, waardoor een partiële herziening van de PAS nodig was. Ook de gebiedsanalyses en de passende beoordeling zijn geactualiseerd.

Na de inwerkingtreding van de partiële herziening trad een piek op in het aantal meldingen. Dit komt doordat de actualisatie van AERIUS voor alle gebieden weer ruimte voor meldingen opleverde. Ook voor de 20 gebieden die voor de herziening «op slot» zaten, konden op dat moment weer meldingen worden ingediend. Daar is op grote schaal gebruik van gemaakt.

Dit jaar is wederom een partiële herziening van de PAS voorzien. Deze zal van 5 september t/m 16 oktober 2016 ter inzage worden gelegd. Inwerkingtreding van de herziening is gepland op 15 december 2016.

Overleg met de landbouwvakbonden

Begin dit jaar zijn de landbouwvakbonden uit het overleg over de PAS gestapt uit onvrede over de ontwikkeling van een reservepakket maatregelen. Op 6 april jl. heeft een ambtelijk gesprek plaatsgevonden met de voorzitters van de landbouwvakbonden. Zij hebben na dit gesprek laten weten bereid te zijn een bestuurlijk overleg met de Staatssecretaris en LTO te voeren over het voorgestelde reservepakket maatregelen. Hiervoor wordt een datum gezocht.

Ervaringen met de PAS

Met de stakeholders van de PAS zijn de bevindingen van het eerste half jaar PAS gedeeld. Alle stakeholders zijn tevreden over de invoering van dit programma. Wel zijn er enkele suggesties voor verbeterpunten aangedragen. De ervaringen van de stakeholders zullen worden betrokken bij de evaluatie van het eerste jaar van de PAS. Deze zal vooral het karakter hebben van een voortgangsrapportage of een vroege tussentijdse evaluatie. Het gaat om rapporteren van de voortgang op inhoud en functioneren van programma en instrumentarium, mede afgezet tegen de verwachtingen. De hoofdvragen zijn de eerste bevindingen omtrent de hoofddoelen van de PAS: economische ontwikkeling, natuurherstel en de vereenvoudiging van de vergunningverlening en vermindering van administratieve lasten, voor zover daar gegevens over beschikbaar zijn. Ook zal een overzicht gegeven worden van met name beleidsmatige ontwikkelingen in het eerste jaar voor wat betreft de PAS. De evaluatie zal na de zomer naar uw Kamer worden toegezonden.

Sinds 1 oktober 2015 is de verbindingsofficier PAS in functie. Hij is aanspreekpunt voor externe partijen bij problemen of klachten over het bevoegd gezag met betrekking tot de uitvoering van het programma aanpak stikstof, in het bijzonder met betrekking tot de vergunningverlening. Er is tot nu toe ca. 5 keer een beroep gedaan op de verbindingsofficier.

Toezegging uit AO Natuurbeleid/EHS van 23 maart jl. over vergunningverlening Nbwet en stoppende bedrijven

Het lid Geurts heeft de vraag gesteld waarom een veehouder die deelneemt aan de stoppersregeling in het kader van het Activiteitenbesluit landbouw en niets aan de bedrijfsvoering heeft veranderd toch gedwongen wordt om een Nbwet-vergunning aan te vragen of een melding te doen. Hij stelt dat de bestaande emissie van het bedrijf reeds verwerkt is in de PAS en dat een vergunning niet nodig is. Het ontbreken van een Nbwet-vergunning wordt gemeld aan de NVWA en kan zo ook de bedrijfsbetalingen GLB van RVO beïnvloeden.

In het algemeen geldt dat wanneer geen Nbwet-vergunning is verleend voor een project, die vergunning alsnog is vereist. Dat geldt ook voor deelnemers aan de stoppersregeling. Met de inwerkingtreding van de PAS, kan een dergelijke vergunning eenvoudiger worden verleend, omdat uit de ecologische onderbouwing van de PAS blijkt dat alle bestaande depositie voor de inwerkingtreding van het programma niet leidt tot verslechtering van de kwaliteit van habitats. Wanneer een Nbwet-vergunning wel is vereist maar niet op het bedrijf aanwezig is, kan dit leiden tot een korting op de betalingen GLB.

Een uitzonderling op de vergunningplicht geldt alleen in de volgende gevallen:

  • Wanneer het betrokken project wordt uitgevoerd in overeenstemming met een beheerplan (artikel 19d, tweede lid, Nbwet) geldt geen vergunningplicht.

  • Wanneer voor het project vóór de Europese referentiedatum een vergunning is verleend of een melding is gedaan op grond van de Wet milieubeheer, kan dat project ongewijzigd worden voorgezet zonder Nbwet-vergunning, ook na inwerkingtreding van de PAS. Bij wijziging van het project is in beginsel een Nbwet-vergunning vereist voor de gehele feitelijk bestaande exploitatie van het project na de wijziging.

Inwerkingtreding amvb beweiden en bemesten

Het Besluit van 9 februari 2016, houdende wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 in verband met vrijstelling van de vergunningplicht voor weiden van vee en gebruik van meststoffen (Stb. 75), is op 2 maart jl. bij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer nagehangen. De nahangtermijn eindigde op 12 april jl. De vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer heeft op 10 maart jl. bericht dat zij geen bezwaar heeft tegen de inwerkingtreding van dit besluit. De Eerste Kamer heeft binnen de nahangtermijn geen opmerkingen gemaakt. Dat betekent dat het besluit in werking kan treden. De inwerkingtreding wordt geregeld bij koninklijk besluit. Dat besluit is inmiddels vastgesteld en op 26 april jl. in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 162). De vrijstelling is op 27 april jl. in werking getreden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven