32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Nr. 9 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 27 oktober 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel Aa komt te vervallen.

2. In onderdeel B komt artikel 135 lid 7 als volgt te luiden:

7. Indien aandelen van de vennootschap of met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten van aandelen daarvan zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en een openbaar bod op de aandelen of certificaten daarvan is aangekondigd als bedoeld in artikel 5 van het Besluit openbare biedingen Wft, stelt de vennootschap voor iedere bestuurder afzonderlijk vast of de aandelen, certificaten of rechten om aandelen in het kapitaal van de vennootschap te nemen of te verkrijgen, die hem als bezoldiging zijn toegekend, in waarde zijn gestegen. Daartoe wordt hun waarde bepaald:

1. vier weken voor de dag waarop het openbaar bod is aangekondigd, na beurs,

2. vier weken na de beëindiging van het openbaar bod, na beurs,

3. de dag dat de bestuurder zijn aandelen, certificaten of rechten vervreemdt of de dag dat zijn benoeming eindigt, na beurs.

Indien de waarde op de dag van vervreemding of beëindiging van de benoeming hoger is dan de waarde vier weken voor de dag waarop het openbaar bod is aangekondigd, wordt deze waardevermeerdering in mindering gebracht op de bezoldiging van de bestuurder, tot ten hoogste de waardevermeerdering tussen de waarde vier weken na de beëindiging van het openbaar bod en de waarde vier weken voor de de dag waarop het openbaar bod is aangekondigd. In geval de vennootschap een besluit als bedoeld in onderdeel a, b, of c van artikel 107a lid 1 aan de goedkeuring van de algemene vergadering voorlegt, zijn de vorige zinnen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de waardevaststelling ziet op de waarde die de aandelen, certificaten of rechten hadden vier weken voor de dag waarop dit besluit wordt voorgelegd respectievelijk vier weken na de goedkeuring van dit besluit.

3. In onderdeel D, wordt in artikel 383c lid 6 het woord «bonus» vervangen door: bezoldiging.

Toelichting

Bij tweede nota van wijziging is artikel 2:129 lid 7 BW in het onderhavige wetsvoorstel geïntroduceerd, teneinde de discussie over het amendement van de Kamerleden Tang en Irrgang op het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht te verplaatsen (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 058, nr. 24). Het wetsvoorstel bevat in artikel 135 lid 7 een alternatieve regeling voor dit amendement. Aan beide regelingen ligt het oogmerk ten grondslag om de prikkel tot oneigenlijke oordeelsvorming van bestuurders in overnamesituaties tegen te gaan. Mijn ambtsvoorganger heeft ten aanzien van het amendement aangegeven dat er twijfel bestaat of de tekst van het amendement in overeenstemming is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, met name gelet op de proportionaliteit van de inmenging in het eigendomsrecht. Het betreft in het bijzonder de onderdelen van de regeling, inhoudende dat de betalingsplicht geldt ten aanzien van alle aandelen en opties, ook die de bestuurder op andere wijze dan als beloning heeft verkregen, en dat de bestuurder ook moet betalen wanneer de overname of transactie geen doorgang vindt en wanneer hij zijn aandelen niet verkoopt.

Tijdens het wetgevingsoverleg over de invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 426, nr. 24) op 26 september 2011 heb ik toegezegd dat ik met de Kamer op zoek zou gaan naar een met het amendement vergelijkbare bepaling die de perverse prikkels bij overnamesituaties tegengaat en tegelijkertijd in overeenstemming is met het artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarbij de grote lijnen van het amendement intact blijven. Het resultaat van deze zoektocht vindt u in het nieuwe artikel 135 lid 7. De thans voorgestelde regeling ziet op de bezoldiging van de bestuurder en stelt voorwaarden aan de uitkering ervan. Nu de regeling de bezoldiging van bestuurders betreft, is het passender deze in artikel 135 lid 7 (nieuw) op te nemen. Daarmee kan artikel 129 lid 7 komen te vervallen.

De regeling ziet op de bezoldiging van de bestuurder die hem is toegekend in de vorm van aandelen in het kapitaal van een beursvennootschap, certificaten daarvan en rechten om aandelen in het kapitaal van de vennootschap te nemen of te verkrijgen. Dit betekent dat aandelen, certificaten of rechten die een bestuurder zelf heeft gekocht of heeft geërfd niet onder de regeling vallen.

De regeling beoogt een zuiverder belangenafweging van bestuurders in overnamesituaties te bewerkstelligen door het op korte termijn incasseren van koerswinst door bestuurders, behaald vanwege een besluit in een overnamesituatie, tegen te gaan. Daartoe bevat de regeling drie momenten waarop de waarde van de aandelen, certificaten en rechten van de bestuurder wordt vastgesteld:

  • 1) vier weken voor de aankondiging van een openbaar bod,

  • 2) vier weken na beëindiging van het bod, en

  • 3) de dag dat de bestuurder zijn aandelen, certificaten of rechten vervreemdt of dat diens benoeming eindigt.

Indien de bestuurder bijvoorbeeld zijn aandelen verkoopt, stelt de vennootschap de waarde op de dag van verkoop vast. Is de waarde op die dag hoger dan op het eerste moment – en maakt de bestuurder derhalve winst ten opzichte van de situatie vóór het openbaar bod –, dan wordt deze winst in mindering gebracht op zijn bezoldiging. Het bedrag dat in mindering wordt gebracht mag niet hoger zijn dan de waardevermeerdering tussen het tweede moment en het eerste moment; de vastgestelde koerswinst als gevolg van het besluit. Indien de bestuurder bij de verkoop geen winst heeft behaald ten opzichte van de situatie vóór het openbaar bod, dan wordt er niets in mindering gebracht. Dit betekent dat uitsluitend het voordeel dat de bestuurder daadwerkelijk heeft genoten van de overname in mindering op diens bezoldiging wordt gebracht.

Naast het geval dat de bestuurder zijn aandelen, certificaten of rechten verkoopt, wordt het bedrag in mindering gebracht van zijn bezoldiging – daaronder begrepen de tussen de vennootschap en de bestuurder overeengekomen vertrekvergoeding – ingeval de bestuurder vertrekt. Na het vertrek van een bestuurder is de vennootschap niet langer in staat om te controleren of de voormalig bestuurder zijn aandelen verkoopt. Bovendien heeft de vennootschap er geen belang meer bij dat de voormalig bestuurder aandelen in de vennootschap houdt.

Het inhouden van de waardevermeerdering op de bezoldiging blijkt uit de toelichting op de jaarrekening. Over de aanpassing van de bezoldiging moet verantwoording worden afgelegd in de toelichting op de jaarrekening op grond van het voorgestelde artikel 383c lid 6.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven