32 500 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2011

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

  

blz.

   

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

   

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

   

1.

Leeswijzer

6

   

2.

Het beleid

10

2.1

De beleidsagenda 2011

10

2.2

De beleidsartikelen

17

2.2.1.

Beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

24

2.2.2.

Beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten

35

2.2.3.

Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten

41

2.2.4.

Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten

47

2.2.5.

Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee

52

2.2.6.

Beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie

58

2.2.7

Beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra

78

2.3

De niet-beleidsartikelen

90

2.3.1.

Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

90

2.3.2.

Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

90

2.3.3.

Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

90

   

3.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

96

   

4.

Baten-lastendiensten

98

4.1.

Defensie Telematica Organisatie

98

4.2.

Dienst Vastgoed Defensie

102

4.3.

Paresto

106

   

5.

Verdiepingshoofdstuk

110

   

6.

Bijlagen

118

6.1

Moties en toezeggingen

118

6.2

Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

123

6.3

Overzichtsconstructie van de uitgaven voor veteranen en de uitgaven voor zorg en nazorg

124

6.4

Overzichtsconstructie van de uitgaven voor de derde hoofdtaak van Defensie binnen de defensiebegroting 2011

127

6.5

Defensie Industrie Strategie

128

6.6

Lijst van afkortingen

132

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie voor het jaar 2011 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2011. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2011.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2011 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten Defensie Telematica Organisatie, Dienst Vastgoed Defensie en Paresto voor het jaar 2011 vastgesteld.

De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop

B. BEGROTINGSTOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

  

blz.

   

1.

LEESWIJZER

6

   

2.

HET BELEID

10

2.1.

De beleidsagenda 2011

10

2.2.

De beleidsartikelen

17

 

Hoofdtaken

17

 

Ambitieniveau

17

 

Overzicht zekere en te verwachten missies en bijdragen

19

 

Overzicht onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

20

 

Budgetflexibiliteit

23

2.2.1.

Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties – beleidsartikel 20

24

 

Algemene doelstelling

24

 

Operationele doelstelling 1

25

 

Operationele doelstelling 2

27

 

Operationele doelstelling 3

29

 

Operationele doelstelling 4

30

 

Operationele doelstelling 5

33

 

Operationele doelstelling 6

33

2.2.2.

Commando zeestrijdkrachten – beleidsartikel 21

35

 

Algemene doelstelling

35

 

Operationele doelstelling 1

37

 

Operationele doelstelling 2

37

 

Operationele doelstelling 3

38

2.2.3.

Commando landstrijdkrachten – beleidsartikel 22

41

 

Algemene doelstelling

41

 

Operationele doelstelling 1

43

 

Operationele doelstelling 2

43

 

Operationele doelstelling 3

43

2.2.4.

Commando luchtstrijdkrachten – beleidsartikel 23

47

 

Algemene doelstelling

47

 

Operationele doelstelling 1

48

 

Operationele doelstelling 2

48

 

Operationele doelstelling 3

49

2.2.5.

Commando Koninklijke marechaussee – beleidsartikel 24

52

 

Algemene doelstelling

52

 

Operationele doelstelling 1

53

 

Operationele doelstelling 2

54

 

Operationele doelstelling 3

55

 

Operationele doelstelling 4

56

 

Operationele doelstelling 5

56

 

Operationele doelstelling 6

57

2.2.6.

Defensie Materieel Organisatie – beleidsartikel 25

58

 

Algemene doelstelling

58

 

Operationele doelstelling 1

59

 

Operationele doelstelling 2

73

 

Operationele doelstelling 3

75

2.2.7.

Commando DienstenCentra – beleidsartikel 26

78

 

Algemene doelstelling

78

 

Operationele doelstelling

79

2.3.

Niet-beleidsartikelen

90

2.3.1.

Geheime uitgaven – niet-beleidsartikel 70

90

2.3.2.

Nominaal en onvoorzien – niet-beleidsartikel 80

90

2.3.3.

Algemeen – niet-beleidsartikel 90

90

 

Algemene doelstelling

90

 

Doelstelling 1

92

 

Doelstelling 2

92

 

Doelstelling 3

92

   

3.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

96

   

4.

BATEN-LASTENDIENSTEN

98

4.1.

Defensie Telematica Organisatie

98

4.2.

Dienst Vastgoed Defensie

102

4.3.

Paresto

106

   

5.

VERDIEPINGSHOOFDSTUK

110

   

6.

BIJLAGEN

118

6.1.

Moties en toezeggingen

118

6.2.

Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

123

6.3.

Overzichtsconstructie van de uitgaven voor veteranen en de uitgaven voor zorg en nazorg

124

6.4.

Overzichtsconstructie van de uitgaven voor de derde hoofdtaak van Defensie binnen de defensiebegroting 2011

127

6.5.

Defensie Industrie Strategie

128

6.6.

Lijst van afkortingen

132

1. LEESWIJZER

Algemeen

In de leeswijzer wordt kort ingegaan op de beleidsagenda, de onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid, de indeling van de begroting, het Defensie Materieelprojectenoverzicht (MPO) en comply or explain.

De beleidsagenda

Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is de beleidsagenda 2011 beperkt ingevuld.

Onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

De onderzoeksverplichting is rijksbreed vastgelegd in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE). In de begroting 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 2) is aangekondigd dat meer nadruk wordt gelegd op de belangrijkste activiteiten van Defensie. Deze benadering wordt in deze begroting voortgezet.

De indeling van de begroting

In het beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties wordt de inzet van de krijgsmacht weergegeven. Het uitvoeren van de crisisbeheersingsoperaties is ingedeeld naar regio’s. De operationele doelstellingen zijn conform deze indeling.

In de beleidsartikelen 21 tot en met 24 worden de operationele doelstellingen en de geplande inzet beschreven van de drie operationele commando’s – Commando zeestrijdkrachten (CZSK), Commando landstrijdkrachten (CLAS) en Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) – en het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar).

In de beleidsartikelen 25 Defensie Materieel Organisatie (DMO) en 26 Commando DienstenCentra (CDC) zijn de ondersteunende en dienstverlenende defensieorganisaties beschreven. Op deze beleidsartikelen worden de investeringen in materieel, infrastructuur en informatievoorziening (IV) geraamd.

In de niet-beleidsartikelen 70 en 80 zijn de Geheime uitgaven en de ramingen voor Nominaal en onvoorzien opgenomen.

In het niet-beleidsartikel 90 Algemeen zijn de uitgaven voor de Bestuursstaf, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen uitgaven opgenomen.

Onderdeel van de begroting is de bedrijfsvoeringsparagraaf. Hierin wordt ingegaan op sturing en beheersing, het project Beter Verbeteren (financieel beheer en materieelbeheer), personeelbeheer en de redeployment van personeel en materieel uit Afghanistan.

De begroting bevat verder de ramingen voor de baten-lastendiensten Defensie Telematica Organisatie (onderdeel van de Bedrijfsgroep IVENT), Dienst Vastgoed Defensie (Bedrijfsgroep Vastgoed) en Paresto (Bedrijfsgroep Catering), het verdiepingshoofdstuk en een aantal bijlagen.

Als bijlage 6.5. is de informatie over de Defensie Industrie Strategie (DIS) opgenomen.

De begroting van het ministerie van Defensie is ook digitaal beschikbaar op . Om de toegankelijkheid verder te vergroten zijn in de digitale versie, waar mogelijk, hyperlinks aangebracht naar de achterliggende documenten.

Transitie van de Nederlandse Antillen

In het jaar 2011 zullen de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten alsmede de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba na de inwerkingtreding van de wijziging van het statuut en de diverse rijkswetten en uitvoeringswetten, formeel zijn gerealiseerd en als nieuwe entiteiten functioneren. Daar waar in deze begroting is opgenomen «de Nederlandse Antillen en Aruba» wordt bedoeld de situatie tot de transitiedatum. Na de transitiedatum is er sprake van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Het Defensie Materieelprojectenoverzicht (MPO)

Sinds het verschijnen van de begroting 2008 ontvangt de Kamer op Prinsjesdag een MPO. Hierin wordt per project meer gedetailleerde informatie gegeven dan in de begroting. Zo wordt duidelijk gemaakt wat de relatie is met het defensiebeleid en wat de samenhang is met andere projecten. In het MPO zijn de lopende of geplande strategische materieelprojecten opgenomen met een financiële omvang van meer dan € 25 miljoen, evenals projecten die politiek gevoelig zijn. Daarnaast zijn projecten van materieel in afstoting toegevoegd. Het gaat hierbij om het afstoten van overtollige wapens en wapensystemen.

Comply or explain

Algemeen

In deze paragraaf is toegelicht in hoeverre beleidsdoelen in de begroting kunnen worden weergegeven in termen van te bereiken maatschappelijke effecten (outcome).

In algemene zin wordt opgemerkt dat de defensiebegroting afwijkt van de begrotingen van andere beleidsdepartementen. Waar andere departementale begrotingen zijn ingedeeld naar beleidsmatige thema’s, kent de defensiebegroting een organisatorische indeling. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop de koppeling tussen de doelstellingen, de activiteiten en de middelen van de krijgsmacht in de begroting kan worden weergegeven.

Outcome

Het is lastig de outcome van de inzet van de Nederlandse krijgsmacht te bepalen omdat de causale relatie tussen deze inzet en de (maatschappelijke) effecten vaak niet is aan te tonen. Bovendien is de opzet van de operaties zo verschillend (geografie, wijze van militair optreden, geweldsniveau) dat het nauwelijks mogelijk is een eenduidige meetsystematiek toe te passen. Na afloop van elke inzet wordt in de eindevaluatie, die aan de Kamer wordt aangeboden, (waar mogelijk) ingegaan op het resultaat van de operatie (wat was beoogd en wat is uiteindelijk met welke inspanning bereikt). Ook in beleidsdoorlichtingen zal inzet aan bod komen waarbij wordt teruggekeken op meerdere jaren.

In hoofdstuk 2.2. «De beleidsartikelen» zijn in de paragraaf «Ambitieniveau» tabellen opgenomen waarin de missies en bijdragen voor 2011 zijn opgenomen.

Output «gereedstelling»

Het hoofdproduct van Defensie is het gereedstellen en beschikbaar houden van operationele eenheden en de inzet van deze eenheden. De beleidsartikelen 21 tot en met 23 beschrijven de capaciteiten van de krijgsmacht waaruit operationele eenheden, dan wel delen of samenstellingen daarvan, aangewezen worden voor inzet.

Bij de operationele commando’s zeestrijdkrachten, landstrijdkrachten en luchtstrijdkrachten zijn in matrices de operationele doelstellingen weergegeven.In de tabellen is, net als in het jaarverslag 2009, de operationele doelstelling 2 «operationeel gereed» uitgesplitst in een kolom organiek operationeel gereed en een kolom specifiek operationeel gereed. De totaal beschikbare eenheden zijn vervolgens ingedeeld naar de drie categorieën operationeel gereed, specifiek operationeel gereed en voortzettingsvermogen. In aanvulling hierop is in de eerste kolom inzichtelijk gemaakt hoeveel van het totaal aantal eenheden naar de stand van de begroting zullen worden ingezet.

Per operationele doelstelling van het CKmar worden indicatoren en streefwaarden voor 2011 vermeld. Deze indicatoren en streefwaarden zijn afgestemd met de gezagsdragers van het CKmar.

Output «dienstverlening»

De beleidsartikelen 25 DMO en 26 CDC bevatten de ondersteuning van en de dienstverlening voor de gereedstelling en inzet van de operationele eenheden. De hiervoor benodigde investeringen zijn voor de aanschaf van materieel ondergebracht bij de DMO en voor de infrastructurele- en informatievoorziening bij het CDC. De ondersteuning en dienstverlening worden door middel van dienstverleningsovereenkomsten (dvo’s) vastgelegd en bewaakt.

Prestatiegegevens DMO

De logistieke ondersteuning door de DMO aan de andere defensieonderdelen heeft vorm gekregen door de klant/leverancierrelatie. Hiertoe worden tussen de DMO en de operationele eenheden dvo’s afgesloten, waarin de prestatiegegevens zijn vastgelegd.

Over de voortgang van de uitvoering van de dvo’s en eventuele knelpunten in de uitvoering wordt elk kwartaal gerapporteerd aan de klanten.

Prestatiegegevens CDC

Aan de interne klant/leverancierverhouding tussen de bedrijfsgroepen (inclusief catering en vastgoed) van het CDC en de defensieonderdelen wordt inhoud gegeven met dvo’s. Hierin zijn afspraken vastgelegd over te leveren prestaties.

Het nakomen van afspraken betreft de daadwerkelijke invulling van de samen met de defensieonderdelen opgestelde dvo’s. De norm hiervoor ligt op 80 procent; het streven is gericht op 100 procent.

De prestatie-indicatoren Omzet, Inzet en Operationele gereedheid geven aan in welke mate de afspraken worden nagekomen. Het betreft hier de zogenoemde operationele koppelvlakken met de dienstverlening.

2. HET BELEID

2.1. De beleidsagenda 2011

Inleiding

Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is gekozen voor een beperkte technische invulling van de beleidsagenda 2011. Daar waar de beleidsagenda’s in voorgaande jaren uitgebreid ingingen op de prioriteiten uit het kabinetsprogramma Balkenende IV, aangevuld met prioriteiten van de minister, is de opzet dit jaar sober van aard. Er zal vooral worden ingegaan op beleidsarme ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld.

Het kabinet heeft in het aanvullend beleidsakkoord een besparing van € 3,2 miljard verondersteld uit hoofde van loonmatiging. Omdat loonmatiging niet in de veronderstelde mate is opgetreden, neemt het kabinet zijn verantwoordelijkheid en kiest het voor een alternatieve invulling. Deze invulling wordt verder toegelicht in de Miljoenennota.

Financiële situatie

Defensie heeft op dit moment te maken met de gevolgen van een interne budgettaire problematiek. De kosten voor de instandhouding van het materieel zijn hoger dan voorzien. De uitstroom van personeel is afgenomen en Defensie heeft tevens te maken met hogere uitgaven voor bijvoorbeeld pensioenen en uitkeringen. Door de financiële crisis heeft Defensie te maken met tegenvallers bij de verkoop van materieel, waardoor vertragingen optreden in de verkoopopbrengsten en de totale opbrengsten lager uitvallen dan gepland. De prijsbijstelling draagt slechts in beperkte mate bij aan de oplossing van de interne problematiek.

Om deze problematiek het hoofd te bieden, treft Defensie een aantal herschikkingen en verschillende versoberingsmaatregelen die gevolgen hebben voor de operationele doelstellingen. Daarbij moeten soms pijnlijke keuzes worden gemaakt. Om de tegenvallers en interne ramingsbijstellingen te financieren wordt de toename van de personele vulling geleidelijker uitgevoerd en de dienstverlening en de ondersteuning versoberd. Hierdoor blijven in een aantal gevallen de bevoorradingstijden van reserveonderdelen lang, waardoor de druk op de inzetbaarheid van wapensystemen blijft bestaan. Ook de levertijden van het Kleding- en Persoonsgebonden Uitrustingbedrijf blijven voor sommige artikelen lang. Daar waar nodig zijn de opdrachten aan de operationele commando’s voor 2011 tijdelijk aangepast en is het oefenprogramma beperkt. De operationele commando’s hebben hun activiteiten teruggeschroefd, in samenspraak met de Defensie Materieel Organisatie en het Commando DienstenCentra. Tot slot zijn er aanpassingen in investeringsprojecten gedaan. Zo wordt de aanschaf van een aantal resterende reservedelen van de LC-fregatten gereduceerd en vertraagd. Het project F-16 zelfbescherming wordt gereduceerd en projecten zoals de herintroductie mijnenveegcapaciteit, de vervanging wiel- en rupsberging en de upgrade van de Patriot- luchtverdedigingsystemen worden vertraagd. In de uitwerking van de maatregelen wordt de invloed op de investeringsquote meegewogen in het uitwerken van voorstellen. De investeringsquote wordt berekend door het totale bedrag dat is gemoeid met investeringen af te zetten tegen het bedrag van de defensiebegroting. In de jaren 2007 tot en met 2010 bedroeg de investeringsquote gemiddeld ongeveer 20 procent. Door de maatregelen die Defensie heeft genomen bedraagt de investeringsquote in 2011 ongeveer 19,3 procent. De wijzigingen in de investeringsprojecten zijn opgenomen en toegelicht in beleidsartikel 25 DMO. Al deze maatregelen zijn nodig om de begroting voor 2011 sluitend te maken. Bij de vaststelling van de maatregelen is als uitgangspunt gehanteerd dat de uitvoering en voortgang van lopende missies niet mogen worden gehinderd en dat Defensie blijft investeren in haar personeel, de operationele inzetbaarheid en de bedrijfsvoering. Dit is nodig om te kunnen blijven beschikken over een kwalitatief hoogwaardige krijgsmacht die nationaal en internationaal kan worden ingezet.

Voor de uitvoering van haar kerntaken heeft Defensie behoefte aan goed materieel. Uit de Verkenningen is gebleken dat de stijging van de kosten van defensiematerieel mogelijk een risico vormt waarop de toekomstige bedrijfsvoering van Defensie zich moet instellen. In een aantal gevallen blijven de bevoorradingstijden van reserveonderdelen lang, waardoor druk op de inzetbaarheid van de wapensystemen blijft bestaan. Volgens wetenschappelijk onderzoek in het Verenigd Koninkrijk en de inzichten van het Europese Defensie Agentschap zijn de kosten van investeringen in militair materieel met naar schatting twee tot zeven procent per jaar sneller gestegen dan de inflatie. Deze prijsstijging wordt voor een groot deel verklaard door kwaliteitseisen en een toegenomen complexiteit bij materieelsystemen. Nader onderzoek is nodig om te bepalen in welke mate ook de Nederlandse krijgsmacht door deze ontwikkeling wordt geraakt en welke maatregelen mogelijk zijn om de investerings- en exploitatie-uitgaven van defensiematerieel te beheersen.

De uitgaven voor de materiële exploitatie stijgen al jaren. Naar aanleiding van de knelpunten in het materiële exploitatiebudget heeft Defensie maatregelen genomen die effect hebben op het begrotingsjaar 2011. De Kamer is over de financiële problematiek geïnformeerd met Kamerbrief 32 123 X, nr. 122. De gevolgen van de maatregelen zijn verwerkt in de verschillende begrotingsartikelen. Daarnaast werkt Defensie hard om de materiële exploitatie binnen de meerjarige financiële kaders te houden. De nadruk ligt hierbij zowel op de verbetering van het inzicht in de materiële exploitatie, als op verbeterde beheersing, sturing en verantwoording van de materiële exploitatie.

Het project «Beter Verbeteren» dat zich richt op het financieel beheer, materieelbeheer en de overige bedrijfsvoeringaspecten, is goed op weg zijn doelstellingen te realiseren. De meerjarige verbeterprogramma’s liggen overwegend op koers en het feitelijk beheer is op specifieke onderdelen verbeterd. Defensie heeft de ambitie om in 2012 het financieel beheer op orde te hebben. Het materieelbeheer moet in 2014 op orde zijn. Om dit te bereiken wordt de voortgang van de meerjarige verbeterplannen nauwlettend in de gaten gehouden. Zo hebben de clusters financieel beheer en materieelbeheer van het project «Beter Verbeteren» de prioriteiten uit het Rapport bij het Jaarverslag 2009 van de Algemene Rekenkamer onderdeel gemaakt van hun planning. Deze prioriteiten, zoals onder andere het op orde krijgen van het verplichtingenbeheer, het verbeteren van het betaalgedrag en het verbeteren en vereenvoudigen van het handtekeningen- en bevoegdhedenregister, dienen in maart 2011 afgerond dan wel verbeterd te zijn. Tot slot zal met de defensiebrede risicoanalyse 2011 nader inzicht ontstaan in de risico’s die Defensie loopt ten aanzien van de bedrijfsvoering en de voortgang van het verbeterproces.

Verkenningen

In mei 2010 is het interdepartementale project «Verkenningen» voltooid met een slotconferentie. Het eindrapport is de Staten-Generaal op 29 maart jl. toegezonden. De projectdirectie heeft de afgelopen twee jaar, op grond van op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, uiteenlopende beleidsopties ontwikkeld voor de krijgsmacht van de toekomst. Niet eerder is in Nederland op defensiegebied een interdisciplinaire, interdepartementale en internationale benadering gevolgd die zich laat vergelijken met die van de Verkenningen. Bij de vaststelling van het rapport heeft de ministeriële regiegroep van de Verkenningen besloten de werkwijze van de Verkenningen een structureel vervolg te geven, zowel binnen Defensie als in interdepartementaal verband.

In de Verkenningen is veel aandacht besteed aan een consistente relatie tussen het ambitieniveau, de daarvoor benodigde samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daaruit voortvloeiende niveau van defensiebestedingen. Dit maakt voor toekomstige beleidskeuzes tevens inzichtelijk wat hun consequenties zijn.

Hoofdpunten van aandacht

A. Investeren in personeel

De professionaliteit van het Nederlands defensiepersoneel wordt nationaal en internationaal zeer gewaardeerd. Investeren in personeel blijft ook in 2011 een van de aandachtspunten van Defensie. De belangrijkste doelstelling op het gebied van personeelsbeleid is het vullen en gevuld houden van de defensieorganisatie met goed opgeleid en gemotiveerd personeel binnen de beschikbare financiële kaders. Na jaren van teruglopende vulling is sinds 2009 sprake van een toename van de vulling. Zowel de initiatieven uit het actieplan Werving en Behoud als de toestand op de arbeidsmarkt hebben daartoe bijgedragen. De noodzakelijke herschikkingen als gevolg van de economische crisis en de interne budgettaire problematiek noopten echter in 2009 tot het besluit om de vulling van de organisatie geleidelijker te laten verlopen. Tussen 2011 en 2015 zal de vulling naar verwachting geleidelijk aan oplopen van 95,8 procent in 2011 naar 98 procent in 2015 en latere jaren.

Defensie streeft naar een verjonging van het personeelsbestand. Dit is niet alleen van belang om binnen de beschikbare financiële kaders te komen tot volledige vulling, maar ook om ervoor te zorgen dat sprake is van een op zijn taken toegeruste krijgsmacht. De sturingsinstrumenten die in het kader van de introductie van het Flexibel Personeelssysteem (FPS) zijn opgenomen in de Militaire Ambtenarenwet, zullen daartoe worden benut. Mede gezien het bij de introductie van FPS gehanteerde overgangsrecht en enkele kortetermijnmaatregelen om de vulling te verbeteren, zal het langere tijd nemen voordat de structureel wenselijk geachte personeelsopbouw is bereikt.

B. Operationele gereedstelling en operationele inzetbaarheid

Nederland beschikt over een kwalitatief hoogwaardige krijgsmacht. De ingezette transformatie heeft geleid tot een moderne expeditionaire krijgsmacht die kan worden ingezet in alle delen van het geweldsspectrum en die beschikt over goed materieel en professioneel en gemotiveerd personeel. De inzet in een groot aantal internationale operaties en de brede bijdrage aan nationale taken onderstreept dit. Ook in 2011 en in de jaren daarna zal op Defensie waarschijnlijk een beroep worden gedaan voor kwalitatief hoogwaardige militaire bijdragen aan nationale taken en internationale operaties, veelal in nauwe samenwerking met verschillende partijen. Dat betekent dat Defensie ervoor moet zorgen dat haar inzetbaarheid in stand blijft. Het handhaven van de operationele inzetbaarheid blijft daarom ook in 2011 een aandachtspunt.

In tijden van financiële crisis blijft het van belang waar mogelijk te streven naar een verdere integratie en rationalisatie van operationele capaciteiten in internationaal verband. Hiervan vallen op de kortere termijn echter geen grote doelmatigheidswinsten te verwachten, aangezien de internationale bereidheid om tot een onderlinge verdeling van taken en capaciteiten over te gaan beperkt blijft. Internationale samenwerking blijft wel een belangrijke pijler om de toegang tot capaciteiten te vergroten. De maritieme samenwerkingsverbanden met het Verenigd Koninkrijk en België, maar ook de deelname aan het NAVO AWACS-initiatief zijn daarvan voorbeelden, evenals de landmachtsamenwerking in het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier. Meer recent heeft Nederland zijn toegang tot operationele capaciteiten vergroot door internationale samenwerking, zoals het C-17 initiatief van de NAVO, dat de strategische luchttransportcapaciteit vergroot. Een ander recent voorbeeld is de ontwikkeling van het European Air Transport Command (EATC) in Eindhoven. Hierin wordt de beschikbare luchttransportcapaciteit en de air-to-air refueling capaciteit van de participerende landen onder één commando gebracht. Mede vanwege de te behalen schaalvoordelen geldt daarnaast dat Nederland bij voorkeur opereert in multinationaal verband en binnen bestaande operationele structuren zoals de NAVO en de EU. Deze organisaties opereren steeds vaker in dezelfde missiegebieden, waardoor het belang van een verdere stroomlijning en onderlinge versterking van de activiteiten toeneemt.

De interne budgettaire problematiek bij Defensie heeft geleid tot een herfasering in projecten en tot een herprioritering van de operationele doelstellingen voor het jaar 2011. Dit betekent dat door het stellen van prioriteiten het oefenprogramma voor 2011 is versoberd. Dit betekent ook dat voor bepaalde eenheden de mate van operationele gereedheid neerwaarts is bijgesteld. In principe worden eenheden gereedgesteld om alle elementen van de organieke taak te kunnen uitvoeren; de zogenaamde organieke operationele gereedheid. Wanneer echter al bekend is waarvoor een eenheid wordt ingezet, is het opportuun om specifiek gereed te stellen voor het deel van de organieke taak dat nodig is voor de missie; de zogenaamde specifieke operationele gereedheid. Daarnaast kan het zijn dat eenheden specifiek operationeel gereedgesteld worden omdat een bepaald deel van de organieke taak tijdelijk niet uitgevoerd kan worden door schaarste aan personeel, materieel of ontbrekende oefengelegenheid. Het uitgangspunt daarbij is dat de gemaakte keuzes geen effect hebben op de lopende inzet in de missiegebieden.

C. Inzet

De krijgsmacht bewijst haar professionaliteit sinds jaar en dag in operaties in uiteenlopende gebieden zoals in Afghanistan, Irak, het Midden-Oosten, Afrika en op de Balkan. Ter bestrijding van piraterij rond de Hoorn van Afrika neemt Nederland sinds maart 2009 met maritieme eenheden deel aan zowel de EU-operatie Atalanta als de NAVO-operatie Ocean Shield. De ervaringen van de afgelopen jaren hebben duidelijk gemaakt dat in operaties rekening moet worden gehouden met een wisselende geweldsintensiteit, een toenemende complexiteit en een toenemend aantal belanghebbenden.

In het voorjaar van 2011 heeft Nederland de leiding over een zogenaamde EU-battlegroup.

Per 1 augustus 2010 heeft Nederland zijn taak als lead nation in Uruzgan beëindigd en zijn taken overgedragen aan een samenwerkingsverband van internationale partners; het zogenaamde Combined Team Uruzgan. Op dezelfde datum is een start gemaakt met de terugtrekking van het personeel en het materieel. Volgens plan zijn vóór 1 december 2010 de Nederlandse militairen van de Task Force Uruzgan en van Task Force 55 terug in Nederland. De militairen van de Redeployment Task Force (RDTF) staan de komende periode voor een complexe en forse operatie met als doel het op beheerste wijze terugbrengen van het materieel naar Nederland. De RDTF bestaat uit ongeveer 700 militairen, die echter niet allemaal tegelijk zullen worden ingezet. Tussen 1 december 2010 en 1 mei 2011 zal nog een klein gedeelte van de RDTF in Afghanistan aanwezig zijn voor de afhandeling van de laatste materieelkonvooien. Dit blijkt noodzakelijk omdat het efficiënter is het vervoer hiervan over een iets langere periode te spreiden. Na 1 augustus 2010 is nog een klein aantal Nederlandse functionarissen in Uruzgan werkzaam in het kader van een goede overdracht van onze kennis, ervaring en taken aan de opvolgers. Dit personeel zal mogelijk ook buiten de poort actief zijn en wordt daarbij beschermd door militairen van het Combined Team Uruzgan.

Ook voor de binnenlandse veiligheid blijft de inzet van de krijgsmacht van groot belang. Dit blijkt uit de inzet voor nationale taken zoals een bijdrage met 3 000 militairen voor het uitvoeren van rampenbestrijding, een bijdrage aan de kustwacht Nederland en de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, de inzet van de Koninklijke marechaussee en de explosievenopruimingsdienst, de mijnen- en explosievenruiming op de Noordzee, de Quick Reaction Alert-F-16’s, de Search and Rescue-taken van de maritieme helikopters, de bijdrage aan de Dienst Speciale Interventies (DSI), de inzet van de luchtverkeersleiding van Nieuw Milligen, de inzet van een Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair (CBRN) reactieteam en de ondersteuning van het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum in Driebergen. De open Nederlandse samenleving blijft kwetsbaar voor invloeden en dreigingen die haar functioneren kunnen ontwrichten. De civiele en militaire autoriteiten moeten elkaar bij rampenbestrijding en crisisbeheersing blindelings kunnen vinden en werken daarom in de voorbereiding daarop structureel samen. Deze samenwerking moet in 2012 het gewenste niveau bereiken. De uitgevoerde maatregelen in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) zijn in 2010 tussentijds geëvalueerd. Daaruit blijkt dat Defensie intussen inderdaad een structurele veiligheidspartner is op het terrein van nationale veiligheid en crisisbeheersing. In 2011 gaat de aandacht uit naar de verdere uitwerking van de samenwerking, zoals gezamenlijke opleidingen en trainingen, zodat steeds meer wordt gekomen tot een geïntegreerde aanpak van de nationale veiligheid.

Financiële gevolgen van het defensiebeleid

TOTAAL DEFENSIE (bedragen x € 1 miljoen)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Standen begroting 2010

8 732,8

8 460,9

8 421,3

8 212,2

8 165,1

8 191,8

8 186,1

Vastgestelde standen begroting 2010

8 732,8

8 460,9

8 421,3

8 212,2

8165,1

8 191,8

8 186,1

Najaarsnotamutaties 2009

       

Overheveling van/naar andere departementen

– 19,6

      

Werving C-17 vliegtuigen (van Buitenlandse Zaken)

18,0

      

Bijstelling ontvangsten

10,9

      

Bijstelling ontvangsten domeinen verkoopopbrengsten

– 29,0

      

Bijstelling ontvangsten crisisbeheersingsoperaties HGIS

14,1

      
        

Slotwetmutaties 2009

5,3

      
        

Beleidsmatige mutaties

       

Overheveling van/naar andere departementen

 

6,0

5,5

– 0,2

0,8

2,2

2,2

Bescherming ambassades (van Buitenlandse Zaken)

 

16,1

     

Werving C-17 vliegtuigen (van Buitenlandse Zaken)

 

12,0

     

Bijdrage JSF business case

   

– 20,0

– 27,6

  

Herfasering domeinen verkoopopbrengsten

 

80,3

5,0

7,8

54,6

36,8

24,8

Overheveling van/naar Buitenlandse Zaken crisisbeheersingsoperaties

 

44,4

– 8,3

    

Doelmatigheidskorting Rijk

   

– 11,0

– 11,0

– 11,0

– 11,0

Totaal beleidsmatige mutaties

 

158,8

2,2

– 23,4

16,8

27,4

15,4

Autonome mutaties

       

Doorwerking eindejaarsmarge

 

– 106,1

     

Prijsbijstelling tranche 2010

  

35,1

34,8

34,6

34,3

34,0

Totaal autonome mutaties

 

– 106,1

35,1

34,8

34,6

34,3

34,0

Standen ontwerpbegroting 2011

8 732,6

8 513,6

8 458,6

8 223,6

8 216,5

8 254,1

8 236,1

Toelichting mutaties

Beleidsmatige mutaties voor 2011

Overheveling van/naar andere departementen

Het betreft hier diverse budgetoverhevelingen tussen departementen. Zo heeft er een budgetoverheveling plaatsgevonden naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). Daarnaast is het defensiebudget verhoogd in verband met de tweede tender IMD-enveloppen.

Herfasering verkoopopbrengsten

De taakstellende verhoging voor de verkoop van defensiematerieel is ingevuld met het verkopen van tanks, pantserhouwitsers, F-16-gevechtsvliegtuigen en onroerende zaken. Deze worden wel gerealiseerd, maar in latere jaren dan eerder gepland. Hiertoe is een herfasering van de verkoopopbrengsten noodzakelijk.

Overheveling van Buitenlandse Zaken voor crisisbeheersingsoperaties

Vanuit het HGIS-budget is voor 2010 € 44,4 miljoen en voor 2011 – € 8,3 miljoen verwerkt voor de structurele voorziening «Uitvoering Crisisbeheersingsoperaties» op de defensiebegroting.

Autonome mutaties voor 2011

Prijsbijstelling tranche 2010

Overeenkomstig de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2010 en de Augustusbrief 2010 is in totaal € 35,1 miljoen als prijsbijstelling 2010 aan de begroting 2011 toegevoegd.

2.2. De beleidsartikelen

Hoofdtaken

De gronden voor de inzet van de krijgsmacht zijn opgesomd in artikel 97 van de Grondwet 1. In verband hiermee zijn drie hoofdtaken van de krijgsmacht te onderscheiden, te weten:

  • 1. bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;

  • 2. bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;

  • 3. ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

Ambitieniveau

De krijgsmacht staat garant voor:

  • de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba, zo nodig met alle beschikbare middelen;

  • een actieve bijdrage aan het geïntegreerde buitenlandbeleid van ons land. Het gaat hierbij om:

    • kwalitatief en technologisch hoogwaardige militaire bijdragen aan internationale operaties in alle delen van het geweldsspectrum, ook in de beginfase van een operatie. Dit betreft:

      • een bijdrage aan het ambitieniveau van de NAVO. In verband hiermee zal de krijgsmacht tevens een continue bijdrage van wisselende omvang leveren aan de NATO Response Force (NRF);

      • een bijdrage aan het ambitieniveau van de Europese Unie. In verband hiermee zal de krijgsmacht tevens een periodieke bijdrage leveren aan de snelle reactiecapaciteiten van de Unie, de EU Battlegroups;

      • deelname gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum met een brigade van landstrijdkrachten, twee squadrons jachtvliegtuigen of een maritieme taakgroep;

      • gelijktijdige deelname gedurende langere tijd aan maximaal drie operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum met taakgroepen van bataljonsgrootte of, bij luchtoperaties en maritieme operaties, equivalenten hiervan;

      • het optreden bij landoperaties als lead nation op brigadeniveau en, samen met andere landen, op legerkorpsniveau, bij maritieme operaties als lead nation op taakgroepniveau en bij luchtoperaties met bijdragen op gelijkwaardige niveaus als de brigade;

      • de uitvoering van speciale operaties, met inbegrip van evacuatieoperaties en contraterrorisme-operaties;

    • deelname aan politiemissies, waaronder die van de Europese Gendarmerie Eenheid, met functionarissen en eenheden van het Commando Koninklijke marechaussee en aan kleinschalige missies met een civiel-militair karakter;

    • beschikbaarstelling van militaire deskundigen ten behoeve van de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen;

    • verlening van internationale noodhulp op verzoek van civiele autoriteiten.

  • bijdragen binnen de grenzen van het Koninkrijk aan de veiligheid van onze samenleving, onder civiel gezag. Het gaat hierbij in het bijzonder om:

    • de uitvoering van nationale taken, zoals de grensbewaking door het Commando Koninklijke marechaussee en de Kustwacht;

    • militaire bijstand bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde evenals de handhaving van de openbare orde en veiligheid, zoals met bijzondere bijstandseenheden en de explosievenopruiming;

    • militaire bijstand bij de bestrijding van rampen.

Overzicht missies 2011 1

MISSIE

DEFENSIEBIJDRAGE

TOT

Afghanistan 2

  

ISAF

1 850

1 augustus 2010

ISAF Redeployment

700

1 mei 2011

ISAF Hoofdkwartierbijdrage

60

eind 2011

EUPOL

10

1 juni 2013

Midden-Oosten

  

NTM-I (Irak)

5

31 december 2010

UNTSO

12

doorlopend

EUBAM-Rafah

3

24 mei 2011

CFMCC Bahrein

3

doorlopend

Balkan

  

EUFOR-Bosnië

85

1 maart 2011

EUPM-Bosnië

2

31 december 2011

KFOR (HQ), incl. NIC

8

1 oktober 2010

EULEX-Kosovo

20

14 juni 2012

Afrika

  

EU Atalanta

198

30 november 2010

Ocean Shield

210

7 juni 2011

UNMIS

33

13 april 2011

UNAMID

2

31 juli 2011

EUSEC

3

30 september 2011

XNoot
1

De aantallen betreffen het plafond van de militaire bijdrage. De daadwerkelijke inzet kan fluctueren, maar wordt zoveel mogelijk beschreven bij beleidsartikel 20 – Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties. De aanvullende civiele bijdragen door de ministeries van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn in dit overzicht niet meegenomen.

XNoot
2

Toelichting Afghanistan

De Task Force Uruzgan wordt tussen 1 augustus en 1 december 2010 teruggetrokken door de Redeployment Task Force (RDTF). De precieze omvang van de RDTF zal fluctueren, maar is in ieder geval na 1 december 2010 fors lager dan de genoemde 700 militairen. Nederland blijft de komende periode bijdragen aan verschillende hoofdkwartieren in Afghanistan. In de periode tot december 2010 wordt deze bijdrage van 154 naar 60 militairen teruggebracht. Deze bijdrage zal vooralsnog tot eind 2011 voortduren.

Onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Op verzoek van de Tweede Kamer is de defensiebegroting ingericht naar organisatieonderdelen en niet naar beleidsthema’s. Daarom vormen de begrotingsartikelen bij Defensie geen logisch aanknopingspunt voor de programmering van beleidsdoorlichtingen, die immers gericht zijn op het evalueren van de effecten van het gevoerde beleid en de daarvoor gebruikte financiële middelen. In de begroting 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 2) is aangekondigd dat meer nadruk wordt gelegd op de belangrijkste activiteiten van Defensie. Deze benadering wordt in deze begroting voortgezet. Onderstaande tabel bevat een verbeterde programmering van beleidsdoorlichtingen. Deze is financieel en beleidsmatig zo dekkend mogelijk en de uitvoering geschiedt zoveel mogelijk conform de vereisten die gelden voor beleidsdoorlichtingen (Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE)) zoals opgenomen in Rijksbegrotingvoorschriften (RBV) 2010. Zo zullen per doorlichting zoveel mogelijk gerelateerde defensie-uitgaven worden verantwoord. Hoewel de begroting niet is ingericht om een directe relatie te leggen tussen beleidsthema’s, activiteiten en de kosten hiervan wordt dat in de doorlichtingen wel zo veel mogelijk benaderd. Verder wordt in elke doorlichting waar mogelijk aandacht besteed aan de behaalde (maatschappelijke) effecten. Verantwoording van verrichte activiteiten en geleverde prestaties zal centraal staan. Indien hierbij de causale relatie tussen de defensie-inzet en de beoogde effecten niet kan worden aangetoond, zal zo mogelijk worden ingegaan op de plausibiliteit van een relatie tussen defensie-inzet en de beoogde effecten. Tenslotte zal in de beleidsdoorlichting op meerdere jaren worden teruggekeken, waarbij periodieke en tussentijdse evaluaties als bouwstenen kunnen worden gebruikt.

Het uitvoeren van doorlichtingen is voor Defensie een leerproces. Zo nodig wordt na uitvoering van de eerste doorlichtingen de methodiek of de programmering aangepast.

Titel van het onderzoek en rapportage

2011

2012

2013

2014

2015 e.v.

Beleidsdoorlichtingen

     

Inzet defensiepersoneel en -materieel voor ISAF in het kader van de eindevaluatie ISAF, inclusief evaluatie Van Geel-gelden

X

    

Actieplan Werving en behoud

X

    

Mobiel Toezicht Veiligheid

 

X

   

Uitbreiding strategische luchttransportcapaciteit

 

X

   

Civiel-militaire samenwerking

  

X

  

Bescherming kwetsbare schepen nabij Somalië

  

X

  

Wijziging samenstelling Koninklijke marine (2005)

   

X

 

Veteranenzorg

   

X

 

Uitvoering Koninkrijkstaken door Defensie

    

X

Herinrichting van de integrale helikoptercapaciteit

    

X

Defensie-inzet Kustwacht Nederland

    

X

Flexibel personeelssysteem

    

X

      

Overige onderwerpen

     

Tussentijdse evaluatie kleine missies: Balkan, Oost-Europa, Afrika, Midden-Oosten, Azië

X

X

X

X

X

Evaluatie Bos-gelden

 

X

   

Toelichting op bovenstaande tabel

Inzet defensiepersoneel en -materieel voor ISAF inclusief evaluatie Van Geel-gelden (2011)

Een geïntegreerde 3D-eindevaluatie met het ministerie van Buitenlandse Zaken van de gehele Nederlandse inzet in Uruzgan is voorzien op grond van het toetsingskader. Deze evaluatie wordt aangevuld met extra informatie over defensie-uitgaven, in de geest van de RPE voor het doorlichten van de inzet van personeel en materieel van Defensie voor ISAF. Bij de beleidsdoorlichting ISAF worden naast de additionele uitgaven (HGIS) ook niet-additionele uitgaven bezien. Voorts zal de evaluatie van de Van Geel-gelden bij de eindevaluatie ISAF worden betrokken. Met de Van Geel-gelden is in 2008 en 2009 twee keer € 50 miljoen aan de defensiebegroting toegevoegd voor de noodzakelijke extra vervangingsinvesteringen als gevolg van inzet.

Actieplan Werving en Behoud (2011)

In 2008 is het actieplan Werving en Behoud gepresenteerd. Dit actieplan bevat maatregelen die moeten bijdragen aan een verbeterde instroom en behoud van personeel. In de doorlichting wordt gekeken naar het effect van het actieplan op de vulling van de krijgsmacht.

Mobiel Toezicht Veiligheid (2012)

De Koninklijke marechaussee draagt met het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) bij aan het beheersen van de vreemdelingenstroom. In de doorlichting wordt in kaart gebracht op welke wijze de Kmar haar werkzaamheden uitvoert en op welke wijze deze bijdragen aan de doelstellingen van het beleidsverantwoordelijke departement: het ministerie van Justitie.

Uitbreiding strategische luchttransportcapaciteit (2012)

De afgelopen jaren is de strategische luchttransportcapaciteit van Defensie uitgebreid ter vergroting van het nationale en internationale expeditionaire vermogen van Defensie. In de doorlichting wordt bezien in hoeverre Defensie hierin is geslaagd.

Civiel-militaire samenwerking (2013)

Defensie stelt capaciteit beschikbaar om civiele autoriteiten te ondersteunen. In de doorlichting wordt gekeken in welke mate het toegezegde defensiepersoneel en -materieel beschikbaar was ter ondersteuning van civiele autoriteiten. Voorts wordt de daadwerkelijke inzet bezien.

Bescherming kwetsbare schepen nabij Somalië (2013)

Defensie zet maritieme eenheden in ter bescherming van kwetsbare schepen nabij Somalië. De doorlichting brengt in kaart welk effect de inzet van Nederlandse maritieme eenheden nabij Somalië heeft gehad op de aanvoer van humanitaire hulp aan Somalië en op de veiligheid op zee.

Wijziging samenstelling Koninklijke marine (2014)

In 2005 heeft de Kamer de marinestudie ontvangen waarin maatregelen zijn aangekondigd om de samenstelling van de Koninklijke marine te wijzigen zodat beter kan worden ingespeeld op trends en ontwikkelingen op maritiem gebied. In de doorlichting wordt bezien in hoeverre Defensie hierin is geslaagd.

Veteranenzorg (2014)

Er is veel aandacht voor veteranenzorg bij Defensie. In de doorlichting zal worden bezien in hoeverre het veteranenbeleid en de veteranenwet aansluiten bij de (maatschappelijke) behoefte.

Uitvoering Koninkrijkstaken door Defensie (2015 e.v.)

Er wordt defensiepersoneel en -materieel ingezet voor de uitvoering van Koninkrijkstaken. In de doorlichting zal ondermeer worden bezien in welke mate de inzet van de krijgsmacht in het Caribisch gebied in de periode 2010–2015 bijdraagt aan de (statutaire) taak van de krijgsmacht voor de landen van het Koninkrijk en hoe de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk op het gebied van de (maritieme) rechtshandhaving verloopt.

Herinrichting van de integrale helikoptercapaciteit (2015 e.v.)

In 2004 heeft de Kamer de studie integrale helikoptercapaciteit ontvangen waarin maatregelen zijn aangekondigd om de helikoptercapaciteit van Defensie beter in te richten. In de beleidsdoorlichting zal worden bezien in hoeverre Defensie hierin is geslaagd.

Defensie-inzet Kustwacht Nederland (2015 e.v.)

Er wordt defensiepersoneel- en materieel ingezet voor de uitvoering van Kustwachttaken. In de doorlichting wordt bezien in hoeverre defensiepersoneel en -materieel hebben bijgedragen aan het goed functioneren van de Kustwacht. De samenwerking met andere departementen wordt eveneens bezien.

Flexibel Personeelssysteem (2015 e.v.)

Het Flexibel Personeelssysteem (FPS) is ingericht ten behoeve van een betere kwantitatieve en kwalitatieve vulling van de defensieorganisatie en ter verbetering van de mogelijkheden voor de ontwikkeling van defensiepersoneel. In de doorlichting wordt bezien in hoeverre deze doelstellingen zijn behaald door de invoering van het FPS.

Overig

Onderstaande onderwerpen worden wel geëvalueerd maar niet volgens de systematiek van beleidsdoorlichtingen. Deze en overige evaluaties kunnen wel als bouwsteen worden gebruikt voor een of meerdere doorlichtingen.

Tussentijdse evaluatie kleine missies (jaarlijks)

De bijdragen aan kleine missies zoals de VN-missie in Soedan en SSR-inzet in Burundi worden jaarlijks conform het toetsingskader geëvalueerd.

Evaluatie Bos-gelden (2012)

In de artikel 100-brief over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan ISAF is gemeld dat het kabinet heeft besloten om ook na 2008 twee keer € 50 miljoen (Bos-gelden) toe te voegen aan de defensiebegroting van 2010 respectievelijk 2011. De Bos-gelden kunnen niet worden meegenomen in de ISAF-beleidsdoorlichting, aangezien de gelden in 2011 nog worden uitgegeven.

Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit wordt in onderstaande tabel per beleidsartikel weergegeven. De budgetflexibiliteit per operationele doelstelling is nog niet mogelijk, daar de huidige in gebruik zijnde geautomatiseerde systemen hierop niet zijn ingericht.

Budgetflexibiliteit 2011

Budgetflexibiliteit 2011
2.2.1 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties – beleidsartikel 20

Algemene doelstelling

Het ministerie van Defensie draagt in belangrijke mate bij aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit.

Omschrijving van de samenhang in beleid

Nederland draagt onverminderd bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Nederland voert daartoe een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich uitstrekt tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Deelnemen aan crisisbeheersingsoperaties maakt daar deel van uit.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van het besluit tot uitzending, dat wil zeggen de inzet van militaire capaciteiten voor crisisbeheersingsoperaties.

Succesfactoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt onder meer af van de ernst en achtergronden van het conflict, de betrokkenheid van de internationale gemeenschap, de samenwerking met hulporganisaties, de steun van de plaatselijke bevolking en de opstelling van de conflictpartijen.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Ten laste van dit beleidsartikel worden de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties geraamd en verantwoord, als onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Voor de genoemde operaties betreft dit de direct met de operaties verband houdende uitgaven die niet zouden worden gemaakt bij reguliere bedrijfsvoering.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

351 258

367 900

270 694

199 000

199 000

199 000

199 000

Uitgaven operaties

       

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan,

8 598

9 800

2 300

400

   

waarvan

       

EUFOR ALTHEA

7 291

7 600

1 300

    

EULEX

376

1 300

800

400

   

KFOR

713

600

     

EUPM

206

300

200

    

EUMM Georgië

12

      
        

Vrede en stabiliteit in Afghanistan,

315 760

316 595

105 210

20 210

100

  

waarvan

       

ISAF

315 607

207 000

     

Nationale bijdrage aan ISAF

  

5 000

    

ISAF REDEPLOYMENT

 

109 000

100 000

20 000

   

EUPOL

153

210

210

210

100

  

NTM-A

 

385

     
        

Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten, waarvan

584

520

540

500

500

500

500

EUBAM

37

20

40

    

UNTSO

520

500

500

500

500

500

500

UNIFIL

27

      
        

Vrede en stabiliteit in Afrika, waarvan

14 697

20 260

10 300

    

EU NAVFOR ATALANTA

5 951

12 600

1 000

    

OCEAN SHIELD

 

5 100

8 700

    

UNMIS

1 567

1 300

400

    

UNAMID

20

150

100

    

EUSEC (FIN)

169

100

100

    

EUFOR TCHAD/RCA

5 073

1 000

     

BINUB

29

      

ALLIED PROTECTOR

1 876

      

AMIS

12

10

     
        

Vrede en stabiliteit Irak, waarvan

709

800

     

NTM-I

709

800

     
        

Vrede en stabiliteit in de Perzische Golf, waarvan

274

375

     

CMF

256

200

     

NLTC

18

175

     
        

Overige missies, waarvan

4 392

3 550

7 700

2 200

2 200

2 200

2 200

Missies Algemeen

3 349

1 350

5 500

    

Bijdragen aan politiemissies

1 043

2 200

2 200

2 200

2 200

2 200

2 200

Totaal uitgaven operaties

345 014

351 900

126 050

23 310

2 800

2 700

2 700

Uitgaven contributies, waarvan

       

NAVO-AOM/EU-contributies

15 079

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

Totaal uitgaven contributies

15 079

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

Voorziening HGIS

  

128 644

159 690

180 200

180 300

180 300

Totaal uitgaven

360 093

367 900

270 694

199 000

199 000

199 000

199 000

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

20 494

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

Operationele doelstellingen

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

Operationele doelstelling 1:

Motivering

De Balkan is een prioriteitsgebied in het Nederlandse veiligheidsbeleid. Defensie steunt dit beleid door een bijdrage te leveren aan zowel militaire als civiele missies in deze regio.

EUFOR Althea

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 875 (mandaatverlenging tot 18 november 2010)

  • EU Raadsbesluit 2004/803/CFSP van 25 november 2004 (start Operation Althea met ingang van 2 december 2004)

  • Artikel 100-brief 29 521, nr. 137 van 23 maart 2010 (Nederlandse deelname tot 1 maart 2011)

Nederland levert een bijdrage van 85 militairen aan EUFOR Althea. De inzet bestaat uit een bijdrage aan de Integrated Police Unit (IPU) en aan het EUFOR-hoofdkwartier (ongeveer 25 personen) en daarnaast aan een aantal zogenaamde Liaison and Observation Teams (LOT). Dit zijn teams van militairen die wonen en werken tussen de lokale bevolking. Zij bemiddelen tussen de lokale bevolking en de lokale en regionale bestuurders en verzamelen informatie over de politiek-maatschappelijke situatie in het gebied. Naast de bestaande executieve taak, die bijdraagt tot een safe and secure environment, levert EUFOR vanaf juni 2010 ook ondersteuning bij capaciteitsopbouw en training aan de Bosnische strijdkrachten. De training moet de Bosnische strijdkrachten in staat stellen zelf de veiligheid en stabiliteit van Bosnië-Herzegovina te garanderen en vormt daarmee eveneens een exitstrategie voor het executieve deel van de missie van EUFOR.

Vanaf medio juni 2010 draagt Nederland met zes militairen bij aan de nieuwe afdeling die zich richt op capaciteitsopbouw en training van de Bosnische strijdkrachten.

Daarnaast gaat Nederland eind 2010 met vijf militairen deelnemen aan de Mobile Training Teams. Deze teams, waaraan Nederland een bijdrage zal leveren, richten zich op rampenbestrijding, mijnenruiming, adviseren over EU- en NAVO-doctrine, interoperabiliteit, standaardisatie en training en communicatie- en informatiesystemen. Voor de vulling van de functies voor capaciteitsopbouw en training wordt gebruik gemaakt van de vrije ruimte die binnen de Nederlandse bijdrage van 85 militairen is ontstaan door het vervallen van een tiental functies in het afgelopen jaar. De omvang van de Nederlandse bijdrage aan EUFOR blijft daarmee bestaan uit hooguit 85 militairen. De Nederlandse inzet duurt in beginsel tot maart 2011. Het is echter mogelijk dat hierin al eerder wijzigingen optreden, omdat EUFOR haar executieve mandaat na de verkiezingen in het najaar van 2010 opnieuw zal bekijken op basis van een evaluatie van de dan bestaande politieke en veiligheidssituatie.

European Union Rule of Law Mission in Kosovo (EULEX Kosovo)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 244

  • EU Raadsbesluit 2010/332/CFSP van 8 juni 2010 (verlenging mandaat tot 14 juni 2012)

  • Kamerbrief 21 501-02, nr. 949 van 9 maart 2010 (verlenging Nederlandse deelname tot 14 juni 2012)

EULEX heeft tot doel het bestuur, de politie, justitie en de douane van Kosovo te ondersteunen. In totaal nemen 2 000 functionarissen deel aan deze missie. Nederland heeft op 4 maart 2008 Kosovo als onafhankelijke staat erkend. De Nederlandse regering steunt de rol van de EU bij de ontwikkeling van de rechtsstaat in de jonge republiek Kosovo. Nederland acht stabiliteit in Kosovo en de gehele Balkan-regio van groot belang. De hulp bij het ontwikkelen van een goed functionerende rechtsstaat in Kosovo moet mede in dat licht worden gezien. Goede politie en justitie in Kosovo vormen bovendien een voorwaarde voor het gezamenlijk en op Europees niveau effectief bestrijden van grensoverschrijdende misdaad en illegale immigratie. Op 20 maart 2008 besloot de Nederlandse regering daarom tot een bijdrage van 40 tot 60 deskundigen van het Commando Koninklijke marechaussee, de civiele politie en justitie. De Nederlandse bijdrage aan de missie, die sinds 6 april 2009 volledig operationeel is, bestaat momenteel uit elf marechaussees, acht civiele politiefunctionarissen, vijf justitiële en vier civiele deskundigen. De bijdrage wordt voortgezet tot medio juni 2012.

Kosovo Force (KFOR)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 244

  • Kamerbrief 28 676, nr. 90 van 6 oktober 2009 (Nederlandse deelname tot 1 oktober 2010)

KFOR heeft tot doel het creëren en in stand houden van een veilige en stabiele omgeving, inclusief de openbare orde. Op 11 juni 2009 heeft de Noord-Atlantische Raad (NAR) besloten om KFOR stapsgewijs te verkleinen tot een afschrikkingsmacht van ongeveer 2 000 militairen. Voor iedere stap in het reductieproces is goedkeuring van de NAR vereist. De NAR zal ieder besluit baseren op een zorgvuldige afweging van de politieke en de veiligheidssituatie in de regio. De eerste stap, een reductie van 13 800 naar 10 000 militairen is voltooid op 1 februari 2010. De Nederlandse bijdrage aan KFOR loopt tot 1 oktober 2010. Nederland levert tot die tijd vier staffunctionarissen. Ter ondersteuning van de Nederlandse aanwezigheid in Kosovo is een National Support Element opgericht, bestaande uit twee marechaussees. Verder is op het terrein van het KFOR-hoofdkwartier een nationale inlichtingencel (NIC) actief, bestaande uit twee militairen van de MIVD.

EU Police Mission in Bosnia (EUPM)

Rechtsgrond/mandaat:

  • EU Raadsbesluit 2009/906/CFSP van 8 december 2009 (mandaatverlenging tot 31 december 2011)

  • Art.100-brief 29 521, nr. 137 van 23 maart 2010, (verlenging Nederlandse deelname tot 31 december 2011)

EUPM richt zich sinds 2002 op capaciteitsopbouw van het politieapparaat, met extra aandacht voor ondersteuning van de lokale autoriteiten bij de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad. Bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad maakt EUPM vorderingen, in goede samenwerking met EUFOR en de Hoge Vertegenwoordiger/EU Speciale Vertegenwoordiger. Nederland neemt aan EUPM deel met maximaal zes civiele politiefunctionarissen en twee functionarissen van het Commando Koninklijke marechaussee. Medio december 2011 dient de EU te besluiten over een mogelijk vervolg van de huidige missie. Het streven is dat de Europese Commissie de activiteiten van EUPM na 2011 overneemt. De huidige Nederlandse bijdrage loopt tot 31 december 2011.

Vrede en stabiliteit in Afghanistan

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Defensie steunt de vrede en veiligheid in Afghanistan door bijdragen aan de NAVO en EU-missies.

International Security Assistance Force (ISAF)

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1917

  • Kamerbrief 27 925, nr. 279 van 30 november 2007 (Nederland lead nation in Uruzgan tot 1 augustus 2010)

ISAF heeft van de VN het mandaat gekregen om de Afghaanse regering te assisteren bij het handhaven van de veiligheid in geheel Afghanistan. Van medio 2006 tot 1 augustus 2010 heeft Nederland de leidende verantwoordelijkheid in de provincie Uruzgan gehad (Task Force Uruzgan – TFU). Binnen de TFU is nauw samengewerkt met Australië, Frankrijk, Singapore en Slowakije waardoor de belasting van de Nederlandse krijgsmacht werd verlicht.

Begin 2010 is Nederland begonnen met het overdragen van de taken in Uruzgan. De verantwoordelijkheid voor de training van het Afghaanse leger is in mei overgedragen aan Australië. Tot 1 augustus 2010 heeft Nederland stapsgewijs meer taken en patrouillebases overgedragen aan de opvolgers in Uruzgan en aan het Afghaanse leger. Vanaf 1 augustus is Nederland begonnen met de terugtrekking van de eigen eenheden. Het personeel van de battlegroup, de staf van de TFU en van Task Force 55 is ruim voor 1 december 2010 terug in Nederland. Na 1 augustus 2010 is nog een klein aantal Nederlandse functionarissen in Uruzgan werkzaam in het kader van een goede overdracht van onze kennis, ervaring en taken aan de opvolgers. Dit personeel zal ook buiten de poort actief zijn en wordt daarbij beschermd door militairen van het Combined Team Uruzgan. Daarnaast zullen de eenheden van de Air Task Force (F16’s, gevechts- en transporthelikopters) tot 1 december 2010 primair worden ingezet voor de redeployment van de Task Force en secundair voor de bescherming van de ISAF-eenheden die direct worden bedreigd.

Nationale bijdragen aan ISAF in Afghanistan

Gezien de omvang van de Nederlandse aanwezigheid gedurende de komende periode blijft Nederland met individueel uitgezonden militairen ook na 1 augustus deelnemen aan de hoofdkwartieren van ISAF, ISAF Joint Command (IJC), RC-South, de staf van CommanderKandahar Airfield (COMKAF) en de NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A) in Kabul. In de periode tot december 2010 wordt deze bijdrage van 154 naar 60 militairen teruggebracht. Deze bijdrage zal vooralsnog tot eind 2011 voortduren.

ISAF Redeployment

Naast een goede uitvoering van onze taken in Afghanistan staat het jaar 2010 en een deel van 2011 in het teken van de redeployment. Voor een veilige en efficiënte uitvoering van de redeployment zijn naar verwachting ongeveer 700 militairen nodig. Die worden niet allemaal in één keer ingezet, maar afhankelijk van de benodigde expertise in de diverse fases van de gehele operatie. Het aantal militairen in Uruzgan kan in de redeployment-periode dus fluctueren. De gehele redeployment operatie loopt tot 1 mei 2011. Tussen 1 december 2010 en 1 mei 2011 zal nog een klein aantal militairen in Uruzgan en Kandahar aanwezig zijn voor de afhandeling van de laatste materieeltransporten. Bij terugkeer in Nederland zal het materieel aan de DMO worden aangeboden voor onderhoud en herstel. Deze werkzaamheden duren naar verwachting tot eind 2012.

EU Police-mission (EUPOL) Afghanistan

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie1746

  • EU Raadsbesluit 2010/279/CFSP van 18 mei 2010 (verlenging mandaat tot 31 mei 2013)

  • Kamerbrief 27 925, nr. 398 van 24 juni 2010

Op 15 juni 2007 is de EU-politiemissie EUPOL in Afghanistan van start gegaan met een focus op Kabul. De missie is in Afghanistan op landelijk, regionaal en provinciaal niveau actief en richt zich hoofdzakelijk op de begeleiding en ondersteuning van de hervorming en op professionalisering van het hoger en middenkader van de Afghaanse politie en het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de raakvlakken van de politie met rule of law. Eind 2008 besloot de EU de missie stapsgewijs uit te breiden tot een uiteindelijke omvang van 400 internationale medewerkers. De missie heeft op dit moment echter minder dan 300 actieve medewerkers.

Naast het begeleiden van het hogere kader en het middenkader van de politie is EUPOL actief op het gebied van rule of law. De aanhoudende wervingsproblemen van EUPOL staan een volledige inzet op dit vlak en een uitbreiding naar alle provincies echter vooralsnog in de weg. EUPOL in Uruzgan verzorgt sinds begin 2010 een rechercheopleiding in het Police Training Centre in Tarin Kowt met een specifiek lesprogramma over drugsbestrijding.

De Nederlandse deelname aan EUPOL in Afghanistan bedraagt momenteel 24 functies. Drie marechaussees en drie politiefunctionarissen zijn werkzaam in de provincie Uruzgan, waar zij zich bezighouden met het mentoren van de Afghaanse politiestaf. Daarnaast zijn veertien civiele politiefunctionarissen en drie civiele medewerkers werkzaam in Kabul en is een marechaussee geplaatst bij het EUPOL regionale hoofdkwartier in Kandahar. De missie kende aanvankelijk een duur van drie jaar tot juni 2010, maar is inmiddels verlengd tot 31 mei 2013. De Nederlandse bijdrage loopt vooralsnog ook tot deze datum.

Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Het vredesproces in het Midden-Oosten geniet een hoge prioriteit in het Nederlandse buitenlandbeleid.

EU Border Assistance Mission (EUBAM) Rafah

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • EU Raadsbesluit 2005/889/CFSP van 12 december 2005

  • EU Raadsbesluit 2010/274/CFSP van 12 mei 2010 (verlenging mandaat tot 24 mei 2011)

  • Kamerbrief 21 501-02, nr. 970 van 7 juni 2010 (verlenging Nederlandse bijdrage tot 24 mei 2011)

De EU Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah) vormt de derde partij bij de grensovergang tussen Gaza en Egypte en heeft als taak om de grensbewaking van het Rafah Crossing Point door de Palestijnse Autoriteit (PA) te monitoren en te begeleiden. De missie richt zich op observatie en capaciteitsopbouw van de Palestijnse grenswachten. De missie is op 25 november 2005 op verzoek van Israël en de PA van start gegaan nadat Israël zich in de zomer van dat jaar had teruggetrokken uit de Gaza-strook. Er is toen een Agreement on Movement and Access 2005 gesloten tussen Israël en de PA om de bewegingsvrijheid van de Palestijnen te vergroten. Sinds de machtsovername door Hamas in de Gaza-strook in juni 2007 is de missie niet meer operationeel. Nederland heeft drie marechaussees op stand-by staan die kunnen worden uitgezonden in het geval van reactivering van de missie. Deze marechaussees staan op een notice to move van een maand. De Nederlandse bijdrage loopt tot mei 2011.

United Nations Truce and Supervision Organization (UNTSO)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 50 van 29 mei 1948

De taak van UNTSO is het observeren van de sinds 1948 bestaande bestandslijnen tussen Libanon en Israel en tussen Syrië en Israël. UNTSO bestaat – na de reorganisatie van 2008 – uit twee observatiegroepen: de Observer Group Lebanon en de Observer Group Golan. Het UNTSO-hoofdkwartier bevindt zich in Jeruzalem. Daarnaast heeft UNTSO nog vertegenwoordigingen in Beiroet, Ismailiyah en Damascus. Het observeren van de bestandslijnen door UNTSO gebeurt onder operationele controle van de VN-veiligheidstroepen ter plaatse. In Libanon betreft het de UN Interim Force in Lebanon (UNIFIL) en op de Golanhoogte de UN Disengagement Observer Force (UNDOF). Nederland levert al vanaf 1956 een bijdrage aan deze waarnemersmissie in het Midden-Oosten. De Nederlandse deelname aan deze doorlopende missie is voor onbeperkte duur en bestaat uit twaalf militairen. De additionele uitgaven voor de Nederlandse deelname aan UNTSO zijn, vanwege de onbeperkte duur, meerjarig in de raming voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen.

Vrede en stabiliteit in Afrika

Operationele doelstelling 4:

Motivering

De nadruk van de Nederlandse inspanningen in Afrika heeft de afgelopen regeerperiodes gelegen op de fragiele staten in het Grote Merengebied en in de Hoorn van Afrika. Binnen deze regio’s hebben de Democratische Republiek Congo (DRC), Burundi en Soedan prioriteit gekregen, omdat deze landen het verst zijn verwijderd van het bereiken van de millenniumdoelen. Defensie levert in dit verband een bijdrage aan de VN-missies UNAMID en UNMIS in Soedan, de EU-missie EUSEC in de DRC en in het kader van een bilateraal Security Sector Development (SSD)-programma aan verschillende projecten in Burundi. Als onderdeel van dit SSD-programma is een militair strategische adviseur en een projectbegeleider in Burundi gestationeerd.

Verder is Defensie in EU- en NAVO-verband actief voor de kust van Somalië in het kader van piraterijbestrijding. Ook levert Defensie in dit verband sinds juni 2010 een politieadviseur voor het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) in Nairobi in Kenia, ter ondersteuning van de opbouw van de juridische capaciteiten in de regio. Daarnaast heeft Defensie ter ondersteuning van de African Peace and Security Structure (APSA) één persoon op de vredesschool van de Afrikaanse Unie in Mali geplaatst, één persoon bij het hoofdkwartier van de oostelijke Afrikaanse brigade (EASBRIG) en één persoon bij het International Peace Support Training Centre (IPSTC). Laatstgenoemden zijn in Nairobi gestationeerd. Hieronder volgt een overzicht van de operaties in Afrika waaraan Defensie een bijdrage levert.

EU NAVFOR ATALANTA

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • VN Zeerechtverdrag

  • VNVR Resolutie 1 814, 1 816, 1 846, 1 897

  • EU Raadsbesluit van 8 december 2009 (verlenging mandaat tot 31 december 2012)

  • Kamerbrief 29 521, nr. 138 van 26 april 2010 (verlenging Nederlandse deelname tot 30 november 2010)

Met de start van operatie Atalanta op 8 december 2008 is de eerder door Nederland bepleite EU-bijdrage aan de beveiliging van humanitaire transporten voor de kust van Somalië een feit geworden. De EU-bijdrage behelst een structurele inzet gedurende vier jaar tot december 2012. De hoofdtaken van deze missie bestaan uit maritieme bescherming van humanitaire transporten voor mensen die afhankelijk zijn van humanitaire hulp in Somalië, de bescherming van kwetsbare schepen en het afschrikken van piraten. Door de bijdrage aan de operatie Atalanta geeft Nederland eveneens gevolg aan oproepen van de VN-Veiligheidsraad (zoals verwoord in de relevante VNVR Resoluties) om een gecoördineerde inzet ter bescherming van humanitaire transporten en ter afschrikking van piraterij in de territoriale wateren van Somalië te ondersteunen. In 2010 bestond de Nederlandse bijdrage aan operatie Atalanta achtereenvolgens uit een fregat (februari–april) en een amfibisch transportschip (april-juni). Nederland zet van september tot en met november een bevoorradingsschip in voor deze missie. In 2011 vindt naar verwachting nog realisatie plaats als gevolg van na-ijlende facturen uit buitenlandse havens.

OCEAN SHIELD

Rechtsgrond/mandaat:

  • VN Zeerechtverdrag

  • VNVR Resolutie 1 814, 1 816, 1 846, 1 897

  • NAR-besluit van 5 maart 2010 (verlenging mandaat tot 31 december 2012)

  • Kamerbrief 29 521, nr. 138 van 26 april 2010 (verlenging Nederlandse deelname tot 30 november 2010)

  • Kamerbrief 29 521, nr. 145 van 22 juni 2010 (aanvulling Nederlandse bijdrage tot en met 7 juni 2011)

Het mandaat van Ocean Shield richt zich ten eerste op de bescherming van koopvaardijschepen in de Internationally Recommended Transit Corridor (IRTC) in de Golf van Aden en op het uitvoeren van patrouilletaken in het Somalië Bassin. Ten tweede voert de operatie individuele escortes uit van koopvaardijschepen die zijn gecharterd door de Verenigde Naties. Ten derde richt de operatie zich op de uitvoering van gerichte acties om piraten af te schrikken, op te sporen en eventueel op te pakken. Daarbij ligt de nadruk op het opsporen van de zogenaamde moederschepen die piraten gebruiken om hun acties ver op zee te kunnen uitvoeren. Allied Protector werd uitgevoerd door marineschepen van de permanente NAVO-vloot, de Standing NATO Maritime Group-1, en is ingezet in de periode van 27 maart 2009 tot 1 juli 2009. Nederland heeft bijgedragen aan Allied Protector met het fregat Hr.Ms. De Zeven Provinciën. Na 1 juli 2009 is de operatie verder gegaan onder de naam Ocean Shield, waaraan marineschepen van de permanente NAVO-vloten, de Standing NATO Maritime Group (SNMG)-1 en 2, afwisselend deelnemen. Vanaf 1 juli 2010 voert Nederland voor de duur van een jaar het commando over SNMG-2. Dit betekent dat de stafschepen Hr.Ms. De Zeven Provinciën, Hr.Ms. De Ruyter en Hr.Ms. Tromp in de periode juli 2010 tot en met begin juni 2011 achtereenvolgens zullen deelnemen aan de NAVO-operatie Ocean Shield. Daarnaast zal van eind september tot eind november 2010 een onderzeeboot deelnemen aan deze operaties, als extra waarnemingscapaciteit voor de in het gebied aanwezige eenheden (Kamerstuk 29 521, nr. 145 van 22 juni 2010).

United Nations Mission in Sudan (UNMIS)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 590, 1 870, 1 919

  • Kamerbrief 29 521, nr. 135 van 5 maart 2010 (Nederlandse deelname tot 13 april 2011)

De regering van Soedan en de Sudan People Liberation Movement (SPLM) zijn in het Comprehensive Peace Agreement (CPA) overeengekomen dat de VN zullen toezien op de naleving van deze overeenkomst. De UNMIS-missie heeft als taak te verifiëren of de partijen hun toezeggingen nakomen en ziet erop toe dat de afspraken in het CPA op militair gebied worden uitgevoerd. UNMIS beschikt momenteel over ruim 8 700 bewapende militairen, ongeveer 525 waarnemers en 600 politiefunctionarissen. Zij worden administratief ondersteund door ruim 3 500 civiele medewerkers. De militaire waarnemers en politiefunctionarissen voeren hun taken ongewapend uit. De missie is op 24 maart 2006 van start gegaan. De missie ziet momenteel toe op de ontwikkelingen na de (voltooide) verkiezingen en het referendum dat begin 2011 moet plaatsvinden. De verwachting is dat het referendum voor de nodige onrust zal zorgen. Het kabinet heeft op 5 maart 2010 besloten om de Nederlandse personele bijdrage aan de VN-vredesmissie in Soedan (UNMIS) van twaalf militaire waarnemers, vijftien politiefunctionarissen (elf marechaussees en vier civiele politiefunctionarissen) en enkele staffunctionarissen met één jaar te verlengen tot 13 april 2011.

United Nations and African Union Mission in Darfur (UNAMID)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 881 (mandaatverlenging tot 1 augustus 2011)

Als gevolg van het conflict in de regio Darfur (West Soedan) is sprake van een groot aantal vluchtelingen en Internaly Displaced Persons (IDP’s). Deze mensen verblijven in diverse grote vluchtelingenkampen in de regio. UNAMID heeft als taak om een veilige omgeving te creëren voor hulporganisaties die humanitaire hulp verlenen aan de bevolking van de vluchtelingenkampen. De opbouw van de UNAMID-troepenmacht is aanzienlijk vertraagd ten opzichte van het originele plan. Medio 2010 zal de missie waarschijnlijk op vrijwel volledige sterkte zijn. De drie grote geplande UNAMID «supercamps» in Darfur worden in snel tempo opgebouwd. Ook worden diverse Teamsites in de Darfurregio ingericht. Momenteel zijn twee Nederlandse militairen geplaatst in het hoofdkwartier van UNAMID in El Fasher. Zij werken in de staf bij de planning en ontwikkeling van de missie. Dit werk zal worden voortgezet tot 31 juli 2011.

European Union Security Sector Reform Mission (EUSEC)

Rechtsgrond/mandaat:

  • EU Raadsbesluit 2005/509/PESC van 28 augustus 2009 (verlenging mandaat tot 1 oktober 2011)

De voornaamste reden voor de voortdurende instabiliteit in de Democratische Republiek Congo (DRC) is het feit dat onvoldoende voortgang wordt geboekt in het ontwapenen van de rebellen en de vorming van een nieuw geïntegreerd, professioneel Congolees leger, de Forces Armées de République Democratique du Congo (FARDC). Op verzoek van de regering van de DRC verleent de EU assistentie bij de hervorming van veiligheidsdiensten. Dit wordt vormgegeven door kort- en langlopende projecten. Tijdens de training en opleiding van militairen, die voortkomen uit voormalige rebellenbewegingen, wordt aandacht besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en het respect voor de rechtsstaat. Nederland draagt met drie militairen bij aan deze EU- missie gericht op Security Sector Development. Het mandaat voor EUSEC is in augustus 2010 aangepast en met een jaar verlengd tot 1 oktober 2011. De Nederlandse bijdrage loopt eveneens tot deze datum.

Vrede en stabiliteit in Irak

Operationele doelstelling 5:

Motivering

Nederland en de Europese Unie steunen de democratisch gekozen Irakese regering en haar inspanningen om vooruitgang te boeken in het politieke proces, de nationale verzoening te bevorderen, de rechtstaat te versterken en de openbare orde te herstellen.

NAVO-trainingsmissie in Irak (NTM-I)

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • MoU NAVO – Irak van 8 april 2009

  • Kamerbrief 29 521, nr. 128 van 16 december 2009 (Nederlandse deelname tot en met 31 december 2010)

Nederland levert sinds februari 2005 een bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak. Deze NAVO-missie heeft tot doel de Irakese regering te assisteren bij het versterken van de interne veiligheid. Daartoe ondersteunt NTM-I bij de opbouw van de Irakese veiligheidsorganisaties, waaronder het leger en de politie. Nederland levert sinds februari 2005 een bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak. De oorspronkelijke opdracht van de missie bestond uit het doorlopen van vier fases. Fase één betrof het in kaart brengen van de activiteiten voor de missie. In fase twee werd begonnen met de uitvoering van de activiteiten, te weten training van het midden- en hoger kader van leger en politie door stapsgewijs verschillende opleidingsinstituten op te richten. In fase drie werd de verantwoordelijkheid voor de trainingsactiviteiten geleidelijk overgedragen aan de Irakese autoriteiten en in de vierde fase moet deze overdracht zijn voltooid. Omdat de realisatie van de oorspronkelijke doelen vrijwel is bereikt, heeft de NAVO in overleg met de Irakese regering een plan opgesteld om de behaalde resultaten te borgen en de missie in 2010 voort te zetten met aanvullende trainings- en mentoringactiviteiten. De Noord-Atlantische Raad (NAR) heeft op 20 november 2009 besloten het mandaat van de missie in beginsel tot eind 2011 te verlengen. De Nederlandse militaire bijdrage aan NTM-I bestaat uit vijf staffunctionarissen en loopt tot 31 december 2010.

Veiligheid en stabiliteit in de Perzische Golf

Operationele doelstelling 6:

Motivering

Nederland hecht vanwege het internationale veiligheidsbeleid en het economisch belang grote waarde aan de waarborging van de continuïteit en de veiligheid van het maritieme verkeer in de wateren van het Arabisch schiereiland.

Instrumenten

In de strijd tegen het internationale terrorisme draagt Nederland bij aan het bestrijden van internationale terroristische netwerken. Een onderdeel daarvan is het aan terroristische organisaties ontzeggen van het gebruik van de zee en het voorkomen van terroristische aanslagen op zee en aan de wal.

Combined Maritime Forces (CMF)

Nederland levert twee militairen aan de staf van het hoofdkwartier van de CMF in Bahrein. Naast de strijd tegen het internationaal terrorisme houdt CMF zich ook bezig met anti-piraterij operaties. In 2011 is geen Nederlandse maritieme bijdrage in de Perzische Golf voorzien, anders dan een incidentele bijdrage van stafofficieren aan de staf van de Combined Task Force (CTF) 150 of CTF 151.

Netherlands Liaison Team USCENTCOM (NLTC)

Nederland levert vier militairen aan NLTC in Tampa in de Verenigde Staten. Deze militairen dragen bij aan de coördinatie van de strijd tegen het internationale terrorisme en volgen de ontwikkelingen in de Verenigde Staten op dit gebied. Tevens spelen zij een rol bij de aansturing van ISAF en van overige operaties, die worden uitgevoerd onder leiding van CENTCOM.

Overige missies

Bijdrage aan politiemissies

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt jaarlijks met ongeveer veertig civiele politieagenten bij aan diverse operaties. In 2011 worden civiele politieagenten ingezet in Bosnië, Cyprus, Soedan, Afghanistan, Kosovo en Servië. De additionele kosten van deze inzet komen ten laste van HGIS (zie ook Kamerbrief 27 476, nr. 1 van 27 oktober 2000).

NAVO AOM/EU-contributies

Nederland draagt bij in de gemeenschappelijke uitgaven van de NAVO Allied Operations and Missions (AOM) en de Europese Unie (ATHENA).

Ontvangsten

De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op de vergoedingen van de EU-, NAVO- en VN-partners voor de door Nederland geleverde diensten en/of ingezette personele en materiële middelen.

2.2.2. Commando zeestrijdkrachten – beleidsartikel 21

Algemene doelstelling

Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) levert (specifiek) operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Voor de maritieme capaciteit van de krijgsmacht moet het CZSK maritieme eenheden operationeel gereed stellen en houden. Zeestrijdkrachten zijn zowel voor expeditionaire als voor nationale taken inzetbaar. Omdat zij het vereiste materieel en voorraden meevoeren, zijn zeestrijdkrachten in hoge mate logistiek onafhankelijk van het gebied waarin zij opereren en kennen zij hierdoor een grote strategische en tactische mobiliteit. Waar voorheen maritieme operaties op open zee centraal stonden, hebben de veranderingen in de internationale veiligheidssituatie geleid tot een grotere aandacht voor maritieme en amfibische operaties in kustwateren, inclusief de beveiliging van verkeersroutes en -knooppunten. Hieronder vallen ook operaties ter bescherming van de scheepvaart tegen piraterij.

De taken en opdrachten van de zeestrijdkrachten kunnen worden onderscheiden in de categorieën: veiligheid op zee, veiligheid vanuit zee en nationale maritieme taken. Veiligheid op zee betreft de bescherming van het legitiem gebruik van de zee, alsmede het beheersen van (delen van) de zee en het vermogen een ander het gebruik van de zee te ontzeggen. Ook interdictie-(verbods-) en blokkadeoperaties vallen in deze categorie, evenals maritieme presentie en surveillance en de bestrijding van piraterij en smokkel.

Veiligheid vanuit zee omvat maritieme en amfibische operaties die erop gericht zijn operaties op het land te initiëren, te leiden en te ondersteunen. De zee wordt veiliggesteld als uitvalsbasis waarna vanuit zee doelen worden bestreden en eenheden aan land worden gezet. De benodigde maritieme expeditionaire capaciteit, bestaande uit vloot- en marinierseenheden aangevuld met helikoptercapaciteit vanuit het CLSK, wordt daartoe bijeengebracht in een maritieme taakgroep waarvan de samenstelling is toegesneden op de uit te voeren taak. Onderzeeboten kunnen deel uitmaken van zo’n taakgroep, maar zijn ook geschikt voor langdurige zelfstandige operaties ten behoeve van onder meer verkenningen. Daarnaast kan het CZSK ook humanitaire noodhulp verlenen.

Nationale maritieme taken omvatten onder andere de uitvoering van kustwachttaken, de uitvoering van opsporings- en reddingstaken, maritieme explosievenopruiming en hydrografische opnamewerkzaamheden. Daarnaast garandeert het CZSK voortdurend de beschikbaarheid van personeel en middelen in het kader van de gemaakte afspraken over civiel-militaire samenwerking.

Verder kan het CZSK met eenheden of individuele militairen, samen met andere operationele commando’s (joint), bijdragen leveren aan operaties die niet een specifiek maritiem karakter hebben.

Deze veelzijdige inzetbaarheid op en vanuit zee met sterk wisselende rollen betreft zowel de organisatie als geheel als de kleinere eenheden en de individuele militair. Het opleiden en trainen voor maritieme gevechtsoperaties in het hoogste deel van het geweldsspectrum is daarbij de grondslag voor een effectieve inzet in alle delen van het geweldsspectrum bij alle soorten van operaties, met inbegrip van de uitvoering van nationale taken. Om voortdurend eenheden gereed te hebben voor het optreden in het gehele geweldsspectrum is de operationele gereedheid van het CZSK gelaagd opgebouwd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CZSK.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren, zoals het risico op complexe materiële problemen die alleen met een meerjarig verbetertraject kunnen worden aangepakt. De geoefendheid van maritieme eenheden is afhankelijk van voldoende oefen- en trainingsmogelijkheden in binnen- en buitenland waarbij zowel intern, met andere operationele commando’s (joint) als met buitenlandse eenheden (combined) wordt geoefend.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CZSK ter beschikking staan voor de verwezenlijking van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

644 982

602 781

572 492

580 899

587 899

583 427

583 924

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

483 449

433 140

379 889

347 999

319 208

Commando ZSK Nederland,

530 595

504 634

494 596

501 341

508 133

502 958

506 086

waarvan Operationele eenheden

418 381

403 584

393 535

400 104

407 489

402 214

405 471

waarvan Opleidingen

112 214

101 050

101 061

101 237

100 644

100 744

100 615

Commando ZSK Carib

55 104

46 779

46 967

46 942

47 032

47 047

47 046

Kustwacht Nederland

22 388

25 076

24 329

24 325

24 341

24 349

24 343

Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba

3 416

2 847

2 871

4 912

4 939

5 645

2 902

Totaal programma-uitgaven

611 503

579 336

568 763

577 520

584 445

579 999

580 377

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando ZSK

20 225

18 870

17 407

15 996

16 011

16 003

16 010

Bijdragen aan baten-lastendiensten

6 620

5 575

5 204

5 265

5 325

5 307

5 329

Totaal apparaatsuitgaven

26 845

24 445

22 611

21 261

21 336

21 310

21 339

Totaal uitgaven

638 348

603 781

591 374

598 781

605 781

601 309

601 716

Totaal ontvangsten

13 613

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

Verdeling operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden geraamde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

2011

2012

2013

2014

2015

Operationele doelstelling 1

46,1

46,9

47,7

47,1

47,5

Operationele doelstelling 2

194,7

198,0

201,6

199,0

200,6

Operationele doelstelling 3

152,7

155,2

158,2

156,1

157,4

Totaal

393,5

400,1

407,5

402,2

405,5

Operationele doelstellingen

Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Operationeel gerede eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CZSK.

Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CZSK.

Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Om gedurende een langere periode blijvend een zeker aantal eenheden operationeel gereed te hebben, is een groter aantal eenheden nodig. Daarmee kunnen eenheden herstellen van inzet, (groot) onderhoud uitvoeren, reorganisaties doorvoeren, vertrouwd raken met nieuw materieel, hun personeel opleidingen laten volgen en (opnieuw) gereedstellen voor de organieke taak of een specifiek deel daarvan. Eenheden die zijn aangemerkt als «voortzettingsvermogen» kunnen worden ingezet voor opdrachten die een minder hoog trainingsniveau vereisen, zoals in het kader van de civiel-militaire samenwerking. Tevens kunnen deze eenheden kleinschalige, specialistische opdrachten uitvoeren.

Instrumenten

Niet-operationeel gerede eenheden van het CZSK, met uitzondering van opleidingseenheden.

Specifiek en organiek gereedstellen van eenheden

De organieke taak is het samenstel van taken waarvoor een organieke eenheid standaard is ingericht. In principe worden eenheden gereedgesteld om alle elementen van de organieke taak te kunnen uitvoeren; er is dan sprake van organieke operationele gereedheid. Wanneer echter al bekend is waarvoor een eenheid wordt ingezet, is het niet efficiënt om gereed te stellen voor de gehele organieke taak. Dan is het opportuun om specifiek gereed te stellen voor het deel van de organieke taak, dat nodig is voor de missie; er is dan sprake van specifieke operationele gereedheid. Daarnaast kan het zijn dat eenheden specifiek operationeel gereedgesteld worden omdat een bepaald deel van de organieke taak tijdelijk niet uitgevoerd kan worden door schaarste aan personeel, materieel of ontbrekende oefengelegenheid.

Operationele doelstellingen 1, 2 en 3 van het Commando zeestrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede (OG) eenheden (OD1+ OD2)

Voortzettingsvermogen OD3

Specifiek OG

Organiek OG

Staf

NLMARFOR

0,5

1

 

1

 

Vlooteenheden

Fregatten

1

6

1 1

2

3

Patrouilleschepen

0 2

   

Bevoorradingsschepen

2

 

0,7

1,3

Landing Platform Dock’s

0,6

2

1,41

 

0,6

Onderzeeboten

0,6

4

 

2

2

Ondersteuningsvaartuig OZD

1

 

1

 

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

1,5

10

3 3

1

6

Hydrografische opnemingsvaartuigen

1

2

 

1,8

0,2

Ondersteuningsvaartuig CARIB

 

1

 

0,8

0,2

Marinierseenheden

Mariniersbataljons

 

2

1 4

 

1

Ondersteunende mariniersbataljons

 

2

1 5

1

 

Unit Interventie Mariniers

1

1

 

1

 

Marinierscompagnie CARIB

 

1

 

1

 

Bootpeloton Caribisch Gebied

 

1

 

1

 

Overige eenheden

Duik- en Demonteergroep

 

1

 

1

 

Medische eenheid (role 2)

 

1

 

1

 
XNoot
1

Eén grote bovenwatereenheid wordt continu ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied voor CZMCARIB en de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A). Deze eenheden worden bemand volgens het missieprofiel «Caribisch gebied» en zijn daarom specifiek OG.

XNoot
2

Met de bouw van de 4 patrouilleschepen is in 2009 begonnen. In 2011 zullen de eerste proefvaarten worden gemaakt. Na 2011 zullen de schepen gefaseerd door de DMO aan het CZSK worden overgedragen, zodat het CZSK de schepen operationeel gereed kan stellen.

XNoot
3

Eenheden die worden ingezet voor de Kustwacht Nederland en het ruimen van explosieven op de Noordzee hebben missieprofiel «schip van de wacht» en zijn daarmee specifiek OG.

XNoot
4

Om de activiteiten van de marinierseenheden te laten aansluiten bij de beschikbare middelen is er sprake van een versobering van het gebruik van de duurdere munitiesoorten (anti-tank munitie en mortiergranaten). Dit heeft tot gevolg dat het anti-tank peloton en het mortierpeloton van het mariniers infanteriebataljon specifiek operationeel gereed worden gesteld. Deze maatregel heeft geen consequentie voor de operationele doelstelling om een mariniersbataljon qua personeel en materieel operationeel gereed te hebben in 2011. Bij inzet zal afhankelijk van de missie nog een inspanning moeten worden geleverd in de vorm van een schietserie anti-tank en mortieren.

XNoot
5

De genoemde tijdelijke reductie op mortiergranaten heeft ook het effect dat de Marine Joint Effects Battery (MJEB) van het Amfibisch Gevechtssteun Bataljon slechts specifiek OG kan worden gesteld.

Internationale inzet

NLMARFOR. Vanaf medio 2010 wordt gedurende één jaar het commando over SNMG2 geleverd (1-ster commando plus deel van de staf). Deze maritieme taakgroep is een permanent element van het maritieme deel van de Immediate Response Force (IRF) van de NATO Response Force (NRF) en zal, bij verlenging van de NAVO antipiraterij-operatie Ocean Shield, worden ingezet.

Fregatten. Op roulatiebasis worden vanaf medio 2010 gedurende één jaar LC-fregatten met boordhelikopter van het Defensie Helikopter Commando (DHC) ingezet als vlaggenschip van SNMG2.

Onderzeeboten. Gedurende het jaar wordt tweemaal een onderzeeboot ingezet door de CDS voor een gerubriceerde opdracht.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen. Gedurende het gehele jaar wordt één mijnenbestrijdingsvaartuig ingezet in SNMCMG1 als onderdeel van de IRF van de NRF.

Gereed voor internationale inzet

Onderzeeboten. In de eerste helft van 2011 wordt een onderzeeboot beschikbaar gesteld voor de Response Forces Pool (RFP) van de NRF.

Duik- en demonteergroep (DDG). In de eerste helft van 2011 wordt een maritiem Explosieven Opruimingsdienstpeloton beschikbaar gesteld voor de RFP van de NRF.

Nationale inzet

Stationsschip Caribisch gebied. Eén grote bovenwatereenheid (fregat, bevoorrader of Landing Platform Dock) met boordhelikopter van het DHC wordt op roulatiebasis ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied voor CZMCARIB en de KWNA&A. In de huidige planning wordt uitgegaan van achtereenvolgens de beide LPD’s en een M-fregat.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen en ondersteuningsvaartuig Hr.Ms. Mercuur. De Kustwacht Nederland heeft de beschikking over 180 vaardagen met een kleine bovenwatereenheid ten behoeve van controle- en handhavingstaken alsmede het uitvoeren van explosievenopruiming. Op 6 juli 2010 is door de interdepartementale Raad voor de Kustwacht besloten om de coördinatie van explosievenopruiming op zee op te nemen als kustwachttaak in het Dienstverleningsplan.

Hydrografische opnemingsvaartuigen en mijnenbestrijdingsvaartuigen. De hydrografische opnemingsvaartuigen dienen minimaal 250 en de mijnenbestrijdingsvaartuigen 20 hydrografische opnamedagen uit te voeren om gegevens te verzamelen voor het actualiseren van hydrografische publicaties.

Unit Interventie Mariniers (UIM). De UIM is paraat voor terreurbestrijding.

Gereed voor nationale inzet

Fregatten. Eén fregat is in het kader van de civiel-militaire samenwerking als schip van de wacht binnen maximaal 48 uur beschikbaar voor het onderscheppen van vaartuigen en het boarden van zeeschepen.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen. Eén mijnenbestrijdingsvaartuig is in het kader van de civiel-militaire samenwerking als schip van de wacht binnen maximaal 48 uur beschikbaar voor het opsporen en ruimen van zeemijnen.

Ondersteuningsvaartuig Caribisch gebied. Het ondersteuningsvaartuig Hr.Ms. Pelikaan is gereed voor inzet voor humanitaire hulpverlening tijdens het orkaanseizoen in het Caribisch gebied.

Marinierscompagnie op Aruba. De op Aruba gestationeerde marinierscompagnie is beschikbaar voor het beteugelen van woelingen en hulpverlening bij calamiteiten.

DDG. De duikunit is beschikbaar voor duikassistentie, duikmedische assistentie en havenbewaking in het kader van ICMS.

2.2.3. Commando landstrijdkrachten – beleidsartikel 22

Algemene doelstelling

Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) levert (specifiek) operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om grondgebonden capaciteit te leveren dient het CLAS eenheden operationeel gereed te stellen en te houden. Landstrijdkrachten zijn zowel voor expeditionaire als voor nationale taken inzetbaar.

Landoperaties en in het bijzonder stabiliteitsoperaties zijn complex vanwege de diversiteit aan actoren, de continue en diffuse dreiging, de invloed van geografische omstandigheden en klimaat en het uiteenlopende karakter van de taken. Soms dient daarbij een opponent op hoog geweldsniveau te worden bestreden, dan weer moeten vooral beveiligingstaken worden uitgevoerd, wordt assistentie verleend aan lokale autoriteiten of moet humanitaire hulp worden verleend.

Deze veelzijdige inzetbaarheid op het land met sterk wisselende rollen heeft gevolgen voor de organisatie als geheel, maar ook voor kleinere eenheden en de individuele militair. Het optreden met een sterk wisselend geweldsniveau vraagt een opleiding en training voor alle taken. Operaties in de stabilisatiefase vormen de meest complexe landoperaties. De opleiding en training richt zich daarom vooral op het optreden in dit soort operaties. De landstrijdkrachten blijven daardoor in staat om ook in andersoortige operaties op te treden, met inbegrip van de uitvoering van nationale taken.

Het gereedstellingsproces binnen het CLAS richt zich op het gereedstellen van eenheden voor stabiliseringsoperaties. Dit proces is modulair van opbouw, enerzijds vanwege de schaarste van opleidingsmiddelen, anderzijds om goed en tijdig te kunnen anticiperen op een specifieke operatie. Een deel van de eenheden van het CLAS van bataljons- en brigadegrootte wordt planmatig operationeel gereed gesteld op het hoogste trainingsniveau, en is daarbij inzetbaar voor de meest complexe opdrachten en operaties op het niveau van een brigade- en bataljonstaakgroep. Verreweg het grootste deel van de organisatie is op pelotons- en compagniesniveau operationeel gereed voor opdrachten die een minder hoog trainingsniveau vereisen, zodat alle organieke eenheden van het CLAS operationeel gereed zijn voor bijvoorbeeld de algemene opdrachten in het kader van de civiel-militaire samenwerking. Daarnaast wordt door deze gelaagdheid in operationele gereedheid gegarandeerd dat de eenheden met een geringe voorbereidingstijd specifieke expeditionaire operationele opdrachten kunnen uitvoeren zoals de vorming van een Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT), de versterking van de wacht, een tijdelijke vergroting van de gevechtskracht en de uitvoering van constructiewerk door de genie.

De tabel «operationele doelstellingen» richt zich vooral op de operationele gereedheid voor het hoogste trainingsniveau, maar moet voor een reëel beeld worden beschouwd in samenhang met de doelstellingen en taken waarvoor een lager trainingsniveau aanvaardbaar is.

De eenheden van de landstrijdkrachten dienen daarbij voorbereid te zijn op een wereldwijde inzet, mogelijk onder moeilijke klimatologische omstandigheden. Het vermogen tot snelle ontplooiing over grote afstanden, het beschikbaar hebben van snel inzetbare middelen en een adequate logistieke ondersteuning zijn daarbij essentieel.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het Commando landstrijdkrachten.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het beschikken over voldoende aantallen opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier mee te oefenen en personeel op te leiden. De mate van personele vulling wordt mede bepaald door externe factoren als de demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door externe factoren zoals de stand van de techniek en de mogelijkheden en beperkingen van de industrie. De geoefendheid van grondgebonden eenheden is afhankelijk van de beschikbaarheid van oefen- en trainingsmogelijkheden in binnen- en buitenland waarbij zelfstandig of met andere operationele commando’s (joint) en met buitenlandse eenheden (combined) wordt getraind.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CLAS ter beschikking staan voor de verwezenlijking van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

1 392 558

1 359 490

1 325 905

1 328 930

1 333 022

1 345 080

1 349 625

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

902 400

796 379

694 563

651 004

598 911

Operationeel Commando LAS,

1 048 387

1 111 211

1 061 647

1 061 839

1 068 559

1 085 006

1 088 928

waarvan Operationele eenheden

790 252

808 651

819 473

820 635

825 234

846 897

849 444

waarvan Opleidingen

258 135

302 560

242 174

241 204

243 325

238 109

239 484

Totaal programma-uitgaven

1 048 387

1 111 211

1 061 647

1 061 839

1 068 559

1 085 006

1 088 928

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando LAS

299 400

256 842

246 076

248 770

245 931

241 606

242 154

Bijdragen aan baten-lastendiensten

23 570

16 437

18 182

18 321

18 532

18 468

18 543

Totaal apparaatsuitgaven

322 970

273 279

264 258

267 091

264 463

260 074

260 697

Totaal uitgaven

1 371 357

1 384 490

1 325 905

1 328 930

1 333 022

1 345 080

1 349 625

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

17 382

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

Verdeling operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden geraamde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

2011

2012

2013

2014

2015

Operationele doelstelling 1

2,1

2,1

2,1

2,2

2,2

Operationele doelstelling 2

295,6

296,0

297,6

305,5

306,4

Operationele doelstelling 3

521,8

522,5

525,5

539,2

540,8

Totaal

819,5

820,6

825,2

846,9

849,4

Operationele doelstellingen

Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Operationeel gerede eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CLAS.

Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CLAS.

Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Om gedurende een langere periode blijvend een zeker aantal eenheden operationeel gereed te hebben, is een groter aantal eenheden nodig. Daarmee kunnen eenheden herstellen van inzet, (groot) onderhoud uitvoeren, reorganisaties doorvoeren, vertrouwd raken met nieuw materieel, hun personeel opleidingen laten volgen en (opnieuw) gereedstellen voor de organieke taak of een specifiek deel daarvan. Eenheden die zijn aangemerkt als «voortzettingsvermogen» kunnen worden ingezet voor opdrachten die een minder hoog trainingsniveau vereisen, zoals in het kader van de civiel-militaire samenwerking. Tevens kunnen deze eenheden kleinschalige, specialistische opdrachten uitvoeren.

Instrumenten

Niet-operationeel gerede eenheden van het CLAS, met uitzondering van opleidingseenheden.

Specifiek en organiek gereedstellen van eenheden

De organieke taak is het samenstel van taken waarvoor een organieke eenheid standaard is ingericht. In principe worden eenheden gereedgesteld om alle elementen van de organieke taak te kunnen uitvoeren; er is dan sprake van organieke operationele gereedheid. Wanneer echter al bekend is waarvoor een eenheid wordt ingezet, is het niet efficiënt om gereed te stellen voor de gehele organieke taak. Dan is het opportuun om specifiek gereed te stellen voor het deel van de organieke taak, dat nodig is voor de missie; er is dan sprake van specifieke operationele gereedheid. Daarnaast kan het zijn dat eenheden specifiek operationeel gereedgesteld worden omdat een bepaald deel van de organieke taak tijdelijk niet uitgevoerd kan worden door schaarste aan personeel, materieel of ontbrekende oefengelegenheid.

Operationele doelstellingen 1, 2 en 3 van het Commando landstrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal

aantal

eenheden

Totaal aantal operationeel gerede (OG) eenheden (OD1+ OD2)

Voortzettingsvermogen OD3

Specifiek OG

Organiek OG

HRF HQ

NL deel staf HRF HQ

 

1

 

1

 

Korps Commandotroepen

Commandotroepencompagnie

 

4

 

2

2

Air Manoeuvre Brigade

Brigadestaf + Stafcompagnie

 

1

 

1

 

Infanteriebataljon Luchtmobiel

 

3

 

1

2

Gevechtssteuneenheden

 

3

 

1.6

1,4

Logistieke eenheden

 

3

 

1

2

Natres-bataljons

 

2

 

2

 

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

Brigadestaf + Stafcompagnie

 

2

 

1

1

Pantserinfanterie/Tankbataljon 1

 

6

1

0.8

4.2

Brigade Verkenningseskadron

 

2

 

0,4

1,6

Afdeling veldartillerie

 

2

 

0,3

1,7

Pantsergeniebataljon

 

2

 

0,5

1,5

Logistieke eenheden

 

4

 

0,9

3,1

Natres-bataljons

 

3

 

3

 

Operationeel Ondersteunings Commando Land (OOCL)

Kernstaf Geniebrigade

 

1

 

0

1

Kernstaf Logistieke brigade

 

1

 

0

1

Geniebataljon

 

1

 

0,4

0,6

JISTARC-modules 2

0,1

7

 

1,3

5,7

Commando Luchtdoelartillerie (2x batterij)

 

2

 

1

1

CIS-bataljon (3x compagnie)

 

3

 

1,3

1,7

CIMIC-bataljon (6x CIMIC Support Element)

 

6

 

2,3

3,7

Bevoorradings- en transportbataljon

0,1

2

 

0,7

1,3

Geneeskundig bataljon (7x MTF)

 

7

 

3

4

Herstelcompagnie

 

3

 

1,9

1,1

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

Ploegen

2

48

 

22

26

XNoot
1

Een bataljon levert op rotatiebasis een compagnie aan CZMCARIB voor het verzorgen van territoriale verdediging, het leveren van bijstand en het beteugelen van woelingen. Duur van de inzet is vier maanden per compagnie. De resterende delen van het bataljon zijn specifiek operationeel gereed.

XNoot
2

In 2009 is het Joint ISTAR-commando opgericht. Ten behoeve van een eventuele inzet kan deze eenheid zes grondgebonden en een maritieme- of luchtgebonden module samenstellen.

Internationale inzet

Ten behoeve van de redeployment-operatie Afghanistan zal gedurende de eerste vier maanden van 2011 een detachement van een bevoorradings- en transportbataljon worden ingezet in Afghanistan. Dit betekent een bijdrage van 0,1 eenheid gezien over 2011.

Voor de overige eenheden van het CLAS is nog geen internationale inzet voorzien in 2011, anders dan individuele inzet.

Gereedgesteld voor internationale inzet

In de eerste helft van 2011 levert het CLAS een bijdrage aan de EU Battlegroup 1/2011, waaraan naast de Nederlandse bijdrage eenheden uit Duitsland, Finland, Oostenrijk en Litouwen deelnemen. Omdat Nederland als framework nation optreedt levert het CLAS onder andere het Force Headquarters en diverse manoeuvre-, gevechtssteun- en logistieke eenheden. De Nederlandse bijdrage omvat ongeveer 1 500 militairen en wordt gevormd door de volgende organieke eenheden (tussen haakjes de omvang per eenheid op jaarbasis):

  • Infanteriebataljon Luchtmobiel (0,3);

  • Gevechtssteuneenheden Luchtmobiel (0,4);

  • Logistieke eenheden Luchtmobiel (0,5);

  • Brigadestaf en stafcompagnie gemechaniseerde brigade (0,5);

  • Joint ISTAR Commando (JISTARC)-module (0,1);

  • CIS-bataljon (0,5);

  • CIMIC-bataljon (0,5);

  • Bevoorradings- en transportbataljon (0,2);

  • Herstelcompagnie OOCL (0,2).

Nationale inzet

Explosievenopruimingsdienst. De explosievenopruimingsdienst heeft voortdurend ploegen op afroep beschikbaar voor het verrichten van civiele werkzaamheden in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Justitie of gemeenten. Het betreft verkennende zoekacties en het opsporen en ruimen van conventionele of geïmproviseerde explosieven. Voorts wordt preventief onderzoek verricht op locaties. Ten behoeve van deze taken worden permanent twee ploegen ingezet.

Bewaken en beveiligen. Voor de bewaking en beveiliging van objecten, gebieden, routes en grenzen worden in het kader van de civiel-militaire samenwerking permanent mobiele radarsystemen en kleine onbemande vliegtuigen ingezet. Hiertoe levert het CLAS op jaarbasis 0,1 JISTARC-module.

Gereed voor nationale inzet

Intensivering Civiel-militaire Samenwerking (ICMS). Het CLAS garandeert naast bovengenoemde nationale inzet voortdurend de beschikbaarheid van personeel en middelen in het kader van de gemaakte afspraken over de civiel-militaire samenwerking.

Bewaken en beveiligen. Voor de bewaking en beveiliging van objecten, gebieden, routes en grenzen is naast bovengenoemde radarsystemen en onbemande vliegtuigen in het kader van de civiel-militaire samenwerking binnen 48 uur een eenheid met de omvang van een bataljon beschikbaar.

Rampenbestrijding/algemene militaire bijstand. Voor de bestrijding van rampen, het verlenen van noodhulp en voor de algemene militaire bijstand aan civiele instanties zijn beschikbaar:

  • een stafdetachement voor de ondersteuning van het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum te Driebergen binnen 48 uur;

  • een detachement van 3 000 militairen voor het uitvoeren van rampenbestrijding, bewaken en beveiligen en algemene ondersteunende taken (samengesteld uit militaire eenheden van alle operationele commando’s) binnen 48 uur;

  • transportcapaciteit (rups en wiel) voor de verplaatsing van personen/materiaal uit (moeilijk toegankelijke) gebieden binnen 48 uur;

  • een constructie-eenheid inclusief technische adviescapaciteit voor het maken van noodconstructies en noodvoorzieningen binnen 48 uur;

  • een vouwbrugeenheid voor noodbruggen en noodvlotten binnen 48 uur;

  • back-up voorzieningen voor ondersteuning van bestuurlijke-/operationele centra in geval van uitval van bestaande verbindingsmiddelen binnen 24 uur;

  • geneeskundige hulpposten voor triage en eerstelijnshulp binnen 48 uur;

  • een noodhospitaal voor tweedelijnsverzorging binnen 48 uur;

  • een ziekenautopeloton als aanvulling op de civiele capaciteit binnen 48 uur;

  • een CBRN-responseteam (binnen 2 uur);

  • CBRN detectie- en ontsmettingscapaciteit (binnen 24 uur) vanaf 1 januari 2012.

Compagnie in de West. Het CLAS levert op rotatiebasis permanent een compagnie aan het CZMCARIB voor het beteugelen van woelingen, het leveren van bijstand en het verzorgen van territoriale verdediging.

Operationele gereedstelling. Zoals reeds in de beleidsagenda is gemeld, is het aantal eenheden dat in 2011 operationeel gereed wordt gesteld neerwaarts bijgesteld als gevolg van de financiële restricties op het gebied van de materiële exploitatie en opgelegde versoberingen in het oefen- en trainingsprogramma.

2.2.4. Commando luchtstrijdkrachten – beleidsartikel 23

Algemene doelstelling

Het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) levert lucht- en grondgebonden capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Voor de lucht- en grondgebonden operationele capaciteit van de krijgsmacht moet het CLSK eenheden gereed stellen en houden. Luchtstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire taken als voor nationale taken zoals de bescherming van het nationale luchtruim en brandbestrijding.

Vanwege de veranderingen in de veiligheidssituatie in de afgelopen decennia is het CLSK zich steeds meer gaan toeleggen op de uitvoering van luchtoperaties op grote afstand. Deze operaties kunnen gedurende langere tijd worden volgehouden. De luchtstrijdkrachten kunnen worden ingezet ter afschrikking van geweldsgebruik, ter ontzegging van het gebruik van het luchtruim of ter afdwinging van embargo’s. Ook zorgen luchtstrijdkrachten voor veiligheid in de lucht en ondersteunen en beïnvloeden zij operaties op het land en op zee, overal ter wereld. Het optreden van het CLSK verschaft eigen eenheden en coalitiegenoten vrijheid van handelen. Grond-lucht-geleide wapeneenheden bieden bescherming tegen vijandelijke luchtaanvallen en ballistische raketten. De helikopters bieden ondersteuning door onder meer tactisch transport, verkenningen en vuursteun, maar ook door reddingswerkzaamheden (Search and Rescue) en medische evacuatie. De luchttransporteenheden bieden ondersteuning bij strategische verplaatsingen van zowel personen als materieel.

Het CLSK is in staat om operaties uit te voeren in zowel het lagere als het hoge deel van het geweldsspectrum en daarin waarnodig snel te (de)escaleren.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het vaststellen van de omvang, de samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van het CLSK.

Externe factoren

Om de algemene doelstelling te verwezenlijken moet het CLSK beschikken over voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, over kwantitatief en kwalitatief voldoende materieel en over voldoende en realistische oefenmogelijkheden. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de demografische ontwikkeling en de economische situatie. De beschikking over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de stand van de techniek en de mogelijkheden en beperkingen van de industrie. De geoefendheid van lucht- en grondgebonden eenheden is afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende oefen- en trainingsmogelijkheden in binnen- en buitenland waarbij zowel intern, met andere operationele commando’s (joint) als met buitenlandse eenheden (combined) wordt getraind.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CLSK ter beschikking staan voor de verwezenlijking van de operationele doelstellingen staan in de volgende tabel.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

679 404

761 043

681 334

671 706

695 436

688 981

687 844

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

510 489

441 560

384 509

351 121

321 284

Commando LSK,

619 496

618 805

600 575

588 747

591 553

585 202

584 153

waarvan Operationele eenheden

561 483

549 748

531 114

519 234

521 920

515 577

514 840

waarvan Opleidingen

58 013

69 057

69 461

69 513

69 633

69 625

69 313

Totaal programma-uitgaven

619 496

618 805

600 575

588 747

591 553

585 202

584 153

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando LSK

99 083

93 458

93 465

95 632

96 478

96 397

96 282

Bijdragen aan baten-lastendiensten

11 405

8 780

7 294

7 327

7 405

7 382

7 409

Totaal apparaatsuitgaven

110 488

102 238

100 759

102 959

103 883

103 779

103 691

Totaal uitgaven

729 984

721 043

701 334

691 706

695 436

688 981

687 844

Totaal ontvangsten

9 970

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

Verdeling operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden geraamde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

2011

2012

2013

2014

2015

Operationele doelstelling 1

29,3

28,7

28,8

28,5

28,4

Operationele doelstelling 2

278,3

272,0

273,4

270,1

269,7

Operationele doelstelling 3

223,5

218,5

219,7

217,0

216,7

Totaal

531,1

519,2

521,9

515,6

514,6

Operationele doelstellingen

Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Operationeel gerede eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CLSK.

Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CLSK.

Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Om gedurende een langere periode blijvend een zeker aantal eenheden operationeel gereed te hebben, is een groter aantal eenheden nodig. Daarmee kunnen eenheden herstellen van inzet, (groot) onderhoud uitvoeren, reorganisaties doorvoeren, vertrouwd raken met nieuw materieel, hun personeel opleidingen laten volgen en (opnieuw) gereedstellen voor de organieke taak of een specifiek deel daarvan. Eenheden die zijn aangemerkt als «voortzettingsvermogen» kunnen worden ingezet voor opdrachten die een minder hoog trainingsniveau vereisen, zoals in het kader van de civiel-militaire samenwerking. Tevens kunnen deze eenheden kleinschalige, specialistische opdrachten uitvoeren.

Instrumenten

Niet-operationeel gerede eenheden van het CLSK, met uitzondering van opleidingseenheden.

Specifiek en organiek gereed stellen van eenheden

De organieke taak is het samenstel van taken waarvoor een organieke eenheid standaard is ingericht. In principe worden eenheden gereedgesteld om alle elementen van de organieke taak te kunnen uitvoeren; er is dan sprake van organieke operationele gereedheid. Wanneer echter al bekend is waarvoor een eenheid wordt ingezet, is het niet efficiënt om gereed te stellen voor de gehele organieke taak. Dan is het opportuun om specifiek gereed te stellen voor het deel van de organieke taak, dat nodig is voor de missie; er is dan sprake van specifieke operationele gereedheid. Daarnaast kan het zijn dat eenheden specifiek operationeel gereedgesteld worden omdat een bepaald deel van de organieke taak tijdelijk niet uitgevoerd kan worden door schaarste aan personeel, materieel of ontbrekende oefengelegenheid.

Voor het CLSK is vliegveiligheid van levensbelang. Vliegers worden dan ook primair organiek gereedgesteld om de vliegveiligheid te waarborgen.

Operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando luchtstrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden (OD1 en OD2)

Voortzettingsvermogen (OD3)

Specifiek

organiek

Jachtvliegtuigen

F-16

Squadron

0,1

5

 

2,1

2,9

Helikopters

AH-64D Apache

Squadron

 

1

 

0,5

0,5

CH-47 Chinook

Squadron

 

1

 

0,4

0,6

AS-532 Cougar

Squadron

 

1

 

0,5

0,5

SH-14D Lynx

Squadron

0,3

1

 

0,5

0,5

AB-412SP (SAR)

Squadron

0.3

1

 

0,7

0,3

NH-90 (T)NFH

Squadron

 

1

 

0,5

0,5

Luchttransport

(K)DC-10

Squadron

0,2

1

 

0,7

0,3

C-130H Hercules

Squadron

0,3

1

 

0,5

0,5

Geleide Wapens

Patriot-batterij

Batterij

 

4

1

3

 

Force Protection

OGRV-eenheden

Peloton

 

3

 

1

2

Air C-4 ISR

AOCS (TACF)

Eenheid

1

1

 

1

 

NDMC

Eenheid

 

1

 

1

 

Kustwacht Nederland

Dornier DO-228

Squadron

0,5

1

 

0,5

0,5

Internationale inzet

Maritieme helikopters. Eén helikopter wordt ingezet aan boord van het stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba en één helikopter wordt ingezet ten behoeve van Standing NATO Maritime Group.

Luchttransport. Een KDC-10 en een C-130 worden ingezet voor shuttlevluchten ten behoeve van de redeployment.

Gereed voor internationale inzet

Jachtvliegtuigen. In de eerste helft van 2011 is de inzet van negen F-16’s voor NRF 16 voorzien. In de tweede helft van 2011 is de inzet van negen F-16’s voor NRF 17 voorzien. Deze F-16’s die voor de NRF kunnen worden ingezet, zijn ook beschikbaar voor training.

Geleide Wapens. Drie batterijen worden volledig operationeel gereedgesteld, inclusief commandovoering en logistiek. De vierde batterij wordt specifiek operationeel gereedgesteld. Het specifieke karakter van de gereedstelling van één Patrioteenheid zit met name in een lagere geoefendheid van het benodigde personeel. Dit personeel wordt namelijk gebruikt voor andere verplichtingen (onder andere individuele uitzending) en wordt daardoor specifiek opgeleid. Aangezien voor deze eenheid een reactietijd van 30 dagen staat behoudt men de mogelijkheid in voorkomend geval tijdig op te werken/bij te scholen/aan te vullen naar volledige geoefendheid.

Object Grondverdediging (OGRV)-pelotons. De OGRV pelotons worden operationeel gereedgesteld om in voorkomend geval ondersteuning te kunnen leveren bij inzet van jachtvliegtuigen of helikopters.

Nationale inzet

Jachtvliegtuigen. Permanent worden twee Quick Reaction Alert (QRA) F-16’s ingezet ter bewaking van het Nederlandse luchtruim.

Helikopters. Eén AB-412 helikopter verzorgt militaire Search and Rescue (SAR)-taken en patiëntenvervoer voor medische noodgevallen vanaf de Waddeneilanden. Eén Lynx-helikopter wordt permanent ingezet voor SAR-taken (Kustwacht) en patiëntenvervoer voor medische noodgevallen.

AOCS Nieuw Milligen (C4ISR). Het Air Operations Control Station (AOCS) Nieuw Milligen in combinatie met QRA F-16’s wordt permanent ingezet voor beveiliging van het nationale luchtruim. Tevens dient het AOCS NM als Back-up faciliteit voor Schiphol Radar.

Kustwachtvliegtuigen. Permanent wordt minimaal één Dornier 228 ingezet voor het uitvoeren van de Kustwachttaken.

Gereed voor nationale inzet

Vliegtuigen/gevechtshelikopters. Ondersteuning met F-16’s en Apache-helikopters met inzet van specifieke sensoren op verzoek van het ministerie van Justitie.

Transporthelikopters. Ondersteuning met helikopters voor calamiteitenbestrijding, brandbestrijding en militaire bijstand.

Luchttransport. Ondersteuning met luchttransport in het kader van ontwikkelingssamenwerking en de vreemdelingendienst. Tevens ondersteuning bij het vervoer van leden van het Koninklijk Huis en de regering.

Civiel-Militaire Samenwerking. Voor ondersteuning bij bewaken/beveiligen, rampenbestrijding en algemene steunverlening kan personeel van alle eenheden van het CLSK worden ingezet, levert het CLSK voertuigen en een bijdrage aan eerstelijns medische zorg. Voor de tijdelijke opvang van grote aantallen personen bij (dreigende) rampen zijn conform de provinciale aanpak de vliegbases Leeuwarden en Woensdrecht beschikbaar.

2.2.5. Commando Koninklijke marechaussee – beleidsartikel 24

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) draagt zorg voor de uitvoering van de in de Politiewet 1993 opgedragen politietaken door de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, alsmede voor het leveren van een bijdrage aan de effectiviteit van de krijgsmacht.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het CKmar levert een bijdrage aan een veilige samenleving, door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland.

Het CKmar is een politieorganisatie met een militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket. Het CKmar is als onderdeel van de krijgsmacht belast met de drie hoofdtaken die in de Grondwet in algemene zin zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Het CKmar is tevens belast met de uitvoering van de in artikel 6 van de Politiewet 1993 limitatief opgesomde specifieke politietaken van de Koninklijke marechaussee. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor de samenwerking met en bijstand aan de politie. De (opsporings)bevoegdheden van de ambtenaren van het CKmar zijn onder meer geregeld in het strafrecht en in de vreemdelingenwet en -regelgeving.

Het CKmar voert haar taak uit in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het takenpakket van het CKmar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Het CKmar speelt snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers. De taken van het CKmar zijn van groot belang voor de Nederlandse samenleving en blijven dit ook in de toekomst.

Verantwoordelijkheid

De minister van Defensie is als beheersverantwoordelijke voor het CKmar verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CKmar. De uitvoering heeft hij opgedragen aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het hebben van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel en van de beschikbaarheid van voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te trainen. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de stand van de techniek en de mogelijkheden/beperkingen van de industrie. De geoefendheid van de eenheden van het CKmar is afhankelijk van voldoende opleidings-, oefen- en trainingsmogelijkheden.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CKmar ter beschikking staan voor de realisatie van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

399 720

411 573

380 615

377 695

380 610

380 006

380 008

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

297 976

260 579

226 962

208 292

191 022

Operationele taakvelden Commando Kmar,

372 890

379 600

350 560

347 439

349 172

347 153

347 312

waarvan Operationele eenheden

324 120

339 489

309 176

306 414

307 777

305 392

306 056

waarvan Opleidingen

48 770

40 111

41 384

41 025

41 395

41 761

41 256

Totaal programma-uitgaven

372 890

379 600

350 560

347 439

349 172

347 153

347 312

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando Kmar

30 184

28 854

27 173

27 359

28 511

29 936

29 768

Bijdragen aan baten-lastendiensten

4 200

3 119

2 882

2 897

2 927

2 917

2 928

Totaal apparaatsuitgaven

34 384

31 973

30 055

30 256

31 438

32 853

32 696

Totaal uitgaven

407 274

411 573

380 615

377 695

380 610

380 006

380 008

Totaal ontvangsten

8 301

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

Verdeling naar taakvelden

In onderstaande tabel zijn de geraamde uitgaven verdeeld naar de taakvelden.

Verdeling gelden naar taakvelden CKMar

2011

2012

2013

2014

2015

Operationele taakvelden

309 176

306 414

307 777

305 392

306 056

Beveiliging

74 693

74 025

74 355

73 778

73 939

Handhaving Vreemdelingenwetgeving

131 342

130 168

130 747

129 734

130 016

Politietaken Defensie

36 426

36 101

36 262

35 981

36 059

Politietaken Burgerluchtvaartterreinen

33 175

32 878

33 024

32 768

32 840

Civiele vredes- en internationale taken

27 421

27 176

27 297

27 086

27 144

Assistentie, Samenwerking en Bijstand

6 120

6 065

6 092

6 045

6 058

Operationele doelstellingen

Handhaving veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag. Van het CKmar wordt inzet gevraagd voor de:

  • beveiliging van objecten en subjecten, de advisering en ondersteuning over het beveiligen van objecten en optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van objecten;

  • beveiliging van personen en het optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van personen;

  • uitvoering van toezicht op de beveiliging van de burgerluchtvaart, waaronder luchtvracht, risicovluchten, het optreden in geval van incidenten en het uitvoeren van de gewapende beveiliging;

  • beveiliging van waardetransporten van De Nederlandsche Bank (DNB).

Instrumenten

De uitvoering van deze taken wordt verzorgd door de districten en de daaronder ressorterende brigades van het CKmar.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Aantal illegale betredingen van het object waarbij niet tijdig is geïntervenieerd

0

Aantal uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging bij bezoek van militaire autoriteiten

10

Aantal teams voor persoonsbeveiliging ten behoeve van het ministerie van Buitenlandse Zaken 1

4

Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten

100%

XNoot
1

Het vierde team voor persoonsbeveiliging zal planmatig eind 2011 operationeel gereed worden gesteld. De financiële middelen voor de uitvoering van deze taak zullen bij de eerste suppletoire begroting 2011 worden overgeheveld vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag. Van het CKmar wordt inzet gevraagd voor de:

  • uitvoering van het grenstoezicht, waaronder het uitvoeren van persoonscontroles en het verstrekken van nooddocumenten;

  • uitvoering van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV), waaronder het houden van controles;

  • uitvoering van documentonderzoek op de aanmeldcentra;

  • verwijdering van vreemdelingen;

  • uitvoering van onderzoeken naar mensensmokkelincidenten en documentenfraude vanuit de taken op grond van de Vreemdelingenwet;

  • uitvoering van projectmatige strafrechtelijke onderzoeken naar mensensmokkel voortkomend uit c.q. samenhangend met de grensbewaking en/of het MTV.

Instrumenten

Deze taken worden uitgevoerd door de districten en de daaronder ressorterende brigades van het CKmar.

Indicatoren

 

Streefwaarde 2011

Controle conform bepalingen Schengen-grenscode omtrent de verschillende vervoerssegmenten en, voor wat betreft Schiphol, binnen de met Amsterdam Airport Schiphol (AAS) nog overeen te komen normen voor de doorlooptijden bij de persoonscontroles aan de paspoortbalies.

Burgerluchtvaart 1:

 

– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis

100%

  

Cruiseschepen:

 

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

– grondige fysieke controle niet-EU-bemanning en passagiers

100%

 

– eenvoudige controle EU- bemanning en passagiers (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS 2

100%

 

– grondige controle op actuele risicoprofielen

100%

   
 

Vrachtferry’s:

 
 

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

 

– grondige fysieke controle niet-EU-bemanning en passagiers

100%

 

– eenvoudige controle EU-bemanning en passagiers (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

 

– grondige controle op actuele risicoprofielen

100%

   
 

Personenferry’s

 
 

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

 

– grondige fysieke controle niet-EU-bemanning en passagiers

100%

 

– eenvoudige controle EU-bemanning en passagiers (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

 

– grondige controle op actuele risicoprofielen

100%

   
 

Pleziervaart:

 
 

– administratieve en fysieke controle van opvarenden

100%

 

– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico indicatie ZUIS)

100%

 

– landelijke projectdagen (gecombineerd met visserij), welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt

3

   
 

Vissersschepen:

 
 

– administratieve en fysieke controle van opvarenden

100%

 

– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

 

– Aantal projectdagen (gecombineerd met pleziervaart) welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt

3

   
 

Vrachtvaart:

 
 

– administratieve controle van bemanning en passagiers (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

XNoot
1

In overleg met het ministerie van Justitie, de AAS en de Douane worden de komende periode nieuwe indicatoren voor de luchthaven Schiphol ontwikkeld. Deze indicatoren krijgen een meer integraal (de tijd van het complete verblijf van de passagiers op de luchthaven wordt gemeten in plaats van slechts de wachttijd voorafgaand aan de paspoortcontrole) en gedifferentieerd (er wordt onderscheid gemaakt tussen privé en zakelijk vliegverkeer) karakter. Naar verwachting worden de nieuwe indicatoren per 1 januari 2011 in gebruik genomen. Vooralsnog zijn geen indicatoren opgenomen

XNoot
2

Het informatiesysteem ZUIS genereert op basis van informatie en analyse controlevoorstellen.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Uitvoering geven aan Mobiel Toezicht Veiligheid

Het CKmar draagt zorg voor onderkenning van illegalen in het grensgebied. Inzet vindt plaats in overleg met het bevoegd gezag. Realisatie is afhankelijk van het aanbod.

Vaststelling van identiteit in het AC-proces

Indicator is in ontwikkeling1

Uitvoering geven aan uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland

Het CKmar draagt zorg voor uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland. Realisatie is afhankelijk van het aanbod en de beschikbare capaciteit

XNoot
1

Als gevolg van de verlenging van de Algemene Asielprocedure (AA) naar 8 dagen wordt deze doelstelling aangepast.

Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde bij de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag. Van het CKmar wordt inzet gevraagd ten behoeve van de:

  • beschikbaarheid- en bereikbaarheidsfunctie ten behoeve van noodhulp en ten behoeve van de calamiteitenbestrijding op militaire terreinen;

  • handhaving van de openbare orde en rechtsorde;

  • uitvoering van strafrechtelijke onderzoeken.

Instrumenten

Deze taken worden uitgevoerd door de districten en de daaronder ressorterende brigades van het CKmar.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

Serviceniveau prioriteitsmeldingen:

 

in minimaal 90% van de meldingen binnen dertig minuten ter plaatse

Aantal misdrijfdossiers

1 500

Percentage processen-verbaal «lik op stuk»

50%

Percentage technisch sepot

<5%

Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen burgerluchtvaartterreinen.

Operationele doelstelling 4:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag. Van het CKmar wordt inzet gevraagd ten behoeve van de:

  • beschikbaarheid- en bereikbaarheidsfunctie ten behoeve van noodhulp en calamiteitenbestrijding op de aangewezen burgerluchtvaartterreinen;

  • handhaving van de openbare orde en rechtsorde;

  • uitvoering van strafrechtelijke onderzoeken.

Instrumenten

Deze taken worden uitgevoerd door de districten en de daaronder ressorterende brigades van het CKmar die belast zijn met de politietaken op Schiphol of de andere aangewezen burgerluchtvaartterreinen.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

Serviceniveau prioriteitsmeldingen:

 

– in minimaal 90% van de prio 1 meldingen in de terminal en het betreffende luchtvaartterrein binnen 5 minuten ter plaatse.

 

– in 90% van de prio 2 meldingen binnen 10 minuten ter plaatse.

 

– in 90% van de prio 3 melding binnen 15 minuten ter plaatse.

Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening.

Operationele doelstelling 5:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag en de drie hoofdtaken van Defensie. Van het CKmar wordt inzet gevraagd ten behoeve van het:

  • operationeel gereed stellen en inzetten van Mobiele eenheden (ME);

  • operationeel gereed stellen en inzetten van Bijstandseenheden (BE);

  • operationeel gereed stellen en inzetten van een Aanhoudingseenheid (AE).

Instrumenten

Deze eenheden zijn opgebouwd uit personeel vanuit de districten en de daaronder resterende brigades. Deze taken worden grotendeels als nevenfunctie uitgevoerd.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Aantal beschikbare eenheden

4 pelotons ME

 

3 pelotons BE

 

1 Aanhoudingseenheid

Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.

Operationele doelstelling 6:

Motivering

Het CKmar draagt bij aan de drie hoofdtaken van Defensie. Van het CKmar wordt inzet gevraagd ten behoeve van:

  • de militaire politietaken voor de Nederlandse krijgsmacht;

  • de internationale civiele politiemissies, waaronder die van de Europese Gendarmerie Eenheid (EGF).

Instrumenten

Voor de gereedstelling en ondersteuning van de buitenlandse activiteiten en uitzendingen van het Commando Koninklijke marechaussee is een aparte brigade ingericht, de Brigade Buitenland Missies (BBM). De capaciteit voor de buitenlandse activiteiten en uitzendingen is afkomstig uit alle geledingen van het Commando Koninklijke marechaussee.

Beschikbare operationele CKmar-eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties

Totaal aantal eenheden

 

Streefwaarde 2011

  

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

Geplande inzet

Operationeel gereed

Personeel voor civiele politiemissies en voor het uitvoeren van politietaken ter ondersteuning van uitgezonden eenheden van de operationele commando’s (volgens de planningsnorm van één opsporingsambtenaar per 100 uitgezonden militairen)

 

90

63

153

Peloton BE voor Crowd Riot Control

1 peloton

0

1

0

Personeel voor et samenstellen van Close Protection Teams ter begeleiding van VIP’s in het buitenland

39 militairen

13

13

13

2.2.6. Defensie Materieel Organisatie – beleidsartikel 25

Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor modern, robuust en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Een van de beleidsprioriteiten van Defensie is de verbetering van de operationele inzetbaarheid. Een deel van de operationele inzetbaarheid wordt beïnvloed door de materiële gereedheid. De DMO levert een bijdrage aan de materiële gereedheid door het aanschaffen van materieel, het leveren van materieellogistieke ondersteuning en de instandhouding van defensiematerieel. Daarnaast verzorgt de DMO de afstoting van overtollig defensiematerieel. Ten slotte is de DMO beleidsverantwoordelijk voor het defensiebrede materieellogistieke beleid.

Aan alle operationele gebruikers wordt modern en kwalitatief hoogwaardig materieel geleverd dat voldoet aan de operationele eisen, tijdig beschikbaar is en voldoende bescherming biedt voor het defensiepersoneel. Dit materieel wordt op een zorgvuldige, kosteneffectieve, doelmatige en rechtmatige wijze verworven.

Het Materieelprojectenoverzicht (MPO), dat gelijktijdig met de begroting op Prinsjesdag aan de Kamer wordt aangeboden, bevat informatie over de strategische materieelprojecten en de afstoting van wapens en wapensystemen. Het MPO is het integrale overzicht van alle strategische materieelprojecten met een investeringsbudget van meer dan € 25 miljoen, of politiek gevoelige materieelprojecten met een kleiner budget, en van wapens en wapensystemen in afstoting. In het MPO wordt onder meer beschreven hoe een materieelproject past in het defensiebeleid, hoe het project samenhangt met andere materieelprojecten en welke wijzigingen zich ten opzichte van het vorig jaar in het project hebben voorgedaan. Voorts bevat het MPO informatie over de levensduurkosten en verschuivingen in de planning.

In de Defensie Industrie Strategie (DIS) worden mogelijkheden bezien om een bijdrage te leveren aan de positie van de Nederlandse Defensiegerelateerde Industrie (DGI) in de internationale netwerken op het gebied van ontwikkeling, productie en instandhouding van materieel. In bijlage 6.5 staat een uitgebreide rapportage over de stand van zaken van de operationalisatie van de DIS.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de mate waarin voldaan kan worden aan de door de interne klant gestelde eisen voor de factoren product, tijd en geld. Hierbij zijn onder meer de productiecapaciteit van de leveranciers en mogelijkheden tot internationale samenwerking van belang. Daarnaast is de personele invulling mede afhankelijk van de mate waarin de arbeidsmarkt voorziet in de beschikbaarheid van capabel (technisch) geschoold personeel. Voorts zijn ook de toegang tot en de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling, en de stand van de techniek van het gewenste materieel van grote invloed op het behalen van de algemene doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die ter beschikking staan van de DMO voor de realisatie van de doelstellingen, zijn in de onderstaande tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

2 180 072

1 734 269

2 286 473

2 227 085

2 073 288

2 159 934

2 196 736

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

1 400 000

800 000

600 000

500 000

350 000

Voorzien in nieuw materieel, waarvan

1 223 428

1 177 280

1 231 570

1 213 752

1 084 060

1 174 688

1 216 788

Investeringen zeestrijdkrachten

411 184

257 478

312 520

281 869

201 340

161 502

93 497

Investeringen landstrijdkrachten

562 788

323 702

292 028

299 840

218 639

231 362

196 935

Investeringen luchtstrijdkrachten

159 644

347 212

336 881

293 976

332 574

521 602

686 325

Investeringen Koninklijke marechaussee

15 536

15 523

21 450

15 244

8 721

8 099

9 421

Investeringen Defensiebreed

37 427

210 435

245 489

303 454

307 809

236 334

213 817

Investeringen overig

36 849

22 930

23 202

19 369

14 977

15 789

16 793

Instandhouding van materieel, waarvan

929 261

849 579

834 559

781 881

763 281

766 626

759 679

Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten

274 912

258 993

247 462

231 127

235 820

236 091

232 624

Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten

355 082

311 224

300 263

281 164

262 195

263 701

255 527

Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten

299 267

279 362

286 834

269 590

265 266

266 834

271 528

Totaal programma-uitgaven

2 152 689

2 026 859

2 066 129

1 995 633

1 847 341

1 941 314

1 976 467

Apparaatsuitgaven

       

Staf Defensie Materieel Organisatie

270 498

247 868

238 563

229 694

224 171

216 901

218 544

Bijdragen aan baten-lastendiensten

2 453

1 919

1 781

1 758

1 776

1 719

1 725

Totaal apparaatsuitgaven

272 951

249 787

240 344

231 452

225 947

218 620

220 269

Totaal uitgaven

2 425 640

2 276 646

2 306 473

2 227 085

2 073 288

2 159 934

2 196 736

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten, waarvan

300 240

347 184

274 367

231 325

179 325

153 325

131 625

Verkoopopbrengsten

252 249

296 517

223 700

180 658

128 658

102 658

80 958

Overige ontvangsten

47 991

50 667

50 667

50 667

50 667

50 667

50 667

Operationele doelstellingen

Voorzien in nieuw materieel

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Om de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht te verzekeren voorziet de DMO tijdig in nieuw materieel of wordt bestaand materieel vervangen. Het aan te schaffen materieel is noodzakelijk om de organisatie adequaat toe te rusten voor de opgedragen taken.

Instrumenten

In de komende periode wordt aansluiting gezocht bij nieuwe ontwikkelingen die richting geven aan het «voorzien in»-proces. Ook in het jaar 2011 zal door Defensie zo veel als mogelijk invulling worden gegeven aan de uitgangspunten van duurzaam inkopen. Dat betekent bij de verwerving van bepaalde productgroepen vooraf vastgestelde duurzaamheidseisen moeten worden gehanteerd. Hierbij mag de operationele veiligheid niet worden belemmerd, moet het aanbod voldoende zijn en mag er geen sprake zijn van substantiële meerkosten. Begin 2011 zullen de resultaten van de «Monitor duurzaam inkopen» die het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer iedere twee jaar uitvoert, bekend worden. Naar aanleiding van deze resultaten zullen eventueel aanvullende acties worden uitgevoerd. Daarnaast is Defensie begonnen aan de invoering van «assortimentsmanagement». Het doel hiervan is de levering en de instandhouding van goederen en de levering van diensten tegen zo laag mogelijke kosten. De verdere implementatie van assortimentsmanagement is gekoppeld aan de invoering van het ERP-systeem (SAP), die is voorzien voor 2014. Voorts richt Defensie zich op het gebruik van geïntegreerde contractvormen. Hierbij zullen in de verschillende contractfasen de benodigde werkzaamheden worden uitbesteed aan één private partij.

Materieelprojecten

Hieronder zijn tabellen opgenomen met de DMP-projecten met een projectbudget groter dan € 25 miljoen of projecten die politiek gevoelig zijn en die in de begrotingsperiode vallen. Per project wordt een korte toelichting gegeven. Daarnaast wordt toegelicht of een project in 2011 een wijziging ondergaat of een belangrijke ontwikkeling doormaakt. Afrondingsverschillen in deze tabellen zijn mogelijk. Een meer uitgebreide toelichting op de projecten is te vinden in het MPO. Door de financiële situatie bij Defensie is een aantal projecten geherfaseerd, met als gevolg een vertraging of een reductie. Indien mogelijk worden de gevolgen per project beschreven. Daar waar het projectvolume als gevolg van prijsstijgingen is verhoogd, heeft dit geleid tot herschikkingen bij andere projecten.

Projecten in realisatie zeestrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Project-volume

Raming uitgaven

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

186,3

181,8

2,5

2,0

   

2012

Fast Raiding Interception and Special forces Craft (FRISC)

28,6

2,0

14,1

12,5

   

2012

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons

35,1

19,9

6,0

6,2

3,0

  

2013

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten)

1 553,3

1 513,0

12,7

13,8

10,3

3,5

 

2014

LC-fregatten Munitie

335,1

300,6

3,5

2,4

4,4

9,6

10,2

2016

LC-fregatten Walreserve

37,5

36,9

0,6

    

2011

Patrouilleschepen

511,5

347,3

94,7

44,5

13,5

11,5

 

2014

Verwerving Joint Logistiek

Ondersteuningsschip (JSS)

377,6

45,9

92,0

86,9

77,1

71,1

4,6

2015

Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

Het project behelst de modernisering van de mijnenjaagcapaciteit van tien mijnenbestrijdingsvaartuigen en zes schepen van de Belgische Flower-klasse, alsmede de uitvoering van levensverlengend onderhoud aan deze schepen.

Fast Raiding, Interception and Special forces Craft (FRISC)

FRISC is een samenvoeging van een aantal vergelijkbare projecten voor de aanschaf van in totaal 48 kleine en snelle vaartuigen. Als gevolg van een herijking is het projectvolume met € 0,4 miljoen verhoogd.

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons (manoeuvrebataljons Korps Mariniers)

Het project behelst de verwerving van extra materieel en infrastructuur voor de personele uitbreiding van de twee manoeuvrebataljons van het Korps Mariniers. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project met een jaar verlengd.

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten)

Het project behelst de ontwikkeling en de bouw van vier LC-fregatten, inclusief de aanschaf van bijbehorende walreservedelen en munitie. Vanwege benodigde herschikkingen is het projectvolume verlaagd met € 7,0 miljoen. Hierdoor wordt een aantal restpunten van het project doorgeschoven naar het project Instandhouding LC-fregatten.

Patrouilleschepen

Het project behelst de vervanging van vier M-fregatten door patrouilleschepen voor de uitvoering van taken in het lagere deel van het geweldsspectrum. Het projectvolume is verhoogd naar € 511,5 miljoen als gevolg van prijsstijgingen.

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

Het project JSS behelst het ontwerp, de bouw en de indienststelling van een joint logistiek ondersteuningsschip. De fasering van het project is verlengd tot en met 2015.

Projecten in planning zeestrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Project-volume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Planning DMP proces

Fasering

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Herintroductie mijnenveegcapaciteit

50–100

<25

<25

B

C

 

D

  

2010–2018

Instandhouding Goalkeeper 1

25–50

<25

<25

      

2010–2018

Instandhouding Luchtverdedigings- en Commandofregatten 2

50–100

   

A

    

2015–2019

Instandhouding M-fregatten (deels in realisatie)1

50–100

<25

<25

      

2009–2014

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten1

50–100

<25

<25

      

2009–2018

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)

100–250

<25

<25

A

     

2010–2018

Midlife upgrade BV206D (MLU BV206D)2

25–50

<25

<25

A

     

2010–2014

Modificatie MK 48 torpedo1

50–100

<25

<25

      

2010–2017

XNoot
1

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al aan de Kamer verzonden is.

XNoot
2

Project komt voor mandatering in aanmerking.

Herintroductie mijnenveegcapaciteit

Het project behelst de verwerving van onbemande mijnenveegcapaciteit voor het CZSK ter verbetering van de mijnenbestrijdingscapaciteit. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2018. Afhankelijk van het inzetscenario komt deze capaciteit omstreeks 2018 ter beschikking.

Instandhouding Goalkeeper

Het project behelst de modernisering van de Goalkeeper. De Goalkeeper is een verdedigingsmiddel tegen inkomende Anti Surface Ship Missiles (ASSM’s). De planning is aangepast aan het reguliere onderhoudsschema van de Goalkeeper en de betrokken schepen.

Instandhouding Luchtverdedigings- en Commandofregatten

De behoefte omvat de instandhouding en verbetering van de platforminstallaties en de sensor-, wapen- en commandosystemen van vier LC-fregatten.

Instandhouding M-fregatten

Het project behelst de aanpassingen om de M-fregatten tot het moment van vervanging in stand te houden. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2014. Hierdoor zullen de aanpassingen aan fregatten een jaar later worden voltooid dan aanvankelijk was voorzien.

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten

Het project behelst een moderniseringsprogramma voor de verlenging van de levensduur van vier onderzeeboten tot 2025.

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)

Met de MTMBD worden de LC-fregatten voorzien van een sensorcapaciteit tegen ballistische raketten.

Midlife upgrade BV206D (MLU BV206D)

De eenheden van het Korps Mariniers hebben voertuigen met een hoge terreinvaardigheid nodig, in het bijzonder de BV206D en gepantserde rupsvoertuigen van het type Viking. De BV’s 206D zijn aan het einde van hun technische levensduur, verminderd inzetbaar en vertonen operationele tekortkomingen. De behoefte van het project MLU BV206D behelst een levensduurverlengend onderhoud, waardoor de voertuigen operationeel inzetbaar blijven tot ten minste 2020.

Modificatie MK48 torpedo

Het project behelst de verbetering van het wapensysteem MK48 torpedo van de Walrusklasse onderzeeboten. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2017. De modificatie wordt tijdig voltooid om in lijn te blijven met het project instandhouding Walrusklasse onderzeeboten.

Projecten in realisatie landstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Project-volume

Raming uitgaven

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

 

Battlefield Management System (BMS)

62,7

33,5

15,8

13,4

   

2012

Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO)

41,7

27,9

9,5

4,3

   

2012

Groot pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) (ontwikkeling)

114,2

109,2

4,0

0,2

0,8

  

2013

Groot pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) (productie)

705,7

94,6

94,4

125,6

129,9

125,2

102,5

2017

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV), productie en training

1 136,9

1 007,8

112,6

16,5

   

2012

Pantserhouwitser (PzH2000)

467,9

441,2

 

26,7

   

2012

Tactical Indoor Simulation (TACTIS)

84,1

82,9

1,2

    

2011

Vervanging genie- en doorbraaktank

77,3

23,5

17,2

32,7

3,9

  

2013

Battlefield Management System (BMS) en Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO)

Het BMS en de DCMO geven ondersteuning op het gebied van operationele informatievoorziening voor de bevelvoering van grondgebonden eenheden van het CLAS.

Groot Pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) (ontwikkeling en productie)

Dit project behelst de internationale ontwikkeling en serieproductie van een nieuw pantserwielvoertuig. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2017. Het projectvolume is verhoogd tot € 819,9 miljoen als gevolg van prijsstijgingen.

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV), productie en training

Het project behelst de invoering van het pantservoertuig CV-90.

Pantserhouwitser (PzH2000)

Het project behelst de verwerving van Pantserhouwitsers. Het project is geherfaseerd tot 2012 als gevolg van een uitgestelde BTW-betaling over overtollige Pantserhouwitsers die in opslag staan.

Tactical Indoor Simulation (TACTIS)

Het doel van dit project is een belangrijke kwaliteitsverbetering in de opleidings- en trainingscyclus van de gemechaniseerde eenheden van het CLAS. Naar verwachting zal het systeem eind 2010 worden opgeleverd.

Vervanging genie- en doorbraaktank

Het project behelst de vervanging van genie- en doorbraaktanks. Het projectvolume is verhoogd tot € 77,3 miljoen als gevolg van prijsstijgingen.

Projecten in planning landstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Project-volume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Planning DMP proces

Fasering

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV) 1

25–50

   

A

    

2013–2018

Vervanging Bouwmachines grondverzet en wegherstelmiddelen1

25–50

   

A

    

2015–2018

Vervanging Brugleggende tank

50–100

<25

  

D

    

2010–2018

Vervanging Mortier-opsporingsradar (MOR)

50–100

 

<25

A

     

2011–2014

Verwerving CE- pakketten IGV1

50–100

 

<25

A

     

2011–2015

Verwerving Precision Guided Munition (PGM) 2

25–50

<25

<25

      

2010–2014

XNoot
1

Project komt voor mandatering in aanmerking.

XNoot
2

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief aan de Kamer verzonden is.

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

Het project behelst de verbetering van het huidige EOV-systeem. Het project is vanwege de versoberingmaatregelen geherfaseerd.

Vervanging Bouwmachines grondverzet en wegherstelmiddelen

Doelstelling van het project is de grondverzet- en wegherstelcapaciteit en overslagcapaciteit voor Defensie te garanderen door de vervanging van de universele bouwmachine Werklust uit 1991.

Vervanging Brugleggende tank

Het project behelst de vervanging van de brugleggende tanks. De planning van de D-brief is met een jaar uitgesteld als gevolg van de harmonisatiemaatregelen.

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

Het project behelst de vervanging van Mortieropsporingsradar. Deze radar is essentieel voor een goede situational awareness in het bijzonder voor de bestrijding van vijandelijke grondwapens.

Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van dit project verkort tot 2014.

Verwerving CE-pakketten IGV

Het project behelst de verwerving van beschermingspakketten van het Infanterie Gevechtsvoertuig, het hoofdwapensysteem van de pantserinfanterie van de gemechaniseerde brigades. Naar aanleiding van een studie is het project geherfaseerd, waardoor de A-fase met een jaar is verlengd.

Verwerving Precision Guided Munition (PGM)

Het project behelst de verwerving van precision guided munition voor de Pantserhouwitser. Het project is verdeeld in twee deelprojecten: de verwerving van geleide munitiesoorten en de verwerving van course correcting fuses. Het totale projectbudget is ongewijzigd.

Projecten in realisatie luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume

Raming uitgaven

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

Aanschaf C-130 /

(K)DC-10 Simulatoren

34,9

30,8

2,9

1,2

   

2012

AH-64D MTADS

83,5

69,8

9,5

4,2

   

2012

AH-64D Upgrade

122,3

3,0

17,6

39,5

49,6

12,6

 

2014

Chinook uitbreiding en versterking (4 + 2)

364,1

275,9

76,5

11,7

   

2012

Derde DC-10

45,3

33,0

4,0

8,3

   

2012

F-16 Link 16

120,6

114,5

6,0

0,1

   

2012

F-16 M5 modificatie

52,3

36,0

11,5

4,8

   

2012

F-16 Mode 5 IFF

40,8

17,7

12,5

9,5

1,1

  

2013

F-16 Verbetering lucht-grondbewapening, fase 1

61,9

37,2

3,6

  

21,1

 

2014

F-16 Zelfbescherming (ASE)

81,0

4,0

9,3

27,1

40,6

  

2013

Vervanging F-16 System Development and Demonstration

792,1

779,4

11,6

1,1

   

2012

Vervanging F-16 NL projecten

48,4

36,9

8,5

3,0

   

2012

Aanschaf C-130/(K)DC-10 Simulatoren

Het project behelst de aanschaf van simulatoren voor de vliegtuigtypes C-130 en (K)DC-10, voor de opleiding en training van de bemanningen. Doordat de verwerving van de simulatoren wordt gecombineerd met de aanschaf van onderwijsleermiddelen is het projectvolume verhoogd tot € 34,9 miljoen.

AH-64D (Modernised Target Acquisition and Designation Sight) (MTADS)

Het project behelst de verbetering van de detectie- en identificatiecapaciteit van de Apache-helikopter.

AH-64D Upgrade

Het project behelst de modernisering van de Apache-helikopter.

Chinook uitbreiding en versterking (4+2)

Naast een uitbreiding met vier toestellen en vervanging van twee toestellen, voorziet het project in de verwerving van beperkte voorzieningen voor de uitvoering en ondersteuning van speciale operaties.

Het projectbudget is aangepast aan de benodigde BTW-fondsen.

Derde DC-10

Het project behelst de uitbreiding van de strategische luchttransportcapaciteit met een derde DC-10. De fasering van het project is verlengd tot 2012 vanwege de doorlooptijd van het deelproject CUP.

F-16 Link-16

Het project behelst de aankoop van modificatiepakketten en apparatuur voor de F-16, alsmede grondstations en terminals ten behoeve van de nieuwe NAVO-standaard, Link-16. Dit project is voltooid, waarbij alleen de laatste betalingen nog doorgaan tot 2012.

F-16 M5 modificatie

Het project behelst de modificatie van zowel de hardware als de software voor de F-16 met het oog op de instandhouding en modernisering van de toestellen.

F-16 Mode 5 IFF

Het project behelst de vervanging in NAVO-verband van het mode 4 Identification Friend of Foe (IFF)– systeem, door mode 5 op de F-16. Doel hiervan is het versluierd kunnen uitvoeren van identificatie van vriendschappelijke of vijandelijke eenheden.

F-16 Verbetering lucht-grond bewapening, fase 1

Dit project heeft tot doel de bewapening van de F-16 aan te vullen en te verbeteren. Vanwege benodigde herschikkingen is een deel van de projectuitgaven geherfaseerd tot 2014.

F-16 Zelfbescherming (ASE)

Het behelst een verbetering van de zelfbescherming van de F-16 door een modernisering van de radarstoorzender en de verbetering van de presentatie in de cockpit.

Vervanging F-16 SDD/NL-projecten

Het project Vervanging F-16 heeft als doel tijdig te voorzien in de vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht. De uitgaven betreffen de deelneming aan de SDD-fase van het F-35 programma en de Nederlandse projecten die deel uitmaken van de vaste Nederlandse bijdrage aan de SDD.

Projecten in planning luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Planning DMP proces

Fasering

2010

2011

2012

2013

2014

2015

AH-64D Verbetering bewapening 1

25–50

  

A

     

2012–2016

AH-64D Zelfbescherming (ASE)

50–100

<25

<25

B

C

D

   

2010–2015

Chinook Midlife Update (MLU)

>250

  

A

     

2014–2018

Cougar Midlife update (MLU)1

50–100

  

A

     

2012–2016

F-16 infrarood geleide lucht-lucht raket 2

25–50

        

2012–2017

F-16 M6.5 onderhoudstape1

<25

 

<25

A

     

2011–2015

F-16 Verbetering lucht-grond bewapening, fase 2

100–250

<25

<25

B, C, D

     

2010–2019

Patriot Vervanging COMPATRIOT2

25–50

<25

<25

      

2010–2013

Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding/productie

>250

100–250

100–250

  

D

   

2007–2024

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw Milligen

50–100

 

<25

 

B

C

 

D

 

2011–2016

XNoot
1

Project komt voor mandatering in aanmerking.

XNoot
2

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al aan de Kamer verzonden is.

AH-64D Verbetering bewapening

Dit project behelst een herziening van het munitiepakket voor de Apache. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2016. Hierdoor komt de verbeterde bewapening een jaar later ter beschikking.

AH-64D Zelfbescherming (ASE)

Met dit project worden de Apache-helikopters voorzien van een volwaardig zelfbeschermingsysteem.

Chinook Midlife Update (MLU)

Het betreft de instandhouding en noodzakelijke operationele verbeteringen aan de Chinook-helikopter.

Door een aanvullende studie in de A-fase is het project met een jaar verlengd.

Cougar Midlife Update (MLU)

Naast de vervanging van verouderde onderdelen wordt ook een aantal verbeteringen aangebracht ten behoeve van de operationele inzetbaarheid van de Cougar-helikopter. Door een aanvullende studie in de A-fase is het project met een jaar verlengd.

F-16 Infrarood geleide lucht-lucht raket

Het project behelst de vervanging van de infrarood geleide lucht-lucht raketten op de F-16.

F-16 M6.5 onderhoudstape

De vloot F-16 gevechtsvliegtuigen dient periodiek te worden gemodificeerd zodat de toestellen gedurende de resterende gebruiksduur effectief en inter-operabel kunnen blijven opereren en blijven voldoen aan de hoge eisen met betrekking tot veiligheid en bescherming. De M6.5-modificatie betreft in het bijzonder het onderhoud van de vliegtuigsoftware.

F-16 Verbetering lucht-grondbewapening, fase 2

Dit project behelst de verbetering en aanvulling van de bewapening van de F-16. Door een herijking van de behoeftestelling is een deel van het projectbudget geherfaseerd. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de B-brief van 13 april 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 74).

Patriot Vervanging COMPATRIOT

Het verbindingssysteem COMPATRIOT ondersteunt de commandovoering en vuurleiding van het Patriotsysteem. Het huidige COMPATRIOT-systeem is technisch en economisch verouderd en dient te worden vervangen.

Het project is geherfaseerd en met een jaar verlengd.

Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding/productie

Gelet op de in het voorjaar van 2010 gemelde herstructurering van het F-35 programma is een deel van de in de begrotingsperiode geraamde Nederlandse projectuitgaven verschoven naar latere jaren. Zoals gemeld (Kamerbrieven 26 488, nrs. 232, 242 en 244) moet gedetailleerde financiële informatie over de F-35 nog beschikbaar komen om vervolgens de gevolgen voor het project Vervanging F-16 in kaart te kunnen brengen. Hierover zal de Kamer worden geïnformeerd.

De Kamer is door de minister van Economische Zaken geïnformeerd over de overeenkomst tussen de Staat en de Nederlandse luchtvaartindustrie over het afdrachtpercentage voor de JSF-business case. Na arbitrage is in 2010 het tekort in de JSF-business case vastgesteld op € 157 miljoen (netto contant, prijspeil 2001). Van het tekort wordt € 105 miljoen terugontvangen uit afdrachten van de industrie over de JSF-gerelateerde omzet. Daarnaast verlagen het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Defensie hun uitgaven elk met € 26 miljoen. Deze uitgavenverlaging komt gunste van het generale beeld en draagt daardoor bij aan de vermindering van de rentelast op de staatschuld. De in dat kader overeengekomen defensiebijdrage is in mindering gebracht op de defensiebegroting en ten laste gebracht van het projectbudget Vervanging F-16 in de jaren 2012 en 2013.

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw Milligen

Het betreft de vervanging van twee langeafstandsradars in Wier en Nieuw Milligen. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2016. De nieuwe Medium Power Radars komen een jaar later beschikbaar.

Projecten in realisatie defensiebreed (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume

Raming uitgaven

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

C-17

138,3

128,5

9,6

0,2

   

2012

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) (blok 2 & 3)

34,2

28,1

3,3

 

2,8

  

2013

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

135,9

101,4

15,0

9,3

9,2

1,0

 

2014

Modernisering navigatiesystemen

36,4

18,2

5,9

9,3

3,0

  

2013

NH-90

1 169,5

714,8

143,3

158,9

115,1

37,4

 

2014

Operationele Aanpassingen Diemaco (OAD/SRIM)

44,3

28,5

15,8

    

2011

Richtkijker wapen schutter lange afstand

30,5

20,6

5,6

4,3

   

2012

C-17

Het project behelst de deelname aan het C-17 initiatief van de NAVO ten behoeve van de vergroting van de strategische luchttransportcapaciteit.

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) (blok 2 & 3)

Het project behelst een programma dat bestaat uit diverse deelprojecten om de Improvised Explosive Devices (IED) dreiging breder aan te pakken.

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

Doel van het project is te voorzien in de behoefte van de krijgsmacht aan satellietcapaciteit voor militair gebruik. De lancering van de eerste van de in totaal vier satellieten heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2010. Deze satellieten zullen gaan voorzien in benodigde Advanced Extreme High Frequency (AEHF-) ruimtecapaciteit.

Modernisering navigatiesystemen

Doel van dit project is een krijgsmachtbrede behoefte aan modernisering en uitbreiding van navigatiemiddelen en daarmee samenhangende maritieme identificatiemiddelen.

NH-90

Defensie participeert in het internationale NH-90 programma, met als doel de aanschaf en ontwikkeling van twintig NH-90 helikopters. Door NATO Helicopter Industries is begonnen met de levering van de eerste helikopters aan Nederland. Het projectvolume is verhoogd als gevolg van een samenvoeging met het project verwerving tweede tranche Initial In Service Support (IISS) reservedelen NH-90 en als gevolg van prijsstijgingen.

Operationele Aanpassingen Diemaco (OAD) en Snelrichtmiddelen (SRIM)

Het project behelst de verbetering van Diemaco-geweren en Minimi-machinegeweren voor het optreden van gevechtseenheden. De wapens zullen worden voorzien van een aantal universele en functiegebonden aanpassingen.

Richtkijker wapen schutter lange afstand

Het geweer lange afstand (GLA) zal worden voorzien van apparatuur om onder alle omstandigheden effectief ingezet te kunnen worden.

Projecten in planning defensiebreed (bedragen x € 1 miljoen)

Project-omschrijving

Project-volume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Planning DMP proces

Fasering

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Combat Identification (Combat ID) 1

25–50

  

A

     

2012–2016

Defensiebrede vervanging wielberging

50–100

  

A

     

2018–2020

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen

>250

<25

<25

 

B

C

D

  

2009–2019

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/ Mode S)1

25–50

  

A

     

2013–2016

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

>250

<25

<25

 

C

D

   

2007–2018

Vervanging deelsystemen TITAAN1

50–100

<25

<25

      

2010–2024

Vervanging grondterminals MILSATCOM1

25–50

      

A

 

2017–2019

Vervanging HF/VHF-radio (EZB/FM9000)

100–250

  

A

     

2013–2018

Vervanging licht indirect vurend systeem (LIVS)

100–250

   

A

    

2015–2018

Verwerving HV-brillen – deel CLAS en deel CZSK 2

25–50

        

2012–2013

XNoot
1

Project komt voor mandatering in aanmerking

XNoot
2

Gemandateerde projecten waarvan het A-document al aan de Kamer verzonden is.

Combat Identification (Combat ID)

Combat ID geeft grond- en luchtgebonden eenheden een ID-capaciteit zodat identificatie vanuit de lucht, maar ook onderling op de grond, kan worden verbeterd.

Defensiebrede vervanging wielberging

Het project behelst de vervanging van de huidige wielberging. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2020. De vervangende capaciteit komt vier jaar later beschikbaar.

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen

Het project behelst de defensiebrede vervanging van de operationele wielvoertuigen. Vanwege de benodigde herschikkingen is het project geherfaseerd.

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/mode S)

Het project behelst de vervanging van het mode 4 IFF/mode 3A voor respectievelijk mode 5/mode S in NAVO-verband. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd en duurt van 2013 tot en met 2016. Hierdoor komen de nieuwe identificatiesystemen twee jaar later ter beschikking.

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

Doel van het project is de verbetering van de uitrusting en de (informatie) ondersteuning van de te voet optredende soldaat.

Vervanging deelsystemen TITAAN

Iedere vijf jaar moeten de deelsystemen TITAAN, de basis ICT-infrastructuur voor grondgebonden optreden, worden vervangen. Ten gevolge van de veranderingen op ICT-gebied zijn daarnaast regelmatig upgrades van het TITAAN-netwerk noodzakelijk. De aanvang van het project is voorzien voor 2010.

Vervanging grondterminals MILSATCOM

Doel van het project is te voorzien in een gefaseerde vervanging van de huidige mobiele landterminals (SHF Tactische Terminals) van het Militaire Satelliet Communicatie (MILSATCOM) systeem. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2019. Hierdoor komen de systemen een jaar later beschikbaar.

Vervanging HF/VHF-radio (EZB/FM9000)

Het project behelst de vervanging van twee typen radio’s.

Vervanging licht indirect vurend systeem (LIVS)

Dit project behelst de vervanging van grondgebonden vuursteuncapaciteit voor het CLAS en het CZSK als de 120mm mortieren HB Raye uitfaseren. Deze vuursteuncapaciteit van de lichte eenheden heeft tot taak doelen te bestrijden die buiten het bereik liggen van de bij de gevechtseenheden ingedeelde wapensystemen.

Verwerving HV-brillen – deel CLAS en deel CZSK

Het project behelst de verwerving van helderheidsversterkende (HV)-brillen ten behoeve van het optreden in duisternis. Het betreft de vervanging van en daarnaast een aanvulling op de huidige door Defensie gebruikte HV-brillen.

Investeringen Koninklijke marechaussee

Dit betreft de investeringsprojecten – voor zover niet in infrastructuur en informatievoorziening – ten behoeve van het CKmar. Van geen van de projecten bedraagt het investeringsbudget meer dan € 25,0 miljoen.

Investering overig

Dit betreft de investeringsprojecten voor enkele overige defensieonderdelen, zoals het Commando DienstenCentra (CDC), de Bestuursstaf (BS) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Van geen van de projecten bedraagt het investeringsbudget meer dan € 25 miljoen.

Instandhouding van materieel

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Om de output van de operationele eenheden te verzekeren, moeten deze beschikken over voldoende inzetbaar materieel. De DMO voorziet hierin enerzijds door zorg te dragen voor (hoger) onderhoud aan de wapensystemen en de componenten hiervan en anderzijds door het op peil houden van de benodigde hoeveelheid reservedelen. Voor het verbeteren van de materiële beschikbaarheid van de wapensystemen tegen zo laag mogelijke kosten, gebruikt Defensie het «wapensysteemmanagement». Dit is een belangrijk speerpunt van de DMO en ziet ook op de beheersing van de kosten van materiële exploitatie en op het kunnen inspelen op economische ontwikkelingen, zoals de uitvoering van maatregelen die zijn ingevoerd ten gevolge van de kredietcrisis. Het professionaliseren van wapensysteemmanagement betreft beter zicht op gehele levensduur, te beginnen met instandhoudingsvoorbereiding tijdens nieuwbouw. In de exploitatiefase behelst dit de invoering van onderhouds-, bevoorradings- en gebruikskostenanalyses, het creëren van inzicht in resterende levensduurkosten en sturing met behulp van roadmaps. Doel van de professionalisering is de optimalisering van beschikbaarheid van materieel en de daarmee gepaard gaande kosten. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de industrie.

Instrumenten

Voor de professionalisering van het wapensysteemmanagement wordt een aantal instrumenten ingevoerd. Het betreft uniforme systeem- en Integrated Logistic Support-plannen, verbeterde opleidingen, categorisering van het materieel, verbeterde en integrale instandhoudingsanalyses, het hebben van kenniscentra, aansluiting bij SAP en kostenmodellen, verheldering van ketens en ketenprocessen en verbetering van informatievoorziening in de keten door het gebruik van portals.

De uitvoering van instandhouding van materieel wordt hoofdzakelijk verzorgd door het Marinebedrijf in Den Helder, het Logistiek Centrum in Woensdrecht en het Landelijk Bevoorradingsbedrijf gevestigd op meerdere locaties in het land. Het Landelijk Bevoorradingsbedrijf bestaat uit meerdere bedrijven en wordt momenteel gereorganiseerd. Vanaf begin 2011 vallen de drie ketenlogistieke bedrijven organiek onder de Directie Logistieke Bedrijven. Het betreft het Kleding en persoonsgebonden uitrustingsbedrijf, het Defensie bedrijfsstoffen bedrijf en het Defensie munitiebedrijf. Het Defensiebedrijf grondgebonden systemen zal een instandhoudingsbedrijf worden. Het door de instandhoudingsbedrijven uitgevoerde depot-level-onderhoud en intermediate-level-onderhoud omvat preventief, correctief en modificatief onderhoud. De uitvoering van het intermediate-level onderhoud wordt voor de ondersteuning van zowel de land- als luchtstrijdkrachten voor een groot deel door het operationele commando uitgevoerd. Met het preventief onderhoud wordt de geplande technische en economische levensduur van wapensystemen en componenten gerealiseerd. Met correctief onderhoud worden geconstateerde klachten van gebruikers verholpen. Met modificatief onderhoud worden door de gebruiker gewenste aanpassingen uitgevoerd, alsmede door de leverancier voorgeschreven technische verbeteringen van de wapensystemen. Verder beschikt de DMO over onderdelen, zowel in Den Haag als elders in het land, die zorg dragen voor het bevoorradingsproces van de krijgsmacht. Dit proces ziet op verwerven, in ontvangst nemen, op voorraad houden en verstrekken van materieel aan gebruikers. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen repareerbaar materieel en verbruiksmaterieel. Het repareerbare materieel, veelal een onderdeel van een groter wapensysteem, komt na een periode van intensief gebruik terug naar het betreffende onderdeel van de DMO. Daar wordt bezien of het materieel ter plaatse kan worden hersteld of dat dit bij de industrie moet plaatsvinden. Na reparatie komt het materieel weer terug in het bevoorradingsproces en wordt het opnieuw aan een instandhouder of gebruiker verstrekt.

In 2006 heeft Defensie gekozen voor de ontwikkeling van prestatiesturing. De uitwerking van financiële prestatiesturing bij de DMO heeft plaats door middel van de ontwikkeling en de implementatie van een kostprijsmodel voor de instandhouding van wapensystemen. Het kostprijsmodel is in 2010 gebruikt bij het verbeteren van de beheersing van de materiële exploitatie, en maakt deel uit van de besluitvorming over de instandhouding van materieel. De verdere implementatie voor de hoofdwapensystemen heeft de komende jaren plaats, waardoor het opstellen van pxq-ramingen mogelijk wordt. In 2011 wordt begonnen aan de invoering van het kostprijsmodel voor de luchtsystemen.

Redeployment ISAF

De werkzaamheden die de DMO zal uitvoeren ten behoeve van de redeployment beginnen op het moment dat materieel vanaf 1 augustus 2010 terugkeert naar Nederland en aan de DMO wordt aangeboden. De werkzaamheden duren naar verwachting tot eind 2012. Vanaf die datum is het materieel opgenomen in de voorraden, overgedragen aan de operationele commando’s, afgestoten of geschonken aan derden. Door een tekort aan personeel kunnen de richtlijnen voor de onderhoudsniveaus niet worden toegepast voor het CLAS, het CKmar en voor het materieel dat door fast track procurement is verworven. Om deze redenen wordt door de DMO gebruik gemaakt van externe capaciteiten. Het budget voor de redeployment vormt geen onderdeel van het beleidsartikel 25, maar is opgenomen in het beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties.

De inspanningen voor de DMO liggen op het gebied van:

  • het afsluiten van contracten voor de uitbesteding van werk, de aankoop van reservedelen en voor vervangingsinvesteringen;

  • de afstoting van overtollig materieel, zowel vanuit het missiegebied als vanuit Nederland;

  • de uitvoering van werkzaamheden door de Logistieke Bedrijven van de DMO;

  • het geven van advies en het verlenen van assistentie op het gebied van systeem- en ketenlogistiek.

Prestatiegegevens DMO

De prestaties op het gebied van logistieke ondersteuning door de DMO aan de andere defensieonderdelen worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten. In het driehoeksoverleg tussen de gebruiker, de normsteller en de onderhouder wordt op diverse niveaus over de uitvoering van de dienstverleningsovereenkomsten en de door de DMO geleverde prestaties overleg gevoerd.

Hierbij staat centraal het door de DMO uit te voeren onderhoud aan de hoofdwapensystemen en de tijdige beschikbaarheid van het hoofdwapensysteem voor de operationele inzet. De leverbetrouwbaarheid van bevoorrading en de leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties vormen hierbij de belangrijkste indicatoren voor de tijdige beschikbaarheid van het materieel dat de operationele commando’s nodig hebben. De leverbetrouwbaarheid van bevoorrading wordt in de vorm van prestatie-indicatoren gerapporteerd door de DMO-bedrijven. Het afgelopen jaar is een uniforme indicator voor de leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties in gebruik genomen. Het streven naar uniformiteit in de begripsomschrijving van de indicator levert de beperking op dat de indicator niet voor alle werkpakketten binnen de DMO een representatief beeld genereert van de geleverde prestaties. Defensie streeft ernaar om vanaf 1 januari 2011 te gaan werken met een bijgestelde prestatie-indicator voor de leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties. Deze indicator zal worden opgeleverd door het Marinebedrijf, het Defensie Bedrijf Grondgebonden Systemen en het Logistiek Centrum Woensdrecht.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde

Leverbetrouwbaarheid bevoorrading

De indicator Leverbetrouwbaarheid bevoorrading geeft inzicht in de mate waarin de leveringen uit de voorraad, zowel centraal als decentraal, van de DMO-bedrijven worden gerealiseerd. Dit geschiedt op basis van de in de meetperiode geplande leveringen van de voorraad door de bedrijven die tijdig hebben plaatsgevonden.

80%

   
 

Berekeningswijze

(Het aantal tijdige leveringen van de voorraad, zowel centraal als decentraal van de DMO-bedrijven gedeeld door het aantal in de meetperiode gedane voorraadaanvragen.) x 100%

 

Leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties

De indicator Leverbetrouwbaarheid onderhoud en modificaties geeft inzicht in de mate waarin het onderhoud en de modificatie aan het materieel wordt gerealiseerd. Dit geschiedt op basis van de in de meetperiode geplande opleveringen van onderhoud en modificaties die door de bedrijven tijdig zijn uitgevoerd.

P.M.

   
 

Berekeningswijze

(Het aantal opleveringen van onderhoud en modificaties dat tijdig is opgeleverd gedeeld door het aantal in de meetperiode geplande opleveringen van onderhoud en modificaties) x 100%

 

De streefwaarde van de indicator «leverbetrouwbaarheid bevoorrading» is voor alle DMO-bedrijven op 80 procent gesteld. Deze streefwaarde vormt een goed uitgangspunt voor een verantwoord evenwicht tussen effectiviteit en efficiëntie. De effectiviteit wordt gewaarborgd door een goed inzicht in de knelpunten in de bevoorrading en de kritische artikelen die nodig zijn voor de operationele gereedheid en door daarnaast de kwaliteit van de bevoorrading in de inzetgebieden voorop te stellen. De efficiëntie wordt gewaarborgd door de streefwaarde niet onnodig hoog te laten zijn.

Afstoting overtollig materieel

Operationele doelstelling 3:

De DMO is binnen Defensie belast met de afstoting van overtollige roerende zaken. Onder afstoting wordt verstaan het verkopen, inruilen, schenken of vernietigen van materieel. Verkoop heeft de voorkeur en geschiedt in samenwerking met Domeinen Roerende Zaken, onderdeel van het ministerie van Financiën.

Een raming van de verkoopopbrengsten voor de komende jaren is in de begroting opgenomen. Een deel van de opbrengsten is zeker, aangezien het termijnbetalingen betreft van reeds gesloten contracten. De verkoopopbrengsten zijn op grond van de middelenafspraak met het ministerie van Financiën bestemd voor Defensie.

Bij de afstoting van roerende zaken wordt onderscheid gemaakt tussen niet-strategische en strategische roerende zaken. Overtollige niet-strategische roerende zaken worden direct aan de Domeinen Roerende Zaken overgedragen. Deze goederen worden door Domeinen openbaar verkocht. Overtollige strategische roerende zaken, zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop geschiedt wel in samenwerking met Domeinen, in de regel op grond van government-to-government overeenkomsten. Daarnaast wordt iedere voorgenomen verkooptransactie van strategisch materieel in de commissie Verkoop defensiematerieel behandeld. Hierin zijn de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Defensie vertegenwoordigd.

Overtollige waardevolle wapensystemen kunnen veelal niet in de bestaande staat worden verkocht. Ze worden door de DMO in de door de klant gewenste staat van onderhoud gebracht of gemodificeerd. Daarnaast is het meestal noodzakelijk personeel op te leiden. Dit gebeurt op de diverse opleidingsinstituten van de operationele commando’s en vergt de nodige inspanningen van de diverse geledingen van de defensieorganisatie. Hierbij streeft Defensie er naar het ondersteuningspakket zo beperkt mogelijk te houden, zodat slechts een gering beroep wordt gedaan op de personele en materiële capaciteiten van Defensie.

In 2010 zijn tot nu toe twee relatief grote verkoopcontracten gesloten. Het betreft de verkoop van twee Fokker 60 Maritiem vliegtuigen aan Peru en een grote hoeveelheid landmachtmaterieel aan Jordanië.

De inspanningen voor de verkoop van de overtollige Pantserhouwitsers, de Leopard 2A6 tank, het Cheetah-luchtverdedigingsysteem en de resterende Fokker-vliegtuigen hebben nog niet geleid tot resultaat. Momenteel bestaan contacten met potentiële afnemers. De vooruitzichten op verkoop van dit materieel lijken nog reëel. Het streven blijft om het overtollige materieel zo snel mogelijk te verkopen.

Projecten in Afstoting

Fokker 60 Vracht (Utility Aircraft) en Fokker 60 Maritiem (Maritime Patrol Aircraft, MPA)

Het project behelst de afstoting van twee Fokker 60 Utility vliegtuigen en twee Fokker 60 MPA vliegtuigen die operationeel niet meer nodig zijn. Deze worden vervangen door de aanschaf van de derde en vierde C-130.

De twee Fokker 60 MPA vliegtuigen zijn verkocht.

Fokker 50 Vliegtuig

Het project behelst de afstoting van twee Fokker 50 vliegtuigen die in gebruik zijn voor passagiersvervoer.

Leopard 2A6 Gevechtstank

Het project behelst de afstoting van 28 gevechtstanks.

M-109 A2/90 Gemechaniseerde 155 mm Houwitser

Het project behelst de afstoting van 126 Houwitsers (vuurmonden), die worden vervangen door de Pantserhouwitser. Door verkoop en andere bestemmingen zijn geen M-109 Houwitsers meer in afstoting.

Pantserhouwitser

Het project behelst de afstoting van 26 Pantserhouwitsers als gevolg van een verminderde behoefte en om ruimte te scheppen voor noodzakelijke investeringen.

Pantserrupscommandovoertuig M-577

Het project betreft de afstoting van 54 pantserrupscommandovoertuigen M-577. Gedeeltelijk bestaat hier geen operationele behoefte meer aan. Gedeeltelijk worden deze vervangen door de Fennek, de CV-90 en de Boxer. Alle overtollige M-577 commandovoertuigen zijn verkocht.

Pantserrupsvoertuig tegen luchtdoelen (PRTL)

Het project behelst de afstoting van 60 pantserrupsvoertuigen Cheetah, die worden vervangen door het Stinger wapensysteem.

Pantserrupsvoertuig YPR-765 en YPR-806, diverse types

Het project behelst de afstoting van 762 pantserrupsvoertuigen. Gedeeltelijk bestaat er geen operationele behoefte meer aan. Gedeeltelijk worden deze vervangen door de Fennek, de CV-90 en de Boxer. Er zijn 424 YPR-765 pantserrupsvoertuigen (diverse types) en 17 YPR-806 pantserrupsvoertuigen verkocht.

2.2.7. Commando DienstenCentra (CDC) – beleidsartikel 26

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om de krijgsmacht effectief te kunnen inzetten is het binnen de kaders van het besturingsmodel noodzakelijk dat de operationele eenheden in hun rol als klant te allen tijde gebruik kunnen maken van een doeltreffende en doelmatige dienstverlening. Daartoe sluit men overeenkomsten met de leverancier.

Op grond van de criteria functionaliteit, bedrijfstypologie, processen, omvang en beheersbaarheid zijn de CDC-bedrijven en diensten vooralsnog ingedeeld in acht bedrijfsgroepen. Het CDC wil verder groeien naar een kostenbewuste en klantgerichte «shared-service-organisatie». De bedrijfsvoering is daarom gericht op het voor de klant inzichtelijk maken van zowel de prijs als de kwaliteit en kwantiteit van de producten en diensten van het CDC. Benchmarkonderzoeken, sourcingstoetsen en onderzoeken naar de prijsvorming zorgen ervoor dat het CDC als interne leverancier binnen de defensieorganisatie de prijzen zo laag mogelijk en marktconform houdt.

Om doelmatigheid en klantgerichtheid te vergroten, zal het CDC in 2011 het aanbieden van de dienstverlening verder integreren. De klant kan hierdoor laagdrempelig bij de verschillende vormen van het front-office in één keer zijn vraag kwijt naar één of meerdere diensten tegelijk. De coördinatie tussen de verschillende diensten is voortaan niet langer de zorg van de klant. Ook wordt daarbij gewerkt aan een vereenvoudigde verwerking in de BPB-cyclus van een geheel pakket aan diensten.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een klantgerichte en doelmatige dienstverlening binnen Defensie.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van onder meer de beschikbaarheid van voldoende opgeleid en gemotiveerd personeel. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de demografische ontwikkeling, de economische situatie, de ontwikkeling van de markt en de mogelijke uitbesteding van diensten. Verder is Defensie afhankelijk van de beschikbaarheid van productiecapaciteit, tijd en geld bij de leveranciers en van algemene ontwikkelingen in de markt.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CDC ter beschikking staan voor het behalen van de operationele doelstellingen zijn in de onderstaande tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

1 274 914

1 090 989

1 162 760

1 140 968

1 123 927

1 080 092

1 038 118

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

864 353

756 098

646 157

572 584

501 339

Bedrijfsgroep Informatievoorziening en technologie

56 254

48 323

50 240

49 917

48 975

48 612

48 792

Bedrijfsgroep Transport

99 740

89 114

88 887

85 776

83 599

79 262

78 269

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg

93 146

80 508

76 815

76 047

74 836

74 273

74 552

Bedrijfsgroep Facility Services

207 986

155 961

160 281

157 052

156 153

153 992

154 481

Bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten

114 462

126 946

94 043

92 696

92 351

91 640

91 993

Nederlandse Defensie Academie

63 674

55 764

52 021

51 618

51 448

51 181

51 374

Attachés

20 587

20 688

20 688

20 688

20 688

20 688

20 688

Investeringen Infrastructuur

220 069

231 051

233 401

244 649

230 384

200 109

180 061

Investeringen Informatievoorziening

90 826

94 392

95 087

86 130

96 136

103 017

98 121

Exploitatie Informatievoorziening

127 345

156 491

145 423

143 558

139 517

131 533

113 195

Totaal programma-uitgaven

1 094 089

1 059 238

1 016 886

1 008 131

994 087

954 307

911 526

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando DienstenCentra

59 628

18 583

136 007

123 824

120 723

116 689

117 462

Bijdragen aan baten-lastendiensten

12 376

10 168

9 867

9 013

9 117

9 096

9 120

Totaal apparaatsuitgaven

72 004

28 751

145 874

132 837

129 840

125 785

126 592

Totaal uitgaven

1 166 093

1 087 989

1 162 760

1 140 968

1 123 927

1 080 092

1 038 118

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten, waarvan

85 418

98 939

129 269

53 769

85 519

69 719

61 819

Verkoopopbrengsten

27 715

54 585

84 900

9 400

41 200

25 400

17 500

Overige ontvangsten

57 703

44 354

44 369

44 369

44 319

44 319

44 319

Operationele doelstelling

Ten behoeve van de operationele doelstellingen van Defensie levert het CDC een breed scala aan diensten, dat hieraan indirect bijdraagt. Een deel van de diensten levert daarnaast een rechtstreekse bijdrage aan de operationele inzet of de operationele gereedstelling van eenheden. Deze diensten bevinden zich op het zogenaamde «operationele koppelvlak». Deze diensten worden apart bijgehouden. Dit is onder de paragraaf prestatiegegevens uitgewerkt.

Prestatiegegevens klanten

De klant/leverancierverhouding tussen de bedrijfsgroepen van het CDC en de defensieonderdelen wordt vormgegeven met dienstverleningsovereenkomsten (dvo’s). Hierin zijn afspraken gemaakt over te leveren prestaties.

De dvo’s worden in financiële volumes gesloten met de defensieonderdelen (klanten). Hieraan kan een (vooraf overeengekomen) pxq-planning ten grondslag liggen. Ook kan sprake zijn van een »raamcontract» op grond waarvan de klant binnen het uitvoeringsjaar op afroepbasis goederen of diensten afneemt.

Deze afspraken zijn met zogenoemde indicatoren weergegeven. De verschillende indicatoren laten zien in welke mate de klantafspraken, zoals in een dvo overeengekomen, worden nagekomen. Het betreft hier de zogenaamde operationele koppelvlakken met de dienstverlening.

Omzet (%)

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie (gerealiseerde dienstverlening) overeenkomt met of afwijkt van de begroting (geplande met de klant overeengekomen dienstverlening). Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroepen hun afspraken nakomen.

Inzet (%)

De inzetindicatoren geven de prestaties weer van de diensten die nodig zijn voor de inzet van de defensieonderdelen (medische voorraad en capaciteit, voedselvoorraad, luchtvervoer naar Afghanistan).

Operationele Gereedheid (%)

De indicatoren die onder operationele gereedheid worden gerapporteerd, geven de prestaties weer van diensten die nodig zijn om defensieonderdelen op te werken naar operationele gereedheid (opleidingen/keuringen, diepladertransport Duitsland, nieuwbouwprojecten).

Instrumenten

Bedrijfsgroep Informatievoorziening en technologie (BG IVENT) 2

De bedrijfsgroep bestaat enerzijds uit de baten-lastendienst DTO en anderzijds uit de oudere onderdelen Dienstencentrum Dienstverlening (DCDV), Joint Cis Group (JCG) en het Dienstencentrum Documentaire Informatievoorziening (DCDI). De bedrijfsgroep levert hoogwaardige ICT-diensten en beheert voor Defensie de werkplekken, de ICT-infrastructuur, componenten en (defensie)applicaties. Daarnaast biedt de bedrijfsgroep alle bijkomende diensten: van analyses, advisering en business consultancy tot en met de levering van hard- en software en de ontwikkeling van specifieke applicaties. De bedrijfsgroep ondersteunt de operationele informatievoorziening. De JCG is de huisleverancier van de operationele communicatie- en informatiesystemen van de land-, lucht- en zeestrijdkrachten en het CKmar voor commandovoeringsondersteuning bij militaire operaties en oefeningen. Ook levert de bedrijfsgroep alle diensten op het gebied van documentaire informatie. De bedrijfsgroep registreert en beheert documenten, verstrekt informatie over deze documenten en adviseert over de toepassing van relevante wet- en regelgeving.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Betrouwbaarheid Informatievoorziening

De bedrijfsgroep geeft een oordeel over de beschikbaarheid van operationele informatiesystemen. Deze operationele koppelvlakken zijn belegd bij de JCG.

PM

   
 

Berekeningswijze

De Product Indicator (PI) is nog in ontwikkeling.

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/ Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Transport (BG T)

De bedrijfsgroep Transport ondersteunt alle defensieonderdelen in hun vervoersbehoefte, zowel ten behoeve van de vredesbedrijfsvoering als ten behoeve van de vele uitzendingen (strategische verplaatsingen). De bedrijfsgroep kan in de vervoersbehoefte voorzien door in de dienstverlening gebruik te (laten) maken van alle modaliteiten (wegtransport, zee- en binnenwatertransport, luchttransport en railtransport). Tevens verzorgt de bedrijfsgroep de interne en externe post.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Kwaliteit en tijdigheid strategische verplaatsingen

De indicator laat zien welk deel van de aangevraagde luchttransporten van en naar Afghanistan de bedrijfsgroep volledig (correct) heeft uitgevoerd.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Aantal correct uitgevoerde transportvluchten Afghanistan/Totaal aantal transportvluchten Afghanistan) x 100%

 
   
 

De indicator laat zien welk aandeel van de aangevraagde diepladertransporten in Duitsland volledig (correct) zijn uitgevoerd.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Aantal correct uitgevoerde diepladertransportritten Duitsland/Totaal aantal ritten diepladervervoer Duitsland) x 100%

 

Kosten strategische verplaatsingen

De kosten van de strategische verplaatsingen worden berekend door de prognose voor de totalen CVHOPS (Crisis-, Vredes- en Humanitaire Operaties) uit de resultatenrekening van de bedrijfsgroep af te zetten tegen de begroting uit het bedrijfsplan.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Prognose subtotaal CVHOPS/Begroting subtotaal CVHOPS) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg (BG GZ)

De bedrijfsgroep Gezondheidszorg draagt op doelmatige wijze bij aan de gezondheid en operationele inzetbaarheid van militairen, de instandhouding van de organisatie als geheel en de operationele zorgketen in het bijzonder. De bedrijfsgroep ondersteunt de zorgverlening die de operationele commando's leveren bij de inzet van operationele eenheden.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Medische opleidingen/Levering medicijnen/Levering bloed/Inzet IDR (Instituut samenwerking Defensie Relatieziekenhuizen)

De indicatoren geven weer in hoeverre de leveringen en voorraden van de bedrijfsgroep die zijn aangemerkt als operationele koppelvlakken, op niveau zijn.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Over een periode gerealiseerde orders versus geplande/gevraagde orders voor operationele koppelvlakken) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Facility Services (BG FS)

De bedrijfsgroep Facility Services omvat het Bureau Internationale Militaire Sportwedstrijden (BIMS), het Financieel Dienstencentrum Defensie (FDC), het Koninklijk Tehuis voor Oud-militairen en Museum Bronbeek (KTOMM), de Audio Visuele Dienst Defensie (AVDD), de facilitaire dienstverlening in de Bredase regio bij de Lokaal Facilitaire Dienst Breda en de facilitaire dienstverlening in de Haagse regio die is ondergebracht in het Haags Facilitair Bedrijf. Tevens is een tweetal projecten aan deze bedrijfsgroep toegevoegd. Het betreft de ondersteuning van de internationaal geplaatsten (Dienstencentrum Internationale Ondersteuning, DCIOD i.o.) en de landelijke opschaling van de facilitaire dienstverlening (Facilitair Bedrijf Defensie, FBD i.o.).

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten (BG DPD)

De bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten is verantwoordelijk voor de gehele keten van personele dienstverlening binnen Defensie, voor zover die niet specifiek betrekking heeft op gezondheidszorg en opleidingen. De bedrijfsgroep onderhoudt nauwe contacten met de beleidsverantwoordelijke Hoofddirectie Personeel (HDP). Als gevolg van de grootscheepse herinrichting van het personele functiegebied is er nu een centraal aanspreekpunt voor personeelszaken: het Dienstencentrum Human Resources (DC HR). De bedrijfsgroep bestaat momenteel uit elf dienstencentra. In de loop van 2010 wordt daar de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) aan toegevoegd.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Medische Keuringen

De indicator laat zien of Psychologisch Advies en Selectie (PAS) en Medische Keuringen (MK) aan de klantvraag hebben kunnen voldoen.

PM

   
 

Berekeningswijze

De PI is nog in ontwikkeling.

 

Psychologisch Advies en Selecties

De indicator laat zien of PAS en MK aan de klantvraag hebben kunnen voldoen.

PM

   
 

Berekeningswijze

De PI is nog in ontwikkeling.

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Nederlandse Defensie Academie (NLDA)

De Nederlandse Defensie Academie bestaat uit de navolgende opleidings- en onderzoeksinstituten: Opleidingen Koninklijk Instituut Marine (KIM), Opleidingen Koninklijke Militaire Academie (KMA), het Instituut Defensie Leergangen (IDL), de Leergang Topmanagement Defensie (LTD), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) en de HRM Academie. De NLDA biedt officieren (en deels ook daarmee gelijkgesteld burgerpersoneel) initiële, middelbare en hogere militaire en maritieme opleidingen gedurende de gehele loopbaan. Door de bundeling van alle officiersopleidingen en hieraan gerelateerd wetenschappelijk onderzoek in één organisatie, wordt invulling gegeven aan een intensievere samenwerking tussen de verschillende defensieonderdelen.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Initiële officiersopleidingen

De indicator geeft de verwachte realisatie van geslaagde cadetten/adelborsten van het jaar weer ten opzichte van de door de Commandant der Strijdkrachten gestelde norm.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Aantal cadetten/adelborsten dat de opleiding in het rapportagejaar zal voltooien/Aantal cadetten/adelborsten dat de opleiding moet voltooien) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Vastgoed2

De bedrijfsgroep Vastgoed/Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is de vastgoedbeheerder van het ministerie van Defensie. De DVD is verantwoordelijk voor het doelmatig en op maatschappelijk verantwoorde wijze beheren en inrichten van het defensievastgoed. De bedrijfsgroep geeft adviezen en treedt op als intermediair voor de waarborging van de ruimtelijke belangen van de klanten bij Defensie. De bedrijfsgroep staat de klanten bij in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Nieuwbouwprojecten > € 25 miljoen

Om inzicht te geven in de voortgang van de geplande nieuwbouwprojecten groter dan € 25 miljoen heeft de bedrijfsgroep een wegingsfactor ontwikkeld waarmee de voortgang wordt getoond. Dit betreft alleen projecten die onder verantwoordelijkheid van de bedrijfsgroep vallen.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

Wegingsfactor ontwikkeling nieuwbouwprojecten conform plan = 1/tijdelijk niet realiseren mijlpalen = 0,5/definitief niet realiseren mijlpalen = 0.

 
   
 

Berekeningswijze

(Waardering van de projecten te delen door het totaal aantal projecten) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Catering2

De bedrijfsgroep Catering/Paresto is een professionele cateringorganisatie die een hoogwaardig pakket aan cateringdiensten (exclusief hotelfaciliteiten) levert aan de gehele defensieorganisatie en aan bondgenoten op Nederlands grondgebied. Dit gebeurt op een zo doelmatig, doeltreffende en klantgericht mogelijke wijze. Op grond van deze visie is een missie geformuleerd: continuïteit in dienstverlening en marktconform presteren door resultaatgerichte bedrijfsvoering.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Strategische voorraad

De indicator laat zien of de aanwezige voorraad bij de bedrijfsgroep voldoet aan de operationele aanwijzingen voor de voedselvoorraad.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Daadwerkelijk aanwezige voorraad/benodigde voorraad volgens operationele aanwijzingen) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Staf Commando DienstenCentra

De Staf van het CDC kent een drietal hoofdtaken: het ondersteunen van de Commandant CDC, het ondersteunen van beleidsuitvoering bij de CDC-bedrijven en het coördineren van defensie- en CDC-brede projecten en onderwerpen.

Investeringen Infrastructuur

Grote infrastructuurprojecten

Infrastructuurprojecten in realisatie (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Voor defensieonderdeel

Project-volume

 

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

Nieuwbouw Schiphol

CKmar

140,4

63,2

55,6

21,6

   

2012

Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

CLSK

232,5

232,5

     

2010

Infrastructuur voorziening KMA

CDC

52,3

17,6

10,0

14,7

10,0

  

2013

Nieuwbouw kantorencomplex Kromhoutkazerne (PPS)

CLAS, CDC en DMO

p.m.

      

2035

Hoger Onderhoud Woensdrecht

DMO

78,5

3,2

34,1

26,2

15,0

  

2013

Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarkt-complex

Algemeen

26,0

17,2

8,8

    

2011

Nieuwbouw LOKKmar

CKmar

85,5

9,1

10,2

21,6

25,2

13,9

5,5

2016

Energie Prestatie Adviezen

Algemeen

64,4

11,4

3,7

3,7

3,7

3,7

3,7

2020

Toelichting

Nieuwbouw Schiphol

Het CKmar-project Nieuwbouw Schiphol wordt minimaal twee jaar later opgeleverd dan oorspronkelijk gepland als gevolg van vertraging bij de aanbestedingsprocedure. Inmiddels is het totale projectvolume met € 4 miljoen verhoogd naar € 140,4 miljoen door het amendement-Brinkman/Knops (Kamerstuk 32 123 X, nr. 53). Door gunstige aanbestedingen en deze verhoging kan het perceel Schieten, Sporten en School weer worden opgenomen in het project en als zodanig worden aanbesteed.

Herbelegging infrastructuur Vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

Het project bevindt zich in de afrondende fase en wordt eind 2010 in zijn geheel voltooid.

Infrastructuur voorziening KMA

De aangepaste behoeftestelling is in maart 2009 goedgekeurd; het project loopt volgens planning. In de nieuwbouw komen de burelen voor de Faculteit Militaire Wetenschappen, 350 legeringskamers en een aantal leslokalen. De einddatum van de realisatie is verschoven van 2010 naar 2013.

Nieuwbouw kantorencomplex Kromhout Kazerne

Het betreft een pilot voor Publiek-Private Samenwerking (PPS) in de vorm van een design, build, finance, maintenance and operate (DBFMO)-overeenkomst met het consortium Komfort met een looptijd van 25 jaar. De ingebruikname van fase 1 is voorzien voor eind 2010. Om een verdere concentratie van werkplekken tot stand te brengen, is in februari 2009 overeengekomen om, aansluitend aan de voorziene tweeduizend werkplekken, duizend extra werkplekken te realiseren. De ingebruikname van deze fase 2 is voorzien voor begin 2012. Over dit PPS-project, de behaalde voordelen en de bijgestelde financiële ramingen is de Kamer inmiddels afzonderlijk geïnformeerd.

Hoger onderhoud Woensdrecht

De realisatie van diverse deelprojecten (nieuwbouw Hoofdgebouw, werkcentrum Avionica en Logistiek Complex) is vertraagd doordat hiervoor een integraal vergunningstraject moet worden doorlopen. Hiermee was vooraf geen rekening gehouden. De aanvang van het project wordt nu voorzien voor januari 2011.

Aanpassing en renovatie Plein/Kalvermarkt-complex

Het complex wordt volgens de huidige planning mei 2011 door de aannemer aan de Rijksgebouwendienst opgeleverd. De uitvoering loopt momenteel volgens planning. De defensiespecifieke investering binnen dit RGD-project is bijgesteld tot € 26 miljoen. De aanbieding en goedkeuring van het definitief interieurontwerp bevinden zich in de afrondende fase.

Nieuwbouw LOKKMar

Het LOKKMar (voorheen OCKMar) zal worden ondergebracht op het complex Koning Willem III/Frank van Bijnenkazerne in Apeldoorn. De realisatieperiode zal naar verwachting duren tot in 2015.

Energie Prestatie Adviezen (EPA)

Dit project betreft een verzameling van energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur zodat tot 2020 twee procent energiereductie per jaar wordt behaald. De uitvoering geschiedt grotendeels in combinatie met jaarlijks uit te voeren planmatig onderhoud aan infrastructuur.

De uitvoering van de maatregelen uit de EPA’s voor gebouwen, zal een aanmerkelijke besparing van het energieverbruik van het defensievastgoed opleveren. Deze inspanning verdient zichzelf terug. De schatting is dat het energieverbruik van het vastgoed met 11% van kan worden gereduceerd. De benodigde financiering voor het uitvoeren van de maatregelen is € 64,4 miljoen. Voor 2011 is de reservering € 3,7 miljoen.

Infrastructuurprojecten in planning (bedragen x € 1 miljoen)

Project-omschrijving

Ten behoeve van

Projectvolume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Fasering tot

Nieuwbouw DLBE CKmar

CKmar

25–50

  

2014–2016

Herbelegging Frederikkazerne

Algemeen

150–200

 

<25

2010–2021

Toelichting

Nieuwbouw DLBE CKmar

Het project District Landelijke en Buitenlandse Eenheden CKmar (DLBE CKmar) is verschoven naar de periode 2014–2016, om prioriteit te geven aan andere projecten waaronder het project «Aanpassen/uitbreiden infrastructuur van BSB Camp New Amsterdam».

Herbelegging Frederikkazerne

Door het herbeleggingsplan Haagse regio alsmede de ontruiming van de Alexanderkazerne voor de komst van het Internationale Strafhof, dient de Frederikkazerne te worden herbelegd met functies vanuit de Alexanderkazerne en vanuit de Haagse regio.

Investeringen informatievoorziening (IV) (bedragen x € 1 miljoen)

Project-omschrijving

Project-volume

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

Fasering tot

Documentaire Informatievoorziening (DI)-Informatisering

59,3

23,5

5,0

3,0

9,0

9,6

9,2

2015

SPEER (ERP/M&F)

268,1

211,9

28,1

12,8

12,5

2,8

 

2014

Defensiebreed Computer Emergency Response Team (DEFCERT)

7,5

1,2

2,6

3,7

   

2012

EKMS (Electronic Key Management System)

18,0

0,8

8,0

8,9

0,3

  

2012

Informatiegestuurd optreden @migo

19,0

7,6

8,8

2,6

   

2012

Project Aanpassen Legacy SPEER (PALS)

36,0

22,0

5,6

4,8

3,6

  

2013

ERP M/F/P Fase 2

120,0

     

10,0

2021

Toelichting

Documentaire Informatievoorziening (DI)-Informatisering

Met documentaire informatie wordt bedoeld alle activiteiten die nodig zijn om een organisatie de documenten te verschaffen voor het uitvoeren van haar taken en het kunnen afleggen van verantwoording hierover. De ondersteuning van de documentaire informatiefunctie binnen Defensie wordt gerealiseerd door een aantal kleinere projecten. Dit komt de projectbeheersing ten goede met als gevolg minder risico’s. De stapsgewijze aanpak is aanleiding om te bezien in hoeverre het oorspronkelijke DMP-project qua financiële omvang en structuur past bij de op risicomanagement gebaseerde invulling van de defensiebrede ambitie. De doelstellingen blijven echter bestaan, te weten:

  • betere DI-ondersteuning voor de medewerker;

  • het kunnen voldoen aan wet- en regelgeving;

  • een betere ondersteuning van de primaire administratieve processen;

  • het stroomlijnen van de DI-organisatie.

Dit is mogelijk door het bestaande instrumentarium door te ontwikkelen. Onderdeel hiervan is de implementatie van XPostWeb binnen de hoogrisicoprocessen Defensie, die in 2010 succesvol is afgerond. De verdere uitrol van dit pakket loopt door tot in 2012, zodat er dan een defensiebrede voorziening is voor de digitale poststroom en documentenregistratie.

SPEER (ERP/M&F)

SPEER (Strategic Process & ERP Enabled Reengineering) is het defensiebrede programma voor het verbeteren, standaardiseren en integreren van de financiële en materieellogistieke processen. SPEER helpt Defensie op weg naar betere ondersteuning van het operationeel optreden en naar gemeenschappelijke inzet van alle middelen waarover Defensie beschikt. SPEER is een grootschalig veranderprogramma met een defensiebrede impact. Dit verandertraject wordt ondersteund door de invoering van een ERP-systeem van SAP. ERP staat voor Enterprise Resource Planning en is een geïntegreerd informatie- en besturingssysteem voor bedrijfsmatige processen. SPEER heeft onverminderd een hoge prioriteit omdat het in een toenemende mate bijdraagt aan de defensiebrede informatievoorziening, de daaraan gerelateerde verbetering van de besturing en de geïntegreerde (joint) taakuitvoering en de doelmatigheid van het beheer.

Defensiebreed Computer Emergency Response Team (DEFCERT)

Voor de operationele inzetbaarheid steunt Defensie meer en meer op ICT. Die ICT wordt steeds complexer, onder andere doordat defensiebreed nationaal en internationaal wordt samengewerkt. Ondertussen neemt de kwetsbaarheid van de ICT toe. Misbruik van ICT-systemen wordt steeds professioneler georganiseerd en bovendien eenvoudiger en goedkoper. Hierdoor is er minder tijd voor een reactie op (mogelijke) problemen. De oprichting van het DEFCERT heeft tot doel deze kwetsbaarheden proactief en reactief te verminderen. Bestaande, veelal beperkte en versnipperde oplossingen komen samen in één DEFCERT ter beperking van de ICT-beveiligingsrisico’s van operaties en oefeningen.

Om afwijkingen in de ICT en daarmee samenhangende risico’s op te merken, zet DEFCERT een Intrusion Detection System (IDS) in. DEFCERT richt zich op alle ICT-infrastructuur met alle rubriceringen, zowel statisch, ontplooid, als mobiel. DEFCERT onderhoudt banden met vergelijkbare nationale en internationale organisaties voor de noodzakelijke ondersteuning en kennisuitwisseling.

Eind 2012 is DEFCERT naar verwachting gereed. Tot die tijd worden de beschikbare delen van de dienstverlening al in gebruik genomen. Voor de exploitatie is vooralsnog jaarlijks een bedrag van € 1,6 miljoen geraamd. Dit wordt in een volgende fase nader getoetst aan de hand van de uitwerking van de plannen en ervaringscijfers van bijvoorbeeld de NAVO.

EKMS (Electronic Key Management System)

Defensie gebruikt voor haar taakuitvoering steeds vaker en steeds meer informatie met een vertrouwelijk of gerubriceerd karakter. Cryptomiddelen voorzien daarbij in de beveiliging. Het aanmaken, registreren en uitgeven van cryptosleutels, codeboeken, crypto hard- en software en documentatie gebeurt grotendeels handmatig en decentraal. Dit heeft diverse tekortkomingen tot gevolg. Vanaf 2010 zullen cryptoproducenten, waaronder de NAVO, de productie van papieren cryptogegevens gaan vervangen door elektronische leveringen. Om de ambities van Defensie waar te maken, moeten digitale cryptogegevens op een adequate manier worden verwerkt en moet het beheer geautomatiseerd worden ondersteund. TNO heeft in een samen met Defensie uitgevoerde studie vastgesteld dat hiervoor een geautomatiseerd systeem, het zogenaamde Electronic Key Management System (EKMS) het meest adequaat is. De invoering wordt voorzien vanaf 2011.

@MIGO (Informatiegestuurd Optreden)

De doelstelling van @MIGO is de informatiepositie en informatieverwerking van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) te versterken door informatiegestuurd optreden in te voeren. Hierdoor wordt niet alleen een effectievere bestrijding van illegale immigratie mogelijk, maar gaat het MTV tevens fungeren als bron van gegevens die kunnen leiden tot een integrale benadering in onderzoeken naar grensoverschrijdende criminele activiteiten en terrorismebestrijding.

In de context van het informatiegestuurd optreden is het CKmar, in samenwerking met TNO, begin 2004 gestart met de pilot @MIGO. De pilot @MIGO betrof een proef met (vaste) camerasystemen geplaatst aan de grens met België (A16 bij Hazeldonk). Naar aanleiding van de evaluatie van de pilot (in januari 2007) is besloten tot een structurele landelijke invoering. Dit houdt in dat op vijftien snelwegen aan de binnengrenzen vaste camerasystemen moeten worden geplaatst. Daarnaast wordt voorzien in mobiele cameraopstellingen waardoor ook secundaire wegen en landwegen in de grensstreek worden ontsloten. Ten slotte dient een ondersteunende ICT-infrastructuur beschikbaar te komen die het landelijke operatiegebied afdekt. Het project verkeert in de fase van uitvoering.

PALS (Project Aanpassen Legacy SPEER)

PALS is het project dat zorgt voor interfaces tussen het nieuwe informatie- en besturingssysteem (SAP) en andere informatiesystemen van Defensie, inclusief de daarvoor benodigde aanpassing van deze systemen. Het betreft zowel permanente interfaces met systemen die niet worden vervangen als tijdelijke interfaces met systemen die wel worden vervangen door SAP. PALS volgt de planning van het programma SPEER.

ERP M/F/P fase 2

Ten behoeve van IV-innovaties in met name het materieellogistieke functiegebied is een meerjarige reservering in het investeringsprogramma opgenomen.

IV-exploitatie

Het technisch, functioneel en applicatiebeheer van de in gebruik zijnde IV-systemen wordt uit dit budget gefinancierd. Daarnaast wordt het aanbieden van bepaalde diensten die op afroep beschikbaar zijn hieruit gefinancierd.

2.3. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

2.3.1. Geheime uitgaven – niet-beleidsartikel 70

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Uitgaven en verplichtingen

2 245

2 236

2 248

2 251

2 264

2 264

2 264

Geheime uitgaven

2 245

2 236

2 248

2 251

2 264

2 264

2 264

Totaal uitgaven en verplichtingen

2 245

2 236

2 248

2 251

2 264

2 264

2 264

2.3.2. Nominaal en onvoorzien – niet-beleidsartikel 80

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Uitgaven en verplichtingen

0

– 7 039

– 4 516

– 20 266

160 584

166 840

145 843

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Nader te verdelen

0

– 7 858

– 4 516

– 20 266

160 584

166 840

145 843

Onvoorzien

0

819

0

0

0

0

0

Totaal uitgaven en verplichtingen

0

– 7 039

– 4 516

– 20 266

160 584

167 482

146 485

2.3.3. Algemeen – niet-beleidsartikel 90

Algemene doelstelling

De Bestuursstaf draagt zorg voor een beheerste uitvoering van het beleidsproces en de bedrijfsvoering van het ministerie van Defensie.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Bestuursstaf adviseert en ondersteunt de bewindslieden en zet hun besluiten over de richting, inrichting en inzet van Defensie om in helder, eenduidig en uitvoerbaar beleid. Daarnaast schept zij de voorwaarden voor een optimale taakuitvoering door de defensieonderdelen en leidt zij operaties in binnen- en buitenland.

Om de minister en de staatssecretaris in staat te stellen het ministerie van Defensie aan te sturen en te beheersen worden binnen de Bestuursstaf de volgende activiteiten ontplooid:

  • adviseren van de bewindslieden bij het besturen van de defensieorganisatie, in hun rol als lid van het kabinet, in hun relatie met het parlement en bij het onderhouden van internationale relaties;

  • vormgeven van uitvoerbare beleidskaders voor de defensieorganisatie als geheel, zodanig dat op grond van de beleidsdocumenten en de uitwerking daarvan geen vertaalslag nodig is;

  • aansturen van de operationele commando’s, de Defensie Materieel Organisatie (DMO) en het Commando DienstenCentra (CDC), en

  • aansturen van het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar).

De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) ondersteunt Defensie op het gebied van inlichtingen en veiligheid. De dienst richt zich daarbij zowel op het politiek-militair besluitvormende niveau (strategische inlichtingen) als op de voorbereiding en uitvoering van militaire taken (operationele inlichtingen). Hierbij gaat het vooral om de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties. De MIVD heeft twee hoofdtaken: een inlichtingentaak en een veiligheidstaak. De MIVD voert deze taken uit binnen een wettelijk kader dat onder andere is neergelegd in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Onderdeel van deze taken is het verrichten van onderzoek naar andere landen, op aanwijzing van de minister-president. Daarbij wordt samengewerkt met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), waarmee een taakverdeling is afgesproken. De MIVD verstrekt in dit verband inlichtingenrapportages aan de minister-president en aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het vaststellen van de omvang en de samenstelling van de Bestuursstaf.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het beschikken over voldoende aantallen capabel personeel, het opstellen van kwalitatief en kwantitatief uitvoerbare beleidsvoorstellen en van regelgeving.

Budgettaire gevolgen

De raming van de financiële middelen voor de komende begrotingsjaren is in de onderstaande tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

1 656 817

1 674 938

1 721 676

1 677 479

1 642 602

1 629 955

1 634 316

Uitgaven

       

Apparaatsuitgaven

       

Bestuursstaf

125 259

119 604

122 867

118 766

119 183

112 181

112 479

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

70 723

74 501

78 968

81 787

81 671

82 063

82 250

Bijdragen aan baten-lastendiensten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal apparaatsuitgaven

195 982

194 105

201 835

200 553

200 854

194 244

194 729

Programma-uitgaven

       

Pensioenen en uitkeringen *

1 069 855

1 118 974

1 177 179

1 167 993

1 156 914

1 166 463

1 180 140

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

124 278

121 584

125 074

109 776

97 428

80 991

70 262

Ziektekostenvoorziening

12 128

9 274

6 218

3 161

0

0

0

Milieu-uitgaven

6 617

7 919

5 470

5 481

7 043

8 526

8 546

Subsidies en bijdragen

14 610

19 507

19 314

19 282

19 314

18 804

19 317

Bijdragen aan de NAVO

75 857

77 364

75 559

69 440

72 172

72 136

72 172

Internationale samenwerking

4 660

4 112

4 019

3 904

3 862

3 834

3 843

Wetenschappelijk onderzoek

85 416

73 685

65 774

60 863

56 663

57 928

58 027

Overige uitgaven

42 182

38 414

41 234

37 026

28 352

27 029

27 280

Totaal programma-uitgaven *

1 435 603

1 470 833

1 519 841

1 476 926

1 441 748

1 435 711

1 439 587

Totaal uitgaven

1 631 585

1 664 938

1 721 676

1 677 479

1 642 602

1 629 955

1 634 316

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

11 510

9 609

9 046

6 246

8 148

8 148

8 148

* waarvan niet relevant

33 840

60 694

97 166

107 333

106 014

102 787

98 654

Doelstellingen

Ondersteunen bewindslieden bij het besturen van de defensieorganisatie.

Doelstelling 1:

Motivering

Om de bewindslieden in staat te stellen het ministerie van Defensie effectief te besturen wordt binnen de Bestuursstaf optimaal samengewerkt om het «verkeer» tussen de Bestuursstaf en de defensieonderdelen te stroomlijnen.

Instrumenten

De basis voor de besturing van de defensieorganisatie is de beleids-, plannings- en begrotingsprocedure (BPB). De BPB-procedure vormt de kern van de activiteiten van de Bestuursstaf. Binnen de Bestuursstaf is voortdurende aandacht voor de verdere verbetering van het BPB-proces en de verbetering van de kwaliteit van de producten uit het BPB-proces (beleidsvisie, defensieplan, begroting en jaarverslag).

Ontwikkeling van departementaal beleid en regelgeving.

Doelstelling 2:

Motivering

Om de bewindslieden in staat te stellen het ministerie van Defensie aan te sturen en te beheersen wordt helder en uitvoerbaar departementaal beleid en regelgeving voorbereid, zodanig dat op grond van de beleidsdocumenten en de uitwerking daarvan geen vertaalslag nodig is en de kaders voldoen om het beleid uit voeren.

Instrumenten

Het ontwikkelen en monitoren van het beleid en regelgeving van de verschillende deelgebieden, te weten:

Algemeen:

Hoofddirectie Algemene Beleidszaken, Bureau Secretaris-Generaal;

Operationeel:

Defensiestaf;

Financieel:

Hoofddirectie Financiën en Control;

Juridisch:

Directie Juridische Zaken;

Personeel:

Hoofddirectie Personeel;

Materieel:

Directie Beleid van de Defensie Materieel Organisatie;

Informatievoorziening:

Hoofddirectie Informatievoorziening en Organisatie;

Beveiliging:

Beveligingsautoriteit;

Milieu en vastgoed:

Directie Ruimte, Milieu en Vastgoedbeleid;

Militaire inlichtingen en veiligheid:

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s.

Doelstelling 3:

Motivering

Onder dit artikel worden tevens de programma-uitgaven beheerd van niet nader toe te delen departementsbrede uitgaven.

Instrumenten

Pensioenen en uitkeringen: De betaling van ouderdomspensioen en overige uitkeringen aan voormalig militair personeel.

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden: De verstrekking van uitkeringen krachtens diverse regelingen aan voormalig defensiepersoneel.

Ziektekostenvoorziening: De ziektekostenvoorziening is per 1 januari 2006 afgeschaft. In het arbeidsvoorwaardenoverleg zijn afspraken gemaakt om een deel van diegenen die in 2005 een vergoeding hebben ontvangen, tot 2013 te compenseren. Op dit artikel worden de (afnemende) uitgaven hiervan verantwoord.

Milieu-uitgaven: Het gaat hierbij onder meer om de uitgaven voor het ontwikkelen van het beleid voor milieu, ruimte en vastgoed.

De belangrijkste milieuthema’s van Defensie in 2011 zijn: de uitvoering van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009–2012 (DDN2009), de tussentijdse evaluatie van die nota, die begin 2011 wordt uitgevoerd en de besparing van energie.

Het milieubeleid is uiteengezet in de DDN2009 (Kamerstuk 31 700, nr. 61) die op 1 januari 2009 in werking is getreden. Hiermee draagt Defensie bij aan het uitvoeren van het Rijksbeleid voor duurzaamheid. De nota is de leidraad voor de periode 2009 tot 2012. De belangrijkste speerpunten hieruit zijn: energiebesparing, duurzaam inkopen en milieumanagement.

In samenwerking met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) wordt gewerkt aan de inbedding van een nieuwe methode voor het berekenen en beoordelen van militair schietgeluid. Verder wordt het onderzoek naar de effecten van onderwatergeluid door sonar op zeezoogdieren voortgezet.

In vervolg op het inwerkingtreden van de wijziging van de luchtvaartwetgeving zal in 2011 voor een aantal luchthavens een luchthavenbesluit worden vastgesteld. Er worden verbeteringen voor de rekenmethodiek voor de externe veiligheid rond militaire luchthavens onderzocht en er zal in overleg met het ministerie van VROM worden gewerkt aan een extern veiligheidsbeleid voor militaire luchthavens.

Subsidies en bijdragen: De subsidies en bijdragen worden verleend aan instellingen die voor Defensie een zeker nut hebben. De belangrijkste ontvanger van een bijdrage is de Stichting Bijzondere Scholen op Algemene Grondslag.

Naam ontvanger subsidies

Begrotingsbedrag 2011 (x € 1 000)

Stichting Het Militair-Historisch Museum

8 012

Stichting Het Veteraneninstituut

4 810

Veteranendag

2 455

Overige subsidies

1 129

Bijdragen aan de NAVO: De uitgaven hebben betrekking op de Nederlandse bijdrage in de gemeenschappelijk gefinancierde NAVO-programma’s. Grote programma’s zijn onder andere de sanering van de Cannerberg, de uitbreiding van het NAVO-hoofdkwartier in Brunssum en de vernieuwing van de brandstofpijpleiding tussen Nederland en België. Ook de uitgaven voor de AWACS-vliegtuigen zijn hierin opgenomen.

Internationale samenwerking: De internationale samenwerking concentreert zich op de deelnemers aan het Membership Action Plan van de NAVO en de regionale ondersteuning aan landen in de Balkan, de Kaukasus en Centraal-Azië. Door middel van samenwerkingsprogramma’s met landen in de Hoorn van Afrika en het Grote Merengebied in Afrika levert Nederland een bijdrage aan de stabiliteit in deze regio’s.

Wetenschappelijk onderzoek (Research & Development): Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de programmafinanciering TNO (inclusief MARIN) en NLR, in 2011 ongeveer € 43 miljoen en voor projectmatige technologie ontwikkeling en kennistoepassing, in 2011 ongeveer € 23 miljoen. Primaire doelstelling is het ondersteunen van de krijgsmacht met gerichte R&D. Daarnaast draagt Defensie met dit R&D-onderzoek bij aan het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie door de Defensie Industrie Strategie (DIS).

Het onderzoek is voornamelijk gestructureerd op basis van klantgedreven kennisthema’s die zijn gericht op de versterking van militaire capaciteiten. Voor een klein deel is het onderzoek gestructureerd in aanbodgeïnitieerde kennisvelden die zich richten op toekomstige toepassingen voor Defensie.

Programmatisch onderzoek betreft investeren in een kennisbasis die niet binnen Defensie aanwezig is en die zonder gerichte financiële inspanning van Defensie niet beschikbaar komt of toegankelijk is. Met de opgebouwde kennis laat Defensie zich vervolgens adviseren en ondersteunen bij beleidsvorming, verwerving en onderhoud van materieel, opleiding en training, bedrijfsvoering en operationeel optreden. De advisering richt zich op noodzakelijke verbeteringen en innovatieve vernieuwingen op genoemde onderwerpen. Het onderzoek is zowel interdepartementaal (kennisarena’s en Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid) als internationaal (NAVO, EDA) afgestemd en/of ingebed. Via het instrument van de projectmatige technologieontwikkeling wordt vooral invulling gegeven aan de internationale R&D-samenwerking in EDA verband en de DIS.

In de begroting van 2010 is een korting doorgevoerd op de centrale R&D-budgetten, waarmee een substantiële bijdrage wordt geleverd aan de oplossing van de financiële problematiek van Defensie. Deze korting bedraagt in 2010 € 5,5 miljoen en loopt op tot € 22 miljoen structureel vanaf 2013.

De taakstelling van € 17 miljoen op de programmafinanciering TNO (2010–2013) heeft in 2009/2010 geleid tot een herijking van de gehele kennisportefeuille die aan de Kamer is gezonden (Kamerstuk 27 830, nr. 71).

Er wordt onderzocht of de kennis die bij TNO gaat verdwijnen van anderen, zowel binnen als buiten Defensie, kan worden betrokken. Daarbij wordt in het bijzonder gedacht aan de intensievere inschakeling van de Nederlandse Defensieacademie (NLDA) en het Nederlandse Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael.

De herbelegging van de kennisportefeuille wordt vastgelegd in het Research en Development Plan 2011. Met TNO worden afspraken gemaakt om de overgang te faciliteren.

De resterende € 5 miljoen van de korting wordt ten laste gebracht van het centrale budget voor kennistoepassing. De uit de centrale middelen opgebouwde externe wetenschappelijke kennisbasis dient voortaan door de behoeftestellers te worden gebruikt via prioriteitstelling in eigen decentrale budgetten. Het utilisatiecriterium zal bij de centrale investeringen in een wetenschappelijke kennisbasis dan ook nog stringenter worden toegepast. Op centraal niveau blijft een beperkt budget voor kennistoepassing beschikbaar voor niet planbare acute kennisondersteuning en interdepartementaal afgesproken bijdragen in de exploitatie van grote experimentele onderzoeksfaciliteiten.

Omschrijving (bedragen x € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Programmafinanciering TNO (en MARIN)

51 268

47 054

42 344

37 363

32 955

32 954

32 950

Programmafinanciering NLR

534

515

516

516

517

517

517

Contractonderzoek technologieontwikkeling

20 852

19 612

18 284

18 331

18 446

18 362

18 465

Small Business Innovation Research (EZ-financiering) 1

0

0

0

0

0

0

0

Enveloppe innovatie, kennis en onderzoek 2

0

0

0

0

0

0

0

Investeringsdeel

72 654

67 181

61 144

56 210

51 918

51 833

51 932

Contractonderzoek kennistoepassing

12 763

6 504

4 630

4 653

4 745

6 095

6 095

Matexdeel

12 763

6 504

4 630

4 653

4 745

6 095

6 095

Totaal generaal

85 417

73 685

65 774

60 863

56 663

57 928

58 027

XNoot
1

Het SBIR-budget is al opgenomen in de post «Contractonderzoek technologieontwikkeling». De budgetreeks is enige jaren geleden van EZ naar Defensie overgeheveld, maar door projectvertraging niet voor SBIR aangewend. De SBIR-verplichting staat nog wel voor een deel open, maar dat is voor dit overzicht niet relevant.

XNoot
2

De STARS-reeks zal bij nader inzien als derdencontract buiten begrotingsverband worden geboekt. De integrale MIA-veiligheid-reeks is overgeheveld naar de begroting van BZK.

Overige uitgaven: Deze defensiebrede uitgaven hebben onder andere betrekking op de voorlichtings- en communicatieactiviteiten, de schadevergoedingen via de landsadvocaat en «lumpsum»-uitgaven aan de Belastingdienst.

3. DE BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Sturing en beheersing

Stuur- en verantwoordingsinformatie

Naar aanleiding van het rapport «Verantwoordingsinformatie operationele gereedheid Defensie» dat de Algemene Rekenkamer eind 2009 heeft gepubliceerd, is Defensie begonnen met het meerjarig programma «Verbeteren Stuur- en Verantwoordingsinformatie» (zie Kamerstuk 32 248, nr. 5). Het programma heeft als doelstelling de informatie in de begroting en het jaarverslag beter op elkaar te laten aansluiten op grond van de informatie van de maandrapportage. In overleg met de Algemene Rekenkamer is een onderverdeling gemaakt tussen middellange- en langetermijndoelstellingen. De maatregelen voor de middellange termijn worden in 2011 en de eerste helft van 2012 uitgevoerd. De langetermijndoelstelling richt zich op het onttrekken van informatie uit geautomatiseerde bronsystemen. Deze doelstelling, die een relatie heeft met de invoering van het ERP-systeem van SAP (programma SPEER) binnen het materieellogistieke en financiële functiegebied, zal volgens de planning in 2014 worden behaald.

Verbeteren inzicht sturing, beheersing en verantwoording van de materiële exploitatie

Naar aanleiding van de knelpunten in de materiële exploitatie, zoals aangegeven in Kamerbrief 32 123 X, nr. 122, werkt Defensie hard aan het verbeteren van het inzicht in de beheersing, sturing en verantwoording van de materiële exploitatie. Hiermee moet de structurele balans tussen doelstellingen, activiteiten en middelen van Defensie zeker worden gesteld. Het onderzoek gaat in op:

  • de relatie tussen operationele doelstellingen en operationele activiteiten;

  • het leggen van de relatie tussen de voor de operationele activiteiten benodigde wapensystemen en capaciteiten en de middelen die benodigd zijn voor het uitvoeren van die activiteiten;

  • het vaststellen van de benodigde middelen voor het instandhouden van de wapensystemen;

  • ondersteuning door de administratie van al deze elementen.

Beter Verbeteren

Algemeen

De uitvoering van de meerjarige plannen voor het verbeteren van het financieel beheer en het materieelbeheer is met enige vertraging gestart, maar ligt op koers. De effecten van de al ingevoerde verbetermaatregelen zijn tot op heden beperkt zichtbaar in de werking van zowel het materieelbeheer als het financieel beheer. Gelet op het meerjarige en structurele karakter van de maatregelen was dit ook de verwachting. Defensie blijft ernaar streven de meerjarige verbeterplannen in respectievelijk 2012 (financieel beheer) en 2014 (materieelbeheer) te realiseren en daarmee een ordelijk beheer te bereiken. Defensie zal daartoe de voortgang van de projecten maandelijks monitoren.

Aandacht voor beheer op ieder niveau binnen de organisatie blijft een kritieke succesfactor voor het realiseren en behouden van ordelijk beheer. Ook in 2011 zullen er weer gerichte activiteiten worden ondernomen om de aandacht voor beheer op de agenda te houden. Aandacht voor beheer dient vanzelfsprekend te worden.

Financieel beheer

De uitvoering van het verbeterplan financieel beheer is in maart 2009 gestart. 2011 staat in het teken van verdere implementatie en borging van de verbetermaatregelen. De oorzaken van de problemen in het verplichtingenbeheer zijn complex gebleken. Het op orde krijgen van het verplichtingenbeheer is vooral vanuit het oogpunt van budgetbeheer een belangrijke uitdaging. Andere maatregelen die in 2011 moeten zijn voltooid in het kader van Financieel Beheer zijn:

  • het verbeteren van het betaalgedrag;

  • het verbeteren en vereenvoudigen van het handtekeningen- en bevoegdhedenregister;

  • het invoeren en gebruiken van de continue monitor voor de belangrijkste geldstromen.

Materieelbeheer

Met het project professionaliseren materieelbeheer wordt tot 2014 in fasen gewerkt aan de verbetering van het materieelbeheer. De focus voor 2011 ligt op de voltooiing van fase 1 van het programma. De materieelsoorten die worden aangemerkt als gevoelig materieel (wapens, munitie en cryptoapparatuur) krijgen prioriteit. De reikwijdte van het programma wordt vervolgens uitgebreid naar overige materieelsoorten, KPU/PGU en assortimenten met een hoog risicoprofiel. Daarbij wordt de monitor kwaliteit materieelbeheer verder ingevoerd en aangepast zodat de resultaten van analysesessies en de kwaliteitskaart van de Algemene Rekenkamer worden geïntegreerd.

Het structureel verbeteren van het materieelbeheer wordt mede ondersteund door de invoering van ERP binnen Defensie. De activiteiten en producten van het programma professionaliseren materieelbeheer worden afgestemd met die van het programma SPEER, waarbij ook de uitfasering of verbetering van de bestaande legacy-systemen een rol speelt.

Personeelsbeheer

In 2009 heeft de Algemene Rekenkamer opgemerkt dat de betrouwbaarheid en volledigheid van de digitale en fysieke personeelsdossiers aandacht behoeft. In januari 2010 heeft Defensie een plan van aanpak vastgesteld om de kwaliteit van personeelsdossiers te verbeteren. Defensie hecht belang aan een goede invoering van het plan, gezien het risico dat Defensie loopt bij het ontbreken van wettelijke documenten in persoonsdossiers. De verbeteractiviteiten (completeren wettelijke documenten in de persoonsdossiers) starten in 2010 en worden in 2011 voortgezet.

Redeployment

Eind 2010 en begin 2011 komt veel materieel terug uit Afghanistan. Het materieelbeheer in het kader van deze redeployment is een belangrijk aandachtspunt. Ter voorbereiding van de redeployment heeft een team in Afghanistan al het daar aanwezige materieel geteld en voorzien van labels. Hierdoor wordt het mogelijk het materieel te volgen in de vervolgfasen van de redeployment. De afhandeling van de redeployment, waarbij het materieel weer operationeel gemaakt moet worden, geschiedt na terugkeer.

4. BATEN-LASTENDIENSTEN

4.1. DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE

Algemeen

De baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (DTO) maakt deel uit van de bedrijfsgroep IVENT van het Commando DienstenCentra. Door deze bedrijfsgroep worden hoogwaardige ICT- en IV-diensten geleverd aan Defensie en de ketenpartners binnen de Rijksoverheid op het gebied van de openbare orde en veiligheid. Tevens steunt de bedrijfsgroep de operationele informatievoorziening van de land-, lucht- en zeestrijdkrachten en de marechaussee bij militaire operaties, oefeningen en ondersteuning van de commandovoering. De bedrijfsgroep draagt er zorg voor dat de door Defensie gewenste IV/ICT-ondersteuning bij de uitvoering van de taken te allen tijde en onder alle omstandigheden tijdig, effectief en efficiënt kan worden geleverd.

Voor de bedrijfsgroep staan de opbouw van een robuuste basis en de dienstverlening aan de klant/opdrachtgever centraal. Momenteel wordt gewerkt aan de bestuurlijke en operationele inrichting van de nieuwe organisatie voor een optimale samenwerking tussen de verschillende eenheden binnen de bedrijfsgroep.

Begroting van baten en lasten

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

BATEN

       

Opbrengst moederdepartement

359 867

345 000

315 143

314 143

313 261

312 141

312 141

Opbrengst overige departementen

44 520

35 500

36 810

36 810

36 810

36 810

36 810

Opbrengst derden

206

210

145

145

145

145

145

Bijzondere baten

       

Vrijval voorzieningen

       

Totaal baten

404 593

380 710

352 098

351 098

350 216

349 096

349 096

LASTEN

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

229 069

220 100

199 307

199 223

199 258

198 388

198 388

– materiële kosten

135 582

106 310

98 091

98 175

98 258

98 008

98 008

Rentelasten

5 697

5 300

5 700

5 700

5 700

5 700

5 700

Afschrijvingskosten

       

– materieel

41 657

46 000

46 000

45 000

44 000

44 000

44 000

– immaterieel

2 366

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

– dotaties voorzieningen

3 055

      

– bijzondere lasten

       

Totaal lasten

417 426

380 710

352 098

351 098

350 216

349 096

349 096

Saldo van baten en lasten

– 12 833

0

0

0

0

0

0

Toelichting begroting baten en lasten

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement loopt vanaf 2010 jaarlijks licht terug. Defensie probeert door versobering van de bedrijfsvoering en vraag- en aanboddemping de kosten voor informatievoorziening verder omlaag te brengen.

Opbrengst overige departementen

De opbrengst overige departementen betreft de IV-ondersteuning van ketenpartners van Defensie. Dit zijn onder andere de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (crisisbeheersing en AIVD), Justitie (terrorismebestrijding, vreemdelingenketen en politie), Buitenlandse Zaken (internationale veiligheid), Algemene Zaken en daarnaast de Veiligheidsregio’s. Het is de verwachting dat de opbrengsten in de komende jaren op gelijk niveau blijven.

Lasten

Apparaatskosten

De personele en materiële kosten vertonen als gevolg van de versobering van de bedrijfsvoering en de vraag- en aanboddemping een daling vanaf 2010.

Afschrijvingen activa

Ook de afschrijvingen laten vanaf 2012 een licht dalende lijn zien. De redenen hiervoor komen overeen met de oorzaken voor de verlaging van de apparaatskosten.

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekening courant RHB 1 janauri (inclusief deposito)

38 265

15 024

6 485

7 985

7 985

6 485

4 485

         

2.

Totaal operationele kasstroom

43 240

42 461

52 500

51 000

49 500

49 000

48 500

         
 

–/– totaal investeringen

– 30 334

– 60 000

– 60 000

– 60 000

– 60 000

– 60 000

– 60 000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

519

      

3.

Totaal investeringskasstroom

– 29 815

– 60 000

– 60 000

– 60 000

– 60 000

– 60 000

– 60 000

         
 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

       
 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

       
 

–/– aflossingen op leningen

– 68 666

– 51 000

– 51 000

– 51 000

– 51 000

– 51 000

– 51 000

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

32 000

60 000

60 000

60 000

60 000

60 000

60 000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 36 666

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

5.

Rekening courant RHB 31 december

(inclusief deposito) (=1+2+3+4)

15 024

6 485

7 985

7 985

6 485

4 485

1 985

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

Het operationele kasstroomoverzicht toont de meerjarige ontwikkeling aan van de rekening courant van het baten-lastendeel van BG IVENT. De kasstroom wordt bepaald door het jaarlijkse bedrijfsresultaat, investeringen, aflossingen op leningen en overige financiële transacties.

Investeringskasstroom

In 2011 en de jaren daarna wordt de omvang van de investeringen geraamd op € 60 miljoen. Het grootste deel van de investeringen betreft computerapparatuur, gebouwen (voornamelijk datacentra) en kleinere investeringen in software, machines en installaties. Desinvesteringen zijn voor de komende jaren niet voorzien.

Aflossingen op leningen

Deze bedragen betreffen de aflossingen van de aangegane vermogensconversie en leningen om investeringen te financieren.

Beroep op leenfaciliteit

Het beroep op leenfaciliteit omvat de door de bedrijfsgroep bij het ministerie van Financiën geleende bedragen. Het beroep op de leenfaciliteit wordt gedaan ter financiering van investeringen.

Financieringskasstroom

Voor de komende jaren wordt verwacht dat het eigen vermogen binnen de maximale grens blijft en dat daarom geen uitkeringen aan het moederdepartement nodig zijn.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen

Omschrijving generieke deel

2011

2012

2013

2014

2015

Leverbetrouwbaarheid SLA's

85%

85%

85%

85%

85%

Oplossend vermogen Service Desk Defensie

70%

70%

70%

70%

70%

Ontvangen klachten

100

100

100

100

100

Tijdigheid klachtafhandeling

70%

70%

70%

70%

70%

Opdrachtgevers tevredenheid

70%

70%

70%

70%

70%

Vte’s totaal

     

– Burgers/militairen

2 429

2 429

2 429

2 429

2 429

Omschrijving specifiek deel

2011

2012

2013

2014

2015

Kostprijs per werkplek (norm)

85%

84%

83%

82%

81%

Omzet categorie Generiek (in € miljoen)

211,3

210,7

210,7

209,5

209,5

Omzet categorie Specifiek (in € miljoen)

140,8

140,4

140,1

139,6

139,6

Toelichting

Operationele doelmatigheid

Binnen BG IVENT wordt periodiek gerapporteerd over de betrouwbaarheid van de afgesproken dienstverlening door middel van bovenstaande kwaliteitsindicatoren. De betrouwbaarheid van de informatievoorziening is afhankelijk van de wijze waarop BG IVENT de dienstverlening:

  • realiseert (het oplossen van binnengekomen klachten bij de Service Desk Defensie) en afspreekt (in Service Level Agreements);

  • in stand houdt en beheert (onder andere op basis van het aantal binnengekomen klachten);

  • controleert en monitort door het meten (klachten) en het bijhouden van tijdigheid van de klachtafhandeling;

  • bijstuurt of verbetert aan de hand van de opdrachtgevertevredenheid.

Financiële doelmatigheid

  • Als indicator voor de ontwikkeling van de financiële doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek is gesteld op 100 procent.

  • De omzet van BG IVENT bestaat grotendeels uit de ontvangsten voor de geleverde producten en diensten, die zijn opgenomen in een Producten- en Dienstencatalogus (PDC).

  • De categorie Generiek bestaat onder andere uit de omzetcategorieën werkplekdiensten, connectivity en handelsgoederen. De categorie Specifiek bestaat onder andere uit advies en applicaties, hosting ERP, hosting MF en applicatie hosting.

4.2. DIENST VASTGOED DEFENSIE

Algemeen

De Dienst Vastgoed Defensie (DVD) maakt als baten-lastendienst onderdeel uit van het Commando DienstenCentra als bedrijfsgroep Vastgoed. De DVD is de vastgoedbeheerder van het ministerie van Defensie. De DVD is verantwoordelijk voor het doelmatige en maatschappelijk verantwoorde beheer en inrichting van het defensievastgoed. De DVD geeft adviezen en treedt op als intermediair voor de waarborging van de ruimtelijke belangen van de klanten bij Defensie. De DVD staat de klanten bij in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed.

Begroting van baten en lasten

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

BATEN

       

Opbrengst moederdepartement

120 935

127 703

84 908

84 127

82 379

80 647

79 131

Programmagelden instandhouding

145 882

144 062

130 015

121 263

116 260

112 067

112 860

Opbrengsten huisvestingsactiviteiten

8 714

13 513

18 182

17 603

17 425

17 118

16 811

Opbrengst overige departementen

517

      

Opbrengst derden

57

      

Mutatie onderhanden werk

5 592

      

Rentebaten

5

100

100

100

100

100

100

Vrijval voorzieningen

3 654

      

Bijzondere baten

556

      

Totaal baten

285 912

285 378

233 105

222 993

216 064

209 832

208 802

LASTEN

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

99 450

103 817

68 105

66 526

64 948

63 370

61 791

– uitbesteding

3 640

8 064

     

– materiële kosten

13 400

13 806

13 806

13 806

13 306

13 306

13 306

Programmagelden instandhouding

146 916

144 062

130 015

121 263

116 260

112 067

112 860

Rentelasten

1 474

1 509

1 579

1 623

1 815

2 085

2 185

Rentelasten huisvestingsactiviteiten

6 074

10 791

15 462

11 802

11 083

10 777

10 471

Afschrijvingskosten

       

– materieel

1 501

1 775

2 098

2 094

2 422

2 422

2 422

– materieel huisvestingsactiviteiten

2 475

2 722

2 720

5 801

6 342

6 341

6 340

– immaterieel

       

Overige kosten

       

– Dotaties voorzieningen

4 694

150

550

400

250

100

 

– Bijzondere lasten

3 252

150

     

Totaal lasten

282 876

286 846

233 785

222 915

216 176

210 098

209 005

Saldo van baten en lasten

3 036

– 1 468

– 680

78

– 112

– 266

– 203

Opm.: In deze begroting is de DBBO niet meegenomen in verband met de opname per 01-01-2011 in het kasverplichtingenstelsel. De Dienst Beveiliging Vastgoed (DBV) zal vanaf die datum zijn opgenomen in de DBBO-organisatie.

Toelichting begroting baten en lasten

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement vormt het honorarium voor de totale dienstverlening van de bedrijfsgroep. Het grootste deel heeft betrekking op «Verwerving en Afstoting», «Instandhouding» en «Expertise en Advies». In overeenstemming met de meerjarenreeksen voor investeringen en exploitatie daalt de vraag naar de dienstverlening gestaag over de jaren. Het honorarium voor Nieuwbouw bedraagt 12,2 procent van het bouwvolume. Het honorarium voor commandantenvoorziening bedraagt 19 procent van het bouwvolume en het honorarium voor Instandhouding is opgenomen in de gebruiksvergoeding die de bedrijfsgroep ontvangt voor het onderhoud en beheer van het vastgoed van Defensie. De overige opbrengsten moederdepartement komen tot stand uit de behoeftes van de klant tegen de tarieven die zijn opgenomen in de producten- en dienstencatalogus. In de omzet DBV (Dienst Beveiliging Vastgoed) is in 2010 rekening gehouden met het feit dat de DBV nog geheel 2010 in werking is. De meerjarige omzet DBBO (waarvan de oprichting wordt verwacht op 1 januari 2011) is niet meegenomen in de cijfers. De DBV wordt bij de oprichting van de DBBO geïntegreerd in laatstgenoemde organisatie.

Programmagelden instandhouding

De programmagelden Instandhouding zijn de vergoedingen die de bedrijfsgroep ontvangt voor de aannemerskosten voor het planbaar en niet planbaar onderhoud. De gebruikersvergoeding voor Instandhouding is afgestemd op de defensiebegroting 2011 en verder. Omdat het aantal objecten bij Defensie in de loop der jaren daalt, dalen ook de kosten voor het onderhoud (de programmagelden zijn exclusief de kosten die benodigd zijn om het achterstallig onderhoud van het vastgoed van Defensie op te vangen).

Opbrengst huisvestingsactiviteiten

De opbrengst huisvestingsactiviteiten bestaat uit de vergoeding die de bedrijfsgroep ontvangt van de defensieonderdelen voor de met leenfaciliteit gefinancierde projecten. De vergoeding dekt de rentelasten en afschrijvingskosten van de leningen.

Rentebaten

De rentebaten betreffen de verwachte opbrengsten van de verrekening rekening-courant rente met het ministerie van Defensie.

Lasten

Personele lasten

De personele lasten omvatten alle capaciteitskosten, zowel van direct personeel als indirect personeel. Ook de uitbestedingskosten en kosten van inhuur van derden zijn daarin opgenomen. De personele lasten hebben een relatie met de werklast die tot uitdrukking komt in de begrotingspost «Omzet Moederdepartement». De kosten DBV en DBBO Projectorganisatie zijn in 2010 apart begroot (deze kosten betreffen zowel de personele lasten alsmede de overige lasten). Voor 2011 en verder is de DBBO ook niet meegenomen in de lasten.

Programmagelden instandhouding

De programmagelden Instandhouding zijn de aannemerskosten van het planbaar en het niet planbaar onderhoud. Het niveau van de hiervoor ontvangen vergoeding komt hiermee overeen. Dit komt tot uitdrukking in de begrotingspost programmagelden Instandhouding aan de batenkant.

Rentelasten huisvestingsactiviteiten

De rentelasten huisvestingsactiviteiten vormen een component van de kosten die samenhangen met de financiering vanuit de leenfaciliteit, de andere component wordt gevormd door de afschrijvingen. Zie hiertoe ook de toelichting op de baten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingen zijn terug te voeren op de materiële vaste activa van de bedrijfsgroep.

Dotaties voorzieningen

Dit betreft voorzieningen in verband met (de kosten van) risico’s zoals bijvoorbeeld claims.

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekening courant RHB 1 januari (inclusief deposito)

57 454

32 357

31 039

30 510

30 737

30 775

30 660

         

2.

Totaal operationele kasstroom

– 20 594

3 029

4 139

7 973

8 652

8 497

8 559

         
 

–/– totaal investeringen

– 15 143

– 43 437

– 69 051

– 36 759

– 16 984

– 6 215

– 2 682

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

81

150

150

150

150

150

150

3.

Totaal investeringskasstroom

–15 062

– 43 287

– 68 901

– 36 609

– 16 834

– 6 065

– 2 532

         
 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

       
 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

       
 

–/– aflossingen op leningen

– 4 781

– 4 497

– 4 818

– 7 896

– 8 764

– 8 763

– 8 763

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

15 340

43 437

69 051

36 759

16 984

6 215

2 682

4.

Totaal financieringskasstroom

10 559

38 940

64 233

28 863

8 220

– 2 548

– 6 081

5.

Rekening courant RHB 31 december

(inclusief deposito) (=1+2+3+4)

32 357

31 039

30 510

30 737

30 775

30 659

30 606

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom wordt gevormd door het jaarlijkse bedrijfsresultaat, aangevuld met de afschrijvingen op de materiële activa en de dotaties aan de voorzieningen.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom vloeit voort uit de financiering van de projecten «Tactische Helikopter Groep» en «CKmar Nieuwbouw Schiphol» met behulp van de leenfaciliteit.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom representeert het (vreemd) vermogen dat aangetrokken wordt voor de financiering van de investeringen via de leenfaciliteit.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen

Omschrijving generieke deel

2011

2012

2013

2014

2015

Vte’s totaal

1 061

1 043

1 024

1 005

987

– waarvan in eigen dienst

1 003

996

989

982

975

– waarvan inhuur

59

47

35

24

12

Saldo van baten en lasten (%)

– 0,31%

0,04%

– 0,06%

– 0,14%

– 0,10%

Omschrijving specifiek deel

2011

2012

2013

2014

2015

Productiviteitsgroei

94,3

95,1

94,7

94,4

94,4

Servicelevels (norm ≥ 80%)

90%

90%

90%

90%

90%

Projecttevredenheid (norm ≥ 90%)

81%

83%

85%

87%

89%

Toelichting

Een belangrijk aandachtspunt voor de bedrijfsgroep is de doelmatigheid van de inzet van middelen in relatie tot de output. Uitgangspunt is daarbij dat de kwaliteit van de dienstverlening minimaal overeind blijft. Deze doelmatigheidsdruk en de aandacht voor de verbetering van de kwaliteit hebben de volgende aspecten:

  • de periodieke uitvoering van benchmarkonderzoeken;

  • het voortdurend nastreven van productiviteitsgroei;

  • de evaluatie van de kostprijzen;

  • de sturing op serviceniveaus, project- en klanttevredenheid (kwaliteitsindicatoren).

Benchmarkonderzoeken

Naar aanleiding van de gehouden benchmark in 2008 naar de marktconformiteit van de tarieven voor de producten «Instandhouding» en «Nieuwbouw» is een nieuw besturingsmodel ingevoerd. Daarnaast is in de loop van 2009 een nieuwe blauwdruk vastgoed opgesteld. Deze blauwdruk vormt de randvoorwaarde voor de verdere groei van de doelmatigheid in de komende planperiode, onder andere door de verdere harmonisering van zowel de primaire als de ondersteunende processen. Momenteel (2010 en verder) wordt deze blauwdruk geïmplementeerd in de bedrijfsgroep Vastgoed.

In de toekomst staat een aantal benchmarks gepland. In 2010 wordt een benchmark gehouden naar de marktconformiteit van de producten «Commandantenvoorzieningen» en «Expertise en Advies». In 2013 wordt wederom een benchmark gehouden naar de marktconformiteit van de producten «Instandhouding» en «Nieuwbouw».

Vte’s en productiviteitsgroei

De benodigde vte’s worden berekend door deling van de omzet door de productiviteit (omzet per medewerker).

Saldo van baten en lasten

De bedrijfsgroep Vastgoed streeft naar een licht positief bedrijfsresultaat.

(Kwaliteits)indicatoren

De bedrijfsgroep werkt al een aantal jaren met een pakket aan indicatoren waarmee de kwaliteit van de dienstverlening gemeten wordt. Op basis van de uitkomsten wordt de dienstverlening indien nodig aangepast. Naast een jaarlijks uit te voeren klanttevredenheidsonderzoek wordt een aantal andere indicatoren gehanteerd: de snelheid van reageren op en het opheffen van defecten en storingen, het meten van de projecttevredenheid na afloop van bouw- en onderhoudsprojecten en de snelheid waarmee een behoefte wordt omgezet in een raming of offerte. Deze kwaliteitsindicatoren zijn integraal onderdeel van de dienstverleningsovereenkomsten die worden afgesloten tussen de bedrijfsgroep en haar opdrachtgevers. De doelstelling van de bedrijfsgroep is een voortdurende toename van de kwaliteit van de dienstverlening.

4.3 PARESTO

Algemeen

De baten-lastendienst Paresto maakt deel uit van het Commando DienstenCentra als bedrijfsgroep Catering. Paresto is een professionele cateringorganisatie die een hoogwaardig pakket aan cateringdiensten (exclusief hotelfaciliteiten) levert aan de gehele defensieorganisatie en aan (NAVO)-bondgenoten op Nederlands grondgebied. Dit gebeurt op een zo doelmatig, doeltreffend en klantgericht mogelijke wijze. Op basis van deze visie is een missie geformuleerd: continuïteit in dienstverlening en marktconform presteren door resultaatgerichte bedrijfsvoering.

Begroting van baten en lasten

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

BATEN

       

Opbrengst moederdepartement

112 974

114 191

111 411

106 729

106 729

106 729

106 729

Opbrengst overige departementen

       

Opbrengst derden

775

794

775

775

775

775

775

Rentebaten

185

 

400

400

400

400

400

Overige opbrengsten

3 374

3 000

     

Bijzondere baten

       

Totaal baten

117 308

117 985

112 586

107 904

107 904

107 904

107 904

LASTEN

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

66 157

65 206

61 130

58 160

58 160

58 160

58 160

– materiële kosten

48 361

51 045

49 305

47 593

47 593

47 593

47 593

Rentelasten

70

90

170

170

170

170

170

Afschrijvingskosten

       

– materieel

1 027

644

981

981

981

981

981

– immaterieel

       

Overige kosten

       

– dotaties voorzieningen

970

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

– bijzondere lasten

       

Totaal lasten

116 585

117 985

112 586

107 904

107 904

107 904

107 904

Saldo van baten en lasten

723

0

0

0

0

0

0

Toelichting begroting baten en lasten

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement bestaat uit de omzet zoals die gerealiseerd wordt uit de lopende bedrijfsvoering en de omzet werkgeversbijdragen.

Omzet werkgeversbijdragen

De omzet werkgeversbijdragen bestaat uit de aan de defensieonderdelen in rekening gebrachte bedragen ter dekking van de personele- en overige kosten die gemaakt worden om de service op locaties te kunnen bieden. In het budget 2011 zijn ten opzichte van het budget 2010 taakstellende besparingen en de besparingen die voortvloeien uit het project PPS Kromhout verwerkt.

Omzet bedrijfsvoering

De omzet bedrijfsvoering is onder te verdelen in omzet regulier (bedrijfskantines), niet regulier (vergaderingen en banqueting) en de omzet logistieke ondersteuning. De begrote omzetdaling in 2011 ten opzichte van 2010 wordt onder andere veroorzaakt door het realiseren van de eerste fase van het project PPS Kromhout. Als gevolg hiervan verplaatst het potentiële omzetvolume zich van Paresto naar de private onderneming Komfort (Consortium van de PPS-constructie Kromhoutkazerne).

Opbrengst derden

De opbrengsten derden betreffen de omzet die als ziektekosten kan worden doorberekend aan ziektekostenverzekeraars. Deze vergoeden de cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum aan Paresto.

Rentebaten

Dit betreffen renteopbrengsten op basis van uitstaand deposito en het rekening courant saldo bij het ministerie van Financiën.

Overige opbrengsten

Deze post betreft de retour ontvangen bedragen conform de contractuele afspraken met de grootste leverancier en de producentenbonussen van toeleveranciers. In de begroting 2011 zijn deze verwerkt in de materiële kosten.

Lasten

Personele kosten

In 2011 bestaat de formatieve sterkte van Paresto uit 1 318 vaste vte’s (eigen dienst + inhuur) en er zal gestreefd worden naar een verdere optimalisatie van het personeelsbestand, minder gebruik van inhuur en het meer in deeltijd aanstellen van medewerkers. Door de stijging in productiviteit wordt de eventueel gewijzigde klantvraag opgevangen. De personeelskosten die voortkomen uit de reorganisaties die binnen Paresto naar aanleiding van taakstellende maatregelen en het afronden van de eerste fase PPS Kromhout worden doorgevoerd, komen niet voor rekening van Paresto. Dit verklaart onder andere de daling van de personeelskosten in 2011 ten opzichte van 2010.

Materiële kosten

De materiële kosten worden voor 85 procent gevormd door de ingrediënten voor maaltijden en consumpties. De ingrediëntkosten zullen onder andere dalen als gevolg van het in 2011 afronden van de eerste fase van het project PPS Kromhout. Verder wordt in 2011 verwacht dat als gevolg van de geconsolideerde sturing en controle op de ingrediëntinzet de kosten op hetzelfde niveau zullen blijven.

De overige materiële kosten bestaan voornamelijk uit exploitatiekosten van de locaties en het servicekantoor, het onderhoud van ICT (waaronder kassa’s), infrastructuur van het servicekantoor en voertuigen.

Rentelasten

Rentelasten vloeien voort uit rentedragend, langlopend, vreemd vermogen tegen het door het ministerie van Financiën bepaalde tarief.

Afschrijving materieel

De afschrijvingskosten betreffen ICT-middelen, infrastructuur van het Servicekantoor, kassa’s en overige materiële middelen, zoals voertuigen.

Overige kosten

Dotaties voorzieningen.

Dit betreft te treffen voorzieningen in verband met onder andere wachtgelduitkeringen.

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1.

Rekening courant RHB 1 janauri (inclusief deposito)

15 188

7 443

8 751

8 643

8 406

8 005

7 663

         

2.

Totaal operationele kasstroom

-590

1 724

581

481

481

481

481

         
 

–/– totaal investeringen

– 734

– 1 447

– 760

– 760

– 760

– 760

– 760

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

10

      

3.

Totaal investeringskasstroom

– 724

– 1 447

– 760

– 760

– 760

– 760

– 760

         
 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 5 572

  

– 57

– 125

– 78

 
 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

       
 

–/– aflossingen op leningen

– 859

– 416

– 689

– 661

– 757

– 745

– 897

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

 

1 447

760

760

760

760

760

4.

Totaal financieringskasstroom

– 6 431

1 031

71

42

– 122

– 63

– 137

5.

Rekening courant RHB 31 december

(inclusief deposito) (=1+2+3+4)

7 443

8 751

8 643

8 406

8 005

7 663

7 247

Toelichting op het kasstroomoverzicht

In het overzicht van de kasstromen staan de meerjarige verwachting van de omvang en de besteding van de beschikbare investeringsruimte, alsmede de liquiditeitsverwachting in het algemeen centraal.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is het jaarlijkse totaal van het bedrijfsresultaat, de afschrijvingen, de mutaties in de voorzieningen en mutaties in het netto werkkapitaal.

Investeringskasstroom

In de investeringskasstroom worden de investeringen en de desinvesteringen van ICT-middelen, kassa’s en overige materiële middelen zoals voertuigen opgenomen.

Financieringskasstroom

In de financieringskasstroom wordt het beroep op de leenfaciliteit van de geplande investeringen in vaste activa opgenomen. De leningen zijn rentedragend en hebben een looptijd die aansluit op de economische levensduur van de betreffende investeringen. Voorts is de aflossing op de reeds afgesloten en nog af te sluiten leningen begroot.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen

Omschrijving generieke deel

2011

2012

2013

2014

2015

Vte’s totaal

1 318

1 242

1 242

1 242

1 242

– waarvan in eigen dienst

1 237

1 161

1 161

1 161

1 161

– waarvan inhuur

81

81

81

81

81

Omzet verkopen (x € 1 000)

59 334

57 979

57 979

57 979

57 979

Omschrijving specifiek deel

2011

2012

2013

2014

2015

Aantal locaties

136

131

131

131

131

Productiviteit per medewerker (omzet per vte)

45 036

46 701

46 701

46 701

46 701

Ziekteverzuim

8,0%

8,0%

8,0%

8,0%

8,0%

Bruto marge locaties

32,4%

32,5%

32,5%

32,5%

32,5%

Gasttevredenheid

 

7,0

 

7,0

 

Toelichting

Het overgrote deel van de kosten van Paresto (85 procent) bestaat uit personele- en ingrediëntkosten. De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo efficiënt mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de productiviteit per vte (omzet/aantal vte) en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

Beide indicatoren geven aan dat Paresto er in slaagt haar doelmatigheid te verbeteren en het voornemen heeft dit te blijven doen.

5. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

In dit verdiepingshoofdstuk wordt vanuit de begroting 2010 en de geclusterde mutaties uit de eerste suppletoire begroting 2010, de opbouw van de budgetstanden voor de ontwerpbegroting 2011 weergegeven.

Opbouw uitgaven beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

323 500

279 000

199 000

199 000

199 000

199 000

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

44 000

– 8 306

    

Stand 1e suppletoire begroting 2010

367 900

270 694

199 000

199 000

199 000

199 000

Nieuwe mutaties

      

Stand ontwerpbegroting 2011

367 900

270 694

199 000

199 000

199 000

199 000

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

Nieuwe mutaties

      

Stand ontwerpbegroting 2011

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

Opbouw uitgaven beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

608 445

613 508

612 347

622 268

625 377

624 770

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

– 4 664

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

603 781

613 508

612 347

622 268

625 377

624 770

Nieuwe mutaties

      

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

 

– 1 396

– 1 539

– 1 645

– 2 331

– 1 497

Verwerking gefaseerd vullingschema

 

– 6 684

2 405

– 265

– 7 183

– 7 012

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

 

2 305

1 924

1 773

1 799

1 799

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

 

– 17 529

– 17 529

– 17 529

– 17 529

– 17 529

Toevoeging loonbijstelling 2010

 

1 170

1 173

1 179

1 176

1 185

Stand ontwerpbegroting 2011

603 781

591 374

598 781

605 781

601 309

601 716

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

Deze mutatie heeft betrekking op de doorwerking van de goedgekeurde plannen van aanpak die in het kader van de in de begroting 2010 opgenomen versoberingsmaatregelen zijn uitgewerkt. Het gaat hierbij met name om dienstreizen, open dagen, werving, bureauzaken en bovenformatieve inhuur.

Verwerking gefaseerd vullingschema

Deze mutatie betreft de aanpassing van de gefaseerde vullinglijnen op basis van de ontwikkeling van het personeelsbestand, de consequenties van het loopbaanlint en diverse kleine personele mutaties.

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

Het betreft hier diverse mutaties op het gebied van de personele en materiële exploitatie. Het gaat hier om bijstellingen in de uitgaven voor werkplekdiensten, informatievoorziening, onderhoud infrastructuur en persoonsgebonden uitgaven.

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

De uitvoering van de DBBO valt met ingang van 2011 onder de verantwoording van het CDC. De budgetten hiervoor worden dan ook overgeheveld van het CZSK naar het CDC.

Toevoeging loonbijstelling 2010

Het betreft hier een correctie op de eerder verwerkte loonbijstelling 2010.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

      

Stand 1e suppletoire begroting 2010

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

Nieuwe mutaties

      

Stand ontwerpbegroting 2011

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

Opbouw uitgaven beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

1 359 853

1 358 633

1 348 254

1 341 395

1 354 514

1 358 908

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

24 637

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

1 384 490

1 358 633

1 348 254

1 341 395

1 354 514

1 358 908

Nieuwe mutaties

      

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

 

– 2 518

605

362

1 473

1 440

Verwerking gefaseerd vullingschema

 

3 937

14 197

25 390

23 161

23 327

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

 

11 520

11 450

11 445

11 445

11 445

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

 

– 40 485

– 40 485

– 40 485

– 40 485

– 40 485

Exploitatiebijdrage PPS Kromhout

 

– 7 800

– 7 700

– 7 700

– 7 700

– 7 700

Toevoeging loonbijstelling 2010

 

2 618

2 609

2 615

2 672

2 690

Stand ontwerpbegroting 2011

1 384 490

1 325 905

1 328 930

1 333 022

1 345 080

1 349 625

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

Deze mutatie heeft betrekking op de doorwerking van de goedgekeurde plannen van aanpak die in het kader van de in de begroting 2010 opgenomen versoberingsmaatregelen zijn uitgewerkt. Het gaat hierbij met name om dienstreizen, open dagen, werving, bureauzaken en bovenformatieve inhuur.

Verwerking gefaseerd vullingschema

Deze mutatie betreft de aanpassing van de gefaseerde vullinglijnen op basis van de ontwikkeling van het personeelsbestand, de consequenties van het loopbaanlint en diverse kleine personele mutaties.

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

Het betreft hier diverse mutaties op het gebied van de personele en materiële exploitatie. Het gaat hier om bijstellingen in de uitgaven voor werkplekdiensten, informatievoorziening, onderhoud infrastructuur en persoonsgebonden uitgaven.

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

De uitvoering van de DBBO valt met ingang van 2011 onder de verantwoording van het CDC. De budgetten hiervoor worden dan ook overgeheveld van het CLAS naar het CDC.

Exploitatiebijdrage PPS Kromhout

Vanuit het Commando landstrijdkrachten worden budgetten overgeheveld naar het CDC om te voorzien in de exploitatie-uitgaven voor PPS Kromhout.

Toevoeging loonbijstelling 2010

Het betreft hier een correctie op de eerder verwerkte loonbijstelling 2010.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand ontwerpbegroting 2010

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

      

Stand 1e suppletoire begroting 2010

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

Nieuwe mutaties

      

Stand ontwerpbegroting 2011

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

Opbouw uitgaven beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

717 292

715 214

711 293

712 484

713 075

714 304

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

3 751

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

721 043

715 214

711 293

712 484

713 075

714 304

Nieuwe mutaties

      

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

 

– 1 287

– 2 835

– 385

– 664

– 2 801

Verwerking gefaseerd vullingschema

 

339

– 3 445

– 3 014

– 9 775

– 9 930

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

 

– 66

– 420

– 758

– 759

– 839

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

 

– 14 030

– 14 030

– 14 030

– 14 030

– 14 030

Toevoeging loonbijstelling 2010

 

1 164

1 143

1 139

1 134

1 140

Stand ontwerpbegroting 2011

721 043

701 334

691 706

695 436

688 981

687 844

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

Deze mutatie heeft betrekking op de doorwerking van de goedgekeurde plannen van aanpak die in het kader van de in de begroting 2010 opgenomen versoberingsmaatregelen zijn uitgewerkt. Het gaat hierbij met name om dienstreizen, open dagen, werving, bureauzaken en bovenformatieve inhuur.

Verwerking gefaseerd vullingschema

Deze mutatie betreft de aanpassing van de gefaseerde vullinglijnen op basis van de ontwikkeling van het personeelsbestand, de consequenties van het loopbaanlint en diverse kleine personele mutaties.

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

Het betreft hier diverse mutaties op het gebied van de personele en materiële exploitatie. Het gaat hier om bijstellingen in de uitgaven voor werkplekdiensten, informatievoorziening, onderhoud infrastructuur en persoonsgebonden uitgaven. Daarnaast is het project EATC overgeheveld van de DMO naar de exploitatie van het CLSK.

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

De uitvoering van de DBBO valt met ingang van 2011 onder de verantwoording van het CDC. De budgetten hiervoor worden dan ook overgeheveld van het CLSK naar het CDC.

Toevoeging loonbijstelling 2010

Het betreft hier een correctie op de eerder verwerkte loonbijstelling 2010.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

      

Stand 1e suppletoire begroting 2010

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

Nieuwe mutaties

      

Stand ontwerpbegroting 2011

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

Opbouw uitgaven beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

395 351

386 614

383 095

381 391

378 714

380 277

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

16 222

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

411 573

386 614

383 095

381 391

378 714

380 277

Nieuwe mutaties

      

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

 

– 1 194

– 786

380

– 326

– 320

Verwerking gefaseerd vullingschema

 

– 2 987

– 2 223

838

3 507

4 335

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

 

1 145

581

963

1 063

– 1 337

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

 

– 3 713

– 3 713

– 3 713

– 3 713

– 3 713

Toevoeging loonbijstelling 2010

 

750

741

751

761

766

Stand ontwerpbegroting 2011

411 573

380 615

377 695

380 610

380 006

380 008

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

Deze mutatie heeft betrekking op de doorwerking van de goedgekeurde plannen van aanpak die in het kader van de in de begroting 2010 opgenomen versoberingsmaatregelen zijn uitgewerkt. Het gaat hierbij met name om dienstreizen, open dagen, werving, bureauzaken en bovenformatieve inhuur.

Verwerking gefaseerd vullingschema

Deze mutatie betreft de aanpassing van de gefaseerde vullinglijnen op basis van de ontwikkeling van het personeelsbestand, de consequenties van het loopbaanlint en diverse kleine personele mutaties.

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

Het betreft hier diverse mutaties op het gebied van de personele en materiële exploitatie. Het gaat hier om bijstellingen in de uitgaven voor werkplekdiensten, informatievoorziening, onderhoud infrastructuur en persoonsgebonden uitgaven.

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

De uitvoering van de DBBO valt met ingang van 2011 onder de verantwoording van het CDC. De budgetten hiervoor worden dan ook overgeheveld van het CKmar naar het CDC.

Toevoeging loonbijstelling 2010

Het betreft hier een correctie op de eerder verwerkte loonbijstelling 2010.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

      

Stand 1e suppletoire begroting 2010

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

Nieuwe mutaties

      

Stand ontwerpbegroting 2011

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

Opbouw uitgaven beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

2 336 476

2 330 098

2 254 504

2 071 081

2 157 776

2 190 426

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

– 59 830

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

2 276 646

2 330 098

2 254 504

2 071 081

2 157 776

2 190 426

Nieuwe mutaties

      

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

 

– 71

– 177

– 178

– 237

– 237

Verwerking gefaseerd vullingschema

 

2 581

2 454

– 1 235

– 2 412

– 485

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

 

17 503

6 997

805

405

1 413

Toevoeging loonbijstelling 2010

 

293

277

272

265

265

Harmonisatie investeringen

 

– 65 660

– 29 271

21 669

– 1 214

– 37

Bijdrage Vervanging F-16 business case

  

– 20 000

– 27 577

  

Defensie-afstotingsplan

 

19 800

10 100

6 400

3 300

3 300

Exploitatiebijdrage PPS Kromhout

 

– 1 700

– 1 700

– 1 700

– 1 700

– 1 700

Overige mutaties

 

3 629

3 901

3 751

3 751

3 791

Stand ontwerpbegroting 2011

2 276 646

2 306 473

2 227 085

2 073 288

2 159 934

2 196 736

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

Deze mutatie heeft betrekking op de doorwerking van de goedgekeurde plannen van aanpak die in het kader van de in de begroting 2010 opgenomen versoberingsmaatregelen zijn uitgewerkt. Het gaat hierbij met name om dienstreizen, open dagen, werving, bureauzaken en bovenformatieve inhuur.

Verwerking gefaseerd vullingschema

Deze mutatie betreft de aanpassing van de gefaseerde vullinglijnen op basis van de ontwikkeling van het personeelsbestand, de consequenties van het loopbaanlint en diverse kleine personele mutaties.

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

Het betreft hier diverse mutaties op het gebied van exploitatie. Het gaat hier om bijstellingen in de uitgaven voor werkplekdiensten, informatievoorziening, onderhoud infrastructuur en persoonsgebonden uitgaven. Tevens zijn er op de materiële exploitatie bijstellingen in de uitgaven voor initiële bevoorrading patrouilleschip, herbevoorrading van het Marinebedrijf, initiële reservedelen IGV en uitgaven voor onderhoud aan Chinooks, instandhouding NH-90 en KDC-10.

Toevoeging loonbijstelling 2010

Het betreft hier een correctie op de eerder verwerkte loonbijstelling 2010.

Harmonisatie investeringen

Op de investeringsartikelen is een planharmonisatie uitgevoerd naar aanleiding van de besluitvorming over taakstellingen en financiële tegenvallers. Het resultaat hiervan betekent dat een aantal projecten financieel, in omvang of in tijd worden bijgesteld. Naast vele kleine projectaanpassingen zijn voor de investeringen zeestrijdkrachten de projecten Joint Support Ship en Verbetering MK 48 Torpedo meerjarig bijgesteld.

Voor de investeringen landstrijdkrachten is, naast vele kleine projectaanpassingen, het project Vervanging Mortier Opsporingsradar meerjarig bijgesteld.

Voor de investeringen luchtstrijdkrachten zijn, naast vele kleine projectaanpassingen, de projecten Vervanging F-16, Versterking Chinook, Apache AH 64-Upgrade en F-16 Lucht-grond bewapening meerjarig bijgesteld.

Voor de investeringen van het Commando Koninklijke marechaussee betreft het met name een bijstelling van het project Vaartuig Zeeuwse Wateren.

Naast vele kleine projectaanpassingen zijn voor de investeringen defensiebreed de projecten NH-90, Vervanging Wielvoertuigen en Identificatiesystemen meerjarig bijgesteld.

Bijdrage JSF business case

Het tekort in de JSF-business case is, na arbitrage, vastgesteld op € 157,0 miljoen, prijspeil 2001. Het tekort wordt gedekt met terugontvangsten van de industrie van € 105,0 miljoen en door bijdragen van de ministeries van Economische Zaken en Defensie van elk € 26,0 miljoen. De mutatie voor Defensie bedraagt in prijspeil 2010 € 47,6 miljoen (inflatiecorrectie en jaarlijkse vaste discontovoet van 4%). Deze mutatie is in de begroting 2011 verwerkt in de jaren 2012 en 2013 voor respectievelijk € 20,0 miljoen en € 27,6 miljoen.

Defensie-afstotingsplan

Vanuit de geplande verkoopopbrengsten worden de afstotingsuitgaven meerjarig in de begroting opgenomen voor het verkoopgereed maken van materieel.

Exploitatiebijdrage PPS Kromhout

Vanuit de Defensie Materieel Organisatie worden budgetten overgeheveld naar het CDC om te voorzien in de exploitatie-uitgaven voor PPS Kromhout.

Overige mutaties

Het gaat hier om een budgetoverheveling voor de uitvoering van de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO) bij het CDC en een overheveling van het project EATC naar de exploitatie van het CLSK.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 25 Defensie Materieel Organisatie (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

269 125

258 967

221 625

163 625

139 625

103 325

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

78 059

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

347 184

258 967

221 625

163 625

139 625

103 325

Nieuwe mutaties

      

Herfasering verkoopopbrengsten

 

15 400

9 700

15 700

13 700

28 300

Stand ontwerpbegroting 2011

347 184

274 367

231 325

179 325

153 325

131 625

Herfasering verkoopopbrengsten

De verwachting van de geplande verkoop van materieel is nu anders gefaseerd in verband met vertraging van de ontvangsten van onder andere de verkoop van Tanks en Pantserhouwitsers. Hierdoor zijn de budgetten voor de verkoopopbrengsten, en de doorwerkingen in zowel de ontvangsten als de uitgaven, aangepast.

Opbouw uitgaven beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

1 145 191

1 087 671

1 074 928

1 054 348

998 250

961 721

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

– 57 202

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

1 087 989

1 087 671

1 074 928

1 054 348

998 250

961 721

Nieuwe mutaties

      

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

 

– 139

669

– 6

2 080

2 062

Verwerking gefaseerd vullingschema

 

– 5 300

– 7 045

– 9 762

– 12 072

– 10 608

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

 

6 219

5 922

5 791

5 794

5 791

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

 

71 228

70 956

70 956

70 956

70 956

Defensie-afstotingsplan

 

8 000

3 000

2 000

2 000

 

Harmonisatie investeringen

 

– 18 121

– 20 527

– 10 954

3 030

– 1 864

Exploitatiebijdrage PPS Kromhout

 

9 500

9 400

9 400

9 400

9 400

Project Windmolens

 

3 000

3 000

1 500

  

Toevoeging loonbijstelling 2010

 

702

665

654

654

660

Stand ontwerpbegroting 2011

1 087 989

1 162 760

1 140 968

1 123 927

1 080 092

1 038 118

Taakstelling versoberingsmaatregelen begroting 2010

Deze mutatie heeft betrekking op de doorwerking van de goedgekeurde plannen van aanpak die in het kader van de in de begroting 2010 opgenomen versoberingsmaatregelen zijn uitgewerkt. Het gaat hierbij met name om dienstreizen, open dagen, werving, bureauzaken en bovenformatieve inhuur.

Verwerking gefaseerd vullingschema

Deze mutatie betreft de aanpassing van de gefaseerde vullinglijnen op basis van de ontwikkeling van het personeelsbestand, de consequenties van het loopbaanlint en diverse kleine personele mutaties.

Diverse mutaties personele en materiële exploitatie

Het betreft hier diverse mutaties op het gebied van de personele en materiële exploitatie. Het gaat hier om bijstellingen in de uitgaven voor werkplekdiensten, informatievoorziening, onderhoud infrastructuur en persoonsgebonden uitgaven. Daarnaast is er een bijstelling in de uitgaven verwerkt voor de verwachte afhandeling van letselschadevergoedingen.

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)

De uitvoering van de DBBO valt met ingang van 2011 onder de verantwoording van het CDC. De budgetten hiervoor worden dan ook overgeheveld van de defensieonderdelen naar het CDC.

Defensie-afstotingsplan

Vanuit de geplande verkoopopbrengsten worden de afstotingsuitgaven meerjarig in de begroting opgenomen voor het verkoopgereedmaken van materieel.

Harmonisatie investeringen

Op de investeringen is een planharmonisatie uitgevoerd naar aanleiding van de besluitvorming over taakstellingen en financiële tegenvallers. Het resultaat hiervan betekent dat een aantal projecten financieel, in omvang of in tijd, worden bijgesteld. Naast diverse kleinere projectaanpassingen is voor de investeringen infrastructuur van het Commando DienstenCentra het project Windturbinepark in Coevorden nu vanuit de exploitatie in de infrastructuur-investeringen opgenomen.

Exploitatiebijdrage PPS Kromhout

Vanuit het Commando landstrijdkrachten en de Defensie Materieel Organisatie worden budgetten overgeheveld naar het CDC om te voorzien in de exploitatie-uitgaven voor PPS Kromhout.

Project Windmolens

De uitvoering van het project Windmolens in Coevorden wordt verzorgd door het CDC. De budgetten hiervoor zijn overgeheveld van de Bestuursstaf naar het CDC.

Toevoeging loonbijstelling 2010

Het betreft hier een correctie op de eerder verwerkte loonbijstelling 2010.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 26 Commando DienstenCentra (bedragen x € 1 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Stand begroting 2010

96 654

139 669

55 669

46 619

46 619

65 319

Mutaties 1e suppletoire begroting 2010

2 285

     

Stand 1e suppletoire begroting 2010

98 939

139 669

55 669

46 619

46 619

65 319

Nieuwe mutaties

      

Herfasering verkoopopbrengsten

 

– 10 400

– 1 900

38 900

23 100

– 3 500

Stand ontwerpbegroting 2011

98 939

129 269

53 769

85 519

69 719

61 819

Herfasering verkoopopbrengsten

De verwachting van de geplande verkoop van materieel is nu anders gefaseerd in verband met vertraging van de ontvangsten van onroerende zaken. Hierdoor zijn de budgetten voor de verkoopopbrengsten, en de doorwerkingen in zowel de ontvangsten als de uitgaven, aangepast.

6. BIJLAGEN

6.1. BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van Zaken

Van der Staaij c.s. over voor maart 2010 aan te geven op welke wijze Nederland betrokken blijft in Afghanistan.

Debat Afghanistan, 30 september 2009, 27 925, nr. 360.

14 oktober 2009: afgedaan met 27 925, nr. 366.

Voordewind/Van Dam over alle militairen voor 1 december 2010 uit Uruzgan terug te trekken en geen nieuwe missie op zich te nemen.

Debat Afghanistan, 30 september 2009, 27 925, nr. 361.

14 oktober 2009: afgedaan met 27 925, nr. 366.

Eijsink en Boekestijn over een volwaardig onderzoek naar het functioneren van de MGGZ.

VAO Personeel, 15 oktober 2009, 32 123, nr. 13.

13 november 2009: afgedaan met 32 123 X, nr. 35.

Poppe over duidelijkheid of gezondheidklachten zijn veroorzaakt door PX-10.

VAO Personeel, 15 oktober 2009, 32 123, nr. 14.

In behandeling.

Poppe en Van Velzen over veteranen met een post traumatisch stress syndroom.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 62.

21 december 2009, voortgang in 32 123 X, nr. 89.

In behandeling.

Van Velzen, Eijsink, Peters, Pechtold en Voordewind over tekenen van het Verdrag van Oslo door NAVO-landen.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 64.

21 december 2009, afgedaan in 32 123 X, nr. 89.

Van Velzen, Eijsink en Voordewind over ondertekening van het Verdrag van Ottawa.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 65.

21 december 2009, afgedaan in 32 123 X, nr. 89.

Knops, Voordewind en Eijsink over een cyber security strategie.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 66.

21 december 2009, voortgang in 32 123 X, nr. 89.

11 maart 2010: voortgang in 26 643, nr. 149.

12 juli 2010: voortgang in 26 643, nr. 164.

In behandeling.

Knops, Ten Broeke, Voordewind en Eijsink over langetermijncontracten met werkgevers.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 67.

21 december 2009, afgedaan in 32 123 X, nr. 89.

Knops over toepassing van de DMP-procedure.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 68.

21 december 2009, voortgang in 32 123 X, nr. 89.

7 juli 2010, afgedaan in 32 123 X, nr. 135.

Knops, Voordewind, Peters en Ten Broeke over medegebruik van defensieterreinen.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 69.

21 december 2009, afgedaan in 32 123 X, nr. 89.

Eijsink over het onderzoeksprogramma bij TNO.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 73.

21 december 2009, voortgang in 32 123 X, nr. 89.

28 januari 2010, afgedaan in 27 830, nr. 71.

Eijsink, Knops, Ten Broeke en Voordewind over in stand houden van materieelsystemen.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 74.

21 december 2009, voortgang in 32 123 X, nr. 89.

20 april 2010, voortgang in 27 830, nr. 75.

Eijsink, Knops en Voordewind over beëindigen van betrokkenheid bij het 5 mei-defilé.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 75.

21 december 2009, afgedaan in 32 123 X, nr. 89.

Eijsink, Voordewind en Knops over een fonds voor het ontwikkelen van militaire producten door mkb-bedrijven.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 76

21 december 2009, voortgang 32 123 X, nr. 89.

In behandeling.

Brinkman over openbaar maken van toelages en bijzondere beloningen van de top van Defensie.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 77.

21 december 2009, voortgang 32 123 X, nr. 89.

1 februari 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 98.

Voordewind en Eijsink over prioriteit voor een vliegende radar.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 78.

21 december 2009, voortgang 32 123 X, nr. 89.

2 april 2010, afgedaan in 32 123 X, nr. 115.

Peters en Knops over intensivering van SSR-activiteiten.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X, nr. 80.

21 december 2009, voortgang 32 123 X, nr. 89.

29 april 2010, afgedaan door de minister van Buitenlandse Zaken met 32 123 X, nr. 124.

Pechtold c.s. over actief dienenden die op buitenlandse missie zijn geweest aanmerken als «veteraan».

AO Nazorg Veteranen, 10 februari 2010, 30 139, nr. 67.

In behandeling.

Eijsink c.s. over betrekken van de militaire vakbonden bij de nazorg voor veteranen.

AO Nazorg Veteranen, 10 februari 2010, 30 139, nr. 68.

In behandeling.

Aasted Madsen-Van Stiphout/Ten Broeke over de zorgkosten voor uitgezonden defensiepersoneel.

AO Nazorg Veteranen, 10 februari 2010, 30 139, nr. 69.

In behandeling.

Van Velzen c.s. over het per direct geen nieuwe verplichtingen meer aangaan.

AO JSF, 20 mei 2010, 26 488, nr. 235.

28 mei 2010, voortgang 26 488, nr. 240.

18 juni 2010, voortgang 26 488, nr. 242.

Eijsink c.s. over het terugdraaien van investeringen in het eerste JSF-testtoestel.

AO JSF, 20 mei 2010, 26 488, nr. 236.

28 mei 2010, voortgang 26 488, nr. 240.

18 juni 2010, voortgang 26 488, nr. 242.

Peters c.s. over niet langer hanteren van de kandidatenvergelijking.

AO JSF, 20 mei 2010, 26 488, nr. 237.

28 mei 2010, voortgang 26 488, nr. 240.

18 juni 2010, voortgang 26 488, nr. 242.

B. Door bewindslieden gedane toezeggingen

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van Zaken

De staatssecretaris zegt toe om in het jaarverslag cijfers op te nemen over de inhuur van externen naar aanleiding van de motie Eijsink.

AO Personeel, 29 september 2009.

19 mei 2010, afgedaan met 32 360 X, nr. 1.

De staatsecretaris stuurt 2 weken voor het WGO-personeel een brief naar de Kamer met daarin de toezegging op welke wijze er onderzoek gedaan zal worden naar MGGZ.

AO Personeel, 29 september 2009.

13 november 2009, afgedaan met 32 123 X, nr. 35.

Het haalbaarheidsonderzoek HAWK voor 1 december naar de Kamer te sturen zodat het kan worden behandeld tijdens de begrotingsbehandeling.

AO Personeel, 29 september 2009.

17 december 2009, afgedaan met 27 580, nr. 14.

De minister gaat in het vervolg in zijn begeleidende brief bij het jaarverslag van de IGK duidelijk in op de adviezen die hij niet overneemt.

AO IGK, 14 oktober 2009.

19 mei 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 139.

De minister zegt toe de commissie nader te zullen informeren over de toezeggingen van de lidstaten over de omvang van hun bijdragen aan de NRF-nieuwe-stijl (de zgn. voluntary national targets).

AO NAVO Defensie ministeriële, 15 oktober 2009.

25 maart 2010, afgedaan met 28 767 nr. 103.

De veteranenwet wordt in februari 2010 naar de Raad van State verzonden en daarna naar de Kamer.

Wetgevingsoverleg Personeel, 23 november 2010.

In behandeling.

De staatssecretaris zegt toe in de volgende personeelsbrief in te gaan op aanstelling- en wervingsbonus, bindingspremies, ketenregie en zijn visie op het personeelsbeleid.

Wetgevingsoverleg Personeel, 23 november 2010.

19 maart 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 112.

De Kamer zal voor 1 maart 2010 nadere informatie ontvangen over de verkenningen en heroverwegingen.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X.

11 maart 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 111.

De Kamer zal voor 1 maart 2010 nadere informatie ontvangen over CIMIC.

Begrotingsbehandeling 2010, 3 december 2009, 32 123 X.

5 maart 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 104.

De staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over de voortgang van de CAO-onderhandelingen die op 11 februari 2010 zijn begonnen.

AO Personeel, 3 februari 2010.

In behandeling.

De staatssecretaris zal de cijfers over Staal integreren in de personeelsrapportage die uiterlijk 1 maart aan de Kamer wordt gestuurd.

AO Personeel, 3 februari 2010.

13 maart 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 112.

De staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over de invulling van posities door allochtonen op het vlak van werving.

AO Personeel, 3 februari 2010.

12 februari 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 99.

De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de reactie van de Verenigde Naties op het aanbod om de resterende capaciteit van het revalidatiecentrum, dan wel het noodhospitaal, aan te wenden ten behoeve van de slachtoffers in Haïti.

AO Personeel, 3 februari 2010.

11 maart 2010, afgedaan met 32 293, nr. 5.

De Kamer ontvangt voor 15 juni 2010 visie van Defensie op de R&D en veiligheid voor wat betreft alle betrokken kennisinstituten.

AO Materieel, 3 februari 2010.

16 juli 2010, voortgang in 27 830, nr. 79.

In behandeling.

De staatssecretaris komt nader in een brief aan de Kamer terug op de noodzaak van vertrouwelijkheid van de informatie over Apaches, m.n. op noodzaak hoeveelheid munitie.

AO Materieel, 3 februari 2010.

3 mei 2010, afgedaan met 27 830, nr. 76.

Informatie over operationele inzetbaarheid helikopters wordt binnen een maand in een brief aan de Kamer toegezonden door de staatssecretaris van Defensie.

AO Evaluaties, 9 februari 2010.

1 april 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 117.

De Kamer ontvangt in mei informatie over de schadeloosstelling veteranen.

AO Veteranen, 10 februari 2010.

18 juni 2010, voorgang in 30 139, nr. 76.

In behandeling.

De Kamer ontvangt eind dit jaar de uitkomst van de evaluatie van de rol van de RZO (Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek).

AO Veteranen, 10 februari 2010.

In behandeling.

De Kamer ontvangt in april een inhoudelijke reactie op de drie in het overleg genoemde recente promotieonderzoeken.

AO Veteranen, 10 februari 2010.

26 mei 2010, afgedaan met 30 139, nr. 73.

De Kamer ontvangt informatie over de invulling van de klachtencommissie.

AO Veteranen, 10 februari 2010.

In behandeling.

De Kamer ontvangt in de tweede helft van maart nadere informatie over de gecombineerde keuring MIP/WIA en over het aantal MIP-gevallen dat daalt als gevolg van de herkeuring.

AO Veteranen, 10 februari 2010.

21 mei 2010, afgedaan met brief 30 139, nr. 78.

De kabinetsreactie op het AIV-advies over strategisch concept NAVO wordt binnen 6 weken naar de Kamer gestuurd.

AO EU, 17 februari 2010.

31 maart 2010, afgedaan met 28 676, nr. 104.

In de notitie die de Kamer nog ontvangt over gevolgen Verdrag Lissabon zal ook worden ingegaan op positie ministers van Defensie in RBZ en de permanente gestructureerde samenwerking.

AO EU, 17 februari 2010.

29 maart 2010, afgedaan met 21 501-28, nr. 973.

De Kamer ontvangt in het verslag van de ministeriële bijeenkomst op Mallorca informatie over de plaatsing van militaire beveiligingsteams (VPD, 2) op schepen in kader van operatie Atalanta.

AO EU, 17 februari 2010.

29 maart 2010, afgedaan met 21 501-28, nr. 973.

De minister stuurt de Kamer een brief over hoe wordt omgegaan met de aanbevelingen van de commissie Lutken in het bijzonder personeelszorg en communicatie.

AO MIVD, 17 maart 2010.

3 mei 2010, afgedaan met 29 924, nr. 52.

De minister geeft in het jaarverslag over 2009 een overzicht van welke eenheden er operationeel gereed, specifiek operationeel gereed en niet operationeel gereed zijn.

AO Materieelexploitatie, 8 april 2010.

Afgedaan met 32 360 X, nr.1.

De staatssecretaris stuurt de Kamer binnen twee weken een overzicht van de maatregelen die genomen worden om het exploitatietekort te compenseren en de verplichtingenpauze te beëindigen en noemt daarbij de desbetreffende begrotingsartikelen.

AO Materieelexploitatie, 8 april 2010.

22 april 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 122.

De staatssecretaris laat de Kamer schriftelijk weten voor welk bedrag er in maart 2010 facturen nog openstonden die de betalingstermijn van 30 dagen gepasseerd waren.

AO Materieelexploitatie, 8 april 2010.

19 mei 2010, afgedaan met 32 123 X, nr. 128.

In de volgende personeelsrapportage worden de resultaten van de instroom vanuit de ROC’s opgenomen.

AO Personeel, 20 april 2010.

In behandeling.

De staatssecretaris van Defensie informeert de Kamer zo spoedig mogelijk over de termijn waarop het wetsvoorstel Veteranenbeleid naar de Kamer wordt gestuurd.

AO Personeel, 20 april 2010.

7 juni 2010, voortgang in 30 139, nr. 75.

In behandeling.

De NLDA-rapportage wordt in juni 2010 naar de Kamer gestuurd.

AO Personeel, 20 april 2010.

27 augustus 2010, afgedaan in BS/2010028414.

In de 10e jaarrapportage zal de problematiek rond de puntbelasting van het vloeroppervlak en de abseilmogelijkheden en de oplossingen daarvoor, voor zover van toepassing voor Nederland, worden meegenomen.

AO NH-90, 18 mei 2010.

In behandeling.

Als er meer concrete informatie bekend is over de additionele, substantiële BTW-lasten wordt de Kamer daar tussentijds over geïnformeerd.

AO NH-90, 18 mei 2010.

In behandeling.

De vragen over de reserveonderdelen naar aanleiding van de beantwoording van vraag 32 uit de lijst van vragen en antwoorden (25 928-41) zullen zo spoedig mogelijk per brief worden beantwoord.

AO NH-90, 18 mei 2010.

25 juni 2010, afgedaan met 25 928, nr. 45.

De minister zegt toe de Kamer voor Prinsjesdag 2010 te informeren over de methode van evaluatie in het Veteranenbeleid

Notaoverleg Veteranen, 24 juni 2010.

In behandeling.

De monitoring Belasting en Zorg komt medio augustus naar de Kamer.

Notaoverleg Veteranen, 24 juni 2010.

In behandeling.

De minister zal de Kamer voor het AO Personeel informeren over de procedure van uitkeuring.

Notaoverleg Veteranen, 24 juni 2010.

In behandeling.

De minister zal de Kamer op korte termijn informeren over de aanbestedingen van het maatschappelijk werk voor veteranen.

Notaoverleg Veteranen, 24 juni 2010.

In behandeling.

De vraag over de aanpak van de financiële netwerken die verbonden zijn met de piraterij bij Somalië wordt door de minister van Defensie ter beantwoording doorgegeven aan de ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken.

AO Piraterijbestrijding Somalië, 29 juni 2010.

In behandeling.

In de volgende stand van zaken brief ontvangt de Kamer informatie over de kosten en de taken van de ca. 60 Nederlandse ISAF-militairen die in 2011 in Afghanistan blijven.

AO Afghanistan, 30 juni 2010.

In behandeling.

6.2. BIJLAGE – TOEZICHTSRELATIES EN ZBO’s/RWT’s

De ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van Defensie beperkt zich tot één rechtspersoon met een wettelijke taak, de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK).

Naam organisatie

RWT

Functie

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK)

X

De SZVK is namens het ministerie van Defensie belast met de uitvoering van de ministeriële Regeling Ziektekostenverzekering militairen. De activiteiten van de SZVK richten zich uitsluitend op militairen in actieve dienst: militairen vallen niet onder de werking van de Zorgverzekeringswet (ZVW).

6.3. BIJLAGE – OVERZICHTSCONSTRUCTIE VAN DE UITGAVEN VOOR VETERANEN EN DE UITGAVEN VOOR ZORG EN NAZORG

Veteranen

De Kamer is toegezegd dat in de begroting zichtbaar zal worden gemaakt welke uitgaven in het kader van het veteranenbeleid worden begroot. De uitgaven zijn verwerkt in het onderstaande overzicht van de verschillende relevante begrotingsartikelen. De uitgaven van pensioenen en uitkeringen waarop militairen aanspraak kunnen maken, óók als het gaat om veteranen, zijn onder het daarvoor bedoelde artikel ondergebracht. Deze lasten zijn in onderstaand overzicht veteranen niet apart als uitgaven vermeld. Verder zijn in onderstaand overzicht alleen posten opgenomen die tot meeruitgaven leiden. Posten die niet tot meeruitgaven leiden, zoals de benodigde inzet van personeel van Defensie, zijn niet opgenomen.

Op het niet-beleidsartikel 90 Algemeen zijn de volgende uitgaven begroot

Nederlandse Veteranendag

Onderdeel van het geven van erkenning en waardering in het veteranenbeleid is de organisatie van de jaarlijkse Nederlandse Veteranendag. Begin 2009 is de Stichting Nederlandse Veteranendag opgericht. Deze stichting ontvangt jaarlijks een subsidie voor de organisatie van de Nederlandse Veteranendag, de daaraan gerelateerde activiteiten en de ondersteuning van regionale Veteranendagen.

Stichting het Veteraneninstituut

De Stichting het Veteraneninstituut is door Defensie belast met de uitvoering van het veteranenbeleid op het gebied van de erkenning van en de waardering voor veteranen. Daarnaast verzorgt de Stichting het Veteraneninstituut de informatievoorziening over de zorg voor veteranen. Ook het Centraal Aanmeldpunt is bij de Stichting het Veteraneninstituut ondergebracht.

Maatschappelijk werk voor veteranen

Defensie heeft een belangrijke verantwoordelijkheid voor veteranen met maatschappelijke of psychische problemen. Hiervoor is het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) ingericht dat bestaat uit militaire en civiele instellingen voor maatschappelijk werk en geestelijke gezondheidszorg. Binnen het LZV verzorgt de Stichting De Basis het maatschappelijk werk voor veteranen die een traumatische ervaring hebben meegemaakt. Het maatschappelijk werk voor veteranen wordt tot op heden gefinancierd door het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg. De financiering uit dit fonds eindigt per 1 januari 2011. In opdracht van de Staatssecretaris van Defensie is vervolgens een traject in gang gezet om te borgen dat het maatschappelijk werk voor veteranen ook na 2010 zeker is gesteld. De kosten voor het maatschappelijk werk voor veteranen worden begroot op structureel € 2 miljoen per jaar.

Stichting Veteranen Platform

Sinds 1989 bestaat het Veteranen Platform als overkoepelend samenwerkingsverband van de Nederlandse veteranenorganisaties. Als koepelorganisatie vertegenwoordigt het Veteranen Platform op die manier de belangen van veteranen van alle krijgsmachtdelen. Het Veteranen Platform is een belangrijke intermediair en aanspreekpunt op het gebied van veteranen en veteranenaangelegenheden. Bij het Veteranen Platform zijn 39 veteranenverenigingen aangesloten. Daarmee is het Veteranen Platform voor Defensie een belangrijke gesprekspartner over de evaluatie van de uitvoering van het veteranenbeleid en de inventarisatie van de wensen en behoeften van veteranen.

Overige uitgaven

Dit betreft de uitgaven voor het in stand houden van het Veteranen Registratiesysteem, het ondersteunen van de invoering van de defensiepassen voor veteranen, post-actieven en dienstslachtoffers, de communicatie over de relevante onderwerpen, het ondersteunen van reünies voor veteranen in het buitenland en het verzorgen van publicaties.

Op diverse beleidsartikelen zijn de volgende uitgaven begroot

Onderzoeken

Door het CDC (beleidsartikel 26) worden diverse onderzoeken gefinancierd. In het Centraal Militair Hospitaal (CMH) in Utrecht wordt onderzoek gedaan naar veteranen en uitgezonden actief dienende militairen met een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS). Daarnaast loopt in het CMH een grootschalig prospectief onderzoek naar gezondheidsklachten bij actief dienende uitgezonden militairen en veteranen. Dit onderzoek zal nog enige jaren in beslag nemen.

Reüniefaciliteiten

Geregistreerde verenigingen voor veteranen, post-actieven en militaire oorlogs- en dienstslachtoffers maken eenmaal per jaar aanspraak op reüniefaciliteiten. De organisatie hiervan ligt in handen van de verenigingen zelf. Daarnaast organiseert elk operationeel commando een eigen veteranendag die waar mogelijk wordt gecombineerd met de Open Dag van het operationeel commando.

Het bedrag voor deze faciliteiten op de begrotingen van de operationele commando’s is als volgt te specificeren:

Operationele commando’s

Bedragen x € 1 000

Commando zeestrijdkrachten

250

Commando landstrijdkrachten

900

Commando luchtstrijdkrachten

160

Commando Koninklijke marechaussee

125

Totaal

1 435

Totaaloverzicht van uitgaven voor veteranen

Omschrijving

Bedragen x € 1 000

Subsidie Nederlandse Veteranendag

2 455

Subsidie en diverse uitgaven Stichting het Veteraneninstituut

5 350

Subsidie Stichting Veteranen Platform

158

Maatschappelijk werk voor Veteranen

In stand houden Veteranen Registratiesysteem

2 000

30

Ondersteunen invoering defensiepassen voor veteranen, post-actieven en dienstslachtoffers

50

Bijdragen aan onderzoeken

850

Ondersteunen veteranenzaken door operationele commando’s (zie bovenstaande tabel)

1 435

Diverse uitgaven, zoals communicatie, ondersteunen veteranen buitenland, Taptoe, publicaties scholenproject en overige publicaties

164

Totaal

12 492

Zorg en nazorg begroot op het niet-beleidsartikel 90 Algemeen

Ook over de uitgaven voor zorg en nazorg is de Kamer toegezegd dat deze in de begroting zichtbaar zullen worden gemaakt.

Diverse organisatiedelen houden zich bezig met de zorg en nazorg aan actief dienenden, post-actieven en veteranen, zoals de gezondheidscentra, het Centraal Militair Hospitaal, de Militaire Geestelijke gezondheidszorg, het Dienstencentrum Bedrijfsmaatschappelijk werk, de Geestelijke Verzorging en het Militair Revalidatie Centrum. Omdat de taken van deze organisatiedelen verder gaan dan alleen de zorg en nazorg aan veteranen is een exacte ontvlechting naar doelgroep van deze uitgaven niet mogelijk en deze blijft dan ook achterwege.

Op niet-beleidsartikel 90 zijn de uitgaven voor de materiële zorgverlening opgenomen. Het betreft de invaliditeitspensioenen, de nabestaandenpensioenen, de sociale zorg (toegekende leef- en werkvoorzieningen en geneeskundige verstrekkingen), de uitvoering van het zorgloket ABP en de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek. In onderstaand overzicht zijn deze uitgaven apart inzichtelijk gemaakt.

Omschrijving

Bedragen x € 1 000

Invaliditeitspensioenen

69 742

Nabestaandenpensioenen

30 698

Sociale zorg

8 664

De uitvoering van het zorgloket militair zorgstelsel

2 661

De Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO)

258

Ondersteuning organisatie dag voor dienstslachtoffers

300

Totale uitgaven

112 323

Deze budgetten zijn gebaseerd op een reële schatting van de te maken kosten waarbij het uitgangspunt is dat de financiën geen beperkende factor zullen zijn bij het bieden van zorg en nazorg.

6.4. BIJLAGE – OVERZICHTSCONSTRUCTIE VAN DE UITGAVEN VOOR DE DERDE HOOFDTAAK VAN DEFENSIE BINNEN DE DEFENSIEBEGROTING 2011

In dit overzicht zijn alleen de uitgaven opgenomen die direct en uitsluitend toegerekend kunnen worden aan de derde hoofdtaak («de handhaving van de nationale rechtsorde en de ondersteuning van civiele overheden, zowel nationaal als internationaal, bij rampenbestrijding en vredesopbouw»). Mocht de situatie hierom vragen, dan kunnen uiteraard alle beschikbare militaire capaciteiten voor nationale veiligheid worden ingezet.

Structurele nationale taken

Defensie voert structureel een aantal taken uit voor civiele overheden. Er hoeft voor deze taken geen apart verzoek om bijstand of steunverlening te worden ingediend. De structurele nationale taken van Defensie zijn vastgelegd in wet- of regelgeving of er zijn specifieke afspraken over gemaakt.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

2011

2012

2013

2014

2015

Explosievenopruiming

19 394

19 327

19 335

19 333

19 333

Kustwacht Nederland

23 585

23 588

23 632

23 631

23 625

Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba

2 871

4 912

4 939

5 645

2 902

Terrorismebestrijding

27 600

27 600

27 600

27 600

27 600

Civiele taken CKmar

336 367

333 670

336 467

335 017

335 015

Totaal

409 817

409 097

411 973

411 226

408 475

Militaire bijstand en steunverlening

De ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Defensie hebben bestuursafspraken gemaakt over de gegarandeerde beschikbaarheid van militaire (specialistische) capaciteiten en de operationele aansturing daarvan onder civiel gezag.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

2011

2012

2013

2014

2015

Uitbreiding CMBA

5 390

5 390

5 390

5 390

5 390

Bewaken objecten/gebieden

1 340

1 340

2 120

1 240

1 240

Havenbescherming

8 650

3 350

3 350

3 350

3 350

Situationeel overzicht

2 370

2 370

2 370

2 370

2 370

Detectie/ruiming geïmproviseerde explosieven

1 350

1 350

1 350

1 350

1 350

CBRN-hulpverlening

39 420

23 380

20 260

20 260

20 260

Totaal

58 520

37 180

34 840

33 960

33 960

6.5. BIJLAGE – DEFENSIE INDUSTRIE STRATEGIE

De Defensie Industrie Strategie (DIS) beschrijft de mogelijkheden van de overheid om een bijdrage te leveren aan de positie van de Nederlandse Defensie Gerelateerde Industrie (DGI), in nationale en internationale netwerken voor de ontwikkeling, productie en instandhouding van materieel. Hierbij zet de overheid zich in voor een open, concurrerende, internationale markt voor defensiematerieel, het bevorderen van de mogelijkheden voor de Nederlandse DGI en het versterken van de concurrentiekracht van de DGI op kansrijke gebieden. Instrumenten die Defensie kan inzetten moeten aansluiten bij het Research and Development- (R&D) en het materieelbeleid, waarbij de operationele behoefte leidend is. De DGI is verantwoordelijk om hier flexibel op in te spelen en om kansen te benutten. In 2008 is Defensie begonnen met de uitwerking van de DIS. Hieronder worden de belangrijkste resultaten beschreven.

1. Instrumenten ter bevordering van de mogelijkheden van de DGI

• Intensivering van de communicatie tussen Defensie en de industrie

Een belangrijk middel van de DIS is de intensivering van het overleg over mogelijkheden van de Nederlandse industrie bij verwervings- en instandhoudingstrajecten. Het vroegtijdig bekend maken van de behoeften van Defensie stelt de industrie beter in staat hieraan te voldoen. De Nederlandse industrie wordt door middel van jaarlijkse contactdagen op de hoogte gehouden van huidige en toekomstige materieelprojecten en uitbestedingstrajecten. Ook draagt het halfjaarlijkse managementoverleg van de staatssecretaris van Defensie met de vertegenwoordigers van de DGI bij aan een verbetering van de communicatie. Op projectniveau worden zogenaamde responsmiddagen georganiseerd. Het betreft bijvoorbeeld de projecten Counter IED, defensiebrede vervanging wielvoertuigen, het Instandhoudingprogramma Walrusklasse-onderzeeboten en Herintroductie mijnenveegcapaciteit. Tenslotte neemt Defensie deel aan platforms die op initiatief van de DGI worden georganiseerd. Deze maatregelen zijn beschreven in de brief aan de Kamer van 20 april 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 75) naar aanleiding van de motie over de instandhouding van materieelsystemen (3 december 2009, Kamerstuk 32 123 X, nr. 74).

• Intensivering van de relatie met de industrie op het gebied van de instandhouding

De instandhouding van defensiematerieel is gericht op de waarborging van de operationele effectiviteit van (wapen)systemen en de beheersing van kosten en uitgaven. In de DIS is geconcludeerd dat Defensie in toenemende mate samenwerkingsverbanden zal moeten aangaan bij onderhoud en andere materieellogistieke taken. De DIS stelt dan ook dat een intensievere rol van de Nederlandse DGI in de exploitatie denkbaar is.

Zowel in de clusters land, zee als lucht worden steeds vaker nieuwe samenwerkingsvormen tussen de overheid en civiele partijen gebruikt. Een recent behaald succes is een in mei 2010 door het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) en het bedrijf TERMA geopende Electronic warfare support-faciliteit op de vliegbasis. De faciliteit gaat onderhoud, reparatie en testwerkzaamheden verrichten voor het Commando luchtstrijdkrachten en op termijn luchtstrijdkrachten van andere NAVO-landen en zal in het najaar van 2010 volledig operationeel zijn. In nauwe samenwerking met LCW en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) zal in de komende jaren worden gewerkt aan de uitbreiding van hoogwaardige support en service-activiteiten gericht op de Europese militaire luchtvaartmarkt. Een voorbeeld op de korte termijn betreft de samenwerking met Nederlandse bedrijven op het gebied van instandhouding van materieel dat terugkeert uit Afghanistan. Meer informatie hierover is beschreven in beleidsartikel 25. Een tweede voorbeeld is het innovatieprogramma Maintenance Valley. Bij het LCW wordt een aanzienlijk deel van de instandhouding uitgevoerd in samenwerking met het bedrijfsleven. Hierbij wordt een steunpunt voor logistiek op de (West-)Europese markt ontwikkeld. Innovatieve projecten, zoals de publiek private samenwerking voor het onderhoud van F-100 motoren voor de F-16, zullen verder vorm geven aan de samenwerking met marktpartijen en de ontwikkeling van Maintenance Valley. De Kamer zal in het najaar 2010 worden geïnformeerd over de voortgang van het project ten behoeve van het onderhoud van F-100 motoren voor de F-16. Verder zullen de Nederlandse ambities voor de instandhouding van de Europese F-35 vloot nader worden uitgewerkt in plannen van aanpak. Hierdoor kan tijdig worden gereageerd op de besluitvorming over de benodigde instandhoudingsfaciliteiten. De proven capability van het LCW in de samenwerking met het bedrijfsleven in de regio, zal in de toekomst een belangrijke voorwaarde zijn voor de kwalificatie als maintenance support centre, voor het (motor)onderhoud van de huidige en toekomstige vliegtuigen en helikopters van de Nederlandse krijgsmacht.

2. Instrumenten ter versterking van de concurrentiekracht van de DGI

• De Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid (MIA-V)

Binnen de MIA-V zijn drie programmalijnen geïdentificeerd:

  • optreden in ketens en netwerken;

  • fysieke bescherming;

  • opleiden en trainen met behulp van geavanceerde simulaties.

Per programmalijn zijn in samenwerking met het «operationele veld» roadmaps ontwikkeld. Voor de operationalisatie van deze roadmaps is door de deelnemende departementen (Binnenlandse Zaken, Defensie, Economische Zaken en Justitie) een subsidieregeling uitgewerkt. Deze regeling is voor de eerste tranche gepubliceerd op 27 juli 2009 in de Staatscourant (nr. 11299) en heeft na selectie vijf projecten opgeleverd die momenteel verder worden uitgewerkt in diverse consortia.

Voordat de eerste tender werd gepubliceerd zijn per programmalijn drie projecten (één per programmalijn) begonnen. Het betreft de projecten I-bridge, EDISON-TD en FBUH. I-bridge koppelt spraak, data, video en geo-informatie aan elkaar. Bij het project FBUH (Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners) zijn onder andere sensoren ontwikkeld om gasconcentraties te meten (van CH4, O2 en CO) en de indoor positie evenals de houding en hartslag van de hulpverlener te kunnen bepalen. EDISON-TD betreft identiteitscontrole waarbij technieken worden gebruikt zoals documentcontrole, dactyloscopie en foto’s. Nieuw aan deze technieken is dat zij gecombineerd worden gebruikt en dat identiteiten kunnen worden geverifieerd door het verbinden van registers bij politie en justitie. De documentcontrole heeft ten doel de verbetering van de mogelijkheden om documenten te scannen en om elektronisch vastgelegde gegevens uit te lezen. Een belangrijke toevoeging hierbij is de controle van de documenten op echtheidskenmerken. De apparatuur is ondergebracht in een zogenaamde identificatiezuil.

De tussentijdse evaluatie van de MIA-Veiligheid is in de periode december 2009 en januari 2010 uitgevoerd en heeft tot een positief advies geleid over de toekenning van de tweede tranche (€ 39 miljoen). Het advies is door de Programmaraad en CEKI overgenomen. Het is nog niet duidelijk wanneer publicatie van de tweede tender plaats heeft. Ongeveer twee maanden na publicatie zal duidelijk zijn welke projecten uit de genoemde tweede tender budget krijgen toegekend.

• Fonds Economische Structuurversterking (FES): STARS

Op 13 maart 2009 is het FES-voorstel Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for sustainable Security (STARS) door de Ministerraad goedgekeurd en is vanuit de FES-gelden € 18 miljoen aan het project toegewezen. De eigen bijdrage van het consortium bedraagt € 16 miljoen, waarmee de totale projectomvang op € 34 miljoen komt. Het FES-project STARS is door Defensie vanuit de MIA-V ingediend en richt zich op sensornetwerken. Het consortium achter STARS bestaat uit Thales NL, NXP, RECORE, TNO, TU-Delft en de Universiteit van Twente.

Contractvorming van STARS is rond en het project is gestart.

• Launching Customer: beoordeling van door de industrie aangedragen voorstellen

Defensie heeft ongeveer 75 door de industrie aangedragen voorstellen beoordeeld op een eventuele deelname aan (toekomstige) materieelverwervingstrajecten. Deze beoordeling heeft geleid tot een selectie van kansrijke voorstellen, die mogelijk leiden tot de aanschaf van door de industrie aangedragen producten. 3

• Launching Customer: ontwikkeling van militaire producten door het Midden- en Kleinbedrijf (MKB)

De motie van de leden Eijsink, Voordewind en Knops (3 december 2009, Kamerstuk 32 123 X, nr. 76) beoogt de oprichting van een fonds voor het ontwikkelen van militaire producten door MKB-bedrijven. Voor middelgrote en kleine bedrijven in Nederland is het moeilijk om, gericht, innovatieve militaire producten te ontwikkelen, die (op termijn) aansluiten op materiële en operationele behoeften van Defensie. Defensie kan hierbij een belangrijke rol spelen door op te treden als Launching Customer3. Momenteel ontwikkelt Defensie een instrument in overleg met de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV). In het najaar van 2010 zal de Kamer schriftelijk worden geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie.

• R&D-initiatieven gericht op vooral het Midden- en Kleinbedrijf (MKB)

Om in een vroeg stadium het bedrijfsleven en kennisinstituten te betrekken bij ontwikkeltrajecten heeft Defensie een aantal initiatieven genomen. Een van die initiatieven betreft het opzetten van de Defensie Innovatie Competitie (DIC). Hierbij wordt het bedrijfsleven uitgedaagd om met innovatieve oplossingen te komen voor defensieproblemen die op een specifiek gebied aan het licht zijn gekomen. Het winnende voorstel krijgt uit het R&D-technologiebudget middelen om het idee uit te werken tot het niveau van concept demonstrator. In de tussentijd is de pilot van de DIC in 2009, met als thema Logistiek en onderhoud, succesvol verlopen. Voor de DIC 2010 met als thema Duurzaamheid en energie hebben zich meer dan 100 bedrijven ingeschreven. Daarnaast is in juni 2010 voor de vierde keer door DR&D het Innovation Game (IG) georganiseerd. De spelers van de IG zijn leerlingen van de Hogere Defensie Vorming (HDV), grotere bedrijven en het MKB en kennisinstituten (TNO en NLR). Ook bij deze IG was de participatie van het bedrijfsleven hoog (in 2010 namen twaalf bedrijven deel). De IG levert oplossingen voor problemen die binnen Defensie spelen. Door een jury is een aantal ideeën geselecteerd voor verdere uitwerking en in november van dit jaar wordt het beste idee gekozen. Met behulp van middelen uit het R&D-technologiebudget van Defensie zal dit idee verder kunnen worden uitgewerkt tot het niveau van concept demonstrator.

3. Instrumenten die bijdragen aan de internationale positionering van de DGI

• NAVO-expertfunctie

De NAVO-expert draagt bij aan het benutten van kansen voor de Nederlandse DGI binnen de NAVO. Door een goede samenwerking met de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de NAVO, kan het industriebelang worden behartigd. De activiteiten van de NAVO-expert leiden bijvoorbeeld tot contracten voor bedrijven en tot intensieve deelname door bedrijven aan technische- en beleidsstudies van het NAVO-verband. De activiteiten worden in samenwerking met de Stichting NIDV uitgevoerd.

• Joint Investment Program (JIP) van het Europese Defensie Agentschap (EDA)

Met de Nederlandse bijdrage aan het JIP Force protection was een bedrag van € 4,0 miljoen gemoeid. Deze bijdrage heeft voor de Nederlandse partijen contracten ter waarde van € 6,5 miljoen opgeleverd. Ook krijgt Defensie de beschikking over de resultaten die het programma (totale waarde van € 54,0 miljoen) oplevert. Tenslotte kunnen de tussentijdse resultaten van de projecten worden gebruikt. Hierover zal de eindevaluatie een definitief beeld geven. De voorlopige conclusie is dat het JIP een waardevol instrument is voor kennisvergaring. Hierdoor onderzoekt Defensie momenteel de financiële haalbaarheid van deelname aan de door het EDA voorgestelde nieuwe JIP's op het gebied van chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN-)middelen en Unmanned maritime systems. Bij beide JIP’s kunnen kansen worden benut door de DGI en de kennisinstituten.

6.6. BIJLAGE – LIJST MET AFKORTINGEN

AA

=

Algemene Asielprocedure

AAS

=

Amsterdam Airport Schiphol

ABP

=

Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds

AC

=

Aanmeldcentrum

AE

=

Aanhoudingseenheid

AEHF

=

Advanced Extreme High Frequency

AIV

=

Adviesraad Internationale Vraagstukken

AIVD

=

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

AMIS

=

African Union Mission Sudan

AO

=

Algemeen Overleg

AOCS

=

Air Operations Control Station

AOM

=

Allied Operations and Missions

APSA

=

African Peace and Security Structure

ASE

=

Aircraft Survivability Equipment

ASSM

=

Anti Surface Ship Missiles

AVDD

=

Audio-Visuele Dienst Defensie

AWACS

=

Airborne Early Warning and Control System

BE

=

Bijstandseenheid

BES

=

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BG

=

Bedrijfsgroep

(BG)T

=

(Bedrijfsgroep) Transport

BIMS

=

Bureau Internationale Militaire Sportwedstrijden

BINUB

=

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi

BMS

=

Battlefield Management System

BPB

=

Beleids-, plannings- en begrotingsprocedure

BS

=

Bestuursstaf

BSB

=

Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten

BTW

=

Belasting Toegevoegde Waarde

BV

=

Bandvagn

C4ISR

=

Command & Control, Communications, Computers & Information and Intelligence, Surveillance & Recognation

CAO

=

Collectieve Arbeidsovereenkomst

CARIB

=

Caribisch Gebied

CBOPS

=

Crisisbeheersingsoperaties

CBRN

=

Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair

CDC

=

Commando DienstenCentra

CDS

=

Commandant der Strijdkrachten

CE

=

Chemische Energie

CFMCC

=

Combined Force Maritime Component Command

CFSP

=

Common Foreign and Security Policy

CEKI

=

Commissie voor Economie, Kennis en Innovatie

C-IED

=

Counter Improvised Explosive Devices

CIMIC

=

Civil-Military Cooperation

CIS

=

Communicatie- en informatiesysteem

CKMAR

=

Commando Koninklijke marechaussee

CLAS

=

Commando landstrijdkrachten

CLSK

=

Commando luchtstrijdkrachten

CMBA

=

Civiel-Militaire Bestuursafspraken

CMF

=

Combined Maritime Forces

CMH

=

Centraal Militair Hospitaal

COID

=

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

COMKAF

=

Commander Kandahar Airfield

COMPATRIOT

=

Communication Patriot

CPA

=

Comprehensive Peace Agreement

CTF

=

Combined Task Force

CUP

=

Capability Upgrade Programme

CV

=

Commandovoertuig

CVHOPS

=

Crisis-, Vredes- en Humanitaire Operaties

CZMCARIB

=

Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied

CZSK

=

Commando zeestrijdkrachten

DBB

=

Defensie Bedrijfsstoffenbedrijf

DBBO

=

Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie

DBFMO

=

Design, Build, Finance, Maintenance and Operate

DBGS

=

Defensie Bedrijf Grondgebonden Systemen

DBV

=

Dienst Beveiliging Vastgoed

DC

=

DienstenCentrum

DCDI

=

Dienstencentrum Documentaire Informatievoorziening

DCDV

=

Dienstencentrum Dienstverlening

DCIOD

=

Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie

DCMO

=

Datacommunicatie Mobiel Optreden

DDG

=

Duik- en Demonteer Groep

DDN

=

Defensie Duurzaamheidnota

DEFCERT

=

Defensiebreed Computer Emergency Response Team

DGI

=

Defensie Gerelateerde Industrie

DHC

=

Defensie Helikopter Commando

DI

=

Documentaire Informatie

DIS

=

Defensie Industrie Strategie

DLBE

=

District Landelijke en Buitenlandse Eenheden

DMO

=

Defensie Materieel Organisatie

DMP

=

Defensie Materieel Proces

DMUNB

=

Defensie Munitiebedrijf

DNB

=

De Nederlandsche Bank

DPD

=

Defensie Personele Diensten

DR&D

=

Defence Research and Development

DRC

=

Democratische Republiek Congo

DSI

=

Dienst Speciale Interventies

DTO

=

Defensie Telematica Organisatie

DVD

=

Dienst Vastgoed Defensie

DVO

=

Dienstverleningsovereenkomst

EASBRIG

=

East-African Stand-by Brigade

EATC

=

European Air Transport Command

EDA

=

Europees Defensie Agentschap

EDISON TD

=

Edison Travel Documents System

EGF

=

Europese Gendarmerie Eenheid

EKMS

=

Electronic Key Management System

EOV

=

Elektronische Oorlogsvoering

EPA

=

Energie Prestatie Adviezen

ERP

=

Enterprise Resource Planning

EU

=

Europese Unie

EUBAM

=

EU Border Assistance Mission

EUFOR

=

European Force

EULEX

=

European Union Rule of Law Mission (Kosovo)

EUMM

=

European Union Monitor Mission

EUPM

=

European Union Police Mission (Bosnië)

EUPOL

=

EU Police (Afghanistan)

EUSEC

=

EU Communications Security and Evaluation Agency

EVDB

=

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

EZ

=

Economische Zaken

EZB

=

Enkel Zij Band

FARDC

=

Forces Armées de République Democratique du Congo

FBD

=

Facilitair Bedrijf Defensie

FBUH

=

Fysieke Bescherming en Uitrusting Hulpverleners

FDC

=

Financieel Dienstencentrum

FES

=

Fonds Economische Structuurversterking

FMW

=

Faculteit Militaire Wetenschappen

FPS

=

Flexibel Personeelssysteem

FRISC

=

Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft

FS

=

Facility Services

GLA

=

Geweer Lange Afstand

GPW

=

Groot Pantserwielvoertuig

GZ

=

Gezondheidszorg

HDP

=

Hoofddirectie Personeel

HDV

=

Hogere Defensie Vorming

HF

=

High Frequency

HGIS

=

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HQ

=

Headquarter

HR

=

Human Resource

HRF(L)

=

High Readiness Forces (Land)

HRM

=

Human Resource Management

HV

=

Helderheid Versterkend

ICMS

=

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

ICT

=

Informatie- en Communicatietechnologie

ID

=

Identification

IDL

=

Instituut Defensie Leergangen

IDP

=

Internaly Displaced Person

IDR

=

Instituut Samenwerking Defensie Relatieziekenhuizen

IDS

=

Indringer Detectie Systeem/Intrusion Detection System

IED

=

Improvised Explosive Device

IFF

=

Identification Friend or Foe

IG

=

Innovation Game

IGK

=

Inspecteur-Generaal Krijgsmacht

IGV

=

Infanterie Gevechtsvoertuig

IISS

=

Initial In Service Support

IJC

=

ISAF Joint Command

IMD

=

International Institute for Management Development

IPSTC

=

International Peace Support Training Centre

IPU

=

Integrated Police Unit

IRF

=

Immediate Response Force

ISAF

=

International Security Assistance Force

ISTAR

=

Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance

IV

=

Informatie Voorziening

IVENT

=

Informatievoorziening en -Technologie

JCG

=

Joint CIS Group

JIP

=

Joint Investment Programs

JISTARC

=

Joint ISTAR Commando

JSF

=

Joint Strike Fighter

JSS

=

Joint Support Ship

KFOR

=

Kosovo Force

KIM

=

Koninklijk Instituut Marine

KMA

=

Koninklijke Militaire Academie

KPU

=

Kleding- en Persoonsgebonden Uitrusting

KTOMM

=

Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek

KWNA&A

=

Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba

LC(F)

=

Luchtverdedigings- en Commando(fregat)

LCW

=

Logistiek Centrum Woensdrecht

LOKKMAR

=

Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMar

LOT

=

Liaison and Observation Team

LPD

=

Landing Platform Dock

LTD

=

Leergang Topmanagement Defensie

LZV

=

Landelijk Zorgsysteem Veteranen

M&F

=

Materieel & Financiën

M(-FREGAT)

=

Multi-purpose(-fregat)

MABE

=

Marinebedrijf

MARIN

=

Maritiem Research Instituut Nederland

ME

=

Mobiele eenheid

MECHBRIG

=

Gemechaniseerde Brigade

MGGZ

=

Militair Geestelijke Gezondheidszorg

MIA(-V)

=

Maatschappelijke Innovatie Agenda (Veiligheid)

MILSATCOM

=

Military Satellite Communications

MIP

=

Militair Invaliditeitspensioen

MIVD

=

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MJEB

=

Marine Joint Effect Battery

MK

=

Medische Keuringen

MKB

=

Midden- en Kleinbedrijf

MLU

=

Midlife Update

MOR

=

Mortier Opsporingsradar

MOU

=

Memorandum of Understanding

MPA

=

Maritime Patrol Aircraft

MPO

=

Materieelprojectenoverzicht

MTADS

=

Modernized Target Acquisition and Designation Sight

MTBMD

=

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence

MTF

=

Maritime Task Force/Mentoring Task Force

MTT

=

Mobile Training Teams

MTV

=

Mobiel Toezicht Veiligheid

NAR

=

Noord-Atlantische Raad

NATO

=

North Atlantic Treaty Organization

NATRES

=

Nationale Reserve

NAVO

=

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NAVFOR

=

Naval Force

NDMC

=

Nationale Datalink Managementcel

NFH

=

NATO Frigate Helicopter

NIC

=

Nationale Inlichtingen Cel

NIDV

=

Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid

NIMH

=

Nederlands Instituut voor de Militaire Historie

NLD

=

Nederland

NLDA

=

Nederlandse Defensie Academie

NLMARFOR

=

Netherlands Maritime Force

NLR

=

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NLTC

=

Netherlands Liaison Team CENTCOM

NM

=

Nieuw Milligen

NRF

=

NATO Response Force

NTM (-A)

=

NATO Training Mission (- Afghanistan)

NTM-I

=

NATO Training Mission – Iraq

OAD

=

Operationele Aanpassingen Diemaco

OCKMAR

=

Opleidingscentrum Koninklijke marechaussee

OD

=

Operationele doelstelling

OG

=

Operationeel Gereed

OGRV

=

Object Grondverdediging

OMLT

=

Operational Mentoring and Liaison Team

OOCL

=

Operationeel Ondersteuningscommando Land

OP

=

Operation

OZD

=

Onderzeedienst

PA

=

Palestijnse Autoriteit

PALS

=

Project Aanpassingen Legacy Speer

PAM

=

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit

PAS

=

Psychologisch Advies en Selectie

PDC

=

Producten- en Dienstencatalogus

PESC

=

Politique étrangère et de Securité Commune

PGM

=

Precision Guided Ammunition

PGU

=

Persoonsgebonden Uitrusting

PI

=

Prestatie-Indicator

PPS

=

Publiek-Private Samenwerking

PRTL

=

Pantserrupsvoertuig tegen luchtdoelen

PTSS

=

Post Traumatisch Stress Syndroom

QRA

=

Quick Reaction Alert

R&D

=

Research and Development

RBV

=

Rijksbegrotingsvoorschriften

RBZ

=

Raad Buitenlandse Zaken

RC

=

Regional Command

RCA

=

République Central Africaine

RDTF

=

Redeployment Taskforce

RES

=

Resolutie

RFP

=

Response Forces Pool

RGD

=

Rijksgebouwendienst

RHB

=

Rijkshoofdboekhouding

ROC

=

Regionaal Opleidingscentrum

RPE

=

Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek

RWT

=

Rechtspersoon met een wettelijke taak

RZO

=

Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek

SAR

=

Search and Rescue

SBIR

=

Small Business Innovation Reseach

SBK

=

Sociaal Beleidskader

SDD

=

System Development and Demonstration

SHF

=

Super High Frequency

SLA

=

Service Level Agreements

SNMG

=

Standing NATO Reaction Force Maritime Group

SPEER

=

Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering

SPLM

=

Sudan People Liberation Movement

SRIM

=

Snelrichtmiddelen

SSD

=

Security Sector Development

SSR

=

Security Sector Reform

STARS

=

Sensor Technology Applied in Reconfigurable Systems for Sustainable Security

SZVK

=

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

TACF

=

Transportable Air Control Facility

TACTIS

=

Tactische Indoor Simulation

TFU

=

Task Force Uruzgan

TITAAN

=

Theatre Independent Tactical Army and Airforce Network

TNFH

=

Tactical NATO Frigate Helicopter

TNO

=

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TU

=

Technische Universiteit

UIM

=

Unit Interventie Mariniers

UN

=

United Nations

UNAMID

=

United Nations African Union Mission in Darfur

UNDOF

=

United Nations Disengagement Observer Force

UNIFIL

=

United Nations Interim Force in Lebanon

UNMIS

=

United Nations Mission in Sudan

UNODC

=

United Nations Office on Drugs and Crime

UNTSO

=

United Nations Truce and Supervision Organization

USCENTCOM

=

United States Central Command

USSC

=

United States Security Coordinator

VAO

=

Voorbereiding Algemeen Overleg

VHF

=

Very High Frequency

VIP

=

Very Important Person

VN

=

Verenigde Naties

VNVR

=

Verenigde Naties Veiligheidsraad

VOSS

=

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem

VPD

=

Vessel Protection Detachment

VROM

=

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

VTE

=

Voltijdsequivalent

WGO

=

Wetgevingsoverleg

WIA

=

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WIV

=

Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

WVO

=

Wet Veiligheidsonderzoeken

YPR

=

Pantserrupsvoertuig, type Y

ZBO

=

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZSK

=

Zeestrijdkrachten

ZVW

=

Zorgverzekeringswet


XNoot
1

Dit artikel luidt: «Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht.»

XNoot
2

Nadere informatie is te vinden in hoofdstuk 4 BATEN-LASTENDIENSTEN

XNoot
3

De mogelijkheden van Defensie worden begrensd door de Europese aanbestedingsregels. Ook kan Defensie niet vooruit lopen op het reguliere behoeftestellings- en verwervingsproces.

Naar boven