32 315 Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen

Nr. 9 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID ULENBELT TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 7

Ontvangen 22 maart 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

De beweegreden komt te luiden:

Alzo Wij overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een uniform kwijtscheldingsbeleid in de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet op te nemen en tevens de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur de bevoegdheid te geven in aanvulling op het uniforme kwijtscheldingsbeleid in ruimere mate kwijtschelding te verlenen;.

II

Artikel I komt te luiden:

ARTIKEL I

Artikel 255 van de Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: met dien verstande dat ten aanzien van de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden genomen, wordt uitgegaan van 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, bedoeld in §3.2 van de Wet werk en bijstand, en dat ten aanzien van de wijze waarop het vermogen in aanmerking wordt genomen, wordt uitgegaan van de toepasselijke vermogensgrens, bedoeld in artikel 34 van die wet. Met een natuurlijk persoon wordt met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding gelijkgesteld een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De raad kan bepalen dat, in afwijking van het tweede lid, wordt uitgegaan van meer dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en van meer dan de toepasselijke vermogensgrens.

3. Onder vernummering van het vijfde tot het vierde lid vervalt het vierde lid.

III

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

Artikel 232e van de Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: met dien verstande dat ten aanzien van de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden genomen, wordt uitgegaan van 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, bedoeld in §3.2 van de Wet werk en bijstand, en dat ten aanzien van de wijze waarop het vermogen in aanmerking wordt genomen, wordt uitgegaan van de toepasselijke vermogensgrens, bedoeld in artikel 34 van die wet. Met een natuurlijk persoon wordt met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding gelijkgesteld een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Provinciale staten kunnen bepalen dat, in afwijking van het tweede lid, wordt uitgegaan van meer dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en van meer dan de toepasselijke vermogensgrens.

3. Onder vernummering van het vijfde tot het vierde lid vervalt het vierde lid.

IV

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

Artikel 144 van de Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: met dien verstande dat ten aanzien van de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden genomen, wordt uitgegaan van 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, bedoeld in §3.2 van de Wet werk en bijstand, en dat ten aanzien van de wijze waarop het vermogen in aanmerking wordt genomen, wordt uitgegaan van de toepasselijke vermogensgrens, bedoeld in artikel 34 van die wet. Met een natuurlijk persoon wordt met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding gelijkgesteld een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het algemeen bestuur kan bepalen dat, in afwijking van het tweede lid, wordt uitgegaan van meer dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en meer dan de toepasselijke vermogensgrens.

3. Onder vernummering van het vijfde tot het vierde lid vervalt het vierde lid.

Toelichting

Dit amendement regelt dat gemeenten, provincies en waterschappen in geval van kwijtschelding bij het vaststellen van de kosten van bestaan ten minste 120 procent van de bijstandsnorm hanteren, zij kunnen hier zelf van afwijken mits zij niet onder het minimum van 120 procent komen. Tevens regelt dit amendement dat gemeenten verplicht worden om ten aanzien van het vermogen aan te sluiten bij de vermogensgrens in de Wet Werk en Bijstand.

Indien dit amendement wordt aangenomen wordt in het opschrift van het wetsvoorstel «de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen» vervangen door: het verlenen van kwijtschelding van belastingen.

Ulenbelt

Naar boven