32 217 Regels met betrekking tot het geldstelsel van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede enige voorzieningen van overgangsrechtelijke aard (Wet geldstelsel BES)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

18 mei 2010

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat met de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen dat zij als openbare lichamen een staatsrechtelijke positie binnen het Nederlandse staatsbestel krijgen en dat het in verband hiermee wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de munteenheid en de wettige betaalmiddelen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en dat het met het oog op de transitie voorts wenselijk is om enige voorzieningen van overgangsrechtelijke aard te treffen, waaronder de tijdelijke voortzetting van het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Het geldstelsel van de openbare lichamen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Bank:

De Nederlandsche Bank N.V.;

b. dollar:

de gelijknamige munteenheid van de Verenigde Staten van Amerika;

c. dollarbiljetten en dollarmunten:

als wettig betaalmiddel van de Verenigde Staten van Amerika in omloop zijnde bankbiljetten en munten;

d. openbare lichamen:

de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

e. kredietinstelling:

instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES.

Artikel 2

  • 1. De munteenheid van de openbare lichamen is de dollar. De rekeneenheid is één dollar; de dollar is verdeeld in honderd centen.

  • 2. Bij in cijfers aangegeven bedragen kan de dollar worden aangeduid met de letters «USD» of het symbool «$», geplaatst voor het bedrag.

Artikel 3

Bankbiljetten en munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de openbare lichamen zijn:

  • a. dollarmunten met een nominale waarde van ten hoogste USD 1;

  • b. dollarbiljetten met een nominale waarde van ten hoogste USD 100.

Artikel 4

  • 1. De Bank heeft tot taak het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer in de openbare lichamen. De goede werking van het betalingsverkeer omvat mede de geldomloop van de in artikel 3 bedoelde dollarbiljetten en dollarmunten.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taak.

Artikel 5

  • 1. Niemand is verplicht om voor één betaling meer dan vijftig dollarmunten te aanvaarden.

  • 2. De Bank kan in de openbare lichamen kantoren aanwijzen waar, met inachtneming van daartoe door de Bank gestelde regels, dollarmunten kunnen worden verwisseld voor dollarbiljetten.

Artikel 6

  • 1. Niemand is verplicht om valse of vervalste dollarbiljetten of dollarmunten aan te nemen.

  • 2. Ondernemingen of instellingen die in de openbare lichamen het bedrijf van kredietinstelling uitoefenen of in de uitoefening van een ander bedrijf deelnemen aan de verwerking en verstrekking aan het publiek van dollarbiljetten of dollarmunten, zijn verplicht alle door hen ontvangen dollarbiljetten en dollarmunten waarvan zij weten of vermoeden dat deze vals of vervalst zijn, uit omloop te nemen en in te leveren bij een daartoe bij besluit van Onze Minister van Financiën aangewezen instantie.

  • 3. Indien dollarbiljetten of dollarmunten niet vals of vervalst blijken te zijn, worden zij teruggegeven in de staat waarin zij zijn ontvangen, of wordt daarvan de nominale waarde vergoed. Voor valse of vervalste dollarbiljetten en dollarmunten wordt geen vergoeding verstrekt.

Artikel 7

  • 1. Niemand is verplicht om geschonden dollarbiljetten of dollarmunten aan te nemen.

  • 2. Onder geschonden dollarbiljetten en dollarmunten worden niet verstaan kennelijk in het gebruik gekreukte, vervuilde of beschadigde dollarbiljetten waarvan de volledige opdruk nog duidelijk te onderscheiden is, en dollarmunten die uitsluitend door slijtage in gewicht zijn verminderd.

  • 3. De Bank kan in de openbare lichamen kantoren aanwijzen waar, met inachtneming van de ter zake door de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika gehanteerde regels of richtlijnen, geschonden dollarbiljetten of dollarmunten ter verwisseling of vergoeding kunnen worden aangeboden.

§ 2. Overgangsbepalingen in verband met invoering van de dollar

Artikel 8

De omrekenkoers voor de overgang van de Nederlands-Antilliaanse gulden naar de dollar is: NAf. 1,790 = USD 1,00.

Artikel 9

  • 1. Alle bij een onderneming of instelling die in de openbare lichamen het bedrijf van kredietinstelling uitoefent aangehouden tegoeden, in de vorm van giraal geld of anderszins, luiden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in dollars, overeenkomstig de in artikel 8 vastgestelde omrekenkoers.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op tegoeden, aangehouden in andere munteenheden dan de Nederlands-Antilliaanse gulden.

Artikel 10

  • 1. Na de inwerkingtreding van deze wet gelden verwijzingen naar Nederlands-Antilliaanse guldens, opgenomen in bestaande rechtsinstrumenten, als verwijzingen naar de dollar, overeenkomstig de in artikel 8 vastgestelde omrekenkoers.

  • 2. Onder bestaande rechtsinstrumenten als bedoeld in het eerste lid worden, voor zover op die instrumenten het recht van de openbare lichamen van toepassing is, verstaan: alle op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende wettelijke voorschriften, besluiten van bestuursorganen, rechterlijke uitspraken, overeenkomsten, eenzijdige rechtsakten, betaalmiddelen anders dan bankbiljetten en munten, alsmede andere op rechtsgevolg gerichte instrumenten.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing, voor zover uit de aard of strekking van een rechtsinstrument anders voortvloeit. Voorts is het eerste lid niet van toepassing op overeenkomsten ten aanzien waarvan de betrokken partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen.

Artikel 11

  • 1. Voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 worden de overeenkomstig artikel 8 omgerekende bedragen rekenkundig afgerond op de dichtstbijzijnde dollarcent. Halve centen worden naar boven afgerond.

  • 2. Indien het oorspronkelijke bedrag in meer dan twee decimalen was gesteld, geschiedt de afronding met inachtneming van het oorspronkelijke aantal decimalen. De afrondingsregel voor halve centen is in dat geval van overeenkomstige toepassing op de laatste decimaal.

Artikel 12

De in Nederlands-Antilliaanse guldens luidende bankbiljetten en munten die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in omloop waren als wettig betaalmiddel, behouden tot en met de laatste dag van de eerste kalendermaand na inwerkingtreding van deze wet de hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de openbare lichamen.

Artikel 13

  • 1. Bij besluit van de Bank worden in de openbare lichamen kantoren aangewezen waar tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor bankbiljetten en munten verschillend kan worden vastgesteld, Nederlands-Antilliaanse munten en bankbiljetten kosteloos kunnen worden verwisseld voor wettig betaalmiddel als bedoeld in artikel 3.

  • 2. De Bank kan nadere regels stellen betreffende de in het eerste lid bedoelde verwisseling van Nederlands-Antilliaanse munten en bankbiljetten.

§ 2a. Tijdelijke voorzetting van het Nederlands-Antilliaanse fiscale stelsel

Artikel 13a

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. tijdstip van transitie:

het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt;

b. overgangsperiode:

de periode vanaf het tijdstip van transitie tot 1 januari 2011.

Artikel 13b

  • 1. Voor zover een belastingplichtige of inhoudingsplichtige op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie rechten en verplichtingen heeft, ingevolge:

    • a. de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943;

    • b. de Landsverordening op de loonbelasting 1976;

    • c. de Landsverordening op de winstbelasting 1940;

    • d. de Landsverordening omzetbelasting 1999;

    • e. de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten 1997;

    • f. de Overdrachtsbelastingverordening;

    • g. de Successiebelastingverordening 1908;

    • h. de Landsverordening spaarvermogensheffing;

    • i. de Zegelverordening 1908;

    • j. de Gedistilleerdverordening 1908;

    • k. de Landsverordening accijns op bier 1970;

    • l. de Landsverordening Accijns van Sigaretten 1970;

    • m. de Landsverordening van de eerste november 1932 tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine;

    • n. de Regeling bijzonder invoerrecht op benzine Bovenwindse Eilanden;

    • o. de Landsverordening ter bevordering bedrijfsvestiging en hotelbouw;

    • p. de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen;

    • q. de Landsverordening renovatie hotels;

    • r. de Landsverordening ter bevordering van grondontwikkeling;

    • s. de Landsverordening economische zones 2000;

    • t. de Landsverordening tarief van invoerrechten;

    • u. de Landsverordening In- en Uitvoer;

    • v. de Landsverordening uitvoerrecht op delfstoffen;

    • w. de op de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldende eilandsverordeningen regelende de heffing van opcenten op de aanslagen in de inkomstenbelasting en de winstbelasting;

    • x. de Registratieverordening 1908;

    • y. de Landsverordening op de scheepsregistratiebelasting 1987, of

    • z. de op de in de onderdelen a tot en met y bedoelde verordeningen gebaseerde regelingen,

    blijven deze rechten en verplichtingen daarna doorlopen en blijven de onder a tot en met z genoemde verordeningen en regelingen daarna daarop ongewijzigd van toepassing.

  • 2. Op de rechten en verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, blijven de Algemene Landsverordening Landsbelastingen, de Invorderingsverordening 1961, de Invorderingsverordening 1970, de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen, de Landsverordening op de invordering van directe belastingen 1943, de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen en de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 en de daarop gebaseerde regelingen van toepassing.

  • 3. Het eerste lid en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op, op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie, bestaande rechtsverhoudingen.

  • 4. In de overgangsperiode zijn de in het eerste lid, onderdelen a tot en met y, en het tweede lid bedoelde verordeningen als wet van toepassing. De op deze verordeningen gebaseerde regelingen bedoeld in onderdeel z zijn in de overgangsperiode als ministeriële regelingen van toepassing.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.

Artikel 13c

  • 1. Op het tijdstip van transitie gaan de taken en bevoegdheden van de Inspecteur der Belastingen en de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen over op de inspecteur van de rijksbelastingdienst, bedoeld in het derde lid.

  • 2. Op het tijdstip van transitie gaan de taken en bevoegdheden van de Ontvanger over op de ontvanger van de rijksbelastingdienst, bedoeld in het derde lid.

  • 3. De inspecteur of ontvanger van de rijksbelastingdienst is de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen.

  • 4. De bevoegdheid van een inspecteur of ontvanger is niet bepaald naar de geografische indeling van het Rijk. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de hoofdlijnen van de inrichting van de rijksbelastingdienst en omtrent de functionaris, bedoeld in de vorige volzin, onder wie de belastingplichtige en de belastingschuldige ressorteren.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    1°. Rijk:

    het land Nederland, zijnde Nederland en de openbare lichamen;

    2°. Nederland:

    het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 13d

De bepalingen van de verordeningen, bedoeld in artikel 13b, eerste en tweede lid, blijven van toepassing op de in die verordeningen strafbaar gestelde feiten die zich hebben voorgedaan vóór het tijdstip van transitie.

Artikel 13e

Op het tijdstip van transitie treedt de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in paragraaf 2b, in de plaats van de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940.

Artikel 13f

  • 1. In afwijking van artikel 37, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 58 van de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Algemene Landsverordening Landsbelasting, wordt in de overgangsperiode dubbele belasting voorkomen overeenkomstig de regels van de Belastingregeling voor het Koninkrijk met uitzondering van de regels, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel c, artikel 11, derde lid, onderdeel b, artikel 26, tweede lid, onderdeel c, artikel 30, onderdeel c, artikel 32, onderdeel c, van die regeling en met dien verstande dat voor:

    • a. «Aruba, Curaçao en Sint Maarten», «Curaçao, Sint Maarten», «Curaçao en Sint Maarten», «Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten» «Curaçao, onderscheidenlijk Aruba, onderscheidenlijk Sint Maarten» of «Aruba, Curaçao of Sint Maarten» telkens moet worden gelezen «de openbare lichamen»;

    • b. «Nederland» telkens moet worden gelezen «het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk».

  • 2. De in het eerste lid bedoelde wijze van voorkoming van dubbele belasting, wordt gedurende de overgangsperiode aangemerkt als de Belastingregeling voor het land Nederland.

§ 2b. Raad van Beroep voor belastingzaken

Artikel 13g

  • 1. De Raad van Beroep voor belastingzaken is gevestigd in de zittingsplaats van het Gerecht in Eerste Aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Raad kan ook elders zitting houden.

  • 2. De Raad van Beroep voor belastingzaken doet uitspraak op beroepschriften inzake belastingen.

Artikel 13h

  • 1. De Raad van Beroep voor belastingzaken bestaat uit een voorzitter en twee leden.

  • 2. Voorzitter is de President van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba of zijn aangewezen plaatsvervanger.

  • 3. De leden worden door de voorzitter gekozen uit de bezoldigde met rechtspraak belaste leden, waaruit het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is samengesteld, hetzij voor een bepaalde termijn, hetzij voor een bepaalde zaak.

Artikel 13i

Als secretaris van de Raad van Beroep voor belastingzaken treedt op de griffier van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die zo nodig wordt vervangen door de substituut-griffier van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 13j

  • 1. De Raad van Beroep voor belastingzaken vergadert op plaats en tijd door de voorzitter te bepalen.

  • 2. De vergaderingen zijn niet openbaar.

  • 3. De Raad van Beroep voor belastingzaken beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 4. Zijn meer dan twee verschillende gevoelens uitgebracht, dan wordt besloten in de zin, die het meest overeenkomt met het gevoelen van de meerderheid.

§ 2c. Aanpassingen van Nederlandse fiscale wetgeving

Artikel 13k

In artikel 12:2 van de Algemene douanewet wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

Artikel 13l

In artikel 38, eerste en vijfde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt «openbare lichamen» vervangen door: openbare lichamen met uitzondering van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 13m

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt aan het eind van de zin toegevoegd: met uitzondering van de belastingen voor zover voor een belanghebbende na een door de inspecteur gedane uitspraak op bezwaar met betrekking tot deze belastingen beroep openstaat bij de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in paragraaf 2b van de Wet geldstelsel BES.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

2. Het derde lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d.

    • 1°. Koninkrijk: Koninkrijk der Nederlanden;

    • 2°. Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden;

    • 3°. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, met dien verstande dat voor de heffing van de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de assurantiebelasting Nederland tevens omvat de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voorzover deze grenst aan de territoriale zee in Nederland;

    • 4°. BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op, of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;.

C

In artikel 3, eerste lid, wordt «van Nederland» vervangen door: van het Rijk.

D

In artikel 4, tweede lid, wordt «binnen het Rijk» vervangen door «in Nederland». Voorts wordt «deel van het Rijk» vervangen door: deel van Nederland.

E

Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden: Bepalingen ter voorkoming van dubbele belasting.

F

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van dubbele belasting in gevallen waarin daaromtrent niet op andere wijze is voorzien, regels worden gesteld ten einde gehele of gedeeltelijke vrijstelling of vermindering te verlenen van de belasting die betrekking heeft op inkomen of vermogen uit de BES eilanden.

  • 3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

G

Artikel 47a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid, wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

2. In het derde lid wordt «is gevestigd onderscheidenlijk woont in» vervangen door «is gevestigd onderscheidenlijk woont in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of». Voorts wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

3. In het vijfde lid wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

H

In artikel 55, eerste lid, wordt «het Rijk» vervangen door: de rijksoverheid.

I

In artikel 57 wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

J

In artikel 58 wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

K

In artikel 61 wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

L

In artikel 68, vierde lid, wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

M

In artikel 73 wordt «buiten het Rijk» vervangen door: niet in Nederland.

Artikel 13n

In hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AL, derde lid, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

Artikel 13o

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. rijksbelastingen: belastingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede rechten bij invoer en rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet, die in Nederland worden geheven;

2. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • aa

    • 1°. Koninkrijk: Koninkrijk der Nederlanden;

    • 2°. Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden;

    • 3°. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, met dien verstande dat voor de heffing van de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de assurantiebelasting Nederland tevens omvat de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voorzover deze grenst aan de territoriale zee in Nederland;

    • 4°. BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op, of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «maar ook tot de opcenten» vervangen door: maar ook tot de daarmee samenhangende opcenten.

2. In het tweede lid wordt «het Rijk» vervangen door: de rijksoverheid. Voorts wordt «openbare lichamen» vervangen door: openbare lichamen met uitzondering van de BES eilanden.

C

In artikel 26, vijfde lid, onderdeel b, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door «Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland». Voorts wordt «aan een ander land van het Koninkrijk» vervangen door » aan een ander land van het Koninkrijk, aan een ander heffingsgebied binnen het Rijk, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, 1°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,». Ten slotte wordt «in het buitenland» vervangen door: aldaar.

Artikel 13p

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel 2°, wordt «provincie» vervangen door: provincie, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2. In het eerste lid, onderdeel 8°, onder e, wordt «de Nederlandse Antillen» vervangen door: Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden.

B

In artikel 33, onderdeel 2°, wordt «provincie» vervangen door: provincie, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 13q

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.2, eerste lid, eerste volzin, wordt «intussen in een andere mogendheid» vervangen door: intussen in een andere mogendheid of op de BES eilanden.

B

In artikel 2.5, eerste lid, eerste volzin, wordt «als inwoner van een andere lidstaat van de Europese Unie» vervangen door «als inwoner van een andere lidstaat van de Europese Unie, de BES eilanden», wordt «de belastingheffing van die lidstaat» vervangen door «de belastingheffing van die lidstaat, de BES eilanden» en wordt «mogendheid wordt betrokken» vervangen door «die mogendheid wordt betrokken». Ten slotte wordt in de vierde volzin «belastingheffing in de woonstaat» vervangen door: belastingheffing in de woonstaat of op de BES eilanden.

C

In artikel 3.83, eerste lid, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

D

In artikel 3.116, vierde lid, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

E

In artikel 3.136, eerste lid, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

F

In artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

G

In artikel 4.18 wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

H

In artikel 6.33, eerste lid, onderdelen b en c, wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba of» vervangen door «Aruba, Curaçao, Sint Maarten,». Voorts wordt in het eerste lid, onderdelen b en c, «een bij ministeriële regeling aangewezen mogendheid» vervangen door: een bij ministeriële regeling aangewezen mogendheid of op de BES eilanden.

I

Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «de Nederlandse Antillen en Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden.

2. In het zevende lid, tweede volzin, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door «Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland». Voorts wordt in de tweede volzin «door of vanwege een andere mogendheid» vervangen door: door of vanwege een andere mogendheid of door de rijksoverheid op de BES eilanden.

J

In artikel 8.9a, eerste lid, wordt «lidstaat van de Europese Unie» vervangen door: lidstaat van de Europese Unie, van de BES eilanden.

K

Artikel 10.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Activa in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden.

2. In het eerste en het tweede lid wordt «de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden.

3. In het vierde lid wordt «artikel 24 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door «artikel 24 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk respectievelijk artikel 4.1 van de Belastingregeling voor het land Nederland». Voorts wordt «de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao of Sint Maarten respectievelijk de BES eilanden.

Artikel 13r

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, zevende lid, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

B

In artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel 2°, wordt «winstuitkeringen is» vervangen door «winstuitkeringen is op de BES eilanden». Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten,.

C

In artikel 11a, tweede lid, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

Artikel 13s

Artikel 2, eerste lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met f tot b tot en met g wordt vóór onderdeel b (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk;

2. In onderdeel d (nieuw) wordt «de Nederlandse Antillen en Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 13t

De Wet op de kansspelbelasting wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdelen a, d en e, wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt «binnen het Rijk» vervangen door: in Nederland.

Artikel 13u

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, vierde lid, onderdeel a, en vijfde lid, wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden.

B

In artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden.

C

In artikel 5b, eerste lid, onderdeel 2°, wordt «de Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden.

Artikel 13v

Artikel 80 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «het Rijk» vervangen door: de rijksoverheid.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 13w

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6a, tweede lid, wordt «opgericht of aangegaan naar» vervangen door «opgericht of aangegaan naar het op de BES eilanden geldende recht dan wel». Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

B

Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel b, onder 1°, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

2. In het vierde lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «de vennootschap is gelegen» vervangen door: de vennootschap is gelegen op de BES eilanden of.

3. In het achtste lid, onderdeel a, wordt «is opgericht naar» vervangen door «is opgericht naar het op de BES eilanden geldende recht dan wel». Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

C

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel c wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

2. In het derde lid, onderdeel d, wordt «een lichaam dat is opgericht naar» vervangen door «een lichaam dat is opgericht naar het op de BES eilanden geldende recht dan wel». Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

3. In het derde lid, onderdeel e, wordt «bedoeld land» vervangen door: bedoeld land, bedoeld heffingsgebied binnen het Rijk.

4. In het vierde lid, aanhef, wordt «genoten winst ingevolge de Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door «genoten winst ingevolge de Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland». Voorts wordt in onderdeel a «de werkelijke leiding van deze belastingplichtige is gelegen» vervangen door «de werkelijke leiding van deze belastingplichtige is gelegen op de BES eilanden dan wel». Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

D

In artikel 15a, achtste lid, wordt «binnen het Rijk» telkens vervangen door: in Nederland.

E

In artikel 15c, eerste lid, wordt «Belastingregeling voor het Koninkrijk» vervangen door: Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland.

F

In de aanhef van artikel 28, tweede lid, wordt «opgericht of aangegaan naar» vervangen door «opgericht of aangegaan naar het op de BES eilanden geldende recht alsmede». Voorts wordt «de Nederlandse Antillen, Aruba» vervangen door: Aruba, Curaçao, Sint Maarten.

§ 2d. Wijzigingen in overige wetgeving

Artikel 13x

Indien het bij koninklijke boodschap van 26 mei 2009 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (Kamerstukken I 2009/10, 31 958, nr. A) tot wet is of wordt verheven, en de hoofdstukken IV, V of VII van die wet later in werking treden dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treden als dit artikel, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 99, tweede en derde lid, en in artikel 100 wordt na «de inwerkingtreding» steeds ingevoegd: van hoofdstuk III.

B

Na artikel 101 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 101a

In de artikelen 101b tot en met 101g wordt verstaan onder

  • a. tijdstip van transitie: het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt;

  • b. tijdstip van inwerkingtreding: het tijdstip waarop hoofdstuk IV van deze wet in werking treedt;

  • c. overgangsperiode: de periode vanaf het tijdstip van transitie tot het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 101b

  • 1. Voor zover de belastingplichtige of inhoudingsplichtige op het tijdstip van transitie rechten en verplichtingen heeft ingevolge:

    • a. de Grondbelastingverordening 1908 of een eilandsverordening tot het heffen van opcenten op de grondbelasting als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel B, van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen;

    • b. de Landsverordening Speelvergunningsrecht Hazardspelen 1957 of daarop gebaseerde regelgeving van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • c. de Overdrachtslandsverordening Loterijwezen, de Loterijverordening Bonaire of de daarop gebaseerde regelgeving;

    • d. de landsverordening slacht- en vleeskeuring Bonaire;

    • e. een van de volgende eilandsverordeningen of eilandsbesluiten houdende algemene maatregelen alsmede daarop gebaseerde regelgeving van het eilandgebied Bonaire:

      • 1°. Motorrijtuigbelastingverordening Bonaire 1954;

      • 2°. Logeergastenbelastingverordening Bonaire;

      • 3°. Verhuurautobelastingverordening Bonaire;

      • 4°. Hondenbelastingverordening 1961;

      • 5°. Eilandsbesluit heffing afvalstoffen 2005;

      • 6°. Eilandsbesluit van 15 mei 1957, no. 1, houdende algemene maatregelen tot vaststelling van de rechten, welke ingevolge de Wegenverkeersverordening Bonaire worden geheven;

      • 7°. Loods- lig- en meerverordening Bonaire;

      • 8°. Algemene Retributieverordening Bonaire;

      • 9°. Drank- en horecaverordening;

      • 10°. Eilandsbesluit houdende algemene maatregelen van de 4e januari 1963, no. 5, regelende de heffing en inning van bioscooprechten;

      • 11°. Verordening marien milieu;

    • f. een van de volgende eilandsverordeningen of eilandsbesluiten houdende algemene maatregelen alsmede daarop gebaseerde regelgeving van het eilandgebied Sint Eustatius:

      • 1°. Motorrijtuigbelastingverordening St. Eustatius;

      • 2°. Retributieverordening Sint Eustatius 1997;

    • g. een van de volgende eilandsverordeningen of eilandsbesluiten houdende algemene maatregelen alsmede daarop gebaseerde regelgeving van het eilandgebied Saba:

      • Motorrijtuigenbelastingverordening Saba;

      • Retributieverordening Saba 2007,

    blijven deze rechten en verplichtingen ongewijzigd in stand, en blijven de onder a tot en met g genoemde verordeningen en de daarop gebaseerde regelingen daarop ongewijzigd van toepassing.

  • 2. Op de rechten en verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, blijven tevens van toepassing de Algemene landsverordening landsbelastingen, de Invorderingsverordening 1961, de Invorderingsverordening 1970, en de overige heffings- en invorderingsbepalingen die op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie in de desbetreffende eilandgebieden van toepassing zijn op de betreffende rechten en verplichtingen.

  • 3. Het eerste lid en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op, op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van transitie, bestaande rechtsverhoudingen.

  • 4. Indien het tijdstip van transitie is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding, blijven in de overgangsperiode de in het eerste lid, onderdelen a tot en met g, en in het tweede lid bedoelde verordeningen en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing in de openbare lichamen.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.

Artikel 101c

  • 1. Op het tijdstip van transitie gaat de bevoegdheid tot het heffen van de belastingen en rechten, genoemd in de in artikel 101b genoemde verordeningen en de daarop gebaseerde regelgeving, over op de ambtenaar, bedoeld in artikel 67, tweede lid, onder b.

  • 2. Op het tijdstip van transitie gaat de bevoegdheid tot het invorderen van de belastingen en rechten, genoemd in de in artikel 101b genoemde verordeningen en de daarop gebaseerde regelgeving, over op de ambtenaar, bedoeld in artikel 67, tweede lid, onder c.

  • 3. Indien het tijdstip van transitie is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding gaan gedurende de overgangsperiode, in afwijking van het eerste en tweede lid, de bevoegdheden met betrekking tot heffing en invordering van de belastingen en rechten, genoemd in de in artikel 101b genoemde verordeningen, en de daarop gebaseerde regelgeving, van de in die verordeningen en de daarop gebaseerde regelgeving genoemde organen en functionarissen van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, over op de overeenkomstige organen en functionarissen van de openbare lichamen.

Artikel 101d

De bepalingen van de verordeningen, bedoeld in artikel 101b, blijven van toepassing op de in die verordeningen strafbaar gestelde feiten die zich hebben voorgedaan vóór het tijdstip van transitie.

Artikel 101e

  • 1. Voor zover belastingen of rechten op grond van verordeningen als bedoeld in de artikelen 101b en 101g zijn verschuldigd voor een bepaald tijdvak, eindigt dat tijdvak uiterlijk op het tijdstip van inwerkingtreding.

  • 2. Indien een in het eerste lid bedoelde verordening een tijdvak kent dat mede een periode na het tijdstip van inwerkingtreding omvat, worden de voor dat tijdvak verschuldigde belastingen of rechten tijdsevenredig berekend. Voor zover belastingen of rechten reeds zijn betaald over het deel van het tijdvak na het tijdstip van inwerkingtreding, bestaat voor dat deel aanspraak op tijdsevenredige teruggaaf.

  • 3. Bedragen van minder dan USD 5 worden niet geheven of teruggegeven.

Artikel 101f

  • 1. In afwijking in zoverre van hetgeen daarover wordt bepaald in de verordeningen, genoemd in artikel 101b, treedt de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in Hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES, op het tijdstip van transitie in de plaats van de Raad van Beroep voor Belastingzaken, bedoeld in de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940.

  • 2. Indien het tijdstip van transitie is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van titel 8 van hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES wordt gedurende de overgangsperiode in het eerste lid voor «bedoeld in Hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES» gelezen: bedoeld in paragraaf 2b van de Wet geldstelsel BES.

Artikel 101g

De artikelen 101a tot en met 101f zijn mede van toepassing op bij ministeriële regeling aan te wijzen andere landsverordeningen en eilandsverordeningen en daaraan opgehangen regelingen van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

C

In artikel 102 wordt «de inwerkingtreding van deze wet» vervangen door: het tijdstip van transitie.

Artikel 13y

Indien het bij koninklijke boodschap van 26 mei 2009 ingediende voorstel van wet tot invoering van de regelgeving met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (Kamerstukken I 2009/10, 31 957, nr. A) tot wet wordt verheven, wordt in die wet na artikel 22 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

  • 1. Dit artikel is van toepassing indien het tijdstip van transitie niet valt op 1 januari van enig kalenderjaar.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister wie het aangaat kunnen aanvullende regels van overgangsrechtelijke aard worden gesteld die uitsluitend zien op de periode van het tijdstip van transitie tot 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar.

  • 3. De regels, bedoeld in het tweede lid, kunnen inhouden:

    • a. dat een Nederlands-Antilliaanse regeling die niet op de bijlage is vermeld als wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling op de openbare lichamen van toepassing wordt verklaard;

    • b. wijzigingen van een onder a. bedoelde regeling met het oog op de goede werking van deze regeling binnen het Nederlandse staatsbestel;

    • c. afwijkingen van een regeling die op de bijlage staat vermeld met het oog op de goede werking van deze regeling binnen het Nederlandse staatsbestel.

  • 4. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, kan zo nodig worden afgeweken van de wet of algemene maatregel van bestuur.

  • 5. Indien op grond van het derde lid, onder a, bij ministeriële regeling een Nederlands-Antilliaanse regeling als wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling van toepassing wordt verklaard, wordt de doorlopende tekst van die Nederlands-Antilliaanse regeling als bijlage aan deze ministeriële regeling gevoegd.

Artikel 13z

Indien het bij koninklijke boodschap van 26 mei 2009 ingediende voorstel van wet tot Aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (Kamerstukken I 2009/10, 31 959, nr. A) tot wet wordt verheven, wordt in artikel 6.16, tweede lid, van die wet «artikel 6, tweede en derde lid, van de Invoeringswet Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: artikel 6, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 14

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor een goede uitvoering van deze wet nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in deze wet geregelde onderwerpen.

Artikel 15

  • 1. Handelen in strijd met artikel 6, tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

  • 2. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 6, tweede lid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding. Het in het tweede lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

Artikel 16

  • 1. Indien artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen op een eerder tijdstip in werking treedt dan deze wet, blijft tot aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de Nederlands-Antilliaanse gulden de munteenheid van de openbare lichamen.

  • 2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde periode hebben de in Nederlands-Antilliaanse guldens luidende bankbiljetten en munten die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen als wettig betaalmiddel in omloop waren, de hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de openbare lichamen.

  • 3. Verwijzingen naar de dollar, opgenomen in een wettelijk voorschrift, gelden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode als verwijzingen naar Nederlands-Antilliaanse guldens, volgens de omrekenkoers USD 1,00 = NAf. 1,790. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van de artikelen 13a tot en met 13z en 16, die in werking treden op het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt.

Artikel 18

Deze wet wordt aangehaald als: Wet geldstelsel BES.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven