32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen

H VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 augustus 2012

In reactie op een brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 5 maart 20121 heeft de commissie voor Veiligheid en Justitie2 in een brief van 16 maart 2012 aangegeven de overwegingen van de minister te kunnen volgen om de aan de commissie toegezegde aanpassingen van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken separaat te doen plaatsvinden en de verwachting uitgesproken het nieuw ontwerpbesluit in april tegemoet te kunnen zien.

In een brief van 11 juli 2012 licht de minister van Veiligheid en Justitie de ontstane vertraging bij het opstellen van dit ontwerpbesluit toe.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, K. van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 16 maart 2012

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie bedanken u voor uw brief d.d. 5 maart jl. Zij kunnen uw overwegingen om de aan de commissie toegezegde aanpassingen van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken separaat te doen plaatsvinden, volgen. Zij onderschrijven met u het belang van spoedige inwerkingtreding van het ontwerpbesluit als uitwerking van de wet van 24 november 2011 waarbij het DNA-verwantschapsonderzoek is geïntroduceerd (wetsvoorstel 32 168).

De commissie ziet met belangstelling uit naar het aangekondigde nieuwe ontwerpbesluit waarin dus – conform de aan de Kamer gedane toezegging3 – een regeling wordt opgenomen over de waarborgen van de beveiliging van DNA-profielen die worden verstrekt aan deskundigen van externe laboratoria. Zij begrijpen dat er met grote voortvarendheid aan deze aanpassing wordt gewerkt en zien deze, conform de verwachting van de minister, met belangstelling tegemoet in de loop van april.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A. Broekers-Knol

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2012

In mijn brief van 5 maart jl., nr. 5723479/12/6, heb ik de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie toegezegd dat zij het aangekondigde ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, waarin de positie van de DNA-deskundigen van de private laboratoria gelijkgesteld wordt aan die van de DNA-deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut, in de loop van april tegemoet zou kunnen zien. Helaas is het mij, zoals u heeft kunnen vaststellen, niet gelukt om u het ontwerpbesluit binnen deze termijn te doen toekomen.

De reden hiervoor is dat de voorbereidingen die nodig zijn om het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken aan te passen, meer tijd vergen dan aanvankelijk werd verwacht. In mijn brief van 5 maart had ik aangegeven dat de randvoorwaarden die vervuld dienen te worden voordat aan de DNA-deskundigen van de externe laboratoria DNA-profielen kunnen worden verstrekt, nog niet volledig uitgekristalliseerd waren. Deze randvoorwaarden zijn van groot belang om te voorkomen dat DNA-profielen in onbevoegde handen komen en om ervoor te zorgen dat DNA-profielen volgens de voorschriften weer worden vernietigd en dat daar ook op wordt toegezien. Over de inhoud en realisering van de randvoorwaarden is daarom de afgelopen tijd uitgebreid van gedachten gewisseld met de betrokken partijen, te weten het openbaar ministerie, de politie, het NFI, de beheerder van de DNA-databank en de particuliere laboratoria. Uit die gesprekken is gebleken dat alle partijen met u en mij het belang onderschrijven van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degenen wier DNA-profiel het betreft en dat er draagvlak is om de nodige juridische en technische voorzieningen te treffen om die persoonlijke levenssfeer te garanderen. Ook is overeenstemming ontstaan over de inhoud van die voorzieningen. Deze maand vindt daarover ook nog overleg plaats met de Raad van Accreditatie, dat verantwoordelijk is voor het afgeven van de accreditatie aan de hand van de algemene criteria voor het functioneren van beproevingslaboratoria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17 025. De bedoeling van dat overleg is te verkennen op welke wijze de Raad een (controlerende) rol kan vervullen bij het verwezenlijken van de randvoorwaarden.

Met behulp van de bouwstenen die de gesprekken hebben opgeleverd, zal het ontwerpbesluit de komende zomermaanden worden opgesteld. Met de particuliere laboratoria en de betrokken partijen uit de strafrechtsketen is afgesproken dat in september het ontwerpbesluit informeel met hen zal worden besproken. Zoals ik eerder aan u heb toegezegd, zal ik het ontwerpbesluit, zodra dat gereed is voor consultatie, aan de Eerste Kamer voorleggen en, indien gewenst, met haar bespreken. Hierna zal ik het ontwerpbesluit voorleggen aan de gebruikelijke adviesinstanties. Nadat de ingekomen adviezen zijn verwerkt, zal het conceptbesluit kunnen worden voorgehangen bij de beide kamers van de Staten-Generaal.

Ik vertrouw erop u met het voorgaande voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstukken I 2011–2012, 32 168, G.

X Noot
2

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Ester (CU), Swagerman (VVD)

X Noot
3

Toezegging T01436, te raadplegen op <www.eerstekamer.nl> door te zoeken op «T01436».

Naar boven