32 043 Toekomst pensioenstelsel

AQ BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2021

Hierbij zend ik uw Kamer een afschrift van de brief «Verkenning Keuzemogelijkheden bij aanvullend pensioen», die ik op dinsdag 11 mei 2021 naar de Tweede Kamer heb gezonden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2021

In de Kamerbrief principeakkoord vernieuwing pensioenstelsel van 5 juni 2019 is aangekondigd dat het kabinet zal onderzoeken welke keuzemogelijkheden bij aanvullend pensioen op termijn kunnen worden toegevoegd, naast het bedrag ineens op pensioendatum. Tijdens het AO Pensioenonderwerpen van 16 oktober 2019 heeft Kamerlid Van Weyenberg tevens verzocht om een breed onderzoek naar keuzemogelijkheden voor pensioendeelnemers. Bijgevoegd onderzoek1 gaat in op de meest genoemde en voor de hand liggende keuzemogelijkheden:

  • keuze voor de pensioenuitvoerder, die in potentie beter aansluit op voorkeuren van de deelnemer

  • keuze voor het beleggingsprofiel met meer of minder risico of met meer of minder groen beleggen

  • keuze voor voortijdig aanwenden van pensioenvermogen, bijvoorbeeld voor aflossen eigenwoningschuld

  • keuze voor een tijdelijk lagere premie, meer inkomen nu en een lager pensioen later.

Bevindingen bij keuzemogelijkheden

Het rapport beschrijft op basis van beschikbare literatuur de implicaties van de voorgestelde varianten. Daarbij is aandacht besteed aan de juridische haalbaarheid en uitvoeringsgevolgen, maar ook aan gevolgen en risico’s voor de deelnemer en voor het collectief. Voor de vier keuzemogelijkheden volgt hieronder een samenvatting van de bevindingen. Het rapport geeft het hele overzicht.

De keuze voor de pensioenuitvoerder betekent dat een deelnemer een uitvoerder kan kiezen die meer aansluit bij voorkeuren omtrent bijvoorbeeld groen beleggen, de wijze van communicatie/dienstverlening met deelnemers of die bijvoorbeeld lagere uitvoeringskosten heeft. Er zijn echter ook uitdagingen aan verbonden:

  • De vrije keuze van een pensioenuitvoerder is niet te verenigen met risicodeling, zoals voorzien in het nieuwe pensioencontract of de verbeterde premieregeling met solidariteitsreserve.

  • Deze keuze is naar verwachting niet verenigbaar met behoud van de verplichtstelling en vergt fundamentele discussie over taakafbakening.

  • Vrije keuze voor een uitvoerder van een regeling op sectorniveau, of op niveau van de werkgever, lijkt niet uitvoerbaar. Als de inhoud van de regeling echter geheel overgelaten wordt aan de deelnemer die hierbij eigen keuzes kan maken óf als er een voorgeschreven gestandaardiseerde pensioenregeling komt, dan zijn er wel mogelijkheden voor een werkbare uitvoering

  • Voor uitvoeringslasten moet rekening gehouden worden met grote uitdagingen voor pensioenuitvoerders en werkgevers die gaan leiden tot kostenstijgingen.

Keuze voor beleggingsprofiel, zo beschrijft het rapport, betekent dat de deelnemer keuzes kan maken zodat de wijze waarop belegd wordt, beter aansluit bij zijn risicohouding en -draagkracht, maar ook bij andere voorkeuren, bijvoorbeeld op gebied van duurzaamheid. Deze vorm van keuzevrijheid is uitvoerbaar bij een verbeterde premieregeling, maar lijkt moeilijk uitvoerbaar bij een regeling met solidariteitsreserve die gevuld wordt uit collectief behaald rendement.

Keuze voor het voortijdig aanwenden van het pensioenvermogen geeft huishoudens de mogelijkheid het pensioen beter te laten aansluiten op hun financiële situatie, bijvoorbeeld tijdens het «spitsuur» van het leven. Met deze keuze zouden er meer financiële middelen beschikbaar komen om de kosten van de woning en een jong gezin te kunnen dragen. Er zijn echter nadelen aan verbonden:

  • Omdat oudere werknemers aanzienlijk meer op te nemen pensioenvermogen bezitten, is er mogelijk een prijsopdrijvend effect op de woningmarkt als het pensioengeld daar besteed wordt. De toegang tot de woningmarkt wordt dan niet vergroot voor koopstarters.

  • Per saldo ontstaat het risico voor jongere deelnemers dat veel pensioenopbouw wordt misgelopen in ruil voor een relatief bescheiden bijdrage aan de aankoop van de woning of het aflossen van de hypotheek. Het rapport toont een rekenvoorbeeld waar 5.000 euro meer nu vrij beschikbaar voor een jonge deelnemer betekent dat er later 40.000 euro minder pensioenvermogen zal zijn opgebouwd.

  • De uitvoering wordt aanzienlijk moeilijker naarmate meer restricties gesteld worden, zoals aan de omvang van het bedrag of aan de bestedingsdoelen. Voorwaarden zullen nodig zijn om foute keuzen te voorkomen – die immers niet te herstellen zijn als de deelnemer zich dat (te laat) beseft.

Keuze voor een tijdelijk lagere premie geeft deelnemers tijdelijk meer financiële ruimte – bijvoorbeeld in een dure fase van het leven. Ook hier geldt dat jonge deelnemers die minder premie inleggen later een lagere pensioenuitkering zullen krijgen. Het rapport laat zien dat deze keuzemogelijkheid meer ruimte biedt aan niet-rationeel gedrag bij pensioen: onderspaarders kiezen net zo vaak voor een premiestop als overspaarders en omgekeerd, overspaarders kiezen net zo vaak voor extra premie-inleg als onderspaarders. Daarnaast geldt ook hier dat uitvoering complexer wordt naarmate meer restricties gesteld worden aan de hoogte van de premieverlaging en het gebruik van de bespaarde premie.

Het rapport doet geen aanbevelingen. Het rapport is opgesteld door PWC in opdracht van SZW en is begeleid door een klankbordgroep bestaande uit betrokken ministeries en toezichthouders AFM en DNB. De Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars hebben inbreng geleverd op de rapportage.

Het kabinet legt het rapport zonder nadere standpuntbepaling aan u voor.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

Naar boven