31 924 XIII
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken 2008

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (XIII)

Aangeboden 20 mei 2009

Omvang gerealiseerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten 2008 per beleidsartikel van het Ministerie van Economische Zaken

Gerealiseerde verplichtingen 2008 (in mln €)(totaal € 3 526,7 mln)

kst-31924-XIII-1-1.gif

Gerealiseerde uitgaven 2008 (in mln €)(totaal € 2 141,2 mln)

kst-31924-XIII-1-2.gif

Gerealiseerde ontvangsten 2008 (in mln €)(totaal € 8 616,0 mln)

kst-31924-XIII-1-3.gif

Inhoudsopgave Blz.

A.Algemeen7
 Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening7
 Leeswijzer11
   
B.Beleidsverslag13
 Beleidsprioriteiten17
   
 Beleidsartikelen33
 1. Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa33
 2. Een sterk innovatievermogen45
 3. Een concurrerend ondernemingsklimaat60
 4. Doelmatige en duurzame energiehuishouding73
 5. Internationale economische betrekkingen89
 8. Economische analyse en prognoses102
 9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken104
 10. Elektronische communicatie en post109
   
 Niet-beleidsartikelen122
 21. Algemeen122
 22. Nominaal en onvoorzien125
 23. Afwikkeling oude verplichtingen126
   
 Bedrijfsvoeringsparagraaf127
   
C.Jaarrekening129
 De verantwoordingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken129
 Saldibalans en toelichting130
   
 Baten-lastendiensten140
 De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten140
 Toelichting bij de baten-lastendiensten141
   
D.Bijlagen162
 Toezichtsrelaties en ZBO’s/RWT’s162
 Topinkomens165
 Aanbevelingen Algemene Rekenkamer166
 Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel168

A. ALGEMEEN

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Economische Zaken aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, het departementale jaarverslag over het jaar 2008 van het Ministerie van Economische Zaken aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2008 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administratie;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de betrokken saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008;

b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2008, die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2008 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2008, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2008 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Economische Zaken,

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

1. Opbouw Jaarverslag en afwijkingen van de rijksbegrotingsvoorschriften.

2. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens.

3. Resultaatverantwoordelijkheid versus systeemverantwoordelijkheid.

4. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

1. Opbouw Jaarverslag en afwijkingen van de rijksbegrotingsvoorschriften

Het Jaarverslag bevat een beleidsverslag en een jaarrekening. Het beleidsverslag bevat informatie over het gevoerde EZ beleid. In de jaarrekening worden de financiële gevolgen van het gevoerde beleid verantwoord.

Resultaten van beleid worden zo veel mogelijk met prestatie-indicatoren toegelicht. Deze prestatie-indicatoren zijn terug te vinden in het beleidsartikelendeel van het beleidsverslag. Dit geldt ook voor de prestatie-indicatoren van beleid dat door agentschappen wordt uitgevoerd.

De EZ-begroting wijkt op een aantal punten af van de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). Zo worden bijvoorbeeld bij de beleidsartikelen verplichtingenramingen in plaats van uitgavenramingen gespecificeerd. Verder worden de budgettaire en financiële gevolgen van beleid in de beleidsartikelen verantwoord en niet in het beleidsprioriteitendeel van het Jaarverslag 2008; dit om onnodige dubbellingen te voorkomen. De beleidsmatige conclusies die getrokken worden op basis van dit jaarverslag zijn verwerkt in zowel het beleidsprioriteitendeel als in de beleidsartikelen. Het Jaarverslag 2008 is een spiegel van de begroting 2008. Daar waar de begroting 2008 afwijkt van de voorschriften volgt het Jaarverslag 2008 de begroting 2008. Enkele artikelen kennen een iets grotere omvang dan de RBV voorschrijft. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de betreffende artikelen een groot aantal instrumenten en activiteiten kent. Een reductie tot 10 pagina’s zou in deze gevallen de informatiewaarde dusdanig aantasten dat het afleggen van een goede verantwoording in het gedrang komt.

In de beleidsagenda van 2008 was een overzicht opgenomen van de voor EZ relevante pijlers van het Beleidsprogramma van het Kabinet, Samen werken, samen leren. Op het moment van schrijven van de begroting 2008, in het voorjaar van 2007, was nog niet ten volle duidelijk op welke terreinen van het Beleidsprogramma het Ministerie van Economische Zaken een bijdrage zou gaan leveren. Het overzicht van de pijlers in begroting 2008 is derhalve niet compleet en correct. In de beleidsprioriteiten van het Jaarverslag 2008 zijn wel alle relevante doelstellingen van het beleidsprogramma opgenomen. Per doelstelling wordt aangegeven wat de prestaties in 2008 waren.

2. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het Jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de CW 2001 en de RBV 2009. De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid (RPE) en het Referentiekader Mededeling over de Bedrijfsvoering.

Ter borging van de betrouwbaarheid van de informatie inzake prestatie-indicatoren (pi’s) in de begroting en het Jaarverslag, heeft de AD net als in voorgaande jaren een audit uitgevoerd.

3. Resultaatverantwoordelijkheid versus systeemverantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het scheppen van de juiste voorwaarden voor het realiseren van duurzame economische groei. Het zijn vervolgens de ondernemers die de economische groei moeten maken. Voor een goede werking van de economie is het nodig dat private partijen zowel binnen als op basis van bepaalde randvoorwaarden hun gang kunnen gaan. EZ tracht deze randvoorwaarden te creëren en/of te borgen door bijvoorbeeld het opheffen van tegenstrijdige regelgeving, door te bemiddelen tussen bedrijven en publieke kennisinstellingen en door meer ruimte te creëren voor ondernemerschap. Op het gebied van marktwerking, kennis- en innovatiebeleid, ondernemingsklimaat, ICT en telecom en het economische buitenlandbeleid is EZ echter één van de relevante partijen. Tal van externe factoren, zoals bijvoorbeeld de conjunctuurontwikkeling, hebben ook invloed op deze gebieden. De eigen sturing op de mate van doelbereik wordt hierdoor beperkt. Gelet op het voorwaardenscheppende karakter van het beleid, is dan ook sprake van een systeemverantwoordelijkheid in plaats van een resultaatverantwoordelijkheid voor de Minister van Economische Zaken. Dit betekent dat het accent in dit Jaarverslag ligt op de wijze waarop EZ invulling heeft gegeven aan de inrichting van het «beleidssysteem». Uiteraard gebeurt dit nadrukkelijk in de context van de beleidsresultaten.

4. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen

De personele uitgaven van het kernministerie EZ die direct verband houden met beleidsuitgaven zijn verbijzonderd naar de betreffende artikelen. De personele uitgaven voor de Directoraten-Generaal die onder het kernministerie vallen, zijn geraamd bij de beleidsartikelen 1 tot en met 5 en 10. De personele uitgaven worden verantwoord op basis van de personele bezetting (in fte’s) en de gemiddelde loonsom per fte. Als verdeelsleutel over de artikelen is het aantal fte’s per beleidsartikel gehanteerd.

De in dit opzicht als indirect te beschouwen personele uitgaven van het kernministerie (algemene leiding, stafdirecties) worden verantwoord op artikel 21 Algemeen. De materiële uitgaven van het kernministerie en de overige apparaatsuitgaven van het ministerie worden eveneens verantwoord op artikel 21 Algemeen. Er heeft geen toerekening van deze uitgaven aan de beleidsartikelen plaatsgevonden.

Voor de diensten van EZ (de Consumentenautoriteit, NMa, SodM, CPB) geldt dat de integrale apparaatsuitgaven zijn verantwoord op de betreffende beleidsartikelen (respectievelijk de artikelen 1, 4 en 8).

Voor de baten-lastendiensten (SenterNovem, EVD, Agentschap Telecom en Octrooicentrum Nederland) geldt een andere systematiek. De vergoedingen van EZ aan deze baten-lastendiensten worden verantwoord op de beleidsmatig daarvoor in aanmerking komende artikelen. De paragrafen inzake de baten-lastendiensten geven inzicht in de apparaatsuitgaven van SenterNovem, EVD, Agentschap Telecom en Octrooicentrum Nederland.

De bijdragen van EZ aan de zelfstandige bestuursorganen CBS en OPTA worden verantwoord op artikel 9 respectievelijk 10.

B. BELEIDSVERSLAG

Kerncijfers 2008

Op verzoek van de Tweede Kamer heeft het Ministerie van Economische Zaken een aantal kerncijfers voor 2008 en 2007 op een rij gezet. De hieronder genoemde instrumenten zijn met een uitgebreidere beschrijving en de financiële consequenties terug te vinden in de beleidsprioriteiten en de beleidsartikelen van dit Jaarverslag.

Macro-economische ontwikkelingen
 20072008
Feitelijke groei BBP3,5%2%
Groei arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in de marktsector1,8%0,8%
Groei bedrijfsinvesteringen4,8%9,8%
Het Nederlandse bedrijfsleven
 20072008
Totaal aantal bedrijven in Nederland796 048818 545
Aantal starters97 678106 976
Aantal bedrijfsbeëindigingen95 90397 388
Percentage MKB bedrijven dat de laatste drie jaar nieuwe producten op de markt heeft gebracht33%27%
Aantal internationaal opererende bedrijven in Nederland (Ondernemingen die importeren en/of exporteren)113 987121 279

Bron: Kamers van Koophandel, Dunn & Bradstreet, 2009, EIM-database «Determinanten bedrijfsprestaties»

Definitie MKB: bedrijven met 0–100 werknemers

Inzet EZ

Innovatie (beleidsartikel 2)
 20072008
Aantal verstrekte innovatievouchers5 8008 000
Verzilveringspercentage van in voorafgaande jaar verstrekte vouchers56%58%
Aantal IPC’s429
Aantal deelnemende bedrijven62712
Aantal verstrekte innovatiekredietennvt10 (€ 19 mln)
Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO13 00013 450
Innovatieprogramma’s: deelnemende bedrijven en instellingen1 0001 500
Aantal gestarte SBIR-projecten1946
Financiering (beleidsartikel 3)
 20072008
Aantal verstrekte garanties BBMKB3 3762 915
Bedrag aan garanties Groeifaciliteit€ 9,95 mln€ 23,2 mln
Regionale economische structuurversterking (beleidsartikel 3)
 20072008
Aantal projecten Pieken in de Delta6877
Realisatie geherstructureerde bedrijventerreinen per 1 januari1 672 hectare (48% van einddoel)2 567 hectare (73% van einddoel)
Realisatie nieuwe bedrijventerreinen per 1 januari320 hectare (5% van einddoel)323 hectare (5% van einddoel)

Aantal bezoeken Antwoord voor Bedrijven maart – december 2008 (beleidsartikel 3)

kst-31924-XIII-1-4.gif
Duurzame energie (beleidsartikel 4)
 20072008
Toegekende SDE-subsidiesnvt215 Megawatt (beschikbaar: 665 MW)
Internationaal (beleidsartikel 5)
 20072008
Aantal economische missies616
Aantal bedrijven dat dankzij Programma Starters Buitenland (PSB) internationaal is gaan ondernemen335349
Omvang aangetrokken investeringen (NFIA)€ 578 mln (155 projecten)€ 667 mln (182 projecten)
Aantal unieke Nederlandse bedrijven dat in het klantenbestand van de EVD staat ingeschreven en één of meer producten afneemt42 01851 018
ICT (beleidsartikel 10)
 20072008
Aantal projecten Maatschappelijke sectoren en ICT1022

Inleiding

Het jaar 2008 had twee gezichten. De structuur van de Nederlandse economie was goed op orde, met een lage werkloosheid en inflatie, een begrotingsoverschot en gematigde loonontwikkeling. Het was echter ook een jaar van een verslechterende conjunctuur, die startte met de kredietcrisis en zich snel uitspreidde over de reële economie. Vooral in het laatste kwartaal van 2008 manifesteerde dit zich.

In reactie op de kredietcrisis heeft het Ministerie van Economische Zaken in het laatste kwartaal van 2008 veel geïnvesteerd in het monitoren en analyseren van de economische ontwikkelingen en het agenderen en uitwerken van passende beleidsacties, onder meer resulterend in het eerste pakket van maatregelen van het Kabinet in november 20081. Een belangrijke maatregel die EZ nam is de uitbreiding van de garantieregeling voor het MKB (BBMKB). Over de economische ontwikkelingen en mogelijke oplossingsrichtingen stond en staat EZ in nauw contact met individuele ondernemers, het (georganiseerd) bedrijfsleven en vakbonden.

Verder stond 2008 als geheel vooral in het teken van economische structuurversterking.

De acties en resultaten van EZ in 2008 kunnen worden gerangschikt naar drie prioriteiten:

1. EZ zorgt dat bedrijven meer ruimte krijgen om te ondernemen en te vernieuwen

2. EZ zorgt ervoor dat consumenten sterker staan en hun recht kunnen laten gelden

3. EZ zorgt ervoor dat onze energie schoon en zeker is en onze telecommunicatie veilig en betrouwbaar

In de beleidsprioriteiten vindt u de belangrijkste beleidsconclusies voor 2008 (paragraaf 1), een analyse van de economische ontwikkelingen in het afgelopen jaar (paragraaf 2) en een feitelijke schets van de belangrijkste beleidsresultaten van EZ (paragraaf 3 t/m 5).

De invulling van de beleidsprioriteiten valt grotendeels samen met het realiseren van de doelstellingen van het Beleidsprogramma van het Kabinet, Samen werken, samen leven. Daarom zijn de prestaties van EZ in 2008 zo veel mogelijk gerangschikt naar de relevante kabinetsdoelstelling. De doelstellingen die niet in het Beleidsprogramma staan, zijn gerangschikt naar de ordening in de beleidsagenda van de begroting 2008.

In onderstaande tabel is weergegeven hoe de prioriteiten en kabinetsdoelstellingen zich verhouden tot de begrotingsartikelen van het Jaarverslag.

Kabinets- doelstel- ling/projectOmschrijvingBeleidsartikel/Operationeel DoelRelevante beleidsnota’s
Prioriteit I: EZ zorgt dat bedrijven meer ruimte krijgen om te ondernemen en te vernieuwen
9Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland.5, OD 2Beleidsagenda Internationaal Ondernemen (TK 2007–2008, 31 380, nr. 1)
10Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland willen vestigen.5, OD 3 
14Het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie.2, OD 2, 3Voortgangsrapportage Innovatieprogramma’s (TK 2008–2009, 27 406, nr. 122)
15Meer zelfstandige ondernemers met personeel en meer snelle groeiers in 2011.3, OD 2Industrie, een wereld van oplossingen (TK, 2007–20 008, 29 826, nr. 32)
16Minder regels, minder instrumenten, minder loketten3, OD 2Plan van aanpak regeldruk bedrijven EZ (TK 2008–2009, 29 515, nr. 272) Voortgangsrapportage Regeldruk Bedrijven (TK 2008–2009, 29 515, nr. 269)Naar een effectief EZ-instrumentarium voor ondernemers: helder, samen-hangend en toegankelijk (TK 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 47)
17Een slagvaardige aanpak van economische ontwikkeling in top- en grensregio’s3, OD 3Gebiedsgerichte economische perspectieven en Interdepartementaal beleidsonderzoek Regionaal Economisch Beleid; Pieken in de Delta resultaten tender 2007 (TK 2008–2009, 29 697, nr. 14)
23Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jr.3, OD 3Eindadvies Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinenKabinetsreactie eindadvies(TK 2008–2009, 31 253, nr. 6 en 8)
projectNederland Ondernemend Innovatieland2, OD 310, OD 3Lange Termijn Strategie Nederland Ondernemend Innovatieland (TK 2007–2008, 27 406, nr. 120)
    
Prioriteit II: EZ zorgt ervoor dat consumenten sterker staan en hun recht kunnen laten gelden
Met vertrouwen de markt op1, OD 1, 2, 3Agenda 2008 Consumentenautoriteit (TK 2007–2008, 27 879, nr. 17)
Extra ondersteuning van consumenten waar nodig4, OD 110, OD 1 
    
Prioriteit III: EZ zorgt ervoor dat onze energie schoon en zeker is en onze telecommunicatie veilig en betrouwbaar
22Het stimuleren van duurzame consumptie en productie4, OD 3Voortgang Bel-me-niet-register en 0900-nummers (TK 2007–2008, 30 537, nr. 23)
projectSchoon en Zuinig4, OD 3Innovatieagenda Energie (TK 2008–2009, 31 530, nr. 1)Werkprogramma Schoon en ZuinigWarmte op Stoom (TK 2008–2009, 31 209, nr. 42 en 67)
Zekerstellen van voldoende betaalbare energie4 OD 1, 2Energierapport 2008 (TK 2007–2008, 31 510, nr. 1)Evaluatie Mijnbouwwet (TK 2007–2008, 31 349, nr. 1)
Veilige en betrouwbare elektronische communicatie10, OD 2, 3ICT Agenda (TK 2007–2008, 26 643, nr. 125)

1. Beleidsconclusies

In 2008 schetste EZ zijn beleidsvoornemens en lange termijn ambities voor de belangrijkste beleidsterreinen in een aantal grote beleidsnota’s. Zoals het Energierapport 20081, de Industriebrief2, de Lange Termijn Strategie Nederland Ondernemend Innovatieland3, de Beleidsagenda Internationaal Ondernemen4  en de ICT-agenda 2008–20115. Dat betekent niet dat het in 2008 bij voornemens is gebleven. Op het merendeel van de beleidsterreinen van EZ zijn de maatregelen zoals aangekondigd in de begroting 2008 gerealiseerd en zijn de verwachte resultaten geboekt.

Beleidsprioriteit I: EZ zorgt dat bedrijven meer ruimte krijgen om te ondernemen en te vernieuwen

Een investeringsbeslissing om te groeien of te innoveren blijft altijd de primaire verantwoordelijkheid van de ondernemer. Daar kan en wil het Ministerie van Economische Zaken zich niet mee bemoeien. Wel heeft EZ er in 2008 voor gezorgd dat een ondernemer bij het nemen van investeringen zo min mogelijk drempels tegenkomt. Bijvoorbeeld waar het gaat om innovatieve investeringen door het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). De EZ innovatie-instrumenten zijn in 2008 zeer goed benut door MKB bedrijven en hebben ervoor gezorgd dat de stap richting kennisinstellingen makkelijker kon worden gezet (innovatievouchers), dat de inzet van R&D-personeel fiscaal nog aantrekkelijker werd (uitbreiding WBSO) en dat ondernemers een duwtje kregen in de richting van innovatieve samenwerking met andere bedrijven (Innovatie Prestatie Contracten). Vooral succesvol was de introductie en de volledige benutting van het budget van het Innovatiekrediet. Er blijkt een behoefte bij het MKB te bestaan aan financiering voor risicovolle innovatieprojecten. Het innovatiekrediet zal daarom worden gecontinueerd en uitgebreid tot in totaal € 40 mln.

Op het terrein van het financieringsinstrumentarium waren de ervaringen wisselend. De Borgstellingsregeling voor het MKB (BBMKB) kende een goede benutting en zorgde ervoor dat financiering toegankelijk bleef voor MKB-bedrijven. De gebruikmaking van de uitbreidingsmogelijkheden van de BBMKB bleef in 2008 echter nog wat achter. Hetzelfde geldt voor de benutting van de Groeifaciliteit. Dit komt niet door een gebrek aan belangstelling bij bedrijven, maar heeft ermee te maken dat implementatie door de banken meer tijd heeft gevergd dan aanvankelijk verwacht. De bekendheid van beide instrumenten bij banken en andere financiers is daarom een aandachtspunt voor komende jaren.

Wat betreft de reductie van regeldruk ligt EZ op schema bij de realisatie van de departementale doelstelling van 25,5% reductie van administratieve lasten (AL). De komende jaren zal de Aanbestedingswet, die in 2009 naar de Tweede en Eerste Kamer gaat, een belangrijke factor zijn bij het behalen van de doelstelling. Deze wet wordt vanuit het oogpunt van AL-reductie nauwlettend in de gaten gehouden. Naar aanleiding van het verwerpen van de Aanbestedingswet is bij het opstellen van een nieuw wetsvoorstel een aantal uitgangspunten geformuleerd. Zo worden alle belanghebbenden nauw worden betrokken bij het opstellen van het voorstel. Ook zal het nieuwe wetsvoorstel geen wet op hoofdlijnen worden.

Een belangrijke vooruitgang is geboekt als het gaat om het overheidsloket Antwoord voor Bedrijven (AvB). In de loop van 2008 heeft AvB zich steeds meer ontwikkeld tot hét loket voor ondernemers, getuige de sterk gestegen bezoekersaantallen gedurende het jaar. Zo is in het kader van de crisis voor ondernemers inzichtelijk gemaakt welke instrumenten voor hen relevant zijn en zijn belangrijke signalen van ondernemers doorvertaald naar beleid en beleidsmaatregelen in het kader van de crisis.

Internationaal gezien heeft de strategische reisagenda geleid tot een meer integrale benadering van kansrijke buitenlandse markten en sectoren. Helaas kwam de Doha ronde in het kader van de WTO in de zomer van 2008 niet tot een succes. De aandacht van EZ voor de WTO en het internationale vrijhandelsverkeer blijft onverminderd groot, mede vanuit het oogpunt van de internationale economische crisis. Op de buitenlandse investeringen in Nederland was de crisis in 2008 nog niet van invloed, getuige het recordaantal investeringen dat in 2008 naar Nederland is gehaald.

Beleidsprioriteit II: EZ zorgt ervoor dat consumenten sterker staan en hun recht kunnen laten gelden

In 2008 is de positie van de consument op de markten voor energie, telecom en post verder versterkt. De Nederlandse consument heeft, onder meer door de wetswijzigingen in de Telecommunicatiewet en het wetsvoorstel Verbetering werking elektriciteits- en gasmarkt, meer keuzemogelijkheden gekregen voor verschillende aanbieders, zal minder drempels tegenkomen voor het overstappen naar een andere aanbieder en heeft meer inzicht gekregen in de kosten van producten zoals energie en 0900-nummers.

De openstelling van de postmarkt heeft enige vertraging opgelopen ten opzichte van de oorspronkelijke planning. Uiteindelijk zijn er eind 2008 en begin 2009 belangrijke stappen gezet om alsnog tot openstelling van de postmarkt over te kunnen gaan. Naast gunstige ontwikkelingen op de Duitse en Britse postmarkt, biedt de tussen de nieuwe postbedrijven en de vakbonden gesloten CAO gecombineerd met een «wettelijke stok» voldoende waarborgen voor een sociale bodem in de arbeidsverhoudingen. Daarmee zijn de belangrijkste belemmeringen voor openstelling van de hele postmarkt weg genomen.

Beleidsprioriteit III: EZ zorgt ervoor dat onze energie schoon en zeker is en onze telecommunicatie veilig en betrouwbaar

In het kader van een duurzame energiehuishouding is in 2008 een flinke slag gemaakt. Het Werkprogramma Schoon & Zuinig draait op volle toeren, alle 88 acties uit het werkprogramma zijn in gang gezet1. In 2009 wordt een uitgebreide systematiek geïmplementeerd om de voortgang van Schoon en Zuinig jaarlijks te monitoren en in 2010 vindt een tussenevaluatie plaats.

Verder stond 2008 in het teken van de inwerkingtreding van de SDE, die het afgelopen jaar helaas nog een onderuitputting kende. Vooral de realisatie van wind op land bleef achter vanwege vertragingen bij de aanvraag van vergunningen. Met de inwerkingtreding van de Rijkscoördinatieregeling in maart 2009 en de in 2008 gemaakte afspraken met provincies en gemeenten wordt er hard aan gewerkt om het vergunningverleningsproces te versnellen.

Op internationale ranglijsten staat Nederland al jaren in de top 10 als het gaat om dienstverlening en ICT. Die positie hebben we in 2008 behouden en via divers beleid versterkt. Zoals de verbetering van de elektronische dienstverlening door de overheid met e-factureren en het gebruik van open standaarden in de (semi-)publieke sector. De rijksbrede ICT-agenda heeft de koers uitgezet voor hoe Nederland die positie ook in de toekomst kan vasthouden. Voor de zomer van 2009 volgt een implementatieplan voor deze agenda.

In 2008 zijn de voorbereidingen getroffen voor de veiling van de frequentieruimte voor digitale omroep (voorheen TDAB) en de frequentieruimte voor mobiele communicatie in de 2,6 GHz-band. In 2009 wordt begonnen met de verdeling van deze frequentieruimte. Momenteel wordt bezien of het wetsvoorstel tot aanpassing van de Telecommunicatiewet om de Nota Frequentiebeleid 2005 te implementeren, nog voldoet.

2. Een einde aan de economische groei

De Nederlandse economie bevond zich eind 2007 in de top van een hoogconjunctuur met een kwartaal-op-kwartaal groei van ruim boven de 1%. In het 1e kwartaal van 2008 begon de economie wat af te koelen tot een bescheiden kwartaal-op-kwartaal groei van 0,3%. Daarna begonnen de effecten van de afzwakkende wereldeconomie grip op de Nederlandse economie te krijgen. Het 2e en 3e kwartaal van 2008 lieten een krimp zien van 0,1% en 0,3%. Na half september (omvallen van de Amerikaanse bank Lehman Brothers) werd de Nederlandse economie ook direct geraakt door de kredietcrisis. De AEX daalde eind november tot een toenmalig dieptepunt van 222 punten. Sindsdien zijn de effecten van de financiële crisis op de reële economie verder verergerd. De Nederlandse economie kromp in het vierde kwartaal van 2008 met 0,9%. Hiermee komt de groei over heel 2008 uit 2%, wat grotendeels is te danken aan statistische overloopeffecten uit 2007.

Sinds het voorjaar van 2008 bevindt de Nederlandse economie zich in een recessie. De hoogconjunctuur piekte eind 2007, de conjunctuur begon begin 2008 al om te slaan. De recessie begon als gevolg van de inzakkende wereldhandel en snel wegzakkende vertrouwen in de economie. De beide factoren werden eind 2008 versterkt en verergerd doordat de problemen op de Amerikaanse financiële markten oversloegen naar de Europese en dus Nederlandse financiële sector. De uitbreiding van de crisis op de reële economie is terug te zien in statistieken over de afgelopen maanden (zie onderstaande tabel). De ontwikkeling van de indicatoren in de tabel laat duidelijk de effecten van de financiële crisis op de reële economie zien.

Het jaar 2008 is afgesloten in grote onzekerheid. De wereldhandel zakt steeds verder weg, daarvan heeft een open economie als de Nederlandse veel last. Het vertrouwen in de economie is ver te zoeken en consumenten zijn huiverig om grote aankopen te doen, waardoor ook de woningmarkt hapert. De financiële markten lijken wat gestabiliseerd, maar de AEX noteert begin 2009 nieuwe dieptepunten.

 gem. 2001–2007niveausmutaties t.o.v. zelfde maand vorig jaarmaand-op-maand mutaties
  nov-08dec-08jan-09feb-09nov-08dec-08jan-09nov-08dec-08jan-09
orderontvangsten industrie11039583  – 22%– 31% – 17%12% 
gem. orderportefeuille woningbouw in maanden877  – 21%– 23% 8%1% 
aantal faillissementen472472478  25%53% 17%1% 
omzet industrie1108125114  – 13%– 16% – 15%– 8% 
omzet detailhandel (volume)1102105124  – 4%0% – 5%18% 
werkloosheid instroom per maand28 12521 06624 245  – 16%33% 8%15% 
kredietverlening aan bedrijfsleven in mln euro2,176266253  15%12% 0%– 1% 
woninghypotheken in mln euro2330407382  8%7% 0%– 1% 
producentenvertrouwen niveau31– 9– 21– 20– 23      
consumentenvertrouwen3– 14– 29– 28– 30– 30      
aantal overgedragen woningen17 00011 61916 7808 700 – 36%– 15%– 29%– 30%44%– 48%

1 index, jaar 2000 = 100

2 gemiddeld stand kredietverlening, mutaties zijn inclusief correcties voor z.g. securitisaties (bron: DNB)

3 negatief (positief) niveau duidt op dalend (groeiend) vertrouwen

3. Beleidsprioriteit I: EZ zorgt dat bedrijven meer ruimte krijgen om te ondernemen en te vernieuwen

Ondernemerschap en innovatie zorgen voor de noodzakelijke dynamiek van de economie en zijn de motor achter economische groei. Uit de in 2008 gepubliceerde Industriebrief1 bleek dat de structurele positie van Nederland goed is, maar dat er nog knelpunten moeten worden aangepakt om onze positie op lange termijn te behouden. In 2008 is gewerkt aan het versterken van het innovatief vermogen van het MKB, een aantrekkelijk ondernemingsklimaat en het wegnemen van onnodige regeldruk.

BeleidsprogrammaDoelstelling 9: Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland

Om bedrijven een betere toegang te geven tot kansrijke export- en investeringsmarkten heeft EZ in 2008 16 economische missies georganiseerd. Hieraan hebben 500 bedrijven deelgenomen. Uit evaluatie-enquêtes blijkt dat 80% van de deelnemende ondernemers de missies als (zeer) succesvol beschouwt. De strategische reisagenda was leidend voor de missies. Dit heeft geleid tot goede samenwerkingsverbanden met collega-bewindspersonen en andere belanghebbenden. Zoals de missie naar Brazilië, waar de Staatssecretaris van EZ samen met de burgemeester van Rotterdam de basis legde voor een structurele samenwerking op het gebied van havens, maritiem transport en scheepsbouw.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) was een vast onderdeel van de economische missies, zoals bij de missies naar Egypte, Vietnam, de Golfstaten, Turkije, China, Indonesië en Marokko.

Ter versterking van het internationale energiebeleid zijn in 2008 eveneens bilaterale bezoeken georganiseerd naar landen die voor de energievoorziening van belang zijn, zoals Rusland, Saoedi-Arabië en Algerije.

De zomer van 2008 stond in het teken van een nieuwe Doha-ronde van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Nederland en de Europese Unie hebbenzich tijdens de onderhandelingen hard gemaakt voor een succesvolle afronding. Helaas ontbrak het uiteindelijk aan politieke wil om te komen tot een goed eindresultaat voor afspraken op hoofdlijnen voor landbouw en industriegoederen.

BeleidsprogrammaDoelstelling 10: Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederland willen vestigen

Het afgelopen jaar heeft de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), dat in 2008 werd ondergebracht bij de EVD, het EZ-agentschap voor internationaal ondernemen, een record aan buitenlandse investeringen naar Nederland gehaald. In totaal werden 182 bedrijven naar Nederland gehaald met een waarde van € 667,08 mln.

Veel buitenlandse investeerders in Nederland zijn industriële bedrijven die lijden onder de crisis. Vanaf het laatste kwartaal van 2008 zijn de contacten van de NFIA met de bestaande buitenlandse investeerders in Nederland geïntensiveerd, om zo tijdig te kunnen signaleren hoe bedrijven inspelen op de crisis en daarop tijdig te reageren.

BeleidsprogrammaDoelstelling 14: Het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie

Bij de versterking van het innovatief vermogen van de economie zijn de speerpunten van EZ:

1. Meer (MKB-)bedrijven die technologische kennis ontwikkelen en benutten

2. Topprestaties op innovatiethema’s

1. Meer bedrijven die technologische kennis ontwikkelen en benutten

De Nederlandse economie is in de toekomst alleen concurrerend als het bedrijfsleven voldoende investeert in nieuwe producten en productieprocessen. De private uitgaven voor Research en Development (R&D) in Nederland blijven echter achter op concurrerende landen. Vooral in het MKB is nog veel potentieel voor vernieuwing aanwezig. EZ heeft in 2008 verschillende instrumenten ingezet EZ om het MKB innovatiever te maken.

In 2008 zijn 8000 Innovatievouchers verstrekt, die ondernemers ondersteunen bij de inkoop van kennis bij een kennisinstelling. Dit jaar was voor het eerst mogelijk voor ondernemers uit de primaire landbouw en visserij om van de regeling gebruik te maken (14% van de aanvragen) en om een voucher in te zetten voor het aanvragen van een octrooi (9% van de aanvragen). De evaluatie van de regeling geeft een positief beeld: de vouchers leiden tot 80% meer opdrachten aan kennisinstellingen, die ondernemers anders niet of later zouden verstrekken.

Er zijn in het afgelopen jaar 29 Innovatie prestatie contracten (IPC’s) toegekend, een flinke uitbreiding ten opzichte van de 4 IPC’s in 2007. Via IPC’s worden MKB-bedrijven gestimuleerd om gezamenlijk in innovatie te investeren. In 2008 waren 712 bedrijven betrokken bij een IPC.

Het Innovatiekrediet is medio 2008 geïntroduceerd en zorgt ervoor dat interessante R&D investeringen die, te risicovol zijn voor normale kredietverstrekkers, toch een kans krijgen. Het budget voor innovatiekredieten van € 19 mln is in 2008 volledig uitgeput. De belangstelling vanuit het MKB was groot: er zijn 203 quick-scans uitgevoerd en 10 aanvragen gehonoreerd. Uiteindelijk leiden de kredieten tot ongeveer een drievoud aan private R&D-investeringen.

De WBSO, de voorziening die het fiscaal aantrekkelijk maakt om personeel in te zetten op R&D-activiteiten, is in 2008 uitgebreid om de toegankelijkheid voor MKB bedrijven te vergroten. Er was € 427 mln beschikbaar en het gebruik van de WBSO nam toe tot 13 450 bedrijven (in vergelijking tot 13 000 bedrijven in 2007). SenterNovem heeft voor in totaal 62 400 arbeidsjaren aan speur- en ontwikkelingswerk ter ondersteuning toegezegd aan bedrijven. Een toename van 4,5% ten opzichte van 2007.

2. Topprestaties op innovatiethema’s

Innovatieprogramma’s zorgen, voor een stimulans van R&D-investeringen en het oplossen van knelpunten op die terreinen, waar Nederland internationaal een belangrijke speler is. In 2008 waren acht innovatieprogramma’s in uitvoering. In de Jaarrapportage Innovatieprogramma’s1 staan de eerste resultaten van aanpak. Op het peilmoment van de Jaarrapportage, medio 2008, hadden bijna 600 partijen een financiële bijdrage ontvangen vanuit een van de innovatieprogramma’s en zijn er ruim 1500 deelnemende bedrijven en instellingen. Dat is een toename ten opzichte van 2007 toen er 1000 deelnemers waren. In 2008 zijn voorbereidingen getroffen voor voorstellen voor drie nieuwe programma’s voor logistiek, diensteninnovatie en ICT en Retirement Management.

Het Kabinet heeft medio 2008 besloten om uit het Fonds Economische Structuurversterking (Fes) een bedrag van € 500 mln ter beschikking te stellen voor de selectieve continuering van Fes-projecten op het domein kennis, innovatie en onderwijs, die in deze kabinetsperiode aflopen.

Het Innovatieplatform heeft in 2008 de concurrentiekrachtanalyse Nederland in de wereld uitgebracht en een tiental samenhangende activiteiten gedefinieerd om Nederlandse sterktes te versterken en zwaktes actief aan te pakken.

BeleidsprogrammaDoelstelling 15: Meer zelfstandige ondernemers met personeel en meer snelle groeiers in 2011

EZ heeft verschillende financieringsinstrumenten ingezet om ervoor te zorgen dat gezonde bedrijven kredieten kunnen blijven aanvragen, waarmee ze vervolgens investeringen kunnen doen.

De Borgstellingsregeling voor het MKB (BBMKB) zorgt ervoor dat ondernemers een borgstelling kunnen krijgen voor een gedeelte van hun krediet. Daardoor kunnen zij bij de bank meer lenen dan zij op basis van hun onderpand zouden krijgen. In 2008 is het garantieplafond van de BBMKB verhoogd naar € 730 mln, waarvan ruim € 600 mln (82%) is benut voor 2 915 garanties. Dat is een lichte daling ten opzichte van 2007, toen er 3 400 garanties werden verstrekt.

Met het oog op de kredietcrisis heeft EZ de BBMKB in het najaar verder uitgebreid. Met de uitbreiding krijgen nu bedrijven tot maximaal 250 werknemers (was 100 werknemers) een extra steun in de rug. Voor starters staat EZ garant voor leningen tot € 200 000 (was € 100 000). Ook is het maximale garantiebedrag per bedrijf verhoogd naar € 1,5 mln (was € 1 mln). Er is in 2008 door banken 39 keer gebruikt gemaakt van de uitbreidingsmogelijkheden. Via de Groeifaciliteit wordt risicovol vermogen toegankelijker voor starters en doorgroeiers. In 2008 is voor ruim € 23 mln aan financieringscontracten met banken afgesloten. Dit is een stijging van ruim 133% ten opzichte van de bijna € 10 mln aan afgesloten financieringscontracten in 2007. Beduidend meer MKB bedrijven hebben dus toegang gekregen tot risicodragend kapitaal.

Het door banken ingekochte quotum was echter slechts 9% van het totaal gepubliceerde budget. Dit komt omdat de banken bijna € 40 mln aan quotum over hadden dat ze in 2007 hadden ingekocht. Een belangrijke factor bij de onderuitputting van de budgetten is dat de banken in 2008 terughoudend zijn geweest met aanmelden voor de regeling doordat veel energie is gaan zitten in de overnames en fusies, die hebben plaatsgevonden.

In 2008 zijn verschillende initiatieven ondernomen om microfinanciering voor startende en doorgroeiende ondernemers landelijk mogelijk te maken. Er zijn twee regelingen ontwikkeld voor de verstrekking van een krediet tot maximaal € 35 000, namelijk een borgstelling en een lening. Beide regelingen gelden met ingang van 2009 in verschillende delen van Nederland. Microfinanciering betekent ook coaching van ondernemers. Hiertoe is in 2008 een database met coachingsorganisaties ontwikkeld. Om de doelgroep voor microfinanciering te bereiken en te adviseren zijn er pilots gestart in de regio’s Eindhoven, West-Brabant, Groningen, Deventer en Schiedam.

Nederland kent relatief weinig snelle groeiers ten opzichte van het buitenland. In 2008 is daarom op advies van het Innovatieplatform het programma Groeiversneller in de markt gezet, met als doel om 100 bedrijven binnen een periode van 5 jaar door een omzetgrens van € 20 mln te helpen. In 2008 hebben ongeveer 1000 geïnteresseerden zich gemeld. Na drie intensieve gespreksrondes zijn 42 ondernemers toegelaten tot het programma en van start gegaan met het uitzetten van hun groeipad.

Op 28 mei 2008 hebben 47 ondertekenaars van toonaangevende organisaties uit het bedrijfsleven, de non-profit sector en de overheid, waaronder de Staatssecretaris van EZ, het charterTalent naar de Top ondertekend. Met het charter wil de Taskforce Talent naar de Top een hogere toestroom, doorstroom en behoud van vooral vrouwelijk talent in topfuncties bereiken. Diversiteit wordt hierbij benadrukt als een businessnoodzaak.

In december stemde de Tweede Kamer in met het wetsvoorstel Bedrijven Investerings Zones (BIZ), waardoor experimenten voor een aantrekkelijker en veiliger bedrijfsomgeving mogelijk worden. Ook zijn in 2008 de voorbereidingen getroffen voor de start van de regeling Veiligheid Kleine Bedrijven, die ondernemingen met minder dan 10 personeelsleden helpt criminaliteit en fraude te bestrijden.

BeleidsprogrammaDoelstelling 16: Minder regels, minder instrumenten, minder loketten

EZ is samen met het Ministerie van Financiën verantwoordelijk voor de rijksbrede coördinatie van de vermindering van regeldruk voor bedrijven. De Regiegroep Regeldruk is hiervoor ingericht en informeert de Tweede Kamer halfjaarlijks over de voortgang.

In november 2008 heeft EZ zijn departementale plan van aanpak voor regeldruk voor bedrijven naar de Tweede Kamer gestuurd1. EZ heeft in dit plan een reductiedoelstelling voor administratieve lasten van 25,5% opgenomen. Hiervan is in 2008 cumulatief 7,1% gerealiseerd, onder meer door het afschaffen van de vertaalverplichting voor Europese octrooien, het vervallen van de vergunningplicht voor marifoons en een aanpassing van de waarnemingsdrempel Intrastat voor export. Dat betekent dat er flinke voortgang is geboekt ten opzichte van 2007, toen er 1,1% van de reductie was gerealiseerd.

Antwoord voor Bedrijven (AvB) valt onder de verantwoordelijkheid van EZ en heeft als doel om hét overheidsloket te zijn voor alle ondernemers. Dat betekent dat de regels en vergunningen van alle ministeries, alle rijksdiensten, de provincies, gemeenten en waterschappen uiteindelijk toegankelijk moeten zijn via AvB. Hiermee is in 2008 een flinke slag gemaakt. Gedurende het afgelopen jaar is het aantal bezoekers van de website www.antwoordvoorbedrijven.nl fors gestegen. In het voorjaar was sprake van gemiddeld 45 000 bezoeken, in het najaar van een stijging naar circa 70 000 bezoekers en in het laatste kwartaal van 2008 is het aantal bezoeken explosief gestegen naar gemiddeld 120 000 per maand. De website is naar aanleiding van de economische crisis ingericht met informatie over relevante regelingen voor getroffen bedrijven. In het bedrijvencontactcentrum van AvB werden per week ongeveer 230 vragen via telefoon, chat en e-mail beantwoord. In het laatste kwartaal zijn veel vragen binnengekomen over de economische crisis, bijvoorbeeld over terughoudendheid van banken bij kredietverstrekking. Dergelijke concrete signalen van ondernemers zijn en worden gebruikt als input voor het kabinetsbeleid.

De nieuwe Aanbestedingswet en het bijbehorende beleid moeten leiden tot werkbare regels en lagere lasten. In juli 2008 werd het wetsvoorstel voor aanpassingen van de Aanbestedingswet door de Eerste Kamer verworpen. Het belangrijkste bezwaar was dat de wet te veel inzette op hoofdlijnen, waardoor inhoudelijke invulling in lagere regelgeving buiten de parlementaire controle lag. Inmiddels is EZ gestart met het opstellen van een nieuw wetsvoorstel. Het doel is een hernieuwde, toegankelijke implementatie van de Europese richtlijnen.

Vanaf maart 2008 is het mogelijk om binnen een week een bedrijf op te starten. Wie zich inschrijft bij de Kamer van Koophandel om een eenmanszaak te beginnen, krijgt ter plekke een BTW-nummer. Wie een vennootschap onder firma (vof) of een commanditaire vennootschap (cv) begint, krijgt binnen een week het BTW-nummer van de belastingsdienst toegestuurd.

In 2008 heeft EZ een flinke stap voorwaarts gezet bij het toegankelijker en uniformer maken van het subsidie-instrumentarium1, de zogeheten stroomlijning. Per 1 januari 2009 zijn vier regelingen op het gebied van ondernemen en innovatie in werking getreden. Voorheen waren dit 21 aparte regelingen. Tegelijkertijd is een aantal oude regelingen ingetrokken. Voor bedrijven betekent dit meer transparantie en een vermindering van de administratieve lasten bij het aanvragen van subsidies.

BeleidsprogrammaDoelstelling 17: Een slagvaardige aanpak van economische ontwikkeling in top- en grensregio’s

Het gebiedsgerichte economische beleid van EZ is gericht op ruimtelijk economische structuurversterking in top- en grensregio’s, ter verbetering van het Nederlandse vestigingsklimaat. De instrumenten die hiervoor werden ingezet zijn de programmatische aanpak Pieken in de Delta (2006–2010), de enveloppe Sterke Regio’s van het Fonds Economische Structuurversterking (Fes) en de Europese structuurfondsen, inclusief de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s.

Het Pieken in de Delta (PiD) programma is goed op stoom gekomen en het afgelopen jaar geactualiseerd. In Noord Nederland waar, eind 2007 de zesde Pieken-regio van start is gegaan, zijn 13 projecten gehonoreerd met een EZ-bijdrage van € 19 mln. De noordelijke regionale overheden hebben eenzelfde bedrag geïnvesteerd. In totaal zijn in 2008 77 projecten gehonoreerd in het kader van Pieken in de Delta, een groei ten opzichte van 2007 (68 projecten).

Vanuit de enveloppe Sterke Regio’s wordt geïnvesteerd in majeure projecten op het gebied van fysieke en/of kennisinfrastructuur in vier toonaangevende regio’s. Bijvoorbeeld projecten rondom logistieke knooppunten en kennisintensieve bedrijventerreinen, zoals het Bio Science park in Leiden.

In het kader van de Europese Structuurfondsen zijn vier Europese grensoverschrijdende programma’s van start gegaan, de programma’s Nederland-Duitsland, Euregio Maas-Rijn, Nederland-Vlaanderen en Twee Zeeën. Verder is begin 2008 een nationaal actieplan voor de structuurfondsprogramma’s 2000–2006 aan de Commissie aangeboden, gericht op verbetering van controle en beheer van de middelen. De maatregelen in het plan van aanpak zullen ervoor zorgen dat de uitvoering van de structuurfondsprogramma’s in de periode 2007–2013 beter verloopt.

Over heel 2008 verwacht EZ met de gebiedsgerichte aanpak € 369 mln aan uitgelokte investeringen te realiseren. Omdat nog niet alle aanvragen zijn afgehandeld, is hier sprake van een verwachting.

BeleidsprogrammaDoelstelling 23: Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties en 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar

Begin 2008 stelde EZ samen met VROM de Taskforce (Her)ontwikkeling bedrijventerreinen in om te adviseren over de aanpak van bedrijventerreinen, onder leiding van de heer Noordanus. De taskforce adviseerde om de planning en herstructurering van bedrijventerreinen regionaal aan te pakken en zag daarbij een belangrijke sturende rol weggelegd voor de provincies. Ook heeft de taskforce aangegeven dat een inhaalslag bij de herstructurering nodig is. Voor de lange termijn adviseerde de commissie een actievere betrokkenheid van marktpartijen bij de aanleg, onderhoud en beheer van nieuwe terreinen en bij de herstructurering van oude terreinen. In reactie op het advies heeft het kabinet aangekondigd € 400 mln beschikbaar te stellen voor een inhaalslag bij de herstructurering voor de periode tot en met 2013, onder de voorwaarde dat de provincies eenzelfde bijdrage leveren.

Ook is in 2008 de aanpak van topprojecten voor nieuwe bedrijfsterreinen en de herstructurering van oude terreinen voortgezet. Een deel van deze projecten wordt gefinancierd door de Topper-regeling en een deel via het Grote Steden Beleid. De EZ-doelstelling voor de topprojecten is dat in 2012 3500 hectare (ha) geherstructureerde en 7000 ha nieuwe bedrijventerreinen worden gerealiseerd. De realisatie van de herstructurering verloopt voorspoedig. Volgens de monitor bedrijventerreinen was op 1 januari 2008 2567 ha geherstructureerd (73% van de doelstelling), in vergelijking tot 1672 ha (48%) in 2007. De realisatie van nieuwe terreinen loopt echter achter met een realisatie van 5%. Omdat de realisatie van nieuwe terreinen een lange doorlooptijd kent, is het vooralsnog onduidelijk of de doelstelling voor 2012 gehaald zal worden.

BeleidsprogrammaProject Nederland Ondernemend Innovatieland

De interdepartementale programmadirectie Kennis en Innovatie is ingesteld om uitvoering te geven aan het project Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI), met als doel om maatschappelijke vraagstukken op te lossen met een betere benutting van innovatie. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Innovatieplatform.

In 2008 verscheen de Langetermijnstrategie NOI1, waarin een brede, richtinggevende toekomstvisie wordt geschetst voor duurzame welvaartsontwikkeling in Nederland in 2030. Ook zijn vier Maatschappelijke Innovatieagenda’s (MIA’s) afgerond, namelijk voor energie, gezondheid, veiligheid en water2. Deze agenda’s worden in 2009 uitgewerkt in programma’s waarin de concrete instrumenten en activiteiten staan beschreven. Een voorbeeld van deze activiteiten is het project Flood Control 2015 binnen de MIA Water, dat erop is gericht om alle waterkeringen in Nederland met sensoren en elektronica permanent te bewaken, zodat ongewenste dijkveranderingen direct worden gesignaleerd.

In 2008 zijn vier nieuwe Small Business Innovation Research (SBIR) deelprogramma’s van start gegaan, gericht op oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. In totaal lopen er nu 11 SBIR-deelprogramma’s bij vijf verschillende ministeries met een totaal budget van € 14,9 mln. In 2008 gingen 40 bedrijven van start met een nieuw project en zes projecten gingen de vervolgfase in. Er is hier sprake van een duidelijke groei ten opzichte van 2007, met 19 projecten.

Om de valorisatie van onderzoek te bevorderen heeft een groot aantal partijen (EZ, OCW, LNV, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties) een valorisatie-agenda ondertekend.

Slimme ICT-toepassingen kunnen ook leiden tot het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Daarom heeft EZ het programmaMaatschappelijke sectoren en ICT, waarbij prijsvragen voor kansrijke projecten worden uitgeschreven. In 2008 zijn 22 projecten gefinancierd uit Maatschappelijke sectoren en ICT, met een maximum bedrag van € 1,2 mln. Een voorbeeld is het project REMEDIE, dat ervoor zorgt dat het centrale meldsysteem voor incidenten die te maken hebben met medicatie (in gebruik bij 85% van de Nederlandse ziekenhuizen) wordt verbeterd en verbreed.

4. Beleidsprioriteit II: EZ zorgt ervoor dat consumenten sterker staan en hun recht kunnen laten gelden

EZ draagt via een goede marktordening, adequaat mededingingsbeleid en een stevig markttoezicht bij aan een verbetering van de werking van markten in Nederland en Europa. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de positie van de consument. EZ zorgt met de Wet Oneerlijke Handelspraktijken en de Consumentenautoriteit voor nationaal consumentenbeleid en is verantwoordelijk voor de consumentbelangen op specifieke markten zoals de energie- en telecommarkt.

Doelstelling: Met vertrouwen de markt op

ConsuWijzer is het gezamenlijk informatieloket van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), Onafhankelijke Post en Telecom Autoriteit (OPTA) en de Consumentenautoriteit. Het loket heeft als doel consumenten op een laagdrempelige manier goed te informeren over hun rechten en plichten bij de aankoop van producten en diensten. In 2008 zijn er 92 000 directe contacten tussen consumenten en ConsuWijzer geweest per telefoon, email of post. De website van ConsuWijzer is in 2008 ruim een miljoen keer bezocht en eind 2008 door weekblad Elsevier uitgeroepen tot één van de 60 websites waar de Nederlandse internetter niet om heen kan. In 2008 hebben de bezoekers van ConsuWijzer het loket gemiddeld een 7 gegeven als waardering voor de geboden informatie en de verleende service.

Per 15 oktober 2008 is De Wet Oneerlijke Handelspraktijken in werking getreden. Deze wet maakt duidelijk welke misleidende en agressieve handelspraktijken verboden zijn. Tegen dit soort handelspraktijken treedt de Consumentenautoriteit op. Hiervoor heeft de Consumentenautoriteit extra bevoegdheden gekregen. In 2008 heeft de Consumentenautoriteit in totaal 160 onderzoeken uitgevoerd en vele tientallen overtredingen (door middel van informele handhaving) beëindigd. Er zijn 6 sanctiebesluiten genomen waarbij bestuurlijke boetes zijn opgelegd. Er zijn in 2008 ook 40 onderzoeken afgehandeld naar aanleiding van buitenlandse verzoeken om bijstand, ingediend door collega toezichthouders in de EU, merendeels uit België.

In 2008 zijn acties ondernomen op Europees en nationaal niveau om de mogelijkheden voor consumenten en bedrijven te verbeteren om schadevergoeding te claimen bij overtreding van mededingingsregels. De Europese Commissie heeft hierover een Witboek opgesteld met verschillende opties om schadeclaims te vergemakkelijken bij overtreding van mededingingsregels. In de kabinetsreactie1 van 30 juni 2008 zijn de uitgangspunten van het Witboek gesteund: de volledige compensatie van slachtoffers, evenwichtige maatregelen die passen in de Europese rechtscultuur en het behoud van daadkrachtige publieke handhaving door de NMa.

Doelstelling: Extra ondersteuning van consumenten waar nodig

Op 3 juli 2008 is het wetsvoorstel Verbetering werking elektriciteits- en gasmarkt door de Tweede Kamer aangenomen. De behandeling in de Eerste Kamer zal plaatsvinden in het voorjaar van 2009, omdat de Eerste Kamer meer tijd heeft genomen voor de voorbereiding van de plenaire behandeling. Daarmee heeft het wetsvoorstel enige vertraging opgelopen ten opzichte van de planning. Doel van het wetsvoorstel is dat de werking van de energiemarkt verbetert, door in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet de administratieve processen te vereenvoudigen. Het wetsvoorstel zorgt onder meer voor de invoering van de slimme meter, het capaciteitstarief en het leveranciersmodel. Voor de consument wordt het daardoor transparanter welke kosten worden berekend en wie het aanspreekpunt is voor de facturering en de klachtafhandeling.

In 2007 is de Telecommunicatiewet gewijzigd om nadere bepalingen vast te leggen over het gebruik van nummers met hoge tarieven, de zogeheten 0900-nummers. Deze wetswijziging is per 1 juli 2008 van kracht en zorgt ervoor dat de OPTA voortaan sneller de toekenning van 0900-nummers kan weigeren, opschorten of intrekken, bijvoorbeeld als er sprake is van een malafide bedrijf. Daarnaast moeten vanaf juli de tarieven voor het bellen naar 0900-nummers transparanter zijn en moeten exploitanten van 0900-nummers per 1 oktober 2008 voorafgaand aan het gesprek laten weten wat het gesprek maximaal gaat kosten. Hiermee worden lange wachttijden bij 0900-nummers ontmoedigd.

De Tweede en Eerste Kamer zijn het afgelopen jaar akkoord gegaan met nieuwe wetswijzigingen voor de Telecommunicatiewet. Deze treden per 1 juli 2009 in werking en regelen dat consumenten hun telecomabonnementen maandelijks kunnen opzeggen na afloop van de eerste contractperiode. Door deze maatregel wordt overstappen naar een andere aanbieder eenvoudiger. De wet regelt eveneens de verplichte raadpleging door bedrijven van het Bel-me-niet-register. Dit register moet een einde maken aan het ongewenst bellen door telemarketeers. Iedereen kan zich bij dit register afmelden voor dit soort telefoontjes. Ook heeft EZ eind 2008 met de zes grootste internetproviders afspraken gemaakt over een betere communicatie over de mogelijkheden voor de consument om van de ene naar de andere internetprovider over te stappen en de afhandeling van klachten via een geschillencommissie.

In 2008 werkte EZ aan de nieuwe Postwet met als doel om het bestaande monopolie op post tot 50 gram af te schaffen, zodat er ook concurrentie op dat deel van de markt ontstaat. In 2008 lag daartoe een wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Openstelling van dit deel van de postmarkt in 2008 werd door het kabinet nog onvoldoende zorgvuldig geacht, met name gelet op de arbeidsvoorwaarden voor postbestellers en het Europese speelveld voor postbedrijven.

5. Beleidsprioriteit III: EZ zorgt ervoor dat onze energie schoon en zeker is en onze telecommunicatie veilig en betrouwbaar

EZ is binnen het kabinet hoofdverantwoordelijk voor de sectoren energie, telecom en post. Deze netwerksectoren zijn van primair belang voor het functioneren van de Nederlandse economie.

In juni heeft het Kabinet het Energierapport 20081 naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de hoofdlijn is dat de energievoorziening schoner, slimmer en gevarieerder moet. Kenmerken van de aanpak van EZ zijn toekomstvast, kosteneffectief en internationaal georiënteerd.

Deze aanpak en ambitie van het kabinet worden ondersteund door het International Energy Agency (IEA). In 2008 vond de Nederlandse review plaats. De conclusies waren erg positief vergeleken met eerdere reviews en met die van andere lidstaten.

BeleidsprogrammaDoelstelling 22: Het stimuleren van duurzame consumptie en productie&Project Schoon en Zuinig:

Een groot deel van de inzet om te komen tot een duurzame energiehuishouding gebeurt in het kader van het Project Schoon en Zuinig. Schoon en Zuinig is een interdepartementale samenwerking, die is gericht op een verhoogde productie van duurzame energie en de reductie van broeikasgassen.

In het afgelopen jaar werd de Innovatieagenda Energie gepresenteerd2, waarvoor€ 438 mln beschikbaar is in de periode 2008–2012. De innovatieagenda is uitgewerkt in zeven innovatieprogramma’s die aansluiten op de energietransitie-aanpak. Het betreft onder meer de ontwikkeling van zonnecellen, praktijkexperimenten met het rijden op waterstof en de toepassing van warmte- en koudeopslag.

In april 2008 is de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) van start gegaan. Met de SDE wordt de productie van hernieuwbare elektriciteit, gas en warmtekrachtkoppeling (WKK) in Nederland gestimuleerd. De SDE richt zich op categorieën zoals windturbines, zonnepanelen en installaties voor biomassa. In 2008 was budget beschikbaar voor een totaalproductie van 665 Megawatt (MW). Hiervan is in totaal 215 MW toegekend. Deze onderuitputting van het budget is grotendeels verklaarbaar door uitblijvende projecten in de categorie wind op land, veroorzaakt door vertragingen bij de aanvraag van vergunningen. Daarom zijn er met provincies en gemeenten nieuwe afspraken gemaakt over meer windenergie op land. Door de inzet van windteams, een helpdesk en eenduidige informatievoorziening streeft EZ naar een snellere realisatie van windenergieprojecten.

In 2008 is er veel voortgang geboekt bij de productie van duurzame warmte. Er is een subsidieregeling Duurzame warmte gestart die particulieren ondersteunt om zelf duurzame warmte op te wekken, bijvoorbeeld door middel van zonneboilers en warmtepompen. Hiervan hebben inmiddels 4000 particulieren gebruikt gemaakt. En via het Unieke Kansen Programma en SBIR hebben ondernemers in 2008 ondersteuning gekregen om nieuwe producten en diensten voor duurzame warmte te ontwikkelen en in de markt te testen. In december 2008 is het werkprogramma Warmte op Stoom naar de Tweede Kamer gezonden1. In dit werkprogramma heeft het kabinet aangekondigd dat in totaal ruim€ 400 mln wordt geïnvesteerd in het stimuleren van duurzame warmte in de periode 2008–2012. Met de uitvoering van het werkprogramma wordt een besparing aan fossiele energie bereikt die in 2012 oploopt tot een hoeveelheid die gelijk is aan het elektriciteitsgebruik van 1,4 miljoen huishoudens. Zo wordt bijvoorbeeld een garantieregeling voor boringen naar aardwarmte aangekondigd, die in april 2009 start.

Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe meerjarenafspraken over energie-efficiency (MJA3) ondertekend. De MJA3 zijn vrijwillige maar niet vrijblijvende afspraken tussen overheid, bedrijfsleven en instellingen om de energie-efficiency te bevorderen. In de MJA3 is afgesproken dat de deelnemende bedrijven zich inspannen om een gezamenlijke doelstelling te bereiken van 30% energie-efficiencyverbetering tussen 2005 en 2020.

Doelstelling: Zekerstellen van voldoende betaalbare energie

Het tijdig realiseren van voldoende energie-infrastructuur (hoogspanningsverbindingen, gaswinning, gasleidingen etc.) en productiecapaciteit is essentieel voor de energievoorzieningszekerheid in Nederland. Een belangrijke ontwikkeling is het inzetten van de rijkscoördinatieregeling voor grote energieprojecten, om op een efficiëntere en snellere manier besluiten te kunnen nemen zonder dat dit de rechtsbescherming aantast. EZ heeft in 2008 gewerkt aan een wijziging van de Elektriciteits-, Mijnbouw- en Gaswet, zodat de rijkscoördinatieregeling vanaf 1 maart 2009 automatisch van toepassing is op energie-infrastructuurprojecten van nationaal belang.

De rijkscoördinatieregeling speelt een belangrijke rol bij de realisatie van hoogspanningsverbindingen in het kader van Randstad 380 KV. Een belangrijke mijlpaal in het kader van Randstad 380 KV is dat de Minister van EZ samen met de minister van VROM het afgelopen jaar een keuze heeft gemaakt voor het tracé van de hoogspanningsverbinding en de uitvoeringswijze in de Noordring tussen Beverwijk en Zoetermeer – en de Zuidring – tussen Wateringen en Zoetermeer. De formele besluitvorming vindt plaats in 2009 (Zuidring) en 2010 (Noordring).

De huidige producerende Nederlandse offshore gasvelden zullen over 10 à 15 jaar zijn uitgeproduceerd. Het is dus van belang dat de komende jaren zoveel mogelijk kleine offshore gasvelden tot ontwikkeling en productie worden gebracht voordat bestaande platforms en infrastructuur zullen worden ontmanteld en opgeruimd. Daarom heeft EZ in december 2008 de invoering aangekondigd van een financiële maatregel in de Mijnbouwwet die een tijdige opsporing en winning van aardgas in deze velden stimuleert, zodat ze substantieel extra aardgaswinning opleveren.

Nederland heeft de ambitie om zich te ontwikkelen tot gasrotonde van Noordwest Europa. Daartoe heeft EZ in 2008 en eerdere jaren ingezet op het verbeteren van de werking van de gasmarkt; het stimuleren van investeringen in infrastructuur; het bevorderen van een optimale benutting van de Nederlandse bodemschatten (kleine velden beleid); het beschikbaar komen van uitgeputte gasvelden voor opslagen en het organiseren van overleg met onze buurlanden via het Gasforum. Dit zorgt ervoor dat er ook op de lange termijn gas naar en in Nederland blijft stromen.

De Wet onafhankelijk netbeheer is op 1 juli 2008 in werking getreden. Doel van de wet is om financieel gezonde en onafhankelijke netbeheerders te borgen. De wet eist dat de netbeheerders per 1 januari 2011 zijn afgesplitst van de productie-, handels- en leveringsbedrijven. Kruissubsidiëring binnen de holding van netbeheer naar productie is daardoor niet meer mogelijk. Hierdoor wordt de concurrentie eerlijker. De Wet onafhankelijk netbeheer stelt bovendien een aantal aanvullende eisen om te borgen dat de netbeheerders sterker worden. In het splitsingsplan dient elke groep, waartoe een netbeheerder behoort, aan te geven hoe zij van plan is te splitsen en hoe wordt voldaan aan deze eisen.

Met splitsing krijgen de levering- en productiedelen de ruimte om zich internationaal te ontplooien op de Noordwest-Europese energiemarkt. In 2008 is de Commissie publiek aandeelhouderschap energiebedrijven, onder leiding van de heer Kist gevraagd te adviseren over de toekomst van het publiek aandeelhouderschap na splitsing. In haar rapport constateerde de commissie dat de energievoorziening op dit moment goed functioneert. De publieke belangen betaalbaarheid, betrouwbaarheid en schoon worden geborgd via wet- en regelgeving en publiek aandeelhouderschap van onafhankelijke netwerken. De sector staat echter wel voor belangrijke uitdagingen. Daarbij hebben de Rijksoverheid en de publieke aandeelhouders een gezamenlijke en een eigen verantwoordelijkheid. De Commissie constateerde dat de keuzes van decentrale overheden, als aandeelhouder van energiebedrijven, in verband staan met door het Rijk te borgen publieke belangen. Ook kunnen maatregelen van de rijksoverheid gevolgen hebben voor de publieke aandeelhouders. EZ heeft dan ook met decentrale aandeelhouders afgesproken om structureel met elkaar te overleggen.

Doelstelling: Veilige en betrouwbare elektronische communicatie

Nederland is een van de koplopers als het gaat om breedbandverbindingen. Eind 2007 haalde Nederland wereldwijd een tweede plek met 34,8 aansluitingen per 100 inwoners. Dit past bij de ambitie van Nederland om bij de wereldtop te horen als het gaat om elektronische communicatie. In juni 2008 heeft EZ de ICT Agenda 2008–20111 naar de Tweede Kamer gestuurd, met daarin de ambitie dat Nederland in 2015 ook tot de koplopers behoort als het gaat om de beschikbaarheid van vernieuwende ICT toepassingen. Een onderdeel daarvan is de verbetering van de elektronische dienstverlening door de overheid. Daartoe is in 2008 het project E-factureren gestart. Hierbij treedt de overheid op als Launching Customer met als streven dat in 2010 minimaal 10% van alle facturen aan de overheid elektronisch ontvangen en verwerkt kunnen worden.

Een ander onderdeel van de ICT-Agenda is het verbeteren van interoperabiliteit en standaardisatie. In 2007 publiceerde EZ Nederland Open in Verbinding (NOiV), een actieplan voor het gebruik van open standaarden en open source software in de (semi-)publieke sector. Sinds 1 april van het jaar is het gebruik van open standaarden in de (semi-)publieke sector niet langer vrijblijvend. Verder zijn er afspraken gemaakt door het Rijk en andere overheden over de toepassing van open standaarden, in het Nationale Uitvoeringsprogramma (NUP). Er is in 2008 een Programmabureau NOiV ingericht dat overheden ondersteunt bij de uitvoering.

Het frequentiebeleid is gericht op een efficiënt gebruik van de ruimte in de ether. De Telecommunicatiewet stelt daarom regels voor het gebruik van frequenties bij (mobiele) telefonie, radio- en televisie-uitzendingen, communicatie in lucht- en scheepvaart en hulpdiensten. Voor 2008 was een aanpassing van de Telecommunicatiewet voorzien om de spelregels uit de Nota Frequentiebeleid 2005 in deze wet te implementeren. In 2008 is uitgebreid met de Tweede Kamer en met betrokken marktpartijen gediscussieerd over de voorgenomen uitgifte van frequentieruimte voor digitale omroep in band III (174 MHz tot 230 MHz) en de L-band (1452 MHZ tot 1479,5 MHz), de zogeheten TDAB-frequenties. Besloten is, om twee vergunningen uit te geven met de bestemming digitale omroep. Tegelijkertijd wordt er frequentieruimte beschikbaar gesteld voor digitale radio. Zodoende worden de mogelijkheden verruimd om mobiele multimediale toepassingen (zoals mobiele televisie) te kunnen verspreiden, terwijl ook digitale radio de ruimte krijgt zich verder te ontwikkelen.

In onderstaande tabel wordt per prioriteit aangegeven wat de financiële inzet was in 2008. Een nadere toelichting op de cijfers vindt u in de betreffende beleidsartikelen.

PrioriteitenArtikel/Operationeel doelVastgestelde begroting (in € 1000)Realisatie (in € 1000)Verschil (in € 1000)
Prioriteit I: EZ zorgt dat bedrijven meer ruimte krijgen om te ondernemen en te vernieuwen
Een sterk innovatievermogen2517 545580 71963 174
Een concurrerend ondernemingsklimaat32 196 1571 143 996– 1 052 163
Internationale economische betrekkingen5137 389129 645– 7 744
     
Prioriteit II: EZ zorgt ervoor dat consumenten sterker staan en hun recht kunnen laten gelden
Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa182 52574 879– 7 645
Bevorderen van een optimale ordening en werking van de energiemarkten4, OD 119 5005 945– 13 555
Het scheppen van randvoorwaarden voor een efficiënt werkende communicatieen postmarkt10, OD 15 8595 960101
     
Prioriteit III: EZ zorgt ervoor dat onze energie schoon en zeker is en onze telecommunicatie veilig en betrouwbaar
Zekerstellen van voorzieningszekerheid op korte en lange termijn4, OD 281 703185 766104 063
Verduurzaming van de energiehuishouding4, OD 3756 964966 772209 808
Waar nodig stimuleren dat de markt voorzieningen, producten en diensten voor elektronische communicatie ontwikkelt en dat deze worden benut10, OD 328 37841 70313 325
Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk garanderen10, OD 2

BELEIDSARTIKELEN

1 GOED FUNCTIONERENDE ECONOMIE EN MARKTEN IN NEDERLAND EN EUROPA

Algemene doelstelling

Het versterken van het duurzaam economisch groeivermogen in Nederland, door bevordering van de economie en markten.

Vanaf de zomer van 2008 staat veel van het werk van EZ in het teken van de economische crisis. In eerste instantie ging het om de staatssteun- en mededingingsaspecten bij reddingsoperaties binnen de financiële sector. Al snel werd duidelijk dat de kredietcrisis een fors negatieve uitwerking heeft op de reële economie. Ter vergaring van kennis en om tijdig te kunnen inspelen op problemen die zich voor zouden doen werd op alle niveaus gesproken met zowel banken, bedrijven en ondernemers en kennisinstellingen, als De Nederlandse Bank en het Centraal Plan Bureau. De kennis hieruit is vervolgens gebruikt voor visievorming en beleidsontwikkeling in bijvoorbeeld de Centrale Economische Commissie. Gezien het vertrekpunt van de crisis lag de nadruk in eerste instantie op de kredietverlening. Naast het realiseren van het vertrouwenspakket dat in november aan de Tweede Kamer is gepresenteerd (Kamerstukken II, 2008–2009; 31 371, nr. 54), heeft EZ de uitbreiding van de exportkredietverzekering en de groeifaciliteit verkend. Deze twee maatregelen zijn in januari 2009 aangekondigd door het kabinet (Kamerstukken II, 2008–2009; 31 371, nr. 88).

Ondanks de focus op de crisis moeten we niet vergeten voor welke uitdagingen Nederland op langere termijn staat. De crisis verandert bijvoorbeeld niets aan de vergrijzing van de samenleving. Voor een toekomst waarin duurzame welvaartsgroei en het behouden van ons sociaal stelsel mogelijk blijft, is het verhogen van de arbeidsdeelname in zowel personen als uren van groot belang. Duurzame welvaart gaat verder. We zullen moeten blijven inzetten op investeringen in kennis, innovatie, ondernemerschap en duurzaamheid. In het licht van de crisis werd in 2008 gestart met onderzoek naar de mogelijkheden om tot versnelling of intensivering op die gebieden te komen (onder andere ter invulling van de moties Hamer/Halsema en Halsema cs.).

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling wordt in algemene zin, en met de huidige sombere economische tijden in het bijzonder, beïnvloed door externe factoren. Het duurzame groeivermogen van de Nederlandse economie hangt onder andere af van de structurele groei van de werkgelegenheid en de structurele groei van de arbeidsproductiviteit. De factoren staan onder druk als gevolg van de wereldwijde economische recessie. Dit geldt echter voor nagenoeg alle westerse economieën en dus niet alleen voor Nederland. Het is dan ook zaak om tijdens de economische neergang onverkort in te zetten op het versterken van de economische structuur. Onderstaande tabel laat zien dat de relatieve positie van de Nederlandse economie licht verbeterd is in 2008 (van een 10e naar een 9e plaats).

De uitvoering van de Lissabonstrategie op Communautair niveau en in andere lidstaten draagt indirect bij aan het verwezenlijken van duurzame economische groei in Nederland. Dit gaat enerzijds om de inzet van lidstaten ten aanzien van het behalen van de Lissabondoelstellingen. Op het terrein van arbeidsparticipatie zijn daarbij, mede dankzij de Lissabonstrategie, belangrijke stappen gezet in de Europese landen. De resultaten op het terrein van investeringen in de Europese landen in R&D zijn minder bemoedigend. De relatieve achterstand ten opzichte van de VS en Japan vermindert weliswaar, maar de investeringen in R&D in de EU, vooral die door bedrijven, blijven nog steeds ver achter bij de VS, Japan en Korea. Naast de inzet van de lidstaten wordt de economische groei indirect beïnvloed door de voortgang op Communautair niveau ten aanzien van de Lissabonstrategie. Deze is bemoedigend. De EU heeft laten zien dat het in tijden van economische neergang in staat is beslissingen te versnellen. Zo is er het afgelopen jaar, mede dankzij inzet van Nederland, een energie- en klimaatakkoord bereikt, een grote stap gezet richting de implementatie van de Blue Card en heeft de Raad een actieplan aangenomen voor de Small Business Act. Al deze beleidsmaatregelen op nationaal en communautair niveau dragen bij aan het verhogen van het structurele groeivermogen van de EU, en dus indirect aan dat van Nederland.

Kengetallen
 Ambitie lange termijn Realisatie
  20072008
1. Absolute structurele groei in Nederland2¼%2,1%2,0%
2. Relatieve structurele groei in Nederland in EU-15Top 5 EU-1520072008
  Top 5 EU-15Top 5 EU-15
  1. Ierland (4,9%)1. Ierland (4,5%)
  2. Luxemburg (4,8%)2. Luxemburg (4,4%)
  3. Griekenland (4,1%)3. Griekenland (3,9%)
  4. Finland (3,4%)4. Finland (3,1%)
  5. Spanje (3,2%)5. Zweden (3,0%)
  10. Nederland (2,1%)9. Nederland (2,0%)

Toelichting

1. De cijfers voor de relatieve structurele groei over voorgaande periodes worden regelmatig door de OESO herzien. Dit is ook de reden waarom er in de begroting 2008 andere waarden voor 2007 worden genoemd. Dit geldt eveneens voor de relatieve positie van Nederland binnen de EU-15.

2. In de begroting voor 2009 is het kengetal relatieve structurele groei niet langer opgenomen, omdat het niveau van deze indicator sterk afhankelijk is van externe factoren. De onrust op de financiële markten en de daarop volgende wereldwijde recessie is zo’n externe factor die er voor zorgt dat bovenstaande gegevens niet objectief te vergelijken zijn met volgende jaren.

Budgettair gevolgen van het beleid

Artikel 1: Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa (in € 1000)
 RealisatieRealisatieRealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 200520062007200820082008
Verplichtingen (totaal)66 64274 78176 63174 87982 525– 7 646
Programma gerelateerde verplichtingen18 75222 05818 69818 01724 424– 6 407
Markt en spelregels      
OD 2: Optimale marktordening en mededinging bevorderen      
– Bijdrage Metrologie14 37014 63114 68914 77914 508271
– Raad Deskundige Nationale Standaard555620365569
– Kenniscentrum aanbesteden659     
– Markt en Overheid    5 100– 5 100
– Bijdrage diverse instituten9342 4041 3341 3531 32231
OD 3: Positie van de consument versterken      
– Prijzenwet 1 505    
Algemeen      
– Onderzoek en Opdrachten DG Economische Politiek (DGEP)2 6573 4622 4721 8203 438– 1 618
– NL voorzitterschap EU 200477     
       
Apparaat gerelateerde verplichtingen47 89052 72357 93356 86258 101– 1 239
– Personeel DG EP8 1797 5747 5647 7978 700– 903
– Apparaatsuitgaven NMa/Dte39 03041 09345 28844 19143 899292
– Apparaatsuitgaven Consumentenautoriteit6814 0565 0814 8755 502– 627
       
Uitgaven (totaal)64 48166 93379 27177 26479 558– 2 294
       
Ontvangsten (totaal)107 583147 20426 02833 62656 504– 22 878
– Ontvangsten NMa104 879144 61722 19128 54949 000– 20 451
– Ontvangsten Dte2 6952 5762 6192 7274 719– 1 992
– FEES NMa  1 1051 9332 785– 852
– Diverse Ontvangsten DGEP9112547 47
– Ontvangsten Consumentenautoriteit  88371 371

Markt en Overheid

In het in februari 2008 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel tot aanpassing van de Mededingingswet zijn de uitvoeringskosten voor overheden die economische activiteiten verrichten tot een verwaarloosbaar minimum teruggebracht. Daardoor is de financiële compensatie voor gemeenten en provincies, die was voorzien in het wetsvoorstel dat in 2007 aan de Raad van State is voorgelegd, niet meer nodig en valt het hiervoor gereserveerde bedrag (€ 5,1 mln) vrij.

Ontvangsten NMa

In diverse zaken zijn de oorspronkelijk opgelegde boetes in 2008 verlaagd als gevolg van bezwaar- en beroepprocedures. Dit heeft geresulteerd in een neerwaartse bijstelling van de ontvangstenraming bij najaarsnota 2008 (€ 20 mln).

Markt en spelregels

OD 1: Bevorderen van stabiele macro-economische omgeving en versterken van de Interne Markt.

Zoals eerder geschreven heeft veel nadruk gelegen in visievorming en beleidsontwikkeling over het beperken van de gevolgen van de crisis op het (structurele) groeivermogen van Nederland.

Daarnaast zijn de Europese maatregelen en de maatregelen van andere landen op de voet gevolgd. Onder andere door de insteek van Nederland is het belang onderstreept om in deze tijden vast te houden aan de Interne Markt en Staatssteunregels. We moeten het level-playing field dat ons in de afgelopen jaren veel heeft gebracht niet in gevaar brengen.

De interne markt heeft tot nog toe grote baten met zich mee gebracht voor de consument en bedrijven. Uit onderzoek van het CPB blijkt bovendien dat de Nederlandse burger ten opzicht van andere Europeanen zelfs meer dan gemiddeld profijt heeft van de open interne markt en dat op lange termijn de voordelen van de gerealiseerde integratie nog groter zullen zijn. Een concrete verbetering van de interne markt in 2008, die mede door inzet van het Ministerie van Economische Zaken is gerealiseerd, is de aanname van een Europees pakket aan maatregelen voor het vrij verkeer van goederen. Dit behelst onder andere een verbetering van de toepassing in de praktijk van het beginsel van wederzijdse erkenning van nationale voorschriften. Voor ondernemers een belangrijk winstpunt omdat zij niet langer hun producten hoeven aan te passen aan de per lidstaat mogelijk verschillende eisen. Daarnaast is in het kader van de herziening van de interne markt gestart met het feitenonderzoek om te komen tot een op feiten gebaseerde en resultaatgerichte aanpak van knelpunten in de interne markt. Tevens zal door de aanname van de «Small Business Act» voor toekomstig interne marktbeleid speciale aandacht worden geschonken aan de effecten ervan op de positie van het MKB.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Coördineren interdepartementale visie vorming en beleidsontwik- keling gericht op het versterken van structurele groeija
• Het opstellen en bewaken van de voortgang van het Nationale hervormingsprogrammaja
• Bestuurlijke en inhoudelijke contacten met CBS en CPBja
• Strategievorming en versterking van economische functiesja
• Versterken van concurrentiekracht van de Europese economie via Raad voor het Concurrentievermogenja
• Klachtenloket SOLVITja
• Coördinatie van en advisering over staatssteunzakenja
Activiteiten 
• Opstellen van het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) 2008–2011ja
• Implementatie van het Communautaire Lissabonprogrammaja
• Uitwerken van «notitie «Naar een modern migratiebeleid» in wet en regelgeving en toelatingsproceduresja
• Onderhandelen over het versterken van Vrij Verkeer van Goederen en implementatie daarvanja
• Onderhandelen over en uitvoeren van voorstellen ihkv review Interne Marktja
• Relatie van publieke voorzieningen tot interne markt bij onderhandelingen over nieuw verdragja
• Beoordeling van mogelijkheid tot versoepeling van het beleid voor vrij verkeer van werknemers uit Roemenië en Bulgarijeja
• Financiële perspectievenja
• Implementatie dienstenrichtlijnja

Coördineren interdepartementale visie vorming en beleidsontwikkeling versterken van structurele groei

Als eerder al aangehaald, hangt het groeivermogen (wat wordt berekend aan de hand van de structurele economische groei) van de Nederlandse economie af van de structurele groei van de werkgelegenheid en de structurele groei van de arbeidsproductiviteit. In de Nederlandse economie wordt een hogere arbeidsparticipatie en groei van arbeidsproductiviteit steeds belangrijker, aangezien demografische ontwikkelingen (met name de veranderende leeftijdsopbouw van de bevolking) een negatieve invloed hebben op de groei van het arbeidsaanbod. Om dit te bereiken heeft EZ zich in 2008 ook op punten die niet in de begroting staan vermeld sterk gemaakt voor het bevorderen van structurele economische groei. Zo is EZ betrokken geweest bij het formuleren van het kabinetsstandpunt op de bevindingen van de commissie Bakker, die het thema «arbeidsparticipatie» op de (politieke) agenda heeft gehouden.

Opstellen van het nationaal Hervormingsprogramma 2008–2011

In oktober 2008 hebben de EU-lidstaten een nieuw Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) ingediend bij de Europese Commissie (Kamerstukken II, 21 501-20, nr. 398). De Minister van Economische Zaken is de coördinerend bewindspersoon van het Nederlandse NHP. Naar aanleiding van de voortgang in de lidstaten met het doorvoeren van hervormingen neemt de Raad op voorstel van de Commissie per lidstaat aanbevelingen en aandachtspunten aan voor verdere duurzame economische ontwikkeling. Voor Nederland liggen deze op het terrein van verhoging van het arbeidsaanbod en verhoging van het private R&D. Deze onderwerpen staan al hoog op de Nederlandse beleidsagenda, zie daarvoor onder andere beleidsartikel 2 van deze begroting.

Relatie van publieke voorzieningen tot interne markt bij onderhandelingen over nieuw verdrag

Over de tekst van het Verdrag van Lissabon is in 2007 politieke overeenstemming bereikt. Aan het Verdrag is op instigatie van Nederland een protocol gehecht waarin de relatie tussen publieke voorzieningen en de interne marktregels wordt verhelderd en verduidelijkt. EZ heeft hierbij het voortouw genomen. Meer duidelijkheid over de verdeling van bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten met betrekking tot het inrichten en organiseren van diensten van algemeen (economisch) belang was een wens die expliciet voortvloeide uit het coalitieakkoord. Voorts maakt het protocol ondubbelzinnig duidelijk dat op economische diensten van algemeen belang in beginsel de interne marktregels van toepassing zijn. Dit is in het belang van het level playing field voor het bedrijfsleven. Hoewel het Verdrag formeel pas in werking kan treden na ratificatie door alle lidstaten kan het protocol, dat de bestaande juridische situatie codificeert, nu reeds als richtsnoer worden gehanteerd door de Europese Commissie en de lidstaten waar het gaat om de spelregels betreffende de inrichting en organisatie van publieke voorzieningen.

Implementatie dienstenrichtlijn

De dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden en moet op 28 december 2009 zijn geïmplementeerd. Het doel van de dienstenrichtlijn is het scheppen van een vrije Europese dienstenmarkt. Door het Centraal Planbureau is in 2008 berekend dat in Nederland het bruto binnenlands product bij juiste implementatie structureel met 0,3 – 1,4% (€ 1,4 – € 6,3 mld) kan groeien. In 2008 is een voorstel voor een Dienstenwet ingediend (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 579, nr. 1–3) en is in 2008 aan de Raad van State een voorstel voor een Aanpassingswet dienstenrichtlijn voorgelegd. De geschatte besparing op administratieve lasten ligt rond de € 65 mln. De opbouw van het Dienstenloket is in 2008 ondergebracht bij Antwoord voor Bedrijven. Via het Dienstenloket kunnen vanaf 2010 alle procedures en vergunningen die onder de dienstenrichtlijn vallen, elektronisch worden afgewikkeld.

OD 2: Optimale marktordening en mededinging bevorderen.

Goed functionerende markten kunnen in belangrijke mate bijdragen aan economische groei. Daarom bevordert EZ marktwerking en mededinging. Wet- en regelgeving zoals de Mededingingswet, de Aanbestedingswet, de Metrologiewet en de Waarborgwet zijn daarbij belangrijk instrumenten.

Wet- en regelgeving bereiken hun doel alleen als deze wordt nageleefd. De NMa, die in 2008 haar tienjarig jubileum vierde, houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet en een aantal sectorspecifieke wetten. Voor de bijdrage van de NMa aan de (operationele) doelstellingen van EZ wordt verwezen naar het jaarverslag en mijn bevindingen daarop (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 51). In 2008 is de scheiding tussen deze beleidstaak van EZ en de uitvoering door de NMa aangescherpt. Een scherpe scheiding voorkomt enerzijds dat de toezichthouder op de stoel van de beleidsmaker gaat zitten of andersom, en zorgt er anderzijds voor dat de toezichthouder binnen het mandaat onafhankelijk en daadkrachtig kan opereren.

Deze scherpere scheiding wordt met twee maatregelen bewerkstelligd. Ten eerste is in november 2008 het aangepaste Relatiestatuut EZ-NMa 2008 in werking getreden. Dit biedt EZ voortaan de mogelijkheid om uitvoeringsregels van de NMa af te keuren indien deze niet stroken met de door EZ uitgezette beleidsmatige koers. Ten tweede is onder meer in de begroting 2008 aangekondigd dat de uitvoeringsregels van de NMa over boetes en clementie vervangen worden door beleidsregels van de Minister zelf. Deze zullen begin 2009 in werking treden.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) voor het uitvoeren van de Mededingingswet.ja
• Wet- en regelgeving (Mededingingswet, Aanbestedingswet, Winkeltijdenwet, Metrologiewet en Waarborgwet) voor het bevorderen van de ordening en werking van en het toezicht op markten.ja
• Kenniscentrum voor Ordeningsvraagstukken (KCOV) voor het delen van kennis en voor projecten die knelpunten in de marktordening signaleren.gedeeltelijk
• ENCORE (Economics Network for Competition and Regulation) voor het bevorderen van de interactie tussen economische wetenschap en beleid.ja
• Infrastructuur voor markttransparantie: 
  • Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) voor het maken en bevorderen van de toepassing van (inter)nationale (product)normen;ja
  • Raad voor Accreditatie (RvA) voor het erkennen van de daarvoor in aanmerking komende organisaties en instituten;ja
  • NMi Van Swinden Laboratorium voor het beheren, onderhouden en ontwikkelen van Nederlandse meetstandaarden.ja
• Kennisnetwerk PIANOo (Professioneel & Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers) voor het stimuleren en faciliteren van expertise over aanbestedingen bij alle publieke opdrachtgevers.ja
Activiteiten 
• Naar aanleiding van de plannen in het Coalitieakkoord zal EZ aandacht besteden aan de invulling van «high trust».ja
• Nagaan of en zo ja op welke wijze samenwerking tussen markttoezichthouders verder versterkt kan worden.ja
• Verbeteren van juridische mogelijkheden voor consumenten en bedrijven tot schadevergoeding wegens overtreding van het mededingingsrecht.ja
• Indienen Wet Markt en Overheid.ja
• De nieuwe Aanbestedingswet met onderliggende regelgeving wordt in het voorjaar van 2008 gepubliceerd. nee
• Diverse activiteiten voor het Kennisnetwerk PIANOo, waaronder uitrol van TenderNed.gedeeltelijk
• Onderzoek naar effecten van marktwerking in de verschillende sectoren.ja
• In samenwerking met VWS werken aan goede marktordening en adequaat markttoezicht in de zorgsector.ja
• In samenwerking met Financiën werken aan optimale mededinging in de financiële markten (met name start SEPA per 1 januari 2008).ja
• Uitwerking van voornemen vanuit Coalitieakkoord om het oneigenlijk gebruik van het toeristische regime tegen te gaan.ja
• Indienen goedkeuringswet voor wijziging van het Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelmetalen werken.ja
• Implementeren van Europese maatregelen voor accreditatie.ja

Kenniscentrum voor Ordeningsvraagstukken (KCOV)

In 2008 is het KCOV opgeheven. Het KCOV is in 2002 op verzoek van de Tweede Kamer opgericht om het lerend vermogen van de overheid op het gebied van marktordening te vergroten (motie Voûte, 28 000 XIII, nr. 17). Het Kenniscentrum heeft met een groot aantal activiteiten succesvol invulling gegeven aan deze opdracht. Het Kenniscentrum vervulde hierbij met name een faciliterende rol. Beleidsmakers van verschillende departementen weten elkaar inmiddels ook zonder tussenkomst van het Kenniscentrum goed te vinden. Hierdoor had het kenniscentrum als zelfstandige eenheid binnen EZ haar toegevoegde waarde verloren. Het KCOV is ontbonden en opgegaan binnen de directie Algemene Economische Politiek van het Directoraat-generaal Economische Politiek. Deze «doorstart» van KCOV is vormgegeven middels de oprichting van de Interdepartementale Klankbordgroep Ordeningsvraagstukken. Deze klankbordgroep heeft een agenderende rol, een netwerkfunctie en is gericht op inhoudelijke kennisdeling. Het in 2007 gestarte KCOV project«Ruimte voor de professional» is in 2008 afgerond.

High Trust

In samenwerking met de toezichthouders is gewerkt aan het invullen van «high trust». Onderdeel van high trust is het strenger optreden tegen overtredingen. Voor de NMa zullen de, nog te publiceren, boetebeleidsregels invulling geven aan het strenger optreden. Bij deze boetebeleidsregels dienen de strenge Europese richtsnoeren voor kartelboetes als inspiratie om de strengere aanpak vorm te geven. Deze beleidsregels zullen naar verwachting in het voorjaar van 2009 worden afgerond.

Aanbestedingswet

De nieuwe Aanbestedingswet met onderliggende regelgeving is in 2008 niet gepubliceerd, omdat deze op 8 juli 2008 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel voor aanpassingen van de aanbestedingswet in de Eerste Kamer werd verworpen. Belangrijkste bezwaar was dat de wet teveel een «raamwet» was. Ook inhoudelijk bestond er bezwaar, met name bij aanbestedende diensten. Er is gestart met het opstellen van een nieuw wetsvoorstel.

Kennisnetwerk PIANOo, waaronder uitrol Tenderned

Zoals gemeld in de brief van 16 mei 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 26 966, nr. 5) is de oplevering van TenderNed voorzien voor 2009. Uit ervaringen van gebruikers bleek dat het opschalen van het prototype TenderNed tot een landelijk functionerend elektronisch systeem voor aanbesteden technisch niet mogelijk was. Daarom is gekozen voor een nieuwgebouwd TenderNed, waarbij gebruik wordt gemaakt van Open Source software.

Financiële Markten

De turbulente economische ontwikkelingen, in het bijzonder op de financiële markten, hebben het jaar anders laten verlopen dan bij voorbaat was gedacht. Naast de voorgenomen activiteiten heeft EZ het afgelopen jaar het Ministerie van Financiën ook ondersteund en geadviseerd op het gebied van mededinging- en staatssteunaspecten bij de vormgeving en totstandkoming van de kapitaalinjecties en nationalisaties in de financiële sector, waarbij gezonde concurrentie en een stabiele financiële sector als uitgangspunten zijn gehanteerd.

Prestatie-indicator
 RealisatieBegroting
 20052006200720082008
Concurrentie en de mate waarin overheidsbeleid concurrentie versterkt of beperktPositie 6Positie 6Positie 4Positie 5Top-5 positie (in selectie van 13 landen)

Bronnen: World Competitiveness Yearbook (IMD), Global Competitiveness Report (World Economic Forum), website Europese Unie

Toelichting

Nederland nam in 2008 wereldwijd een 5e positie in op de lijst van landen met het meest concurrentieversterkende beleid. Alleen Denemarken, Nieuw-Zeeland, Zweden en Finland gaan ons voor. Aangezien Zweden ons voorbij is gestreefd is Nederland ten opzichte van 2007 één positie achteruit gegaan. In relatief opzicht scoort Nederland, net als in vorige enquêtes, nog altijd goed op de effectiviteit/kwaliteit van het mededingingsbeleid en regulering. Ook scoort Nederland relatief zeer goed op de variabele onpartijdigheid bij beslissingen door overheden.

OD 3: Positie van consumenten versterken.

Om consumenten als volwaardige spelers op de markt hun rol te kunnen laten spelen is het van groot belang dat zij voldoende geïnformeerd zijn over hun rechten en plichten bij de aankoop van producten of diensten. Goed geïnformeerde consumenten kunnen zich zelfstandig en vol vertrouwen op de markt bewegen. Dat komt de marktwerking ten goede en draagt bij aan de welvaart van consumenten. In 2008 is met name gewerkt aan invoering van de Wet oneerlijke handelspraktijken (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 928, nr. A). Deze is per 15 oktober 2008 in werking getreden. Het handhaven van deze wet is een van de prioriteiten van de Consumentenautoriteit voor 2009. Tevens is begonnen met de onderhandeling over de nieuwe Europese richtlijn consumentenrechten die in oktober 2008 is gepubliceerd. Deze onderhandelingen lopen verder in 2009 en daarna. Van eventuele aanpassing van de Nederlandse wetgeving zal naar verwachting pas over enkele jaren sprake zijn. Daarnaast is in 2008 veel aandacht uitgegaan naar het terugdringen van de overstapbelemmeringen in de telecommarkt en energiemarkt.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Consumentenautoriteit inclusief wet handhaving consumenten bescherming en Oneerlijke handelspraktijkenja
• Consuwijzer; informatieloket voor consumentenja
• Colportagewetja
• Prijzenwetja
• Bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot consumentenbescherming (oa algemene voorwaarden en garanties)ja
Activiteiten 
• Om het aantal collectieve inbreuken op het consumentenrecht terug te dringen is de Consumentenautoriteit de Wet Oneerlijke Handelspraktijken toepassen.ja
• Om er voor te zorgen dat de rechten en plichten van consumenten en ondernemers zo eenduidig mogelijk zijn, werd de (Europese) wet- en regelgeving verder gestroomlijnd.ja
• De werking van geschillencommissies werd verbeterd (verkorten van de behandelduur en daar waar mogelijk het verbreden van de dekkingsgraad).ja
• Overstapbelemmeringen voor consumenten in – met name – netwerksectoren als energie en telecommunicatie werden zo veel mogelijk teruggedrongen.ja

Consumentenautoriteit

De in januari 2008 gepresenteerde agenda van de Consumentenautoriteit bevatte de volgende prioriteiten: algemene voorwaarden in met name de meubel- en keukenbranche, de garantiestelling in de reisbranche, sms diensten, garantie en conformiteit en oneerlijke handelspraktijken. In totaal zijn 160 onderzoeken uitgevoerd en vele tientallen overtredingen door middel van informele handhaving beëindigd. In 2008 zijn 6 sanctiebesluiten genomen waarbij bestuurlijke boetes zijn opgelegd. De Consumentenautoriteit heeft, naast de onderzoeken in «nationale» gevallen, in 2008 ook 40 onderzoeken afgehandeld naar aanleiding van buitenlandse verzoeken om bijstand, ingediend door collega toezichthouders in de EU. Het gaat hierbij om verzoeken om informatie dan wel om handhaving wegens (mogelijke) overtredingen van Nederlandse bedrijven in andere EU landen. Een gedetailleerd jaarverslag van de werkzaamheden van de Consumentenautoriteit wordt voor 1 juni 2009 aan de Tweede kamer aangeboden.

Terugdringen van overstapbelemmeringen voor consumenten in met name netwerksectoren als energie en telecom

Voor de aanpak overstapdrempels in de telecomsector zijn in 2008 twee actielijnen uitgevoerd. Ten eerste is er een wetsvoorstel (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 611, nr. 8) ingediend waarin is geregeld dat er in de telecomsector een opzegtermijn gaat gelden van één maand na afloop van de initiële abonnementsperiode. Deze wet treedt per 1 juli 2009 in werking. Dit betekent dat consumenten niet meer stilzwijgend en automatisch weer voor een jaar vast zitten aan een contract. Consumenten kunnen daarmee eenvoudiger en sneller overstappen en aldus bedrijven prikkelen om tot een goed aanbod te komen. Daarnaast zijn eind 2008 met de zes grootste providers afspraken gemaakt om het probleem met overstappen aan te pakken. Hierbij zijn onder andere afspraken gemaakt over het overstapproces, afhandeling van klachten via een geschillencommissie, gemakkelijker overstappen doordat de nieuwe aanbieder de overstap kan verzorgen en het percentage probleemloze overstappen.

Voor de aanpak van overstapdrempels op de consumentenmarkt voor energie zijn er in 2008 een aantal belangrijke stappen gezet. Het wetsvoorstel «Marktmodel» is in maart 2008 naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit wetvoorstel zorgt voor een uniform leveranciersmodel en de invoering van slimme meters. Door actuele online beschikbare meterstanden wordt een impuls gegeven aan energiebesparing, de eindafrekening betrouwbaarder, gaan verhuizingen en switches soepeler en kan de netbeheerder de voorzieningszekerheid beter waarborgen. Ook toepassingen als de teruglevering van duurzaam opgewekte elektriciteit wordt door de slimme meter ondersteund. Het leveranciersmodel houdt in dat facturering en klachtafhandeling voor kleinverbruikers altijd loopt via de feitelijke leverancier van gas en elektriciteit. De klant heeft dus nog slechts te maken met één aanspreekpunt. Hierdoor kan die leverancier ook beter inspelen op de wensen van zijn klanten. Problemen kunnen door de leverancier sneller worden opgelost omdat hij minder afhankelijk is van andere partijen. Daarnaast is het capaciteitstarief (de grootte van de aansluiting bepaalt de hoogte van het transporttarief) ingevoerd. Deze veranderingen verbeteren de werking van de consumentenmarkt voor energie en verlagen de overstapdrempels voor consumenten nog verder.

Prestatie-indicator
 RealisatieBegroting
 2005200620072008Streefwaarde 2008
Klanttevredenheid Informatieloket (Consuwijzer)Bron: Consumentenautoriteit   7Nog niet van toepassing
Kengetallen
 RealisatieBegroting
 2005200620072008Ambitie 2008
Percentage consumenten dat aangeeft over onvoldoendekennis over zijn rechten en plichten te beschikkenBron: Consumentenautoriteitnvtnvtnvt48%44%

Toelichting

1. Bezoekers van ConsuWijzer het informatieloket van NMa, Opta en Consumentenautoriteit geven dit loket gemiddeld een 7 als waardering voor de geboden informatie en de verleende service via de email, telefoon, post of website. In 2008 zijn er 92 000 directe contacten, dus per telefoon, email of post, tussen consumenten en ConsuWijzer geweest. De website van ConsuWijzer is in 2008 1 050 000 maal bezocht. Via Postbus 51 is ConsuWijzer in het najaar gedurende 4 weken onder de aandacht van het Nederlandse publiek gebracht.

2. Het Ministerie van Economische Zaken heeft in een representatieve steekproef onder consumenten onderzocht hoe zij hun kennis van rechten en plichten ervaren1. Van de totale respondenten gaf 48 procent daarbij aan dat zij menen dat hun kennis tekortschiet. De respondenten zijn ook 5 stellingen omtrent hun rechten voorgelegd waarin hun kennis is onderzocht. Het percentage goede antwoorden varieerde daarbij van 68% tot 20%. Overigens blijkt uit het onderzoek ook dat inmiddels 35% van de respondenten weet dat zij bij ConsuWijzer terecht kan om informatie te halen over de rechten van de consument.

Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingOptimale marktordening en mededinging bevorderen1.220062007Kamerstukken II, 2006–2007, 30 991, nr. 1
 Positie van de consument versterken1.320062007Kamerstukken II, 2006–2007, 30 991, nr. 1
 Goed functioneren interne markt1.120072008Kamerstukken II, 2008–2009, 30 991, nr. 6
Effectenonderzoek ex postPIANOo1.220072008Kamerstukken II, 2007–2008, 26 966, nr. 5
 Wet Handhaving Consumentenbescherming1.320092009 
Overig evaluatieonderzoekDe economische impact van arbeidsmigratie uit de MOE landen Roemenie en Bulgarije*1.120082008Kamerstukken, II, 2007–2008, 29 407, nr. 98

Toelichting

Het onderzoek naar de economische impact van de arbeidsmigratie uit Roemenië en Bulgarije is uitgevoerd in opdracht van en toegezonden aan de Tweede Kamer door de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Wonen Werken en Integratie.

2 EEN STERK INNOVATIEVERMOGEN

Algemene beleidsdoelstelling

Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie.

EZ werkt aan het creëren van een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie. In het beleidsprogramma van het kabinet is dit in doelstelling 14 geformuleerd als het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie. Om die doelstelling te verwezenlijken, heeft het kabinet voor de jaren 2008–2011 extra middelen uitgetrokken voor de innovatievouchers, de innovatieprestatiecontracten (IPC), innovatiekredieten en de WBSO. Ook is het kabinet het project Nederland Ondernemend Innovatieland gestart, waarvoor de interdepartementale programmadirectie Kennis en Innovatie is opgericht. Het Innovatieplatform – waarvan de minister van EZ vice voorzitter is – fungeert als ijsbreker, inspirator en ideeënontwikkelaar om een impuls te geven aan innovatie en ondernemerschap in Nederland.

Project Nederland Ondernemend Innovatieland

De ministers van EZ en OCW hebben de langetermijnstrategie «Naar een agenda voor duurzame productiviteitsgroei» opgesteld en in juli 2008 aan de Tweede Kamer aangeboden. (TK Kamerstukken 2007–2008, 27 406, nr. 120). Daarin worden ambitieuze maatschappelijke en economische ambities geschetst voor Nederland in 2030 en ook concrete doelstellingen en acties voor huidige kabinetsperiode. Via de maatschappelijke innovatieagenda’s wordt gewerkt aan een betere benutting van kennis voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken met betrokkenheid van het bedrijfsleven. In 2008 zijn maatschappelijke innovatieagenda’s opgesteld op de terreinen energie, gezondheid, veiligheid en water (Kamerstukken 2007–2008, 27 406, nr. 120, bijlagen). Ook is in samenwerking met het Innovatieplatform een valorisatieagenda opgesteld («Kennis moet circuleren») die door 15 organisaties is ondertekend. Tenslotte is de Taskforce Technologie, Onderwijs en Arbeidsmarkt opgericht en in vier voorloopregio’s van start gegaan.

Externe factoren

De innovatieprestaties van Nederland worden niet alleen door overheidsbeleid beïnvloed. Op korte termijn is de conjuncturele ontwikkeling een externe factor die van invloed is op de R&D-inspanningen en de innovatieprestaties van bedrijven. De teruglopende conjunctuur als gevolg van de kredietcrisis gaat naar verwachting gepaard met minder R&D-inspanningen als gevolg van teruglopende omzet. Structureel bezien is ondernemerschap een belangrijke externe factor voor innovatie. Zo dragen startende bedrijven en snelle groeiers bij aan innovatie door het op de markt brengen van nieuwe producten. De ondernemingszin in Nederland heeft zich de afgelopen jaren positief ontwikkeld. Een andere bepalende factor is de bereidheid bij kennisinstellingen om publiek ontwikkelde kennis te commercialiseren. De eerder genoemde valorisatieagenda is een belangrijke stap in de richting van meer commercialisering van publiek ontwikkelde kennis.

Kengetallen
 RealisatieBegroting
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Ambitie 2008
Positie van Nederland in European Innovation Scoreboard (EU-25 landen)111e11e11e11e-
Bron: Europese Commissie     
R&D uitgaven private sector als % van het BBP2Bron: CBS1,011,011,03Nog niet beschikbaar2%
R&D uitgaven publieke sector als % van het BBP3Bron: CBS0,720,700,67Nog niet beschikbaar1%

1 De methodiek in het European Innovation Scoreboard is gewijzigd. In de editie van vorig jaar (European Innovation Scoreboard 2007) had Nederland nog een 9e positie in 2007, een 10e positie in 2006 en een 9e positie in 2005. In de begroting voor 2008 werd uitgegaan van het European Innovation Scoreboard 2006. Daarin had Nederland nog een 7e positie in 2006 en een gedeelde 7e/8e positie in 2005. In de meest recente versie van het European Innovation Scoreboard is het stelsel van indicatoren waarmee de samengestelde innovatie-index wordt bepaald sterk herzien. Deze herziening heeft ertoe geleid dat Nederland over de gehele periode 2005–2008 een stabiele 11e positie heeft binnen een rangorde van EU-25 landen.

2 In de begroting 2009 werd voor de R&D-uitgaven in de private sector nog een percentage van 0,96 genoemd voor 2006. Volgens de huidige inzichten van het CBS is het percentage in 2006 1,01, vanwege een opwaartse bijstelling van het absolute bedrag aan R&D-uitgaven (teller) en een lichte opwaartse aanpassing van het BBP (noemer) over 2006. Ook het BBP over 2005 is licht opwaarts bijgesteld, wat tot gevolg heeft gehad dat de private R&D-uitgaven in 2005 volgens de meest recente statistieken op 1,01% van het BBP uitkomen. In de begrotingen voor 2008 en 2009 werd nog een percentage van 1,02 genoemd.

3 In de begroting 2009 werd voor de R&D-uitgaven in de publieke sector nog een percentage van 0,71 genoemd voor 2006. Door een lichte opwaartse bijstelling van het BBP over 2006 is dat percentage volgens de meest recente statistieken 0,70.

Toelichting

In het European Innovation Scoreboard van de Europese Commissie wordt de innovatiekracht van Europese landen vergeleken op een groot aantal indicatoren via een samengestelde innovatie-index. Op de ranglijst van de index neemt Nederland een 11e positie in binnen de EU-25. Nederland wordt daarmee tot de innovatievolgers gerekend. Nederland scoort bovengemiddeld bij het aantal aangevraagde octrooien, het aantal innovatieve bedrijven met samenwerkingsverbanden binnen het MKB, het aantal geregistreerde handelsmerken en het aantal geregistreerde industriële ontwerpen. Nederland scoort benedengemiddeld bij onder andere de private R&D-uitgaven, de overige innovatie-uitgaven van bedrijven, het aantal MKB-bedrijven dat een marketing- en/of organisatorische innovatie heeft doorgevoerd en het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten.

De private R&D-uitgaven in verhouding tot het BBP zijn in Nederland licht gestegen van 1,01% in 2006 naar 1,03% in 2007. Bij de publieke R&D-uitgaven is juist een tegengestelde ontwikkeling te zien. Nederland scoort volgens de meest recente cijfers 0,13% van het BBP lager dan het EU-27 gemiddelde (Nederland: 1,70% in 2007; EU-27: 1,83% in 2007; bron: Eurostat). Bij de private R&D-uitgaven blijft Nederland 0,16%-punt achter bij het EU-27 gemiddelde. Bij de publieke R&D-uitgaven heeft Nederland een lichte voorsprong op het EU-27 gemiddelde van 0,03% van het BBP. De voorsprong van het Nederland bij de publieke R&D-uitgaven is de afgelopen jaren sterk geslonken. In 2004 bedroeg die voorsprong bijvoorbeeld nog 0,11% van het BBP.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Artikel 2: Een sterk innovatievermogen (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)420 209636 937513 623580 719517 54563 174
Programma gerelateerde verplichtingen368 728570 765438 747504 167460 49243 675
Basispakket      
OD 2: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten      
– Innovatievouchers/IPC’s11 31333 71529 12071 95730 46741 490
– SKO/SKB4 0672    
– TechnoPartner36 79831 32225 29221 21037 000– 15 790
– Eurostars   2 951 2 951
– Innovatiekredieten   19 255 19 255
– Bijdrage aan Syntens11 37353 94332 67832 85632 679177
– ICT-kennis en innovatie837     
Programmatisch pakket      
OD 3: Topprestaties op innovatiethema’s      
– Innovatieomnibus28 56731 31972 718700103 328– 102 628
– Innovatieprogramma’s:      
  – Water 5 0009 21412 9105 0007 910
  – IP Maritiem  6 7986 185 6 185
  – Point One57 971109 95259 82266 36683 290– 16 924
  – Food and Nutrition Delta 10 42626 66227 03724 7002 337
  – Automotive  3 5398 042 8 042
  – Life Sciences en Gezondheid1413 1746 68912 445 12 445
  – Polymeren Innovatieprogramma (PIP)   12 253 12 253
  – Scheidingstechnologie 3671 6073 828 3 828
  – Materialen (M2i)   10 752 10 752
– Innovatieve onderzoeksprogramma’s (IOP’s)16 73919 67812 51619 22214 3374 885
– Besluit subsidies investering kennisinfrastructuur (Bsik)   360 360
– Diversen technologische vernieuwing (incl. STT)134371439 39
– IS internationaal97 85135 83614 37112 435200010 435
– IS opkomende markten 5 9065 7585 9016 056– 155
– Bijdrage aan STW19 5488 60930 96220 51019 976534
– Creative Challenge Call 2 964 4 011 4 011
– Innovatiekredieten (voorheen uitdagersfaciliteit) 5 22712 2002 45924 297– 21 838
– Innovatieplatform 551 0273 411 3 411
– Actieplan beta-techniek/Casimir1 000     
– Bijdrage aan TNO en GTI’s34 70435 6596 22363 97234 84729 125
– Civiele luchtvaartontwikkeling1 8024 9904 9904 9904 990 
– Luchtvaartkredietfaciliteit 70 000    
– Bijdrage aan NIVR4 0985 61924 4044 5064 363143
– Ruimtevaart33 02191 64545 22448 65622 45126 205
– Nanotechnologie   112 112
– Bijdrage aan instituten180180459446468– 22
– Overige uitgaven3291521 8821 5821 290292
Algemeen      
– Onderzoek en beleidsexperimenten8 2554 9874 5822 8128 953– 6 141
       
Apparaat gerelateerde verplichtingen51 48166 17274 87676 55257 05319 499
– Personeel Innovatie8 4438 5337 6616 2158 384– 2 169
– Uitgaven TWA-netwerk2 4543 0572 9611953 924– 3 729
– Bijdrage aan agentschappen25 83934 41646 13650 40524 63725 768
– Bijdrage aan OCNL, WIPO en EOB14 74520 16618 11819 73720 094– 357
– Adviesraad voor Wetenschap en Techniek    14– 14
       
Uitgaven (totaal)498 545502 416504 716552 026690 239– 138 213
Ontvangsten (totaal)106 665149 174141 249172 151235 987– 63 836
– Terugontvangsten SenterNovem4722 905157201 201
– Ontvangsten Rijksoctrooiwet28 19727 07627 68132 05326 4125 641
– Diverse ontvangsten OCNL 2 2521 9001 342 1 342
– Ontvangsten TOP8 87913 10012 20018 66918 802– 133
– Ontvangsten Seed-regeling  133 33
– Ontvangsten uit Fes61 99898 37193 313114 899187 605– 72 706
– Ontvangsten EET6 6452 9853 1151 4701 580– 110
– Diverse ontvangsten4742 4852 8823 4841 5881 896

Innovatievouchers/IPC’s

In verband met het grote beroep op de IPC-regeling zijn extra middelen vrijgemaakt. Dit is mede het gevolg van de grote belangstelling voor de zogenaamde pre-IPC’s in 2007. Bij eerste suppletore begroting zijn IPC-middelen uit 2007 (€ 12 mln) doorgeschoven naar 2008 en zijn bij tweede suppletore begroting extra middelen vrijgemaakt voor de IPC-regeling (€ 10 mln). Om uiteindelijk alle in 2008 ingediende aanvragen te kunnen bedienen zijn eind 2008 aanvullende middelen vrijgemaakt uit SKE- en de Seed-regeling (€ 7 mln). Bij tweede suppletore begroting zijn eveneens extra middelen vrijgemaakt voor de Innovatievoucherregeling om de verbreding van de voucherregeling voor de landbouwsector en octrooiaanvragen te kunnen realiseren.

TechnoPartner

De lagere realisatie op TechnoPartner wordt met name veroorzaakt doordat de uitvoeringskosten zijn overgeboekt naar Bijdrage aan Agentschappen (€ 3 mln), middelen zijn vrijgemaakt voor de groeiversneller (€ 6 mln) en middelen niet zijn besteed om zo de ophoging van de IPC-regeling (€ 7 mln) mogelijk te maken.

Eurostars

In 2008 zijn bij eerste suppletore begroting structureel middelen vrij gemaakt voor het instrument Eurostars uit het Innovatieprogramma budget (Innovatieomnibus).

Innovatiekredieten

Medio 2008 is het instrument Innovatiekrediet geïntroduceerd. Het Innovatiekrediet vervangt de uitdagersfaciliteit en de hiervoor benodigde middelen zijn bij tweede suppletore begroting 2008 vrijgemaakt uit de nog beschikbare middelen van de uitdagersfaciliteit en het geheel van de EZ-begroting.

Innovatieomnibus

Op de post Innovatieomnibus worden uitsluitend middelen geraamd die nog moeten worden toegekend aan nieuwe innovatieprogramma’s. Toekenning vindt plaats nadat programma’s door EZ zijn goedgekeurd. Op dit onderdeel wordt dan ook geen realisatie geboekt, de middelen worden gedurende het jaar verdeeld over de verschillende innovatieprogramma’s.

Innovatieprogramma’s:

Water

Vanuit het vrije budget voor de innovatieprogramma’s (Innovatieomnibus) zijn bij eerste suppletore begroting 2008 middelen overgeheveld naar het innovatieprogramma Water (€ 3,5 mln) en uit IS-internationaal voor internationale onderdelen van het programma Water (€ 2 mln). Daarnaast is uit 2007 € 6 mln doorgeschoven naar 2008. Van het internationale deel zal € 1 mln in 2009 tot besteding komen. De middelen die waren gereserveerd voor het instrument waarmee risicovolle marktintroducties kunnen worden gestimuleerd worden naar 2009 doorgeschoven (€ 2,5 mln), omdat het instrument nog niet gereed is.

IP Maritiem, Automotive, Life Sciences en Gezondheid, Polymeren Innovatieprogramma (PIP), Scheidingstechnologie, Materialen (M2i) en Food and Nutrition Delta

De innovatieprogramma’s Maritiem, Automotive en Life Sciences en Health, Polymeren, Scheidingstechnologie, Food and Nutrition Delta en Materialen zijn in 2008 goedgekeurd. De verschillen op deze onderdelen worden verklaard doordat de aan deze programma’s toegekende middelen bij eerste en tweede suppletore begroting 2008 zijn overgeheveld naar de daarvoor bestemde onderdelen.

Point One

Bij eerste suppletoire begroting 2008 is vanwege versnelling van het programma Point One budget van latere jaren naar 2008 gehaald en budget uit 2007 aan het budget voor 2008 toegevoegd. Naderhand bleken de werkzaamheden van het Holst Centrum te vertragen als gevolg van problemen bij het aantrekken van personeel. De voor 2008 geplande werkzaamheden zullen daardoor grotendeels in 2009 tot uitvoering komen. De hiervoor gereserveerde middelen zijn bij tweede suppletore begroting 2008 doorgeschoven naar 2009.

Innovatieve onderzoeksprogramma’s (IOP’s)

De hogere realisatie wordt vooral verklaard door een budgetoverheveling van artikel 4 van de EZ-begroting naar deze post en een niet geraamde bijdrage van de stichting STW. Beide waren in het kader van de onderzoeksprogramma’s Elektromagnetische VermogensTechniek en Photonic Devices. Daarnaast heeft een extra intensivering plaatsgevonden op het onderzoeksprogramma EMVT.

IS internationaal

Om de financiering van de zogenaamde bottom-up projecten onder het Eureka initiatief mogelijk te maken zijn bij eerste suppletore uit het budget van de innovatieprogramma’s (innovatieomnibus) structureel middelen vrijgemaakt en overgeheveld naar IS Internationaal.

Creative Challenge Call

Dit betreft Fes-middelen die in 2007 niet meer konden worden gecommitteerd en daarom bij eerste suppletore begroting 2008 zijn doorgeschoven naar 2008.

Innovatiekredieten (voorheen uitdagersfaciliteit)

Het Innovatiekrediet vervangt de Uitdagersfaciliteit. De voor de Uitdagersfaciliteit geraamde middelen zijn bij tweede suppletore begroting 2008 van dit artikelonderdeel overgeheveld naar het Innovatiekrediet.

Innovatieplatform

Bij eerste suppletore begroting zijn binnen de EZ-begroting middelen vrijgemaakt voor het Innovatieplatform. Dit budget is bedoeld voor de financiering van experimenten en evenementen die door het Innovatieplatform worden geïnitieerd.

Bijdrage aan TNO en GTI’s

De financieringsbrief van het Rijk aan TNO voor 2008 is in februari 2008 verzonden in plaats van eind 2007. Hierdoor heeft de committering van de jaren 2008 en 2009 beide in 2008 plaatsgevonden. De middelen die in 2007 onbenut zijn gebleven zijn bij eerste suppletore begroting 2008 toegevoegd aan dit budget.

Ruimtevaart

In 2008 is een correctie aangebracht op het vastleggen van de verplichtingen aan ESA voor gestegen prijsniveaus op diverse projecten. Hierdoor is zo’n € 18,5 mln meer verplicht dan was voorzien. Tevens is bij eerste suppletore begroting 2008 € 13 mln toegevoegd omdat de door de Tweede Kamer aangedragen dekking voor het amendementen Smeets c.s. (Kamerstukken II, 31 200 XIII nr. 12 en 13) ongunstige gevolgen bleken te hebben voor de Nederlandse positie in ESA.

Onderzoek en beleidsexperimenten

Vanuit Onderzoek en beleidsexperimenten zijn middelen voor de Groeiversneller (artikel 3) en IPC’s overgeheveld.

Personeel Innovatie

Het verschil tussen vastgestelde begroting en de realisatie is het gevolg van overheveling van personeelsbudget in verband met de overgang per 1 januari 2008 van de uitvoering van innovatieprogramma’s naar SenterNovem en van het TWA-netwerk naar de EVD. Ook is de efficiency-taakstelling op dit onderdeel verwerkt. Tot slot zijn vacatures vanwege de efficiencytaakstelling niet ingevuld.

Bijdrage aan agentschappen en Uitgaven TWA-netwerk.

De uitvoeringkosten van een groot aantal subsidieregelingen (zoals de innovatieprogramma’s, innovatievouchers en IPC’s) zijn gedurende het jaar aan dit budget toegevoegd. Daarnaast zijn door de overgang van de Technisch Wetenschappelijk Attachees naar de EVD extra verplichtingen aangegaan op dit artikelonderdeel. De middelen «uitgaven TWA-netwerk» zijn overgeheveld naar deze post.

Ontvangsten Rijksoctrooiwet

De taksenopbrengsten zijn hoger uitgevallen dan geraamd door de effecten van de inwerkingtreding van de aangepaste ROW. Ook is er een lichte toename van aantal aangevraagde Europese octrooien.

Ontvangsten uit Fes

Uit het Fes is zo’n € 72 mln minder opgevraagd dan oorspronkelijk geraamd. Voor een groot deel betreft dit een aangepaste raming voor CTMM.

Markt en Spelregels

OD 1: Kennisbescherming.

Op nationaal vlak is de herziening van de Rijksoctrooiwet 1995 en onderliggende regelgeving afgerond. Met deze wijzigingen is de toegankelijkheid van het stelsel voor MKB-bedrijven vergroot en wordt het belang van het octrooistelsel voor de bevordering van innovatie verder geaccentueerd. Deze wetswijziging ging gepaard met een uitgebreide, op MKB-bedrijven toegesneden voorlichtingscampagne. Op internationaal vlak heeft wederom de ontwikkeling van een gemeenschapsoctrooi en een bijbehorend stelsel van geschilbeslechting centraal gestaan.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten en wetgeving 
• Rijksoctrooiwet ’95 (ROW)ja
• Benelux Verdrag inzake handhaven intellectueel eigendomja
• Europees octrooiverdragja
• Diverse WIPO verdragenja
• Gemeenschapsmerkenverordeningja
• Octrooicentrum Nederland ( OCNL)ja
• Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE)ja
• Wijziging Rijksoctrooiwet ’95 (ROW)ja
• Toekomst Europees Octrooibestelgedeeltelijk
• Notitie ethische aspecten bij octrooirecht voor biotechnologische uitvindingen naar Staten Generaalja

Toekomstig Europees Octrooibestel

In de discussie omtrent een Europese octrooistrategie zijn voor Nederland de belangrijkste aspecten de vermindering van de aan het verkrijgen van octrooi verbonden kosten en de rechtsbescherming. Het vertalingenprotocol en het EPLA (European Patent Litigation Agreement) zijn hiervoor essentieel. Het uiteindelijke doel blijft een Gemeenschapsoctrooi. Het zogeheten Vertalingenprotocol is op 1 mei 2008 in werking getreden. Hierdoor kunnen vertaalkosten voor Europese octrooiaanvragen aanzienlijk worden gereduceerd. In de brief van 25 april 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 975 (R1821), nr. 12) wordt hiervan aan de Tweede Kamer verslag gedaan. Zowel het Gemeenschapsoctrooi als een nieuwe stelsel van geschilbeslechting voor octrooizaken vormen nog steeds het onderwerp van onderhandelingen in Brussel, de Minister heeft de Tweede Kamer in december geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen Kamerstukken II, 2007–2008, 21 501-30, nr. 198)

Kengetallen
 Realisatie
 2005200620072008
Aangevraagde Europese octrooien, per miljoen personen van de beroepsbevolking1Bron: European Patent Office (Annual Reports) voor aantallen aangevraagde Europese octrooien en Europese Commissie (AMECO database) voor omvang van de beroepsbevolking)NL: 903 EU-25: 261NL: 844EU-25: 266NL: 789EU-25: 274Nog niet beschikbaar

1 De hier gepresenteerde cijfers wijken enigszins af van de cijfers die eerder in de begrotingen voor 2008 en 2009 werden gepresenteerd. Een eerste reden is dat de cijfers over het aantal aangevraagde octrooien in 2006 in het Annual Report 2007 van de European Patent Office beperkt zijn aangepast in vergelijking met het eerdere Annual Report 2006. De tweede reden is dat in de AMECO database de cijfers over de omvang van de beroepsbevolking in de loop der tijd licht zijn bijgesteld.

Toelichting

Bovenstaand kengetal betreft alle door Nederlandse bedrijven en instellingen aangevraagde octrooien bij het Europees Octrooibureau, ongeacht of de R&D-inspanning in Nederland heeft plaatsgevonden. Het kengetal geeft een indicatie van de mate waarin bedrijven en instellingen gebruikmaken van octrooien voor de bescherming van kennis. Nederlandse bedrijven en instellingen blijken relatief veel Europese octrooien aan te vragen in vergelijking met bedrijven en instellingen uit andere EU-landen. Binnen een ranglijst van EU-25 landen neemt Nederland in 2007 een 2e positie in, na Luxemburg.

Basispakket

OD 2: Meer bedrijven die meer kennis ontwikkelen en benutten.

De WBSO, innovatievouchers en IPC’s zijn uitgebreid en het innovatiekrediet is van start gegaan. Daarmee is meer speur- en ontwikkelingswerk gestimuleerd, zijn meer MKB-bedrijven ondersteund met het inkopen van kennis bij kennisinstellingen en zijn meer MKB-bedrijven gestimuleerd om bij het innoveren samen te werken. Daarnaast heeft de overheid als Launching Customer en met SBIR-projecten uitgedaagd te komen met innovatieve producten.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• WBSOja
• Innovatievouchersja
• Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s)ja
• Innovatiekredietenja
• TechnoPartnerja
• Seedfaciliteitja
• SKE-regelingja
• Syntensja
• SBIRja
• Launching Customerja
• TWA’sja

WBSO

In 2008 is de uitbreiding van de WBSO-definitie uitgewerkt: vanaf begin 2009 kan de WBSO ook worden ingezet voor de ontwikkeling van ICT-diensten. Ook is met ingang van 2009 de vaststelling van het gemiddelde uurloon gewijzigd om de administratieve lasten voor ondernemers te verlichten.

Innovatievouchers

In de voucherregeling 2008 is een eerste stap gezet naar de verbreding van de vouchers; ook ondernemers uit de primaire landbouw en visserij kunnen een voucher aanvragen. Tevens kan een voucher voortaan eenmalig worden ingezet voor een tegemoetkoming in de kosten voor een aanvragen en verkrijgen van een (inter)nationaal octrooi. Hiermee is gevolg gegeven aan de motie-Aptroot/Gesthuizen (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 975 R 1821, nr. 10). Om verder invulling te geven aan de intensivering van de vouchers is voor de periode 2008 tot en met 2010 de innovatievouchersregeling uitgebreid van 6000 naar 8000 vouchers. Via de voucherregeling 2008 zijn 4000 kleine vouchers (à € 2 500,–) en 4000 grote vouchers (à € 7 500,– inclusief eigen bijdrage van 1/3) beschikbaar gesteld en toegekend.

Innovatie Prestatie Contracten

In 2008 is een groot beroep gedaan op dit instrument. In totaal zijn 29 IPC’s en 11 pre-IPC’s toegekend. In de loop van het jaar is in totaal € 30 mln aan het budget toegevoegd.

TechnoPartner Programma

De doelstellingen ten aanzien van de SKE zijn gerealiseerd via de honorering van 3 nieuwe aanvragen. In het kader van de I-Crea regeling zijn projecten gehonoreerd rond webdesign, mode en nieuwe media. Vanuit de Seedfaciliteit zijn 5 nieuwe fondsen gehonoreerd, waardoor nu 22 fondsen in beheer zijn met een gezamenlijk durfkapitaal van € 150 mln. In 2008 zijn 32 deals gerealiseerd met een totale investeringsomvang van € 15,1 mln. Ook zijn extra financiële middelen beschikbaar gesteld voor investeringsfondsen in duurzame energie. In 2008 zijn 124 aanvragen voor het TechnoPartner Label ingediend. Hiervan is reeds aan 58 starters door de bank een krediet verleend met een totale waarde van ruim € 26 mln. In 2008 zijn 58 regionale Business Angel voorlichtingsbijeenkomsten, met ruim 2650 participanten, georganiseerd. In het voorjaar van 2008 heeft, met ondersteuning van EZ, de achtste Internationale EBAN (European Business Angel Netwerk) conferentie plaatsgevonden. Dit event had met 280 deelnemers uit meer dan 30 verschillende landen de hoogste participatie ooit.

Syntens

Syntens is het landelijk netwerk met als doel het MKB aan te zetten tot succesvol innoveren. Naast de reguliere taken is Syntens extra ingezet bij onder andere de innovatieprogramma’s, IPC’s en de innovatievouchers. Ook is in 2008 versterkte inzet geweest bij EFRO-projecten.

Innovatiekrediet

In 2008 is de Uitdagersfaciliteit vervangen door het Innovatiekrediet. Het Innovatiekrediet ondersteunt het MKB met een subsidie in de vorm van een krediet voor risicovolle technische en klinische ontwikkelingsprojecten, waarin nieuwe producten, processen of diensten worden ontwikkeld. Het budget van het Innovatiekrediet is in 2008 volledig uitgeput. Bij het Innovatiekrediet zijn 203 quick-scans (eerste inschattingen van de haalbaarheid voor de ondernemer) uitgevoerd. In totaal zijn 32 aanvragen ingediend, waarvan er 10 in 2008 zijn gehonoreerd. Dit betreft € 12 mln voor zes technische ontwikkelingsprojecten en € 7 mln voor vier klinische projecten.

SBIR

In 2008 zijn vier nieuwe SBIR-projecten van start gegaan. Momenteel lopen 11 SBIR-projecten met een totaal budget van € 14,9 mln. Naast deze door de departementen geïnitieerde projecten voeren ook TNO (vanuit de jaarlijkse EZ-doelsubsidie) en STW SBIR-projecten uit. Bij STW betreft het de Valorisation Grant; dit is een samenwerkingsverband met ZonMW, PROGram for Research on Embedded Systems & Software, NGI en ICT Regie. Om de doelstelling van SBIR structureel te verankeren zijn binnen de maatschappelijke innovatieagenda’s veiligheid, water, zorg en energie mogelijkheden voor toepassing van SBIR onderzocht. Er wordt gestreefd naar gebruik van 3% van de Maatschappelijke Innovatie Agenda’s (MIA’s, zie OD 3) voor het starten van SBIR-projecten.

Launching Customer

In 2008 zijn drie acties van start gegaan. Deze acties lopen door in 2009.

– Maatschappelijke Innovatieagenda’s (MIA’s): analyse uitgevoerd van kansrijke mogelijkheden binnen de MIA’s voor launching customer (looptijd: 2008–2011);

– Categoriemanagement: handreiking opgesteld hoe per aankoopcategorie invulling kan worden gegeven aan launching customer binnen de gezamenlijke aankoopbehoefte van het Rijk. Een aantal categorieën is belegd bij een trekkend ministerie (looptijd: 2008–2009);

– Expertisenetwerk Launching customer: opzet en uitwerking van een expertisenetwerk voor inkopers. Dit netwerk kan voorjaar 2009 van start gaan bij PIANOo (looptijd: 2009–2010).

Daarnaast is in samenwerking met andere Europese lidstaten gewerkt aan een handleiding publieke inkopen en aanbestedingen van innovatie. Deze wordt voorjaar 2009 afgerond.

Kengetallen
 Realisatie
 Waarde 2002Waarde 2004Waarde 2006
Aandeel innoverende bedrijven in het MKBBron: CBS19%24%24%
Aandeel innoverende bedrijven in het MKB dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke en/of private partijen1Bron: CBS31%36%34%

1 In de begroting voor 2008 is voor 2004 35% opgenomen. Dat percentage was berekend op basis van gepubliceerde CBS-cijfers. Door afrondingsverschillen wijkt dit percentage licht af van het cijfer dat later (in 2008) door het CBS aan EZ is gerapporteerd vanuit de brondata.

Kengetallen
 Realisatie
 Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Totale door technostarters gerealiseerde omzet1Bron: EIM1,87 mld2,35 mld2,47 mld
Gebruik in arbeidsjaren van de WBSOBron: SenterNovem57 80059 70062 400

1 In de begroting voor 2008 is voor 2006 een bedrag van € 1,95 mld opgenomen. Dat betrof een voorlopige schatting van EIM. Het hierboven opgenomen cijfer voor 2008 betreft een voorlopig cijfer van EIM.

Toelichting

aantal innoverende bedrijven in het MKB: deze zijn gedefinieerd als bedrijven die de laatste drie jaar bezig zijn geweest met (technologische) innovatieactiviteiten. De gegevens voor deze kengetallen zijn afkomstig uit de innovatie-enquête van het CBS, die tweejaarlijks wordt gehouden. Over 2008 zijn nog geen gegevens beschikbaar.

totale door technostarters gerealiseerde omzet: dit kental is in 2008 met 5,1% gegroeid ten opzichte van 2007.

gebruik in arbeidsjaren van de WBSO: dit kental is in 2008 ten opzichte van 2007 gegroeid met ongeveer 4,5% en bedroeg in 2008 62 400 arbeidsjaren.

klanttevredenheid Syntens: in 2008 is opnieuw een waarde van 7,9 gerealiseerd.

Prestatie-indicator
 RealisatieBegroting
 Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
Syntens: klanttevredenheidBron: Syntens7,97,97,98,0

Programmatisch pakket

OD 3: Topprestaties op innovatiethema’s.

Met innovatieprogramma’s wordt gewerkt aan sterke en internationaal toonaangevende clusters die een belangrijke bijdrage leveren aan toekomstige innovaties en duurzame groei van de Nederlandse economie. In 2008 zijn de innovatieprogramma’s geïntensiveerd en doorontwikkeld.

Er zijn maatschappelijke innovatieagenda’s opgesteld die in 2009 zullen worden uitgewerkt tot programma’s waarmee investeringen zullen worden gedaan in nieuwe ideeën, oplossingen en toepassingen in maatschappelijke sectoren.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Innovatieprogramma’s 
  • Point One Phase 2ja
  • Food & Nutrition Deltaja
  • Watertechnologieja
  • Maritiem Innovatie Programmaja
  • High Tech Automotive Systemsja
  • Life Sciences & Healthja
  • Chemieja
  • Materialenja
• Innovatieomnibusja
• IOP’sja
• Innovatiekredietenja
• Innovatieplatformja
• Vraagsturing TNO en GTI’sja
• Technologiestichting STWja
• BSIK: ICES/KISja
• Ruimtevaartja
• Luchtvaart: 
  • Civiele luchtvaartontwikkelingja
  • Luchtvaartkredietfaciliteitja
  • Bijdrage aan NIVRja
• KP7ja

Innovatieprogramma’s

In 2008 waren acht innovatieprogramma’s in uitvoering en is gewerkt aan de voorbereidingen voor drie nieuwe programma’s die in 2009 van start gaan. In 2008 is besloten tot uitbouw van Point One (sleutelgebied High Tech Systems & Materials) met mechatronica en robotica tot Point One Phase 2. Hiermee is het «Programme for High Tech Systems» (PfHTS), dat in de aanloop naar Phase2 is ondersteund door PiD, geïntegreerd met het Innovatieprogramma Point-One. Hierdoor is het aantal programmadeelnemers verdubbeld. In juni 2008 zijn visie- en ambitiedocumenten van Logistiek, Diensteninnovatie in de creatieve en financiële sector en Retirement Management besproken in de Strategische Advies Commissie (SAC). De consortia hebben daarop programmavoorstellen ontwikkeld. Besluitvorming hierover vindt begin 2009 plaats. Afhankelijk daarvan gaan deze programma’s in 2009 van start.

In de jaarrapportage 2008 van de Innovatieprogramma’s (Tweede Kamer 2007–2008, 27 406-122) is voor het eerst gerapporteerd over de algehele resultaten van de programmatische aanpak voor innovatie tot nu toe. Zo hebben medio 2008 bijna 600 partijen een financiële bijdrage ontvangen vanuit een van de programma’s en bestaat het totale netwerk uit ruim 1500 partijen. In 2008 heeft het Innovatieplatform een voortgangsonderzoek naar de sleutelgebieden aanpak uitgevoerd. De belangrijkste uitkomsten hiervan zijn dat binnen de verschillende gebieden het niveau van zelforganisatie en innovatie stijgt, clusters slagvaardiger optreden en de concurrentiekracht verbetert.

Creative Challenge Call

De Creative Challenge Call is gesplitst in een Call voor kortdurende projecten en grotere meerjarige projecten. De call voor kleinere projecten is in 2006 en 2007 uitgevoerd. Bij de Call voor grote meerjarige initiatieven werden in 2008 vijf van de in totaal 12 ingediende projecten gehonoreerd. De looptijd van deze projecten is twee tot vier jaar.

Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s (IOP’s)

In 2008 zijn vier tenders gehouden, namelijk voor de IOP’s ElectroMagnetische Vermogenstechniek (EMVT), Generieke Communicatie (GenCom), Self Healing Materials (SHM) en Photonic Devices (PD). De bestaande IOP’s worden thans zoveel mogelijk gekoppeld aan de innovatieprogramma’s. In 2008 is de Stuurgroep IOP opgeheven. De taken van de Stuurgroep zijn grotendeels overgeheveld naar de Adviescommissies van de IOP’s. Er worden geen nieuwe IOP’s meer gestart.

Innovatieplatform (IP)

Het IP heeft de concurrentiekrachtanalyse «Nederland in de wereld» uitgebracht en een tiental samenhangende activiteiten gedefinieerd. Zo is een evaluatie van de sleutelgebiedenaanpak ingezet en een beeld («foto») van de uitvoering van de Kennisinvesteringsagenda (KIA) gepresenteerd. Met de jaarlijkse KIA-foto wordt de urgentie van kennisinvesteringen benadrukt en het onderwerp investeren in kennis hoog op de politieke en maatschappelijke agenda gehouden. Samen met EZ is actie ondernomen om 20 innovatieve bedrijven sneller te laten groeien en is een actie voorbereid om in drie jaar tijd 50 significante kennisintensieve bedrijven naar Nederland te halen. De Paint the World Orange Contest voor een nieuwe marketingconcept voor het merk Holland heeft ruim 160 creatieve voorstellen opgeleverd.

In mei 2008 heeft het kabinet een voortgangsrapportage van één jaar nieuw Innovatieplatform naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken 2007–2008, 27 406, nr. 119). Het Innovatieplatform wordt conform hetverzoek van de Kamer betrokken bij de planvorming rond investeringen in kennis en duurzaamheid in het kader van het bestrijden van de recessie en bespoedigen van het economisch herstel (Motie Hamer cs, Kamerstukken 2007–2008, 31 371, nr. 71).

TNO en Grote Technologische Instituten (GTI’s)

Voor thema 12 (hoogwaardige systemen, processen en materialen) is de vraagsturing van de onderzoeksprogrammering van TNO/GTI’s professioneel opgepakt met onder andere kennisarena’s waar het bedrijfsleven zich kan uitspreken over de onderzoeksplannen. Tevens wordt ingezet op een goede aansluiting op de innovatieprogramma’s en de betrokkenheid van het MKB.

Technologiestichting STW

STW is in 2008 4 nieuwe programma’s gestart. Dit zijn programma’s op het gebied van elektronische waarneming (Smart optics systems en Autonomous Sensor Systems), verbrandingstechnologie (Clean Combustion Concepts) en de aanpak van resistente bacteriën (Genbiotics). STW heeft hiermee verder gestalte gegeven aan de geleidelijke overgang naar volledige programmatische inzet (met ingang van 2009) van de EZ-subsidie.

Besluit Subsidies Investering Kennisinfrastructuur (BSIK)

In 2008 is de midterm-review van de 37 ICES/KIS-3 programma’s afgerond (Kamerstukken 2008–2009, 25 017, nr. 63). Het grootste deel van de ICES/KIS-3 programma’s heeft een (goed) perspectief op realisatie van de doelstellingen. Tegelijkertijd is de Tweede Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de ICES/KIS-2 impuls. Conclusies van deze evaluatie zijn dat een meerderheid van de ICES/KIS-2 projecten een positieve impact heeft gehad op de versterking van de kennisinfrastructuur, bijna de helft een goed economisch rendement laat zien en een kwart op de lange termijn uitzicht heeft op economische rendement. Driekwart van de netwerken zijn vier jaar na afloop van de ICES/KIS-2 impuls nog steeds actief.

Ruimtevaart

Eind november 2008 heeft in Den Haag de ESA Ministersconferentie plaatsgevonden waar Nederland haar inschrijvingen in de ESA programma’s voor de komende tijd heeft vastgelegd. Nederland participeert voor een bedrag van € 334,2 mln op een totaal van € 9,6 mrd in ESA programma’s. Daarnaast zijn middelen gereserveerd voor nationale ruimtevaartinvesteringen. Deze bestaan uit een investering van € 68,5 mln voor de bouw en exploitatie van TROPOMI, een atmosfeer-meetinstrument en nader uit te werken flankerende maatregelen van ongeveer € 10 mln per jaar ter ondersteuning van de Nederlandse ruimtevaartsector. In november 2008 is de Tweede Kamer over de voorgenomen inzet van de ruimtevaartmiddelen geïnformeerd (Kamerstukken II, 2007–2008, 24 446, nr. 43).

Luchtvaart

Civiele luchtvaartontwikkeling (algemeen): in 2008 zijn 32 voorstellen gehonoreerd. Daarbij zijn 8 kennisinstellingen en 22 bedrijven betrokken. Relatief veel projecten hebben betrekking op de toepassing van lichte materialen (composieten en thermoplasten) in vliegtuigen.

Luchtvaartkredietfaciliteit: om het cluster in staat te stellen te participeren in vliegtuigbouwprogramma’s van Airbus is in totaal € 70 mln beschikbaar voor kredietverstrekking. Ultimo 2008 zijn aanvragen ingediend met een totaal van € 30 mln.

Bijdrage aan NIVR: In 2008 is besloten om NIVR te integreren in SenterNovem om daarmee bundeling van alle ruimtevaartactiviteiten in het nieuwe Netherlands Space Office (NSO) mogelijk te maken. NSO wordt operationeel in 2009.

KP7

In 2008 is een groot aantal nieuwe oproepen voor projectvoorstellen voor onderzoek en technologische ontwikkeling geplaatst. Het eerste jaar Kaderprogramma (2007) heeft Nederland de gunstige positie van KP6 weten te handhaven. Naast de reguliere oproepen is een aantal nieuwe publiekprivate samenwerkingsvormen (Gemeenschappelijke Technologie Initiatieven – JTI’s) gestart waarin industrie, de Europese Commissie (vanuit het Kaderprogramma) en in enkele gevallen lidstaten participeren. Een aantal heeft in 2008 ook reeds een eerste oproep geplaatst, waaronder de door Nederland gecofinancierde Gemeenschappelijke Technologie Initiatieven voor Embedded computing systems en Nano elektronica. Tevens zijn twee programma’s van samenwerkende lidstaten gestart, waarin de Commissie meefinanciert; de zogenaamde artikel 169-initiatieven. Dit zijn Eurostars, met cofinanciering van EZ en Ambient Assisted Living dat gecofinancierd wordt door VWS. Voor Eurostars is medio 2008 de eerste oproep afgesloten en hieruit bleek een goede ontvangst door het MKB gezien de overintekening van kwalitatief goede voorstellen. Een voorstel voor een derde 169-initiatief, op het gebied van metrologie, is door de Europese Commissie eind 2008 gepubliceerd.

Kengetallen
 Realisatie
 Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Ruimtevaart geo-returnBron: ESA1,181,151,17

Toelichting

Het kengetal «Ruimtevaart geo-return» betreft opdrachten van ESA aan de Nederlandse industrie en kennisinstellingen. De opdrachten vloeien voort uit de Nederlandse contributies aan diverse ESA R&D-programma’s. Het geo-returnsysteem is een stimulans voor de ESA-lidstaten om te blijven investeren in ruimtevaart, omdat via de geo-return een groot deel van de investeringen ten goede komt aan de eigen economie. De hoge geo-return in Nederland hangt deels samen met het feit dat Nederland gastland is van de grootste ESA-vestiging (ESTEC).

Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpODStartAfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichting     
 Kennisbescherming2.120102011 
 Meer bedrijven die technische kennis ontwikkelen en benutten2.2 2011 
 Topprestaties op innovatieprogramma’s2.3 2011 
Effectenonderzoek ex post     
 ICES/KIS 22.3 2008Kamerstuk 25 017, nr. 63
 Creative Challenge Call2.320062008 
 Regieorgaan ICT2.320082009 
Overig evaluatieonderzoek     
 Innovatievouchers 2005–20062.2. 20072008Kamerstukken 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 50
 Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s)2.220082008 
 Midtermreview Innovatieprogramma’s2.320082009nnb

Toelichting

Creative Challenge Call is onderdeel van de evaluatie van het Programma voor de Creatieve Industrie. Deze evaluatie is in een gezamenlijke brief van OCW en EZ naar de Tweede Kamer gezonden.

IPC’s in 2008 is een interne tussenevaluatie uitgevoerd om een eerste indruk te krijgen van het instrument. Naar aanleiding van de uitkomsten zijn de inrichting en uitvoering van de regeling verbeterd. De regeling loopt nog te kort om concrete effecten te kunnen meten. Om deze reden zijn de uitkomsten niet naar de Tweede Kamer gestuurd.

3 EEN CONCURREREND ONDERNEMINGSKLIMAAT

Algemene beleidsdoelstelling

Scheppen van een concurrerend ondernemingsklimaat voor bestaande bedrijven en nieuwe ondernemers.

In juni 2008 is de Industriebrief gepubliceerd (Kamerstukken 2007–2008, 29 826, nr. 32). De brief maakt duidelijk dat het Nederlandse ondernemingsklimaat de internationale vergelijking goed kan doorstaan. Wel is het noodzakelijk om te blijven werken aan versterking van de economische structuur. Dit is nodig zowel om de concurrentiepositie van het bedrijfsleven te verbeteren als ook om de kennis en producten van bedrijven in te zetten voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. In 2008 heeft EZ samen met Financiën gewerkt aan verdere vermindering van de regeldruk voor bedrijven. Om de kredietverlening aan het bedrijfsleven op peil te houden is de BBMKB geïntensiveerd. Ook is samen met OCW het ondernemerschap in het onderwijs gestimuleerd en de aansluiting tussen het onderwijs en het bedrijfsleven verbeterd. Via de Pieken in de Deltaprogramma’s is gewerkt aan versterking van economische structuur in de verschillende regio’s.

Externe factoren

Op diverse terreinen wordt binnen de overheid gewerkt aan een concurrerend ondernemingsklimaat. Het gaat dan bijvoorbeeld om SZW (arbeidsmarkt), Financiën (fiscaliteit) en OCW (onderwijs). Over de resultaten op deze beleidsterreinen wordt in de afzonderlijke jaarverslagen gerapporteerd.

De relatief gunstige beoordeling van het Nederlandse ondernemingsklimaat in 2008 gaat over de structurele aspecten. Conjunctureel is het beeld vanaf het vierde kwartaal in 2008 drastisch gewijzigd toen de effecten van de internationale kredietcrisis in een zeer snel tempo ook de Nederlandse economie begonnen te raken. De scherpe conjuncturele neergang heeft in veel landen (EU en daarbuiten) geleid tot beleidsreacties. Daarbij ligt het gevaar van protectionistische maatregelen op de loer, waardoor het gelijke speelveld van bedrijven onder druk komt te staan (zie ook artikel 5).

Kengetallen
 RealisatieBegroting
 Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Ambitie 2008
1. Positie NL: Global Competitiveness IndexBron: World Economic Forum, Global Competitiveness Report 200811e10e8eTop 5(aan het einde van deze kabinets-periode)
2. Positie NL: Business Competitiveness IndexBron: World Economic Forum, Global Competitiveness Report 20086e7en.v.t.n.v.t.
3. Investeringsquote van bedrijven1Bron: CPB (Macro Economische Verkenningen 2009)14,5%14,7%15,25%n.v.t.

1 Bij de investeringsquote wijken de cijfers voor 2006 en 2007 af van de cijfers die eerder zijn gepresenteerd in de Begroting 2008 en 2009. De oorzaak hiervan ligt in bijstellingen van de cijfers in de gebruikte CPB-bronnen (MEV en CEP).

Toelichting

1 en 2.

  In het Global Competitiveness Report van World Economic Forum worden landen op vele aspecten van het ondernemingsklimaat en het concurrentievermogen onderling vergeleken. Op basis van de nieuwe methodiek die in 2007 is doorgevoerd scoort Nederland een elfde positie in 2006 en een tiende positie in 2007. In 2008 is Nederland gestegen naar een achtste positie.

3.

  Met een waarde van 14,7% ligt de investeringsquote in 2007 0,2%-punt hoger dan in 2006. Ook voor 2008 verwacht het CPB een stijging. Zij ramen de investeringsquote op ruim 15%. Deze raming is van september 2008 en zou door de invloed van de kredietcrisis uiteindelijk lager uit kunnen vallen.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Artikel 3: Een concurrerend Ondernemingsklimaat (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)849 400783 675839 1881 143 9962 196 157– 1 052 161
Waarvan garantieverplichtingen488 533587 294624 518624 4881 883 000– 1 258 512
Programma gerelateerde verplichtingen832 164765 263820 8991 121 8042 186 211– 1 064 407
Markt en spelregels      
OD 1: Bevorderen level playing field      
– Bijdrage Scheepsbouwindustrie (TROS)20 189356    
– Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw (garantieverplichting)10 00015 000  1 000 000– 1 000 000
– Innovatieregeling Scheepsbouw  10 9288 60720 000– 11 393
Basispakket      
OD 2: Stimuleren meer en beter ondernemerschap      
– BBMKB (garantieverplichting)478 533572 294614 063601 255730 000– 128 745
– Groeifinancieringsfaciliteit (garantieverplichting)  10 45523 233153 000– 129 767
– Microkredieten   16 5755 00011 575
– Actieplan veilig ondernemen2 63220071 3025314 044– 13 991
– Bijdragen aan instituten6 3637 1628 3568 8266 9811 845
– Bevorderen Ondernemerschap5 2334 0539 9784 54115 364– 10 823
– Beroepsonderwijs in bedrijf  6 95417 134 17 134
– Onderwijs & Ondernemerschap   16 80910 5006 309
– Regiegroep Regeldruk 7561 297588 588
Programmatisch pakket      
OD 3: Benutten van gebiedsgerichte economische kansen      
– Gebiedsgerichte economische programma’s51 80264 37262 44762 797114 053– 51 256
– Cofinanciering EZ in EFRO-programma’s 7633 944292 64343 026249 617
– BSRI44 01846 95731 49016 02123 787– 7 766
– Stadseconomie152 0851 278  1 824– 1 824
– Bijdrage aan ROM’s7 3627 2808 7617 3697 542– 173
– Bedrijventerreinen17 60517 84229 03018 64214 1164 526
– Bijdrage NBTC20 29619 09918 10516 96716 734233
– Overig Toerisme1 0938157756391 000– 361
– Bijdrage UNWTO193202196200212– 12
Algemeen      
– Onderzoek en vernieuwingsprogramma’s Ondernemen14 6733 5802 8188 8258 528297
– Algemene crisisbeheersing8754    
– Eerste lijn bedrijven 1 394  500– 500
– Apparaat Microkredieten   78 78
       
Apparaat gerelateerde verplichtingen17 23618 41218 28922 1929 94612 246
– Personeel Ondernemen12 77812 50212 23412 31812 841– 523
– Bijdrage DG OI aan Agentschappen4 4585 9106 0559 874– 2 89512 769
       
Uitgaven (totaal)267 870247 107236 692319 739354 434– 34 695
       
Ontvangsten (totaal)32 13544 54636 39340 21566 824– 26 609
– Terugontvangsten agentschappen47809521 737 1 737
– Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid3361 8076082 282 2 282
– Ontvangsten ROM’s 15 000    
– BBMKB23 25022 32626 88426 75324 8851 868
– Groeifinancieringsfaciliteit  70455610 000– 9 444
– Garantieregeling scheepsbouw    10 000– 10 000
– Ontvangsten uit het Fes7 8544 3513 3992 64516 250– 13 605
– Diverse ontvangsten6489833 8466 2415 689552

Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw (garantieverplichting) en Garantieregeling scheepsbouw

De borgstellingsregeling is in 2008 niet door de banken gebruikt omdat het overleg met hen over de voorwaarden rond uitbetaling van eventuele schades nog niet is afgerond. Als gevolg hiervan zijn geen premies ontvangen en geen schadebetalingen gedaan.

Innovatieregeling Scheepsbouw

Er zijn in 2008 minder aanvragen ingediend dan door EZ en de sector geraamd. Doordat de Europese Commissie de EU-steunkaderregeling heeft verlengd tot 2011, is bij tweede suppletore begroting € 11 mln niet benutte verplichtingenruimte uit 2008 door geschoven naar 2010, zodat ook in dat jaar nog een budget kan worden gepubliceerd.

BBMKB (garantieverplichting)

De uitputting van de BBMKB ligt met ruim € 600 mln op hetzelfde niveau als in 2007, procentueel ten opzichte van het beschikbare budget is het iets lager. Met ruim 80% is de doelstelling gehaald.

Groeifaciliteit

De benutting van de groeifaciliteit ligt nog ruim onder de ambitie van 80%. Banken hebben in 2008 nog niet intensief gebruik gemaakt van het systeem.

Microkredieten

Aan de Stichting Qredits heeft EZ een lening van € 15 mln verstrekt. De stichting kan hiermee microkredieten verstrekken. Hiervoor is verplichtingenruimte uit de jaren 2009 en 2010 (looptijd van de lening) naar voren gehaald.

Actieplan veilig ondernemen

Medio 2008 is overeenstemming bereikt met het bedrijfsleven en de Tweede Kamer over de aanwending van de middelen voor de op te zetten regeling voor criminaliteitsbestrijding voor kleine ondernemers. Daarna is de regeling vormgegeven en in januari 2009 gepubliceerd.

Bevorderen Ondernemerschap

Bij begrotingsvoorbereiding 2008 zijn de middelen uit pijler 2 van het beleidsprogramma voor het kapitaalmarktpakket toegevoegd aan het budget voor Bevorderen Ondernemerschap. Deze middelen zijn bij eerste suppletore begroting 2008 verdeeld over verschillende instrumenten.

Beroepsonderwijs in bedrijf

De hogere verplichtingenrealisatie heeft met name betrekking op het doorschuiven van € 18 mln verplichtingenruimte vanuit 2007 naar 2008.

Onderwijs & Ondernemerschap

De middelen voor Onderwijs & Ondernemerschap konden in 2007 niet volledig worden gecommitteerd en daarom was € 17 mln doorgeschoven naar 2008. Het programma loopt echter minder snel dan geraamd. De overblijvende middelen zullen, zoals bij tweede suppletore is aangekondigd, worden doorgeschoven naar latere jaren.

Gebiedsgerichte economische programma’s

De lagere realisatie heeft voor ruim de helft betrekking op Noord Nederland doordat niet in één keer een jaartranche aan SNN wordt gecommitteerd, maar de projecten individueel worden vastgelegd in de EZ-administratie. Daarnaast zijn bij alle programma’s de tenders niet volledig benut.

Cofinanciering EZ in EFRO-programma’s

De rijkscofinancieringsmiddelen voor de Doelstelling 2-programma’s en het Doelstelling 3-programma zijn in één keer toegezegd aan de betreffende managementautoriteit. Om dit mogelijk te maken is de in de jaren 2009–2013 gereserveerde verplichtingenruimte bij tweede suppletore begroting 2008 naar voren gehaald. Daarnaast is € 17,6 mln overgeheveld van het Ministerie van Financiën naar de EZ-begroting ten behoeve van een compensatie aan de managementautoriteiten voor het feit dat na invoering van het BTW-compensatiefonds BTW niet meer subsidiabel werd geacht door de Europese Commissie. Het Ministerie van Financiën had in dit risico reeds voorzien door zich garant te stellen richting lagere overheden. Deze compensatie is in 2008 toegezegd aan de managementautoriteiten.

BSRI

In 2008 zijn onvoldoende aanvragen gecompleteerd om het budget in 2008 volledig te kunnen benutten. De vrijvallende middelen zijn bij tweede suppletore begroting 2008 gedeeltelijk toegevoegd aan het budget voor Topper opdat in 2008 nog een aantal extra Topper-aanvragen kon worden gehonoreerd.

Bedrijventerreinen

De Topper-regeling liep eind 2008 af, hetgeen tot een aantal extra aanvragen heeft geleid. De verplichtingenruimte voor de BSRI is voor € 5 mln gebruikt om een aantal extra Topper-aanvragen te honoreren.

Bijdrage aan agentschappen

De realisatie is hoger dan geraamd doordat de uitvoeringskosten voor met name Pieken in de Delta pas gedurende het jaar aan dit budget zijn toegevoegd.

Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid

De ontvangsten hebben betrekking op opbrengsten uit pacht en verkoop van gronden rondom de luchthaven Maastricht-Aken. Daarnaast waren in 2008 nog terugontvangsten op een subsidieprogramma aan Noord Nederland geraamd ter grootte van € 16 mln, maar EZ heeft in 2008 geen overeenstemming meer kunnen bereiken met het Noorden over de eindafrekening.

Groeifinancieringsfaciliteit

Als gevolg van het lagere beroep op de garantieregeling groeifaciliteit (zie uitgaven) zijn ook minder premieontvangsten binnengekomen.

Ontvangsten uit het Fes

De realisatie van de Fes-ontvangsten is lager dan geraamd, omdat er minder uitgaven zijn gedaan voor de programma’s Onderwijs en Ondernemerschap en Beroepsonderwijs in bedrijf. Hierdoor kan ook minder Fes-bijdrage worden opgevraagd.

Markt en spelregels

OD 1: Bevorderen level playing field.

Om te zorgen voor een eerlijk speelveld (level playing field) werkt EZ aan het verhelpen van marktverstoringen als gevolg van het optreden van overheden, bij voorkeur via onder andere de EU en de WTO (zie tevens artikel 1 en 5). Soms is het echter noodzakelijk om de verstoring op nationaal niveau te repareren via gerichte maatregelen. Het level playing field in de scheepsbouwsector wordt onder andere bewaakt via de subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsnieuwbouw. Het level playing field in de defensiegerelateerde industrie wordt bewaakt via het compensatiebeleid.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Borgstellingsregeling scheepsbouwnee
• Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsnieuwbouwja
• Compensatiebeleid defensie gerelateerde industrieja
• Defensie Industrie Strategie (DIS)ja

Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw (SIZ)

De SIZ heeft ten doel het concurrentievermogen van Nederlandse zeescheepsbouwsector (werven plus toeleveranciers) te versterken door subsidiëring van ordergerelateerde innovatieprojecten. Projecten hebben betrekking op voor Europa nieuwe scheepsklassen, nieuwe componenten/systemen en nieuwe processen. In 2008 is aan negen innovatieprojecten een subsidie toegekend. Met € 8,6 mln aan subsidie is voor € 52,2 mln aan innovatieprojecten gerealiseerd.

Defensie Industrie Strategie

In de Defensie Industrie Strategie (DIS) zijn de mogelijkheden uiteengezet om de Nederlandse defensiegerelateerde industrie te versterken en internationaal te positioneren. EZ en Defensie werken gezamenlijk met het bedrijfsleven aan de uitvoering van de strategie. In juni 2008 heeft het kabinet de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid goedgekeurd. Deze agenda wordt getrokken door het ministerie van BZK, samen met Defensie en Justitie en kent drie aandachtsgebieden: «Network enabled capabilities», «Fysieke bescherming», «Simulatie, training en opleiding». Op deze drie terreinen wordt met behulp van een technologiestimuleringsregeling getracht oplossingen te vinden. EZ heeft hierbij vooral de rol van aanjager en de zorg voor inschakeling van de industrie.

Prestatie-indicator
 RealisatieBegroting
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde
Gerealiseerde invulling compensatieverplichtingen1576 mln (444 mln)466 mln (506 mln)678 mln (532 mln)557 mln (520 mln)450 mln (gemiddeld 2004–2008)
Bron: Compensatie administratiesysteem ministerie van EZ, tussen haakjes het 5-jaars voortschrijdend gemiddelde

1 Het bedrag dat door buitenlandse overheden bij Nederlandse bedrijven wordt besteed als compensatie voor bestedingen van het Ministerie van Defensie in buitenlands materieel.

Toelichting

Vanwege het projectmatige karakter zal de gerealiseerde compensatie een schommeling kunnen vertonen over opeenvolgende jaren. In de jaarrapportage compensatiebeleid 2006 is aangegeven dat voor 2007 de streefwaarde voor het 5-jaars gemiddelde is opgehoogd van € 350 mln naar € 450 mln per jaar. In 2008 is deze nieuwe streefwaarde van € 450 mln ruimschoots gerealiseerd.

Basispakket

OD 2: Stimuleren meer en beter ondernemerschap

Uit de beleidsdoorlichting ondernemerschapbeleid (Kamerstukken 2008–2009, 30 991, nr. 5) kan worden geconcludeerd dat het beleid in algemene zin effectief en legitiem is en dat de ingezette instrumenten doelmatig zijn. In lijn met doelstelling 15 van het Beleidsprogramma heeft EZ in 2008 gewerkt aan het ondernemerschap in het onderwijs (oprichting zes centers of entrepreneurship), de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven (55 nieuwe samenwerkingsprojecten met een bereik van circa 5500 leerlingen), stimulering van de kredietverlening aan ondernemers (uitbreiding BBMKB en microkredieten) en het programma veilig ondernemen. Voor het vergemakkelijken van doorgroei zijn maatregelen genomen tot vermindering van administratieve lasten en regeldruk.

Een aantal maatregelen, zoals het afschaffen van de eerstedagsmelding en een verhoging van de grens voor de kwartaalaangifte omzetbelasting, gaat in op 1 januari 2009. Om snelle groei van bedrijven te stimuleren is in 2008 het programma «Groeiversneller» in de markt gezet met als doel om 100 bedrijven binnen een periode van 5 jaar door een omzetgrens van € 20 mln te helpen. Inmiddels zijn 42 ondernemers toegelaten tot het programma.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
Betere regelgeving: 
• Vermindering administratieve lastenja
• Project Vereenvoudiging Vergunningenja
• Toezichtja
• Nulmeting nalevingskostengedeeltelijk
• Subsidiesja
• Toetsing nieuwe regelgevingja
• Ondersteuning van, kennisuitwisseling en gezamenlijke projecten met medeoverheden ten behoeve van de aanpak van decentrale regeldruk.ja
• Eén digitaal loket voor ondernemersja
• Eén programmadirectieja
• Project aanpak strijdige regelsja
Kapitaalmarkt: 
• BBMKBja
• Groeifaciliteitgedeeltelijk
• Microkredietenja
Overig: 
• Nationale Agenda Kamers van Koophandelja
• Nieuwe Handelsregisterwetja
• Eerstelijns voorlichting voor bedrijven door de overheidja
• Corporate Governance Code/ Code Tabaksblatja
• Actieplan veilig ondernemenja
• Experimenten met Bedrijven Investerings Zones (BIZ)gedeeltelijk
• Programma maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)ja
• Leren Ondernemen (Onderwijs en Ondernemerschap)ja
• Bèta-techniekja
• Actieprogramma Beroepsonderwijs in Bedrijfja
• Regieraad Bouwja

Vermindering regeldruk voor bedrijven

In 2008 is het programma voor vermindering van regeldruk voor bedrijven in samenwerking met het Ministerie van Financiën krachtig voortgezet. Belangrijke onderdelen zijn gerealiseerd: de nulmeting van de administratieve lasten per 1 maart 2007, verdere reductie van deze administratieve lasten, intensivering van de samenwerking met het bedrijfsleven, afronding voorstellen voor Lex Silencio en Vaste Verander Momenten, in werking zetten van een belevingsmonitor en afronding van de Fundamentele Verkenningen Bouw en Transportbelemmeringen. Alleen de nulmeting nalevingskosten is, als gevolg van de noodzakelijk gebleken Europese aanbesteding van het onderzoek, vertraagd en in het verslagjaar zodoende nog niet afgerond. Het programma ligt daarmee vrijwel volledig op schema; naar internationale maatstaven (Wereldbank) is de Nederlandse overheid bij de aanpak van regeldruk voor bedrijven koploper in de wereld.1

De begroting 2008 bevatte nog geen uitgewerkt plan van aanpak regeldruk voor EZ. Dit is in november 2008 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken 2008–2009, 29 515, nr. 272). In het plan van aanpak zijn negen concrete maatregelen aangekondigd, waarvan twee voor 2008. Deze zijn beide gerealiseerd. Het gaat om de gezamenlijke Conjunctuurenquête Nederland (COEN) en de Berichtgeversraad CBS. De COEN is een samenvoeging van verschillende conjunctuurenquêtes, waardoor dubbele uitvraag is verdwenen. Hierbij wordt samengewerkt door het CBS, de Kamers van Koophandel, VNO/NCW, MKB-NL en het EIB. De Berichtgeversraad is door het CBS ingesteld om een verdere daling van de beleefde regeldruk te realiseren. De raad bestaat uit ondernemers die het CBS kritisch zullen volgen in de aanpak van lastendruk.

In het plan van aanpak regeldruk EZ is een reductiedoelstelling van 25,5% opgenomen. Hiervan is in 2008 is «cumulatief» 7% gerealiseerd. Genomen maatregelen zijn onder andere het afschaffen van de vertaalverplichting voor Europese Octrooien, het vervallen van de vergunningplicht voor marifoons, en een aanpassing van de waarnemingsdrempel Intrastat voor export.

Nieuwe Wet op de Kamers van Koophandel

Begin 2008 is de Nieuwe Wet op de Kamers van Koophandel in werking getreden. Daarin hebben de Kamers de taak gekregen om een Nationale Agenda op te stellen, die door EZ wordt goedgekeurd. Deze Nationale Agenda bestaat uit activiteiten die door de Kamers op uniforme wijze worden uitgevoerd voor en met ondernemers in Nederland. Naast de kernactiviteiten, zoals informatieverstrekking over het starten van een Bedrijf, Internationaal Ondernemen, Bedrijfsoverdracht en Wet- & Regelgeving worden hieraan jaarlijks een aantal maatschappelijk actuele thema’s toegevoegd. In 2008 waren dit de thema’s: Veilig Ondernemen, Duurzaam Ondernemen en Onderwijs & Ondernemerschap. Naast de Nationale Agenda hebben de Kamers ook een regionale agenda uitgevoerd, gericht op de verbetering van het regionale ondernemingsklimaat.

Microkredieten

Om de beschikbaarheid van microkredieten te vergroten zijn twee pilots voorbereid die begin 2009 van start zijn gegaan. In vijf regio’s in Nederland is de borgstellingregeling van SZW uitgebreid naar niet-uitkeringsgerechtigden. Voor de rest van Nederland wordt in samenwerking met de grootbanken een fonds getest dat zich specifiek op microkredieten richt. Met deze twee pilots worden in een periode van twee jaar twee systemen naast elkaar getest. Microfinanciering in Nederland bestaat daarnaast voor een belangrijk deel uit advies voor de start en coaching na de start. Lokale partijen worden gestimuleerd om dit op te pakken, gebruikmakend van bestaande initiatieven en organisaties. Om een professionaliseringsslag te maken op het terrein van microfinanciering, is het de bedoeling dat betrokken organisaties zich verenigen in het Landelijk Netwerk Microfinanciering. In september 2008 is het Landelijk Netwerk Microfinanciering voor de eerste keer bijeengekomen.

BBMKB

In het najaar van 2008 is de doelgroep van de BBMKB regeling uitgebreid. De overheid staat met deze uitbreiding garant voor leningen aan bedrijven tot maximaal 250 werknemers in plaats van 100. Voor starters staat EZ nu garant voor leningen tot € 200 000 (in plaats van €100 000). Het maximale garantiebedrag per bedrijf is verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln. De benutting BBMKB in 2008 is boven de 80% gebleven ondanks het negatieve effect van de kredietcrisis en de verhoging van het plafond in 2008 ten opzicht van 2007 met nog eens € 15 mln. Tot en met december 2008 hebben de banken 39 keer gebruik gemaakt van de verruimde regeling, waarvan 34 keer van de verruimde startersfaciliteit en 5 keer van de borgstellingen groter dan € 1 mln.

Groeifaciliteit

In 2008 is een budget gepubliceerd van € 119 mln. In totaal is er in 2008 € 11 mln aan quotum ingekocht door financiers, zijnde 9% van het gepubliceerde budget. De reden waarom de financiers weinig quotum hebben ingekocht in 2008 is dat ze nog € 39 mln aan onbenut quotum uit 2007 hadden (een ingekochte quotum kan gedurende 2 jaar door de kapitaalverschaffers worden gebruikt).

Er moet opgemerkt worden dat de hieronder opgenomen prestatie-indicator zich richt op het ingekochte quotum. In de praktijk blijkt het succes van de regeling beter te meten aan de hand van het volume van afgesloten contracten. Vanaf begrotingsjaar 2009 zal daarom over de financieringscontracten als prestatie indicator worden gerapporteerd. De term financieringscontract heeft uitsluitend betrekking op het door de overheid gegarandeerde deel (dat wil zeggen 50% van het onder de groeifaciliteit verstrekte lening). In 2008 is € 23 mln aan financieringscontracten afgesloten. Dit is een stijging van ruim 133% ten opzichte van de € 10 mln in 2007 afgesloten financieringscontracten. Toch blijft deze benutting van de groeifaciliteit ver achter de prognose. De reden hiervoor is dat de banken terughoudend zijn geweest met het aanmelden voor de regeling omdat veel energie is gaan zitten in de overnames en fusies die hebben plaatsgevonden.

Onderwijs en ondernemerschap

De regeling Ondernemerschap en Onderwijs beoogt het ondernemerschap te verankeren in onderwijsprogramma’s van scholen en universiteiten. Ambitie voor 2011 is om tien tot twaalf Centers of Entrepreneurship op te zetten. Hiervan zijn er nu zes gerealiseerd. Ook zijn 22 ondernemerschapsprojecten in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo gerealiseerd.

Beroepsonderwijs in bedrijf

In 2008 zijn 55 nieuwe samenwerkingsprojecten tussen onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven gerealiseerd. Indicatief worden hiermee circa 5500 leerlingen bereikt. Sinds de introductie van de regeling in 2007 zijn 115 projecten met een indicatief bereik van 10 000 leerlingen gestart. Daarnaast is al zo’n 60 procent van de ROC’s en AOC’s en enkele tientallen VMBO-scholen betrokken en circa 250 bedrijven.

Actieplan Veilig Ondernemen

Doelstelling van het Actieplan Veilig Ondernemen deel 3 is dat eind 2010 een reductie van de criminaliteit met 25% ten opzicht van 2004 moet zijn bereikt. Volgens de monitor criminaliteit bedrijfsleven 2007 is de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met 18% gedaald tussen 2004 en 2007. De totale schade die het bedrijfsleven in 2007 heeft geleden bedraagt naar schatting circa € 565 mln. Voor 2008 zijn nog geen cijfers bekend. De detailhandel is de meest getroffen sector. In 2008 is een derde convenant ondertekend met daarin onder andere aandacht voor preventie en het terugdringen van overvallen. Ook is de Tweede Kamer geïnformeerd over een programma om de Veiligheid van Kleine Bedrijven te verbeteren. De kern van dit programma is dat bedrijven tot maximaal 10 fte op basis van een veiligheidsadvies subsidie kunnen krijgen voor preventieve maatregelen. Hier wordt in totaal € 24 mln voor uitgetrokken.

Experimenten met Bedrijven Investerings Zones (BIZ)1

De experimentenwet Bedrijven Investerings Zones maakt het voor ondernemers mogelijk om gezamenlijk te investeren in een aantrekkelijker en veiliger bedrijfsomgeving waar alle ondernemers in de zone aan bijdragen. De Tweede Kamer heeft eind 2008 het wetsvoorstel goedgekeurd. De experimenten zullen naar verwachting in het voorjaar van 2009 van start gaan.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

In 2008 zijn diverse acties uit de kabinetsvisie MVO gerealiseerd. Zo werd het advies van de Commissie Burgmans om MVO op te nemen in de Code Tabaksblat overgenomen en is de overheidsfinanciering van MVO Nederland verlengd tot en met 2012. Ook is de Transparantiebenchmark 2008 gerealiseerd en heeft het kabinet een brief over ketenverantwoordelijkheid naar de Kamer gezonden waarin specifieke maatregelen werden aangekondigd op dat vlak.

Voortgangsrapportage Detailhandelsbrief 2008

Tijdens het AO Detailhandelsbrief 2008 (Kamerstukken 2008–2009 27 838, nr. 6) is toegezegd in het jaarverslag een korte actualisering op te nemen.

– Op het gebied van veilig ondernemen is opdracht verleend tot een studie naar succes- en faalfactoren van winkelstraatmanagement.

– Via de website www.antwoordvoorbedrijven.nl/regeldruk zijn oplossingen te vinden voor vele door detaillisten aangedragen knelpunten op het gebied van de regeldruk; zoals verduidelijking van regelgeving (daglicht en voedselveiligheid, dubbelglas in vluchtramen, inrichtingseisen voor slijterijen etc).

– De Raad Nederlandse Detailhandel heeft eind 2008 aangegeven dat, met de komst van de omgevingsvergunning (wabo), de noodzaak om te komen tot een concernvergunning voor de detailhandel is komen te vervallen. Daarom is dat traject gestopt.

– Ruim 270 gemeenten zullen voor de zomer van 2009 op basis van de voucherregeling de gemeentelijke regelgeving hebben doorgelicht op administratieve lasten voor bedrijven.

– Er wordt een normenkader voor de dienstverlening door gemeenten geïntroduceerd. Met dit normenkader kunnen gemeenten op 10 voor het bedrijfsleven relevante aspecten de kwaliteit van de dienstverlening toetsen.

Kengetallen
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Ondernemersquote11,2%11,7%12,2%12,6
Bron: EIM (obv CBS, KvK en LISA). Betreft aantal ondernemers excl. Landbouw (2006 betreft een voorlopig cijfer, 2007en 2008 betreft een inschatting)
BBMKB – Benuttingsgraad80%95%86%82%
Bron: SenterNovem    
Groeifaciliteit – Benuttingsgraad133%28%9%
Bron: SenterNovem    
     
Prestatie-indicator200620072008Ambitie 2011
Administratieve Lasten vermindering – 1,1%– 7,0 %– 25,5%
Bron: Interne rapportage – Uitwisselingssystematiek Regiegroep Regeldruk    

1 De prestatie-indicator zich richt op het gereserveerde quotum. In de praktijk blijkt het succes van de regeling beter te meten aan de hand van het volume van afgesloten contracten. Vanaf begrotingsjaar 2009 zal daarom over de financieringscontracten als prestatie-indicator worden gerapporteerd.

Toelichting

Uit cijfers van het CBS en EIM blijkt dat het steeds beter gaat met het ondernemerschap in Nederland.1 Het aandeel ondernemers in Nederland (ondernemersquote) is gestegen en ligt met ruim 12% rond, op het niveau van het EU-gemiddelde. De laatste jaren komt de stijging vooral door de toename van het aantal zzp’ers. Ook het aantal innovatieve bedrijven en snelle groeiers is de afgelopen jaren licht toegenomen. Het is nog onduidelijk welke invloed de kredietcrisis heeft op het aantal ondernemers.

Administratieve lasten vermindering: de begroting 2008 bevatte cijfers over de vorige kabinetsperiode. De steefwaarde voor 2008 was nog niet bekend, omdat het plan van aanpak regeldruk voor EZ nog naar de Tweede Kamer moest worden gestuurd. Dit is gebeurd in november 2008 (Kamerstukken 2008–2009, 29 515, nr. 272). Bovengenoemde cijfers hebben betrekking op dat plan van aanpak.

Programmatisch Pakket

OD 3: Benutten van gebiedsgerichte economische kansen.

Om regio’s maximaal te laten bijdragen aan de nationale economische groei richtte EZ zich op ruimtelijk economische structuurversterking in top- en grensregio’s ter verbetering van het Nederlandse vestigingsklimaat. Samen met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en decentrale overheden worden gebiedsgerichte economische kansen benut en knelpunten opgelost. Leidraad hierbij is het Pieken in de Delta programma. Hiervoor wordt een aantal instrumenten ingezet, naast het programma Pieken in de Delta (2006–2010), de enveloppe sterke regio’s en de structuurfondsen inclusief grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s EFRO D2 en D3. De structuurfondsen EFRO D2 en D3 hebben als prioriteiten economie, kennis en innovatie en zijn sterk gericht op de Europese Lissabon-agenda.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Gebiedsgericht economisch beleid/ bedrijventerreinenja
• Structuurfondsen/EFRO-cofinancieringja
• BSRIgedeeltelijk
• Grotestedenbeleid/Stadseconomieja
• Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s)ja
• Topprojectengedeeltelijk
• Toerisme (incl. NBTC)nee

Gebiedsgerichte economische programma’s

In 2008 is het Pieken in de Delta programma goed op stoom gekomen. 2008 was het derde jaar van het programma dat loopt tot 2010. Het programma is geactualiseerd in samenspraak met regionale overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Voor de Pieken-regio Noord Nederland zijn de eerste aanvragen ingediend; in totaal zijn 13 projecten gehonoreerd met een EZ-bijdrage van € 19 mln. De noordelijke regionale overheden hebben eenzelfde bedrag bijgelegd. Voor de overige regio’s zijn in 2008 twee tenders gehouden, waarop in totaal 104 projecten zijn ingediend voor een bedrag van ruim € 140 mln. EZ stelt voor deze aanvragen een budget van € 51 mln beschikbaar; de regionale overheden stellen eveneens € 51 mln beschikbaar. In het najaar van 2008 is gestart met de verbetering van de operationele samenwerking tussen het Pieken in de Delta programma en de Innovatieprogramma’s in de regio door procedures te stroomlijnen en heldere communicatie over de samenhang van beide programma’s.

Taskforce ontwikkeling bedrijventerreinen

Begin 2008 is samen met minister Cramer de taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen ingesteld. De taskforce onder voorzitterschap van Peter Noordanus heeft in september haar advies over het rijksinstrumentarium voor bedrijventerreinen aan de beide ministers aangeboden. Het advies behelst een tweesporen aanpak waarbij op lange termijn wordt toegewerkt naar een verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt en op kortere termijn een inhaalslag in de herstructureringsopgave wordt gemaakt. De ministers hebben het advies positief ontvangen en de kabinetsreactie op het advies van de Taskforce Noordanus in november aan de Tweede Kamer aangeboden. Het kabinet stelt voor de periode tot en met 2013 € 400 mln beschikbaar voor de uitvoering van de inhaalslag herstructurering bedrijventerreinen onder voorwaarde dat provincies een zelfde bijdrage leveren. Tevens werd op voordracht van IPO ingestemd met de instelling van de bestuurlijke werkgroep Jorritsma (CdK Friesland) die voor de zomer de uitvoeringstrategie voor de aanbevelingen de Taskforce Noordanus zal uitwerken in een handreiking voor provincies en gemeenten.

EFRO cofinanciering

De structuurfondsen EFRO regionale programma’s (D2) en de Europese Territoriale Samenwerking programma’s (D3) kennen een aantal prioriteiten (economie, kennis en innovatie) dat sterk is gericht op de Europese Lissabon-agenda en nauw aansluit bij de PiD-agenda. Financiering wordt voor de helft door de Europese Unie beschikbaar gesteld, via cofinanciering door EZ. In 2008 is gestart met de regionale EFRO-programma’s 2007–2013. De grensoverschrijdende samenwerking wordt gestimuleerd in vier grensoverschrijdende programma’s; Nederland-Duitsland; Euregio Maas-Rijn; Nederland-Vlaanderen en Twee Zeeën. Het programma Maas-Rijn valt daarbij onder verantwoordelijkheid van Nederland. Verder is begin 2008 een nationaal Actie Plan voor de structuurfondsprogramma’s 2000–2006 aan de Commissie aangeboden, gericht op verbetering van controle en beheer van de middelen.

Besluit subsidies regionale investeringsprojecten (BSRI)

Het BSRI is een belangrijk instrument in het regionaal economisch beleid van EZ en wordt ingezet voor twee doelen:

– de vermindering van het faseverschil in economische ontwikkeling van de Noordelijke provincies.

– creëren van een level playing field. Dit geldt voor de Noordelijke provincies en voor Limburg. Met BSRI moet worden voorkomen dat Nederlandse bedrijven hun (uitbreidings)investeringen elders binnen de Europese Unie met overheidssteun aldaar realiseren in plaats van in Noord-Nederland of Limburg.

In 2008 zijn verschillende investeringsprojecten in Noord-Nederland vanuit BSRI ondersteund. Het budget voor BSRI is slechts gedeeltelijk benut waardoor de doelstelling niet is gehaald.

Toerisme

In 2008 hebben 10,2 miljoen buitenlandse toeristen Nederland bezocht. Dit is een daling van 7% ten opzichte van 2007. Voor deze daling is een aantal redenen aan te voeren. De belangrijkste is de economische crisis die zich in de tweede helft van 2008 voluit heeft gemanifesteerd. De meeste Westerse economieën bevinden zich momenteel in de economische recessie, het consumentenvertrouwen daalt en de koopkracht staat onder druk. Daarnaast hebben stijgende wisselkoersen (Dollar, Pond, Yen) ten opzichte van de euro een negatief effect gehad op de aankomsten in Nederland. De verwachte groei van 2% is dus niet gehaald.

Begin 2008 is de nieuwe Toerismebrief gepresenteerd. Hiermee is tot en met 2010 € 50 mln beschikbaar gesteld aan NBTC ter promotie van Nederland als toeristische bestemming. Voor China en India ontwikkelt het NBTC samen met de EVD een programma waarin het zakelijke Holland Branding en het toeristische Holland Promotie aan elkaar worden gekoppeld.

Prestatie-indicatoren
 Basiswaarde 1-1-2004Streefwaarde 2012
Voldoende herstructurering in topprojecten03500 ha.
Voldoende nieuwe bedrijventerreinen in topprojecten07000 ha.

Bron: Eye Locus

Kengetal
 Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Marktaandeel inkomend toerisme (aankomsten van buitenlandse toeristen in absolute aantallen tussen haakjes (x 1000))13,3% (10 738)13,3% (11 008)Nog niet bekend (10 190)

Bron: NBTC

Toelichting

De hectares herstructurering zijn een optelsom van hectares Grote Steden Beleid (GSB) en van Topper die op Topprojecten herstructurering gerealiseerd zijn. De meest recente cijfers zijn van eind 2007. Uit de monitor bedrijventerreinen blijkt dat de realisatie van herstructurering van topprojecten goed verloopt in relatie tot het in 2012 gestelde doel. Eind 2007 was 2567 ha (73%) van de 3500 ha gerealiseerd. De ontwikkeling van nieuwe Topprojecten verloopt daarentegen uiterst traag. Eind 2007 was slechts 323 (5%) ha van de 7000 gerealiseerd.

Het cijfer voor 2008 van het kengetal marktaandeel inkomend toerisme is nog niet bekend omdat bij het ter perse gaan van het EZ-Jaarverslag de vergelijkende cijfers van onder meer Denemarken en België nog niet bekend zijn. In absolute aantallen laat 2008 een lichte daling van het aantal toeristen zien ten opzichte van 2007.

Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingStimuleren meer en beter ondernemerschap3.220072008Kamerstukken II, 2008–2009, 30 991, nr. 5
Effectenonderzoek ex postKamers van Koophandel3.220052006Kamerstukken II, 2004–2005, 30 217, nr. 1
Overig evaluatieonderzoekGebiedsgericht beleid (tussenevaluatie)3.320082008 

4. DOELMATIGE EN DUURZAME ENERGIEHUISHOUDING

Algemene doelstelling

Een doelmatige en duurzame energiehuishouding.

In de toekomst moet er in Nederland en Europa een energievoorziening zijn die veel schoner is dan nu, die net zo betrouwbaar is als die van nu en ook nog betaalbaar is. Dit is verre van vanzelfsprekend, omdat wereldwijd allerlei ontwikkelingen de andere kant op gaan: de uitstoot van broeikasgassen stijgt, energiemarkten worden gekenmerkt door een toenemende schaarste en politisering. Overheden bemoeien zich steeds actiever met de energievoorziening in eigen land. Energiebronnen zijn de inzet geworden van een internationaal politiek spel, wat leidt tot toenemende spanningen en onzekerheden.

De context waarin de overheid deze belangen moet borgen is de afgelopen decennia drastisch veranderd door de liberalisering en de internationalisering van de energiemarkten. Burgers en bedrijven hebben een centrale rol gekregen en Europees energiebeleid is veel belangrijker geworden. Twintig jaar geleden bepaalde de overheid nog hoe de nationale energiemix er uit moest zien, nu wordt de energiemix bepaald door marktpartijen op de Europese markt.

Met dit in het achterhoofd zet EZ zich in voor een duurzame energiehuishouding. Daarbij gaat het om een flexibel energiesysteem dat zich makkelijk aan kan passen aan snel veranderende omstandigheden en voldoet aan de criteria van een betrouwbare, betaalbare en schone energievoorziening.

EZ kiest onomwonden voor een transitie naar een duurzame energievoorziening die structureel betrouwbaar en schoon is met een aanpak die toekomstvast, kosteneffectief en internationaal georienteerd is. Enkele concrete keuzes:

• Inzet op energiebesparing en duurzame energie door het programme schoon en zuinig en de SDE-regeling.

• Het versnellen en stroomlijnen van procedures. De rijkcoordinatieregeling is aangenomen, waardoor grote infrastructurele projecten versneld kunnen worden.

• EZ zet zich in voor Nederland als gasrotonde van Europa en werkt hier concreet aan door vergroting van de interconnectie, het stimuleren van LNG en gasopslag, het voortzetten van het kleine velden beleid en het stimuleren van kennisontwikkeling.

• Betrouwbaarheid netten: In 2008 is de Wet onafhankelijk netbeheer in werking getreden. De geintegreerde energiebedrijven zijn verplicht te splitsen in een netwerkbedrijf en een leverings- en productiebedrijf. Daarmee wordt de betrouwbaarheid van de netten gegarandeerd en de concurrentie bevorderd.

• Waarborgen betaalbaarheid: EZ zet in op verbetering van de energiemarkten zowel nationaal als internationaal. Dat betekent werken aan de marktintegratie van de Noordwest-Europese markten en het nemen van een aantal maatregelen om de werking van de gasmarkt te verbeteren. Goed functionerende Europese markten dragen ook bij aan de leveringszekerheid voor Nederlandse huishoudens en bedrijven.

Externe factoren

De onvoorspelbaarheid van de energietoekomst heeft alles te maken met onzekere factoren als internationalisering en de ontwikkeling van nieuwe (duurzame) technologieën. Maar ook de prijs van energie, die sterk afhankelijk is van internationale ontwikkelingen op de markt voor vraag en aanbod speelt een grote rol.

2008 werd gekenmerkt door sterk fluctuerende energieprijzen. Mede dankzij de financiële crisis liet de olieprijs in 2008 een historische schommeling zien van 80 dollar per vat aan het begin van het jaar, tot een recordhoogte boven de 140 dollar per vat in de zomer, tot minder dan 50 dollar tegen het jaareinde.

Een lage prijs voor fossiele brandstoffen, vooral als deze lang aanhoudt, kan een negatief effect hebben op de financiële aantrekkelijkheid van duurzame alternatieven en dus op de ontwikkeling van technologie en kostenreductie op het gebied van duurzame energie. Daarom is het van belang dat er voldoende draagvlak is bij burgers, bedrijven en publieke instellingen voor duurzame energie en energiebesparingsmaatregelen. Ook de mate waarin op Europees niveau afspraken op het gebied van klimaat, besparing, duurzame energie, voorzieningszekerheid, investeringsklimaat en toegang tot energie kunnen worden gemaakt evenals de nadere invulling van Kyoto-afspraken en de afspraken die gemaakt worden in het kader van post-Kyoto zijn van groot belang en hebben dan ook volle aandacht van EZ.

Kengetallen
 Waarde 2004Waarde 2005Waarde 2006
Energie-intensiteit (toe/Meuro)Bron: Eurostat   
– Nederland190199188
– EU-25180203197
– Wereld413niet beschikbaarniet beschikbaar

Toelichting

De energie-intensiteit geeft inzicht in het energieverbruik per eenheid bruto binnenlands product (BBP) en wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands energiegebruik (in ton olie equivalenten) en het bruto binnenlandse product (BBP in miljoenen euro’s; 2003 marktprijzen 1995, 2004 marktprijzen 2000). De waarden voor 2007 zijn nog niet beschikbaar. Hetzelfde geldt voor de waarden voor «wereld» voor de jaren 2005 en 2006.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Artikel 4: Doelmatige en duurzame energiehuishouding (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)740 663943 7031 172 5441 213 516887 910325 606
Waarvan garantieverplichtingen200 000  93 440 93 440
Programma gerelateerde verplichtingen704 750920 4981 135 5331 168 361863 082305 279
Markt en spelregels      
OD 1: Optimale ordening en werking van de energiemarkten      
– Comp. Demkolec/stadsverwarming76 01514 34417 6865 94519 500– 13 555
OD 2: Energievoorzieningszekerheid op korte en lange termijn      
– Doorsluis COVA-heffing78 02080 67884 86483 33473 6599 675
– Leningen COVA (garantieverplichting)   93 440 93 440
– Beheer Mijnschadestichtingen392  91– 91
– O&O Bodembeheer3 4032 2832 5623 7832 0561 727
– Bijdrage aan diverse instituten1421421701481 058– 910
Basispakket      
OD 3: Verduurzaming van de energiehuishouding      
– Programma efficiency   11 0354 4006 635
– Bijdrage MEP176 000690 770500 801391 525637 000– 245 475
– Garantie leningen TenneT inzake MEP (garantieverplichting)200 000     
– Tegemoetkomingsregeling  10 079592 592
– Overgangsregeling  317 20928 500 28 500
– Subsidieregeling Stimulering Duurzame Energie   419 58114 000405 581
– Overige uitgaven duurzame energie241121 452351869– 518
– Duurzame warmte   463 463
– CO2-reductieplan9 8411 0534 259247 247
– Joint Implementation24 6334 1564 7211 4471 914– 467
– Energie-innovatie75 38854 35953 78554 41867 525– 13 107
– TransitieManagement24 08117 90283 86518 252 18 252
– Bijdrage aan ECN31 67450 45442 15440 36131 2569 105
Algemeen      
– Bijdrage Algemene Energie Raad 34869334187254
– Diverse proggrammauitgaven energie (HFR)  8 20012 1128 1124 000
– O&O Energie5 3053 9053 0332 4841 555929
– NL voorzitterschap EU 20044     
       
Apparaat gerelateerde verplichtingen35 91323 20537 01145 15524 82820 327
– Personeel DG ET7 8586 6217 3029 2547 7231 531
– Bijdrage aan agentschappen19 9717 22523 87123 8966 88217 014
– Bijdrage JI DG ET aan SenterNovem  1 052796 796
– Uitvoeringskosten SenterNovem4 0915 2471026 1485 384764
– Apparaatuitgaven SodM3 9934 1124 6845 0614 839222
       
Uitgaven (totaal)503 419967 978805 980686 227983 705– 297 478
       
Ontvangsten (totaal)7 232 6094 852 6335 748 7398 338 4067 295 0901 043 316
– Terugontvangsten SenterNovem1 2191 4831 0311 253 1 253
– Ontvangsten COVA78 02080 67884 86483 33473 6599 675
– Aardgasbaten9 706 5408 104 2177 872 19510 469 6539 200 0001 269 653
– Bijdrage aan het Fes– 2 562 200– 3 379 907– 2 219 728– 2 382 980– 2 120 245– 262 735
– Ontvangsten zoutwinning1 9021 9982 0232 0501 761289
– Ontvangsten Fes5 8357 4216 157116 59484 76531 829
– Diverse ontvangsten1 29336 7432 19548 50155 150– 6 649

Compensatie Demkolec/Stadsverwarmingsprojecten

Jaarlijks wordt een tegemoetkoming verstrekt aan electriciteitsbedrijven in verband met stadsverwarmingsprojecten. In 2008 zijn er minder tegemoetkomingen verstrekt dan was geraamd.

Doorsluis COVA-heffing

De COVA-heffing dient ter financiering van de kosten voor het aanhouden van noodvoorraden aardolie door de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming (COVA). De ontvangst is het product van het heffingsplichtige volume en een tarief per eenheid. Door een hogere invoer van aardolie is het volume waarover de heffing wordt geheven ook hoger. Hierdoor zijn de ontvangsten hoger dan geraamd. Via de uitgavenkant van de EZ-begroting zijn de ontvangen heffingen doorgesluisd naar de stichting.

Leningen COVA

De stichting COVA houdt in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken de nationale noodvoorraden olie aan. Die moeten gefinancierd worden door middel van leningen. Voor deze leningen staat EZ garant. In 2008 is besloten om het garantieplafond met € 93,4 mln te verhogen (Kamerstukken 2008–2009, 31 700 XIII, nr. 54). De aanleiding hiervoor was onder meer de olieprijs die in de loop van de jaren gestegen is, en de toename van de voorraadverplichting.

Programma efficiency

Ten tijde van het opstellen van de begroting 2008 was nog niet duidelijk hoe de verdeling tussen de uitvoeringskosten van SenterNovem en de programmamiddelen zouden zijn. Naar aanleiding van de daadwerkelijke opdracht is de begroting dan ook aangepast. Bij tweede suppletore begroting is een bedrag van € 6,2 mln toegevoegd. Dit bedrag bestaat uit € 2,5 mln bijdrage uit het Fes en € 3,7 mln is overgeheveld uit het onderdeel «Bijdrage aan agentschappen».

Bijdrage MEP

De vastgestelde begroting was voor het onderdeel MEP gebaseerd op een Rijksbijdrage die aan EnerQ geleverd zou gaan worden zoals die begin 2007 door EnerQ werd geraamd. Begin 2008 vielen de EnerQ-ramingen 2008 aanmerkelijk lager uit dan die raming, naar aanleiding waarvan het verplichtingenbedrag bij eerste suppletore begroting 2008 met € 143 mln is verlaagd. Uiteindelijk is de realisatie nog eens aanzienlijk lager uitgevallen dan de nieuwe raming, zodat er een onderbesteding van ruim € 100 mln is opgetreden. De in eerste instantie wel beschikbare, maar niet daadwerkelijk uitgegeven bedragen blijven beschikbaar voor uitgaven in het kader van het totaal van de MEP en de SDE in latere jaren.

Overgangsregeling

In 2008 zijn in het kader van de Overgangsregeling MEP verplichtingen aangegaan die aanvankelijk niet waren voorzien. Dit betreft (aanvullingen van) verplichtingen na uitspraken van het CBb in beroepprocedures naar aanleiding van eerder afgegeven negatieve of lager afgegeven subsidiebeschikkingen.

SDE

Ten tijde van het opstellen van de begroting 2008 was de subsidieregeling SDE nog in ontwikkeling, zodat slechts een beperkt deel van de EZ-middelen voor dit instrument was gereserveerd voor 2008. Bij de tweede suppletore begroting 2008 zijn middelen toegevoegd op basis van in de Staatscourant gepubliceerde budgetten.

Energie-innovatie/Transitiemanagement

Op deze onderdelen worden de projecten voor EOS en de UKR verantwoord. Deze onderdelen zijn inmiddels samengevoegd. Per saldo is er € 5,1 mln meer aan verplichtingenruimte gerealiseerd dan aanvankelijk begroot. Dit was mogelijk doordat vanuit het Fes bij eerste en tweede suppletore begroting extra middelen zijn toegevoegd.

Bijdrage aan ECN

Om te voorkomen dat ECN beslag legt op een onevenredig en onvoorspelbaar deel van de ruimte voor EOS-tenders is ECN uitgesloten voor een deel van die tenders. Ter compensatie wordt er jaarlijks als aanvulling op het reguliere werkprogramma van ECN een aantal EOS voorstellen van ECN toegekend buiten de EOS tenders om. Derhalve is bij tweede suppletore begroting 2008 extra budget overgeheveld van de post Energie-innovatie naar dit artikelonderdeel.

Diverse programmauitgaven energie (HFR)

Om te komen tot een sluitende exploitatie van de Hoge Flux Reactor (HFR) in Petten is bij tweede suppletore begroting 2008 besloten om subsidie te verlenen ter verhoging van de haalbaarheid van een sluitende exploitatie. De subsidie bedraagt maximaal € 4 mln voor de periode 2008 tot en met 2011.

Bijdrage aan agentschappen

De raming «Bijdrage aan agentschappen» bleek in 2008 niet toereikend om de volledige uitvoering van energieprogramma’s door SenterNovem te kunnen financieren. Derhalve is het budget aangevuld met een bedrag van € 17 mln. Dit bedrag is onder meer in mindering gebracht op het budget voor het beleidsonderdeel Energie-innovatie.

Ontvangsten COVA

Stichting COVA houdt in opdracht van het ministerie van Economische Zaken de nationale noodvoorraden olie aan. In 2008 is besloten om het garantieplafond met € 93,4 mln te verhogen. De aanleiding hiervoor was onder meer de olieprijs die in de loop van de jaren gestegen is, en een toename van de voorraadverplichting. Door een hogere invoer van aardolie is het volume waarover de heffing wordt geheven ook hoger. Hierdoor zijn de ontvangsten hoger dan geraamd.

Aardgasbaten

De belangrijkste oorzaak van hoger dan geraamde aardgasbaten in 2008 is de hogere prijs van energie.

Bijdrage aan het Fes

Voor het jaar 2008 en later is sprake van een vaste Fes-voeding uit gasbaten. Het verschil tussen raming en realisatie betreft de aanpassing van de raming afdracht Fes zodat de in 2008 gerealiseerde Fes-uitgaven gedekt kunnen worden.

Ontvangsten Fes

Er zijn in 2008 minder Fes-middelen opgevraagd dan geraamd. Dit is veroorzaakt door een aantal Fes-projecten, waaronder BSIK en enkele UKR-projecten, waarvan de uitfinanciering trager is verlopen dan verwacht en een aantal projecten waarvan de start vertraging heeft opgelopen.

Diverse ontvangsten

De ontvangsten in verband met de in het verleden door NOVEM BV verstrekte bedragen ten behoeve van energiebesparingsprojecten zijn in 2008 niet gerealiseerd.

Markt en spelregels

OD 1: Optimale ordening en werking van de energiemarkten.

De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) constateert in de monitor consumentenmarkt 2008 dat de consumentenmarkt voor energie in 2008 verder is versoepeld. De energiebedrijven presteren beter en het vertrouwen van de consument in het eigen energiebedrijf neemt verder toe.

De markt voor elektriciteit werkt naar het oordeel van de NMa beter dan de gasmarkt. Een belangrijk aandachtspunt is het beperkte aantal aanbieders dat stroom produceert wat voor onvoldoende concurrentie zorgt en tot hogere prijzen leidt. Voor de verbetering van de concurrentie is het belangrijk de Nederlandse elektriciteitsmarkt verder integreert met de markten van buurlanden. Een van de middelen is het inzetten van zogenaamde marktkoppeling. De koppeling van de Nederlandse elektriciteitsbeurs APX met die van België en Frankrijk heeft al laten zien dat de grensoverschrijdende verbindingen efficiënter worden gebruikt. De marktkoppeling met Duitsland en Noorwegen moet daarom zo snel mogelijk tot stand komen. Dit is ook een van de doelstellingen van het Pentalerale Energieforum waar Nederland, Duitsland, Frankrijk, België en Luxemburg met elkaar samenwerken om de harmonisering van de marktregels in Noord-West Europa op het gebied van gas en elektriciteit te bereiken. Dit is nodig om de mate van concurrentie op de energiemarkt te vergroten en de totstandkoming van een Europees level playing field te bevorderen. De meeste afspraken op het gebied van elektriciteit werden in 2008 geïmplementeerd. Zo zijn de «Systen Adequacy Forcast» (SAF) en het «Regional Transmission Capacity plan» (RTC) tot stand gekomen. De SAF en RTC zorgen ervoor dat er binnen de NWE regio meer inzicht bestaat over de vraag en aanbod, het regionale transmissienet, de knelpunten daarin en de geplande investeringen. Verder werd het Gasforum opgezet waar tussen de Penta-landen concrete afspraken werden gemaakt op het gebied van leveringszekerheid en marktwerking. In de loop van 2008 is ook het onderwerp «grootschalige inpassing van windvermogen» duidelijk op de agenda van Pentalateraal Energieforum gekomen waar in 2009 naar meer samenwerking tussen de Penta-landen wordt gestreefd. Dit moet worden gezien ook in het kader van het behalen van de energie- en klimaatdoelstellingen «20–20–20».

Onderstaande tabel geeft de informatie weer met betrekking tot de gerealiseerde en gedeeltelijk of eventueel niet gerealiseerde activiteiten in 2008. Het doel van de genoemde instrumenten en activiteiten was om de optimale ordening en werking van de energiemarkten te stimuleren.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Elektriciteitswet 1998gedeeltelijk
• Gaswetgedeeltelijk
• Wet onafhankelijk netbeheerja
• Toezicht op en het monitoren van de energiemarkten door de NMaja
• Participatie in Europese en Noordwest-Europese foraja
Activiteiten 
• Afronding van behandeling van het wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers in Tweede en Eerste Kamergedeeltelijk
• Verder gewerkt aan publiek en onafhankelijk netbeheer en het ondersteunen van de totstandkoming van de «vette netbeheerder».ja
• Activiteiten in het kader van de Gasmarkt: 
  • Bevorderen van gashandel op de groothandelsmarktgedeeltelijk
  • Project gasopslaggedeeltelijk
• In het Pentalaterale Forum is gewerkt aan het harmoniseren van de marktregels in Noordwest-Europa om de integratie van de Noordwest Europese elektriciteitsmarkt te bevorderen: 
  • Marktkoppeling tussen Nederland, België, Frankrijk uitgebreid met Duitslandnee
  • Regionaal capaciteitsplan om congesties in het Noordwest-Europese hoogspanningsnet in kaart te brengen is voorbereidja
  • Samenwerking tussen Transmission System Operators verbeterdja
  • Ingezet op meer transparantie op de groothandelsmarkt voor elektriciteitja
  • Verwijderen van wettelijke belemmeringen voor de goede werking van de Noordwest Europese elektriciteitsmarktja
• Opzetten van een gasforumja
• Participeren in fora Florence en Madrid voor de verbetering van de werking van de markten voor elektriciteit en gas in de EU.ja
• Actieve deelname in de Raadswerkgroep voor de behandeling van het derde pakket Europese richtlijnen voor elektriciteit en gasja

Elektriciteit- en gaswet (Marktmodel kleinverbruikers)

Omdat er voor de Kamerbehandeling van het wetsvoorstel meer tijd nodig was, is de plenaire behandeling in de Eerste Kamer over de jaarwisseling heen geschoven. Daardoor kunnen de voorgestelde maatregelen die de dienstverlening aan kleinverbruikers moeten stimuleren en de werking van de energiemarkt verder moeten verbeteren door de sector nog niet worden ingevoerd. Wel zijn individuele netbeheerders op eigen initiatief begonnen met een beperkte uitrol van op afstand afleesbare meters met het doel om in pilots praktijkervaring op te doen voor de grootschalige uitrol op langere termijn.

Bevorderen gashandel

In 2007 is een pakket aan maatregelen ter verbetering van de werking van de binnenlandse groothandelsmarkt voor gas samengesteld. Dit heeft geleid tot de Gasmarktbrief die op 18 februari 2008 is verstuurd (Kamerstukken II, 29 023, nr. 48). Teneinde het daarin genoemde pakket aan maatregelen te effectueren komt er een wijziging van de Gaswet. Deze wijziging is eind 2008 voorgelegd aan de Raad van State en zal naar verwachting begin 2009 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het doel om deze wijziging al eind 2008 aan de Tweede Kamer aan te bieden werd vanwege de complexiteit van het wetsvoorstel niet gehaald.

Project Gasopslag

De nadere uitwerking van mogelijke maatregelen ter bevordering van gasopslag in Nederland heeft meer tijd in beslag genomen dan aanvankelijk gedacht. Dit heeft te maken met de procedurele en juridische complexiteit die onder meer wordt veroorzaakt door noodzakelijk aanpassing van de Mijnbouwwet om potentiële investeerders beter toegang te geven tot voor gasopslag geschikte lege gasvelden, de roep om financiële ondersteuning door de overheid en het risicovol deelnemen van EBN in (commerciële) gasopslagen.

Marktkoppeling tussen Nederland, België, Frankrijk uitgebreid met Duitsland niet gerealiseerd

Het project om de marktkoppeling tussen Nederland, België, Frankrijk met Duitsland uit te breiden, heeft vertraging ondervonden vanwege met name de complexiteit van de benodigde handelssystemen in de betrokken landen. Door de netbeheerders en elektriciteitsbeurzen is er een projectorganisatie opgezet en een implementatieplan opgesteld waarin de stappen om te komen tot marktkoppeling begin 2010 zijn uitgewerkt.

Prestatie-indicatoren
 RealisatieBegroting
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit:     
– HHI2 2822 2952 3192 279Stabiliseren tussen 1800 en 2500
– C380%82%82%81%lager
Bron: DTe     
2. Concentratiegraad in de retailsector gas:     
– HHI2 2162 1492 1092 104Stabiliseren tussen 1800 en 2500
– C379%79%78%79%lagerBron: DTe

Toelichting

De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Het aantal nieuwkomers dat (succesvol) toetreedt tot beide markten en de mate waarin zij succesvol weten te acteren (marktaandeel weten te verkrijgen), kunnen een indicatie vormen voor de mate waarin sprake is van gezonde concurrentie.

De concentratie op de Nederlandse kleinverbruikersmarkt is na een lichte stijging in de eerste helft van 2007 het afgelopen jaar weer gedaald. Het marktaandeel van de drie grootste energieleveranciers – de C3 index – bedraagt voor elektriciteit per 1 juli 2008 81%. Daarmee is de concentratie ongeveer terug op het niveau van 2007. Voor gas bedraagt de C3-index per 1 juli 2008 78%. Daarmee ligt de concentratie op het laagste niveau sinds de liberalisering van de energiemarkt. De daling van de C3-index wordt mogelijk verklaard door intensieve wervingscampagnes die verschillende leveranciers het afgelopen jaar hebben uitgevoerd.

Een tweede indicator voor de mate van concentratie is de Herfindahl-Hirschman index. De ontwikkeling van de HHI-index vertoont een gelijke trend als de C3-index. De concentratie is dalende en is voor beide markten het laagst is sinds de liberalisering op 1 juli 2004. Ondanks de daling is nog altijd sprake van een (zeer) geconcentreerde markt. Met betrekking tot concentratiegraad retailsector C3 en HHI hanteert Dte/NMa ieder jaar twee meetmomenten te weten juni en december. De cijfers van 31 december 2008 zijn nog niet bekend. De opgenomen cijfers betreffen die van juni 2008.

OD 2 Energievoorzieningszekerheid op korte en lange termijn.

De mate waarin binnen Europa en met landen daarbuiten afspraken gemaakt kunnen worden op het gebied van klimaat, besparing, duurzame energie, voorzieningszekerheid, investeringsklimaat en toegang tot energie heeft grote invloed op vergroting van duurzaamheid en doelmatigheid van de energievoorziening in eigen land. Er is een interne Europese energiemarkt waarop aanbieders met elkaar concurreren om de gunst van de klanten. Daarnaast heeft de wijze waarop andere lidstaten besparing en duurzame energie stimuleren invloed op de manier waarop Nederland dat kan realiseren, dan wel op het succes dat de Nederlandse stimuleringsmaatregelen hebben. Voorts is er meer en meer sprake van een mondiale markt voor olie en gas, voor biomassa enzovoorts. Ook hier is er sprake van groter wordende internationale concurrentie die het nodig maakt dat Nederland zich ook buiten Europa manifesteert en samenwerkt met producenten teneinde energielevering veilig te stellen.

Nederland heeft duidelijk zijn stem laten horen in de verschillende internationale fora zoals Internationaal Energie Agentschap (IEA), Internationaal Energieforum (IEF) en levert actief zijn bijdrage aan de op dit moment lopende Europese discussie over het pakket van maatregelen voorgesteld door de Europese Commissie (2008) binnen de «Second Strategic Energy Revieuw» (SER II). SER II streeft naar een betere energiebronnen- en energieroute diversificatie, verbetering van de Europese energie-infrastructuur en het stimuleren van duurzaamheid. Daarnaast is er gewerkt aan de versteviging van de multilaterale en bilaterale relaties op energiegebied met 28 landen. Zo is binnen de IEA de relatie met sterk groeiende energieconsumenten zoals China, India en met Rusland als belangrijke energieleverancier versterkt.

Om de energie-infrastructuur nu en in de toekomst verder en sneller te kunnen ontwikkelen is in eigen land door middel van aanpassing van de elektriciteit- en gaswet de Rijkscoördinatieregeling van toepassing verklaard op energieprojecten van nationaal belang. Deze regeling zorgt ervoor dat energie infrastructuur tijdig gerealiseerd kan worden.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Actief ingezet in en deelname aan internationaal overleg, waaronder het Internationaal Energie Agentschap (IEA), het EU-energiehandvest, het Verdrag van Almelo en het International Energy Forum.ja
• Oliecrisisbeleid.gedeeltelijk
• Monitoring leverings- en voorzieningszekerheid door TenneT.ja
• Mijnbouwklimaat:ja
  • Mijnbouwwetja
  • Kleineveldenbeleid/Groningenplafondja
  • Vergunningverlening, informatievoorzieningja
  • Deelname EBN in winning en exploratieja
• Toezicht op de delfstoffenwinning en andere toegekende wettelijke taken door Staatstoezicht op de Mijnen.ja
Activiteitenja
• Activiteiten in het kader van de kabinetsnotitie «Energievoorzieningszekerheid en buitenlands beleid» (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 023, nr. 26).ja
  • Nederland brengt eigen voorstellen in voor een extern Europees energiebeleid.ja
  • Bilateraal met 28 landen goede economische betrekkingen onderhouden in het kader van energievoorzieningszekerheid en met 4 daarvan de energierelatie geïntensiveerdja
  • Multilateraal: Nederland heeft binnen het IEA in toenemende mate samengewerkt met sterk groeiende energie-consumenten als India en China en met Rusland als belangrijke energieleverancierja
  • Nederland heeft actief meegedacht met de EU over een effectievere onderhandelingsstrategieja
  • Nederland heeft deel genomen aan het International Energy Forum 2008 in Romeja
• In 2008 bekleedde Nederland het jaarlijkse roulerende voorzitterschap van het Joint Committee Urencoja
• Verder gewerkt aan het positioneren van Nederland als gasrotondegedeeltelijk
• Activiteiten op het gebied van oliecrisisbeleid:gedeeltelijk
  • Veranderingen die voortvloeien uit de evaluatie van de Wet Voorraadvorming Aardolieproducten geïmplementeerdnee
  • Evaluatie en waar nodig actualisering en nadere invulling van het Nederlandse pakket van mogelijke maatregelen, waaronder de inzet van de Nederlandse strategische voorradennee
  • Handboek oliecrisisbeleid geactualiseerdnee
• Activiteiten op het gebied van veiligheid- en crisisbeleid: 
  • Geparticipeerd in de tweede cyclus Bescherming Vitale Infrastructuur (BVI)ja
  • Geparticipeerd in het programma Nationale Veiligheid omtrent Energievoorzieningszekerheidja
  • EU-richtlijn inzake bescherming van vitale infrastructuren geïmplementeerdnee
• Voorbereiden introductie omgevingsvergunningja
• In het kader van het kleine veldenbeleid is gewerkt aan beleidsontwikkeling in verband met het sluiten van uitgeputte gasveldenja
• Afronding Rijkscoördinatieregeling (RCR) wetgeving voor energieprojecten van nationaal belangja
• n 2008 werd ten behoeve van de nieuwe hoogspanningslijn Randstad 380 kV de rijkscoördinatieregeling voor de noordring en zuidring ingevuld, zijn de definitieve tracés in het Rijksinpassingsplan vastgelegd (in samenwerking met VROM) en werd alle vergunningverlening gecoördineerdja
• Ten behoeve van de leveringszekerheid van elektriciteit is de tariefregulering aanmerkelijke investeringen landelijke netbeheerders aangepast en heeft een herijking plaatsvinden van het beleidskader voor de netcapaciteit voor elektriciteitnee

Activiteiten op het gebied van oliecrisisbeleid

De activiteiten op het gebied van oliecrisisbeleid werden uitgesteld in afwachting van de nieuwe EU-richtlijn met betrekking tot de ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag (COM (20080775 definitief). Het Nederlandse traject is dus afhankelijk van dit EU-traject.

EU-richtlijn inzake bescherming van vitale infrastructuren niet geïmplementeerd

Dit traject wordt in februari 2009 opgestart. De genoemde EU-richtlijn werd pas in december 2008 door de EU-Raad aangenomen waardoor de implementatie niet eerder kon worden gerealiseerd.

Gasrotonde

Binnen het Energierapport werd de gasrotonde aangewezen als één van de iconen van het Nederlandse energiebeleid. In 2008 is hard gewerkt aan de randvoorwaarden voor de totstandkoming van de Gasrontonde. Hierover is in diverse brieven namens EZ aan de Tweede Kamer gerapporteerd. Onderwerpen waren bijvoorbeeld de verbetering van de werking van de gasmarkt en het kleine veldenbeleid. Daarnaast is er veel aandacht geweest voor de relatie met gasproducerende landen. Zo heeft de Minister van Economische zaken landen als Rusland en Algerije bezocht. Om in de toekomst de aanvoer van gas over zee te verzekeren is er een ontheffing verleend voor een LNG-terminal in Eemshaven. Tevens is beleidsregel gasregulering gepubliceerd1. Deze beleidsregel geeft de mogelijkheid om in het kader van voorzieningszekerheid extra investeringen in de Nederlandse gasrotonde te doen. De Tweede Kamer wordt begin 2009 uitgebreid geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de gasrotonde. Dit mede als uitvloeisel van de Motie Ten Hoopen c.s. (Kamerstukken II, 31 700 XIII, nr. 44).

De aanpassing tariefregulering

De aanpassing van tariefregulering kon niet worden gerealiseerd aangezien dit een onderdeel van Wijziging van Electriciteits- en Gaswet betreft waar op dit moment aan wordt gewerkt. De geplande inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is gepand op 1 januari 2010. Het wetsvoorstel werd in 2008 voorbereid en zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2009 worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

Kengetallen
 Realisatie 
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
1. Gewonnen volume aardgas kleine velden37 mld m336 mld m338 mld m336 mld m3
Bron: TNO    
2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore8171013
Bron: TNO    
3. Aantal boringen productie onshore en offshore11232114
Bron: TNO    
4. Elektriciteitsstoring in minuten per jaar27 minuten36 minuten33 minuten22 minutren
Bron: EnergieNed    
5. Productie aardgas totaal73 mld m371 mld m368 mld m379 mld m3
6. Euro/dollarkoers1, 251,261,371,47
7. Olieprijs (dollar/vat)54,4065,1072,5297,0
Bron: CPB    

Basispakket

OD 3: Verduurzaming van de energiehuishouding.

Energiebesparing is de basis van het energiebeleid. Het terugdringen van de energievraag verkleint de energie-afhankelijkheid en is één van de meest kosteneffectieve opties voor de reductie van CO2-uitstoot. Hoe zuiniger we met energie omgaan, des te eenvoudiger is de transitie naar en duurzame energiehuishouding te realiseren.

Gelet op de urgentie van klimaat- en schaarsteproblemen heeft dit kabinet de ambitie om in 2020 te komen op een besparingstempo van 2% per jaar. De maatregelen daarvoor zijn opgenomen in het werkprogramma Schoon en Zuinig. In het kader van dit programma heeft het kabinet een fors pakket maatregelen aangekondigd om energiebesparing te bevorderen.

Daarnaast moet het aandeel duurzame energie fors stijgen. Daarom is op 1 april 2008 de nieuwe subsidieregeling voor de stimulering van hernieuwbaar energie, de SDE, opengesteld. Via deze regeling wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de realisatie van de Kabinetsdoelstellingen op het gebied van de productie van duurzame energie. In 2008 is totaal 215 MW gecommitteerd van de 655 MW waarvoor middelen beschikbaar waren.

In december is het werkprogramma «Warmte op stoom» naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 209, nr. 67). Hierin is een samenhangend warmtebeleid gepresenteerd. 4 ministers werken hierbij samen. In dit kader is in 2008 is er een subsidieregeling voor particulieren gestart om zelf duurzame warmte op te wekken via zonneboilers, warmtepompen en HRe-ketels. En samen met andere overheden en bedrijven zijn akkoorden gesloten om warmte te besparen in de gebouwde omgeving, glastuinbouw en industrie.

Met name windenergie en biomassa spelen de komende jaren een belangrijke rol, naast vraagstukken rondom financiering van dergelijke projecten kreeg ook de landschappelijke inpassing en het maatschappelijk draagvlak aandacht. Zo werd er gewerkt aan een Ruimtelijk Perspectief Noordzee om helderheid te bieden over de ontwikkelruimte voor de verschillende gebruiksfuncties van de Noordzee, inclusief energiefuncties zoals windenergie, winning van gas en olie en de opslag van gas en/of CO2.

Jaar 2008Realisatie
Stimuleren duurzame energie 
• Regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP)ja
• Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE)ja
• Fiscale stimulering van duurzame energietechnologieën via de Energie-Investeringsaftrek (EIA)ja
• Programma’s DEN-A (Duurzame Energie in Nederland) en beleidsondersteuning via het programma DEN-Bja
Stimuleren energiebesparing 
• Beprijzen van energie via de Energiebelastingja
• Fiscale stimulering van energie-efficiënte technologieën via de EIAja
• Intensiveren van afspraken met het bedrijfsleven via Meerjarenafspraken (MJA’s) en vernieuwen convenant Benchmarkingja
• Kennisoverdracht burgers via Milieu Centraal.ja
Wisselwerking met Europees energiebesparingsbeleidja
Stimuleren reducties broeikasgassen 
• Maximum uitstootplafond voor de grotere industrieën en energiesector in Europa via het CO2-emissiehandelsysteem (EU ETS)ja
• Aankopen van emissiereducties in andere ontwikkelde landen via diverse instrumenten (Joint Implementation en gegroende Assigned Amount Units)ja
• Stimuleren van verdere ontwikkeling CO2-afvang en -opslag (CCS)ja
• Stimuleren energie-innovaties 
• Stimuleren van concrete demonstratieprojecten via de Unieke Kansen Regeling (UKRja
• Stimuleren van fundamenteel en industrieel onderzoek voor de lange termijn via EOS (Energie Onderzoekstrategie) Lange Termijnja
• Stimuleren van demonstratieprojecten in het energieonderzoek, via EOS Demogedeeltelijk
• Stimuleren van energieonderzoek dat nieuw is en zich richt op prille niet-conventionele ontwikkelingen, via het instrument EOS Nieuw Energieonderzoek (NEO)ja
• Stimuleren van middellange termijn onderzoek met het instrument EOS Energie en Samenwerking (ES)ja
• Prestatie-afspraken met en het verstrekken van financiële ondersteuning aan het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)ja
• Stimuleren van nucleair energieonderzoek via financiering van Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) en de Hoge Flux Reactor (HFR)ja
Activiteiten 
Duurzame energie en energietransitie 
• Windenergie mogelijk maken door het scheppen van financiële en niet financiële randvoorwaardenja
• Bevorderen van toepassen van duurzaamheidscriteria bij biomassa ingezet voor transportbrandstoffen en elektriciteit/warmte door invoeren van een rapportageverplichting, het ontwikkelen van een instrument om de broeikasgasemissies te meten en streven naar wereldwijde afsprakenja
• Stimuleren van innovatieve projecten voor koplopers langs de ontwikkelde transitiepaden.ja
• Ondersteunen van de energietransitie door de verschillende transitieplatformsja
• Bijeenbrengen van marktpartijen en initiatieven die zich richten op het versnellen van energie-innovaties en advisering aan de overheid over de te volgen koers door een Regieorgaan Energietransitie als opvolger van de Taskforce Energietransitieja
Energiebesparing 
• Uitvoeren activiteiten in het kader van de richtlijn Energiedienstenja
• Opstellen van zogeheten «roadmaps» samen met een tiental sectoren om mogelijkheden van energie-efficiency verbeteringen in kaart te brengenja
• Streven in het kader van de richtlijn Eco-design naar strenge normen voor het energieverbruik van producten zoals verlichtingja
• Stimuleren energiebesparing door inzet van instrumenten uit het Fes-duurzaamheidspakket (Borssele-gelden)ja
Stimuleren reducties broeikasgassen 
• Samen met VROM het Europese emissiehandelssysteem (Emissions Trading Scheme, EU ETS) periode 2008–2012 beheren en bewakenja
• In het kader van de review van het emissiehandelssysteem de positie van warmtekrachtkoppeling (WKK) in EU ETS en de veiling van emissierechten onderzoekenja
• Actieve inbreng in de discussie klimaatdoelen en tot stand brengen van wereldwijd emissiehandelssysteem na 2012ja
• Uitwerken sectorale convenanten voor de industrie en energiesector. Het convenant vormt onderdeel van het overkoepelende duurzaamheidsakkoord waarin de overheid afspraken maakt met sectoren over hun bijdrage aan de kabinetsdoelstellingen voor CO2-reductie, energiebesparing en hernieuwbare energie. gedeeltelijk
Stimuleren energie-innovatie 
• Versterken van de energie innovatieketen en oplossen van niet-financiële knelpunten samen met de markt onder meer via een Innovatieagenda waarbij samengewerkt wordt met het Regieorgaan Energietransitie en aangesloten wordt bij de transitiepaden en de Europese technologie agendaja
• Jaarlijks starten van 50 innovatieve projecten voor koplopers langs de ontwikkelde transitiepadenja
• Door middel van het geven van advies, het zoeken van partners en bemiddeling, ondersteunen van Nederlandse indieners in het 7de Europees kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkelingja
• Openstellen van een energietender binnen de regeling TechnoPartner Seed Capital (zie artikel 2). ja
• Inzetten voor normalisatie en standaardisering van definities en berekeningen van energie-efficiency binnen de EU. ja

Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE)

In 2008 is besloten om dat jaar geen subsidiefaciliteit voor WKK in het leven te roepen. Begin 2009 zullen nieuwe berekeningen worden gemaakt van de rentabiliteit van WKK. De uitkomst daarvan kan van invloed zijn op de aanwending van de SDE in 2009.

Stimuleren van demonstratieprojecten in het energieonderzoek, via EOS Demo

In december 2008 hebben de EU Lidstaten een akkoord bereikt over het Klimaatpakket. Op 17 december 2008 heeft ook het Europees Parlement hiermee ingestemd. Onderdeel van het pakket is ook een emissieplafond voor de Emission Trading Scheme (ETS).

Uitwerken sectorale convenanten voor de industrie en energiesector

De grote energie-intensieve industrie valt onder de CO2 emissiehandel. Ook met deze groep bedrijven worden afspraken gemaakt over het verder verbeteren van hun energie-efficiency. Naar verwachting zal een akkoord hierover in het voorjaar van 2009 worden getekend. Dit akkoord zal onderdeel zijn van de sector industrie in kader Schoon en Zuinig en het Duurzaamheidakkoord.

De grote energie-intensieve industrie valt onder de CO2-emissiehandel en draagt op die manier bij aan het behalen van de gestelde CO2-doelen. Ook met deze groep bedrijven wordt naast emissiehandel afspraken gemaakt over het verder verbeteren van hun energie-efficiency. Naar verwachting zal een akkoord hierover in het voorjaar van 2009 worden getekend. De reden voor de vertraging is dat de industrie eerst de uitkomsten van het EU-klimaatpakket wilde afwachten. Deze afspraken zullen dan onderdeel zijn van het sectorakkoord industrie in kader Schoon en Zuinig en het Duurzaamheidakkoord.

Prestatie-indicatoren
 RealisatieBegroting
 BasiswaardeWaarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
1. Duurzaam elektriciteitsverbruikBron: CBS6,2% 20056,6%6,0%7,5%9% 2010
2. Duurzaam energieverbruikBron: CBS2,4% 20052,8%2,9%Nog niet bekend20% 2020
3. CO2-uitstoot sectoren industrie/energieBron: Milieu- en Natuurplanbureau93 Mton 1990112 Mton112 MtonNog niet bekend109,2 Mton 2010 en 70–75 Mton 2020
– waarvan: absoluut plafond sector industrie/energie voor bedrijven die vallen onder het emissiehandelsysteemBron: Nederlandse Emissie Autoriteit 76,7 Mton79,9 MtonNog niet bekend87 Mton 2008–2012
4. Vermeden CO2-uitstoot vóór 2012 via Joint-Implementation (JI) en gegroende Assigned Amount Units (AAU’s)Bron: SenterNovem/de contracten12,5 Mton 200418,2 Mton26,6 Mton26,1 Mton20 Mton 2008–2012

Toelichting:

1. Het aandeel van het nationale elektriciteitsverbruik dat wordt opgewekt met behulp van hernieuwbare technieken. Conform de richtlijn duurzame elektriciteit betreft dit het bruto aandeel.

2. Het aandeel van het nationale energieverbruik waarvoor hernieuwbare, primaire energiedragers met behulp van energieconversietechnieken zijn omgezet in secundaire oftewel bruikbare energiedragers. De waarde van 2006 en 2007 zijn door CBS aangepast.

3. Maximale hoeveelheid broeikasgasemissies in de totale industrie- en energiesector in Mton. Een deel van de sector neemt deel in het emissiehandelssysteem (ETS). Het emissieplafond is het maximum aan broeikasgassen in absolute hoeveelheden dat deelnemende inrichtingen gedurende de periode 2008–2012 mogen uitstoten of moeten compenseren via het emissiehandelsysteem. Met de grote energiegebruikers die niet aan het ETS deelnemen worden meerjarenafspraken gemaakt en benchmarkconvenanten afgesloten.

4. JI en gegroende AAU’s zijn mechanismen waarmee geïndustrialiseerde landen kunnen voldoen aan hun doelstellingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. JI houdt in dat geïndustrialiseerde landen projecten financieren voor energiebesparing in andere geïndustrialiseerde landen, die eveneens onder het protocol vallen (met name Oost-Europese landen). Zij mogen dan de bereikte besparing van hun eigen emissies aftrekken. AAU’s zijn de Kyoto-quota die aan landen worden toebedeeld. Sommige landen met een verplichting op grond van het Kyoto-protocol hebben emissieruimte over die zij mogen verkopen in de vorm van AAU’s. Bij groene AAU’s wordt de opbrengst van de verkoop op enigerlei wijze voor milieuverbetering aangewend.

Kengetallen
 Realisatie
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als percentage van het budget van het zevende EU-kaderprogramma thema energieBron: Europese Commissie17%6,8%6,9%110,7%2

1 Uit de meest recente cijfers van de Europese Commissie blijkt dat er voor 2007 een kleine correctie heeft plaats gevonden. Er is namelijk nog een extra project met Nederlandse deelname toegekend, dat nu pas in de database van de Commissie is opgenomen.

2 Dit cijfer heeft betrekking op de eerste helft van 2008.

Toelichting

Het percentage van het budget van het zevende EU-kaderprogramma thema energie dat naar energieonderzoek gaat van in Nederland gevestigde instituten en bedrijven. De EU ondersteunt alleen de meest innovatieve en ambitieuze projecten.

Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingZekerstellen van voorzieningszekerheid op korte en lange termijn4.220082008Energierapport 2008 (http://www.ez.nl/Onderwerpen/Energie/Energierapport_2008)
      
Effectenonderzoek ex postEnergie-investeringsaftrek4.320072007Kamerstukken II, 2008–2009, 31 492, nr. 8
      
Overig evaluatieonderzoeknvt    

5 INTERNATIONALE ECONOMISCHE BETREKKINGEN

Algemene doelstelling

Verbeteren van klimaat voor internationale handel en investeringen om de concurrentiekracht van de Nederlandse economie te vergroten.

In 2008 hebben de uitvoer en invoer nog groei laten zien. De uitvoer groeide 1,8% en de invoer groeide met 3,3%. Door de economische crisis vertraagde gedurende het jaar de internationale handel sterk. In het vierde kwartaal kromp de uitvoer met 3,4% en de invoer met 2,1% vergeleken met het derde kwartaal 2008. Die krimp wordt overigens gedragen door de goederenhandel, want de handel in diensten nam nog wel toe in het vierde kwartaal.

Nederland bleef ook in 2008 een aantrekkelijke plaats voor buitenlandse investeerders. Het is echter ook duidelijk dat producenten wereldwijd hun investeringen temporiseren. Het is dan ook te verwachten dat Nederland getroffen zal worden door teruglopende buitenlandse investeringen.

Externe factoren

De Nederlandse economie kan alleen maar floreren als er sprake is van een gezond handels- en investeringsklimaat. Jaarlijks wordt het handels- en investeringsklimaat beoordeeld door internationale organisaties. Toonaangevend daaronder zijn het Institute for management Development (IMD) en het World Economic Forum (W.E.F). Uit de rapportages van beide organisaties, respectievelijk World Competitiveness Yearbook (WCY) en de Global Competitiveness Report (GCR), komt naar voren dat het Nederlandse vestigingsklimaat in de afgelopen jaren verbeterd is.

De laatste maanden van 2008 kwam in het teken te staan van de zich uitbreidende financiële en economische crisis. Ondanks heldere afspraken in G20 verband over het voorkomen van handelsbelemmerende maatregelen bleken landen toch terug te grijpen naar protectionistische maatregelen. In de opmaat naar de volgende bijeenkomst van de G20 in Londen, heeft het kabinet zich actief ingespannen om op diverse terreinen protectionistische tendensen aan de kaak te stellen.

Een belangrijke constatering is verder dat de wereld er vooralsnog in geslaagd is niet in een protectionistische reflex te vervallen, en dat de steunpakketten op niet discriminerende wijze in elkaar te steken.

KengetallenWaarde 2006Waarde 2007Realisatie 20081Ambitie
De positie van Nederland op de wereldranglijst    
• Export van goederen66Nog niet bekendTop 10
• Import van goederen88Nog niet bekendTop 10
• Export van diensten911Nog niet bekendTop 10
• Import van diensten910Nog niet bekendTop 10
• Uitgaande stand directe buitenlandse investeringen56Nog niet bekendTop 10
• Inkomende stand directe buitenlandse investeringen55Nog niet bekendTop 10
Bron: WTO, Unctad    

1 Cijfers zijn pas beschikbaar in de tweede helft van 2009.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5: Internationale Economische Betrekkingen (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)188 140154 249143 261129 645137 389– 7 744
Waarvan garantieverplichtingen25 27431 50512 95710 0804389 642
Programma gerelateerde verplichtingen178 161145 037133 871122 634128 036– 5 398
Markt en spelregels      
OD 1: Het internationale handels- en internationale investeringsverkeer verder vrijmaken en de economische rechtsorde versterken.      
– Bijdrage aan diverse organisaties4 0664 1564 2014 1764 266– 90
Basispakket      
OD 2: Bevorderen internationaal ondernemen      
– Herverzekering SENO/GOM (garantieverplichting)23 38831 00510 95710 080 10 080
– PESP10 5786 8686 8914 8546 635– 1 781
– PSB9 15811 70311 98812 48111 4401 041
– Instrumentele uitgaven EVD8 9366 0696 7156 2895 585704
– TA-OM53612253440 440
– (I)FOM (garantieverplichting)1 8865002 000 438– 438
– Trustfunds1 0002 5002 5001 500 1 500
– PUM2 4612 9602 6151 9621 962 
– Bijdrage DG BEB aan EVD voor deelopdrachten43 32525 54929 45329 95922 4017 558
– Bijdrage DG BEB aan agentschappen voor financiële instrumenten14 0987 5426 9417 6719 679– 2008
– Wereldexpo 2008 en 20101 550490308777 777
– Progr. Internationalisering Beroepsonderwijs (PIB)  2 0233 865 3 865
OD 3: Het aantrekken van investeringen van buitenlandse bedrijven in Nederland      
– Uitgaven DBIN-netwerk (NFIA)5 5165 9726 46413 1926 7986 394
– Acquisitie van buitenlandse bedrijven2 4422 1922 3581 1866 356– 5 170
Programmatisch pakket      
OD 4: Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten      
– PSOM47 20036 30234 7546 40318 750– 12 347
– Programmatisch Pakket  99814 63032 504– 17 870
Algemeen      
– Beleidsondersteuning2 0211 2162 4523 1691 2221 947
       
Apparaat gerelateerde verplichtingen9 9799 2129 3897 0119 353– 2 346
– Personeel BEB9 9799 2129 3897 0119 353– 2 346
       
Uitgaven (totaal)139 747139 628129 849128 065129 599– 1 534
       
Ontvangsten (totaal)12 40514 76916 35117 2011 81515 386
– Terugontvangsten bijdrage SenterNovem341 361   
– Ontvangsten gemengde kredieten2171 9032 0001 9886811 307
– Ontvangsten uit garanties10 8019 21711 10110 348 10 348
– Ontvangsten EVD560 755825 825
– Ontvangsten Fes  1 1902 026 2 026
– Diverse ontvangsten DG BEB4863 6509442 0131 134879

Herverzekering SENO/GOM ontvangsten uit garanties

In het kader van de instrumenten Garantiefaciliteit Midden- en Oost-Europa en Garantiefaciliteit Opkomende Markten (SENO/GOM) is een storting van € 7,6 mln in de interne begrotingsreserve voor deze regelingen gedaan en is voor € 2,5 mln aan schades uitbetaald. Deze uitgaven worden gedekt uit de opbrengsten aan premies en provenuen.

Stand interne begrotingsreserve SENO/GOM

Ultimo 2008 bedraagt de interne reserve SENO/GOM € 378,04 mln, waarvan € 30 mln voor SENO, € 329,57 mln voor GOM en € 18,47 mln voor Inpres-8. In het kader van de GOM kunnen herverzekeringsovereenkomsten tot maximaal twee maal het gereserveerde bedrag worden aangegaan en in het kader van de SENO tot maximaal drie maal het gereserveerde bedrag. Deze reserveringen dienen ter dekking van claims uit hoofde van deze garantieregeling. Met de overdracht van de SENO/GOM en Inpres-8 portefeuilles met ingang van 1 januari 2009 is tevens de reserve overgedragen aan het Ministerie van Financiën en vervalt de EZ aanspraak daarop.

Stand rekening courant Faciliteit Opkomende Markten

De stand van de rekening courant FOM per ultimo 2008 bedraagt € 113,5 mln. Deze rekening courant dient ter dekking van claims uit hoofde van deze garantieregeling. Deze rekening courant wordt beheerd door het FMO. In 2008 heeft een verruiming van het garantieplafond plaatsgevonden van € 115 mln naar € 230 mln door de verhoging van de verhouding van reservering en borgstellingsruimte van 1:1 naar 1:2.

Bijdrage DGBEB aan de EVD

Bij eerste suppletore begroting 2008 is het budget van deze post opgehoogd met € 3,8 mln ten behoeve van de werkzaamheden van het NFIA, dat vanaf 2008 onder de EVD valt. Tevens werden bedragen toegevoegd ten behoeve van aanvullende opdrachten 2008 zoals de viering van het Henry Hudson-jaar. Daarnaast werd de efficiency-taakstelling voor de EVD in mindering gebracht op het budget.

Bijdrage DGBEB aan agentschappen voor financiële instrumenten

Vanwege een juridische uitspraak van het CBb (College voor Beroep van het Bedrijfsleven) werden de PESP en de PSOM in 2008 stopgezet. De uitvoeringskosten voor beide instrumenten die op dit onderdeel worden verantwoord, namen daardoor af. Dat verklaart voor een groot deel de lagere realisatie op dit onderdeel.

Bijdrage DG BEB aan EVD-NFIA

Omdat de opdracht aan de EVD-NFIA 2008 ten laste van budget 2008 is gegaan, was er onvoldoende ruimte om opdrachtverlening 2009 mogelijk te maken voor aanvang van het jaar 2009. Derhalve werd bij tweede suppletoire begroting 2008 € 6,3 mln verplichtingenruimte aan dit onderdeel toegevoegd.

Programma Internationalisering Beroepsonderwijs (PIB)

Op dit onderdeel is bij eerste suppletoire begroting 2008 budget toegevoegd ten behoeve van de uitvoering van dit programma door de EVD. Het betrof een bijdrage uit het Fes en een bijdrage van OCW.

Acquisitie van Buitenlandse bedrijven

Op dit onderdeel worden naast bijdragen aan een aantal instellingen (NDL, ROM’s), projecten verantwoord die een bijdrage leveren aan specifieke BSRI-projecten. In 2008 hebben die specifieke projecten zich echter niet voorgedaan.

PSOM

De lagere realisatie wordt met name verklaard door een juridische uitspraak van het CBb (Het College voor Beroep van het Bedrijfsleven) als gevolg waarvan de PSOM in 2008 is stopgezet. Het grootste deel van het verplichtingenbudget kon daardoor niet worden besteed.

Programmatisch Pakket

De lagere realisatie is grotendeels te herleiden tot het programmatisch werken in 2g@there. Deze werkwijze bevindt zich nog in de opstartfase, waardoor het bedrag aan aangegane verplichtingen is achtergebleven bij de ramingen.

Beleidsondersteuning

Bij zowel eerste als tweede suppletore begroting 2008 is aan dit artikelonderdeel budget toegevoegd om een aantal onderzoeken en voorgenomen grote projecten in 2008 te kunnen financieren. Dit betrof onder andere de verplichting voor de Holland Gateway (€ 1,2 mln) die eind 2008 werd aangegaan.

Personeel BEB

Het budget op deze post is bij eerste suppletore begroting 2008 verlaagd als gevolg van de overgang van de NFIA van DGBEB naar de EVD .

Ontvangsten Fes

Ten behoeve van de uitvoering van het Programma Internationalisering Beroepsonderwijs (PIB) werd uit het Fes bij eerste suppletoire begroting 2008 budget toegevoegd.

Markt en spelregels

OD 1: Een vrijer internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte internationale economische rechtsorde.

Op verschillende elementen is het internationale handels- en investeringsverkeer vrijer gemaakt en de internationale economische rechtsorde versterkt. Niet alleen door het dichterbij brengen van modaliteitenakkoord in de Doha-ontwikkelingsronde (in Geneve in juli 2008) en de aandacht van de G20 wereldleiders, maar ook door bijvoorbeeld de voortgang die werd bereikt in het vrijhandelsakkoord met Zuid Korea (de eerste in een serie nieuwe Free Trade Agreements (FTA’s) met belangrijke economische partners. De staatssecretaris tekende tijdens het staatsbezoek aan de Golfregio de investeringsbeschermingovereenkomst (IBO) met Oman. Daarnaast is overeenstemming bereikt met Qatar over de tekst van een IBO, waarmee het Nederlandse netwerk van IBO’s zich nu ook uitstrekt tot in deze regio en bescherming van investeerders vanuit Nederland daar ook goed beschermd worden. Om diezelfde reden is met Angola een eerste uitwisseling over de totstandkoming van een IBO gestart. Op het gebied van de handelsdefensieve maatregelen is er – met op sommige cruciale dossiers een gunstige uitkomst voor Nederland – hard gewerkt aan een eerlijke en reële toepassing van het instrumentarium, waarbij rekening gehouden moet worden met zowel producentenbelangen, maar juist ook met belangen van importeurs en consumenten.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) vormde een integraal onderdeel van de diverse activiteiten en heeft geleid tot enkele nieuwe (beleids)initiatieven. Onder meer wat betreft de ketenverantwoordelijkheid, de relatie tussen handel en duurzaamheid (Non Trade Concerns) maar ook in het kader van agenda van de verschillende economische missies die in 2008 zijn afgelegd: Egypte, Vietnam, Golfstaten, Rusland, Turkije, China, Indonesië en Marokko. Ook bij het bezoek van een delegatie uit India vormde MVO een onderdeel van de agenda. Samen met de Chinese overheid is een traject gestart dat kan leiden tot een wederzijds Memorandum of Understanding over MVO.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Positiebepaling en invloed aanwenden in het kader van onderhandelingen in EU, OESO en WTO. ja
• Voorlichten van bedrijfsleven over investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s)ja
• Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.gedeeltelijk
• Controle op handelsstromen strategische goederen.ja
• Contributies aan diverse organisaties (o.a. WTO). ja
Activiteiten 
• Versterken maatschappelijk draagvlak voor verdere vrijmaking van de wereldhandel en voor het wereldhandelsstelsel.gedeeltelijk
• Succesvolle afronding van de Doha Development Agenda.nee
• Zorgdragen voor invulling van Millennium Development Goal 8. nee
• Effectieve en (pro-)actieve inbreng in de onderhandelingen over regionale en bilaterale vrijhandelsakkoorden van de EU.ja
• Implementatie van de Economic Partnership Agreementsgedeeltelijk
• Stimuleren van duurzame globalisering.gedeeltelijk
• Implementeren van en voorlichting geven over de nieuwe nationale exportcontrolewetgeving en herziene Europese dual use verordeninggedeeltelijk
• Bijdrage leveren aan de Herzieningsconferentie van het Verdrag Chemische Wapens.ja
• Actualiseren van het Handboek Strategische Goederen.gedeeltelijk

Maatschappelijk Verantwoord OndernemenenVersterken maatschappelijk draagvlak voor verdere vrijmaking van de wereldhandel en voor het wereldhandelsstelsel

In 2008 is de aandacht onder meer gericht op de relatie tussen handel enerzijds en maatschappelijke zorgen anderzijds. Het op 20 juni 2008 verschenen SER-advies Duurzame globalisering is uitvoerig bestudeerd en heeft tot twee kabinetsreacties geleid: een globale reactie binnen drie weken en een uitgebreide reactie, d.d. 6 januari 2009, waarin consequenties voor de beleidsagenda zijn opgenomen. Met een reactie op een advies wordt niet automatisch draagvlak vergroot. Daarom zijn diverse activiteiten ondernomen – variërend van publicatie van artikelen, organiseren van bijeenkomsten en het leveren van speeches – om de effecten van vrijmaking van de wereldhandel en globalisering beter onder de aandacht tebrengen.

Succesvolle afronding van de Doha Development Agenda

Het is ook in 2008 niet gelukt om tot overeenstemming te komen over de onderwerpen van de WTO Doha ronde. Hoewel inmiddels over het overgrote deel van het pakket een akkoord binnen handbereik is, ontbrak het aan de politieke wil om tot een goed eindresultaat te komen voor afspraken op hoofdlijnen voor landbouw en industriegoederen. Dit ondanks een heldere oproep van de G20 in november in Washington, om de ronde voor het einde van het jaar 2008 af te sluiten.

Zorgdragen voor invulling van Millennium Development Goal 8

Het niet afronden van de Doha-ontwikkelingsronde laat veel mogelijkheden voor ontwikkelingslanden liggen. Zo zou een akkoord over handelsfacilitatie zo’n € 99 mrd aan welvaartswinst kunnen betekenen, die grotendeels neerslaat in ontwikkelingslanden. Door versterkte «Zuid-zuid handel» kunnen velen aan de armoede worden onttrokken. Het is daarom van belang om regionale samenwerking te bevorderen, zoals ook wordt beoogd met de Economic Partnership Agreements (EPA’s). Door het afsluiten van verschillende (interim) EPA’s is een kleine stap in de goede richting gezet. Ook zijn de onderhandelingen met Centraal Amerika over een breed samenwerkings- en handelsakkoord inmiddels op gang gekomen. De integratie van ontwikkelingslanden in het wereldhandelssysteem (MDG 8) is hierbij gebaat, maar dat behoeft uiteraard een bredere aanpak, waarbij ook bijvoorbeeld de aanwending van ontwikkelingsgelden voor het helpen met het creëren van de juiste randvoorwaarden, en goed bestuur een rol spelen.

Effectieve en (pro-)actieve inbreng in de onderhandelingen over regionale en bilaterale vrijhandelsakkoorden van de EU

In het kader van de onderhandelingen over nieuwe vrijhandelsakkoorden en de WTO Doha ronde heeft het kabinet, al dan niet via de Europese Commissie, aandacht gevraagd voor onderwerpen als dierenwelzijn, (kinder)arbeidsnormen en milieu. Dat het hier om moeilijke onderwerpen gaat, bleek uit de reacties van de onderhandelingspartners, die veelal niet van zins waren om over deze onderwerpen duidelijke afspraken te maken. Het vrijhandelsakkoord met Zuid Korea – als eerste in de reeks «nieuwe vrijhandelsakkoorden» is bijna afgerond. Enkele moeilijke knelpunten zijn nog overgebleven. De overige vrijhandelsakkoorden die momenteel in onderhandeling zijn, kennen een minder voorspoedig verloop. De onderhandelingen met de Golf Cooperation Council, strandden bijvoorbeeld vooralsnog op onenigheid over de verwoording van de politieke clausules. Ook India weigert überhaupt in gesprek te gaan over de door de EG voorgestane wensen zoals op het gebied van mensenrechten, non-proliferatie of de erkenning van het Internationaal Gerechtshof. Desondanks is Nederland er in geslaagd om op een effectieve wijze de Nederlandse belangen en wensen onder de aandacht te brengen, zowel van de EC als van andere Lidstaten waar dat nodig is om gezamenlijk op te treden.

Implementatie van de Economic Partnership Agreements (EPA)

De eerste volledige EPA is afgesloten met het Caribisch gebied (Cariforum), tevens zijn interimakkoorden met Kameroen, Ghana en Ivoorkust uitonderhandeld. De overige EPA’s worden nog dooronderhandeld. Een niet geringe opgave, mede omdat de verschillende betrokken regio’s minder eensluidend optreden dan goed zou zijn voor de onderhandelingen.

Stimuleren van duurzame globalisering

In haar uitgebreide reactie op het SER advies Duurzame globalisering heeft het kabinet uiteengezet hoe zij aankijkt tegen de mogelijkheden om globalisering op een duurzame wijze te laten plaatsvinden. In de zogenaamde «Ketenbrief» heeft het kabinet de grenzen geschetst van de ketenverantwoordelijkheid voor bedrijven en tegelijkertijd diverse acties in gang gezet om de verantwoordelijkheid van bedrijven voor hetgeen er in de toeleveringsketen plaatsvindt beter inzichtelijk te krijgen en waar mogelijk, bedrijven aan te zetten die verantwoordelijkheid ook te nemen. Het kabinet vertrouwt er op dat de sociale partners verenigd in de SER via zelfregulering op een gepaste wijze vorm zullen geven aan ketenverantwoordelijkheid in het bedrijfsleven. Dit SER-initiatief zal in 2012 worden geëvalueerd. In dit verband werd ook het verzoek van de SER aan de Raad voor de Jaarverslaglegging ondersteund om diens «Richtlijn 400» aan te passen opdat bedrijven, waar relevant, in hun verslaglegging helder communiceren over hun betrokkenheid bij de productieketen.

Implementeren van en voorlichting geven over de nieuwe nationale exportcontrolewetgeving en herziene Europese dual use verordening

De nieuwe nationale exportcontrolewetgeving, i.c. de Algemene Douanewet, het Besluit strategische goederen en de Uitvoeringsregeling strategische goederen, is per 1 augustus 2008 in werking getreden. De Europese Raad heeft nog geen overeenstemming bereikt over de herziening van de dual use verordening, maar de verwachting is dat dit nog wel onder het Tsjechische Voorzitterschap en dus in de eerste helft van 2009 zal gebeuren.

Actualiseren van het Handboek Strategische Goederen

De goederenlijsten van het handboek zijn geactualiseerd. De inleiding van het handboek dient echter nog te worden herschreven in het licht van de nieuwe exportcontrolewetgeving en de nog te realiseren herziening van de Europese dual-use verordening. Omdat verwacht wordt dat die herziening in de eerste helft van 2009 zal plaatsvinden, zal de inleiding van het handboek waarschijnlijk ook alsdan aangepast kunnen worden.

Basispakket

OD 2: Bevorderen internationaal ondernemen.

De Nederlandse economie is gebaat bij een actief en internationaliserend bedrijfsleven. Kansen op buitenlandse markten moeten zoveel mogelijk door bedrijven benut worden. Om bedrijven te ondersteunen bij hun internationale activiteiten voert EZ beleid dat gericht is op het overbruggen van kennisachterstand bij bedrijven en op het inzetten van financiële ondersteuning voor bedrijven als aanjager van internationalisatie. Collectieve handelsmissies – al dan niet onder politieke leiding – zijn een effectieve manier om zakelijke netwerken uit te breiden en relevante contacten op te doen.

Afgelopen jaar is een groot aantal missies onder politieke leiding uitgevoerd. EZ heeft daarbij ingezet op een betere coördinatie en afstemming van missies die onder leiding van Ministers en lokale bestuurders worden uitgevoerd. De strategische reisagenda die hierdoor ontstaat, heeft afgelopen jaar geleid tot een afgestemde en effectieve aanpak van reizen naar een aantal belangrijke opkomende markten, zoals China en India. EZ is meer de regie gaan voeren over deze missies en ook als organisator van sommige missies van andere departementen. De relatie met de bedrijven op het terrein van informatievoorziening, contacten en ondersteuning bij het zakendoen op buitenlandse markten is verder verstevigd. Bedrijven worden actiever benaderd en door een klantcontactensysteem beter bediend.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Niet- financieel instrumentarium. ja
• Economische diplomatie. ja
• Bedrijvenmissies van en naar het buitenland.ja
• Bilaterale bezoeken op politiek en hoogambtelijk niveau van en naar het buitenland.ja
• Algemene voorlichting, kennisoverdracht en promotie via de EVD.ja
• Economische dienstverlening aan ondernemers in het buitenland via het Nederlandse internationale postennetwerk (ambassades, consulaten, Netherlands Business Support Offices). ja
• Advies aan ondernemers op maat t.b.v. internationale strategievorming en haalbaarheidsstudies.ja
• Dutch Trade Board t.b.v. een gezamenlijke focus voor specifieke markten en thema’s en het beter op elkaar afstemmen van publieke en private activiteiten.ja
Financieel instrumentarium 
• Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP). gedeeltelijk
• Programma Starters Buitenland (PSB).ja
• Faciliteit Opkomende Markten (FOM).ja
• Programma Uitzending Managers (PUM):ja
• Verzekering van exporttransacties naar Midden- en Oost-Europa (SENO) en Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM).gedeeltelijk
Activiteiten 
• het versterken van het economisch imago van Nederland in het buitenland.ja

Bedrijvenmissies van en naar het buitenland

De strategische reisagenda heeft wederom een duidelijke rol vervult om tot goede afstemming van de reizen en strategische inzet van verschillende bewindspersonen te komen, op de in de reisagenda opgenomen landen al dan niet in combinatie met geselecteerde sectoren. Er zijn in totaal 16 uitgaande missies uitgevoerd waaronder de twee grootste missies in de geschiedenis van Economische Zaken, eerst Turkije en vervolgens Hongkong. Inkomende bezoeken worden steeds belangrijker voor het te realiseren beleid en activiteiten op een bepaald land. Er wordt daarvoor meer aandacht besteed aan het bezoekprogramma en de activiteiten bij bezoekende politieke en zakelijke hoogwaardigheidsbekleders.

Dutch Trade Board t.b.v. een gezamenlijke focus voor specifieke markten en thema’s en het beter op elkaar afstemmen van publieke en private activiteiten

In het kader van de creatieve sector is verdieping gezocht op het thema Dutch Design, Fashion, and Architecture (Dutch DFA) en is een publiek-private samenwerking gestart met sectorinstituten en brancheorganisaties. Een eerste groots resultaat was de Hongkong Business Design Week.

Programma Starters Buitenland (PSB)

In het laatste jaar dat de PSB regeling van kracht was zijn er 911 aanvragen goedgekeurd voor een bedrag van € 12,5 mln. In 2008 zijn er 349 bedrijven de grens over gegaan dankzij de ondersteuning van PSB. Dit is nog niet gelijk aan het streefcijfer, maar wel een grote stijging ten opzichte van afgelopen jaren. Naar verwachting zal dit aantal de komende jaren verder stijgen, omdat de daadwerkelijke internationalisatie meestal na afloop van de uitgevoerde strategie plaatsvindt. Het effect van de groei van het PSB zal dan pas ook later merkbaar zijn.

Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP)

Als gevolg van een rechterlijke uitspraak is het PESP als programma opgehouden te bestaan per juli 2008. Vanaf die datum zijn al ingediende voorstellen afgehandeld op basis van de kaderwet EZ. Per 1 januari 2009 is dit niet meer mogelijk. In 2008 zijn er 49 nieuwe projecten gehonoreerd voor een totaalbedrag van € 4,9 mln.

Prestatie-indicatoren
Buitenlandinstrumenten RealisatieBegroting
 Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
EVD Bereik Algemeen   
aantal instellingen in het klantenbestand van de EVD gedeeld door het aantal internationaal actieve bedrijven.35%42%38%
Bron: EVD-rapportages   
PSB   
Aantal bedrijven dat o.b.v. PSB- internationaliseringsplan internationaal is gaan ondernemen335349300
Bron: rapportage PSB   
Kengetallen Buitenlandinstrumentarium
 RealisatieBegroting
 Waarde 2006Waarde 2008Ambitie 2008
PESP:   
gerealiseerde export (in €) door €1 PESP bijdrage182325
Bron: Rapportage PESP   
PUM:   
percentage aanvragen dat heeft geleid tot bedrijfscontacten met Nederlandse onderneming25%40%31%
Bron: PUM   

Toelichting

De cijfers voor EVD Bereik zijn niet vergelijkbaar met de cijfers die in eerdere jaarverslagen en begrotingen van EZ zijn gepubliceerd omdat de berekeningswijze vanaf 2008 met terugwerkende kracht is gewijzigd.

Het realisatiecijfer 2008 voor PUM is een voorlopig cijfer. In het voorjaar van 2009 zal middels een enquête het definitieve cijfer 2008 bekend worden. De verwachting van de PUM is dat dit realisatiecijfer op circa 40% uitkomt.

OD 3: Het aantrekken van investeringen van buitenlandse bedrijven in Nederland.

Het afgelopen jaar is er een record aan buitenlandse investeringen via de EVD-Netherlands Foreign Investements Agency (NFIA) naar Nederland gehaald. Nooit eerder was de score zo goed, opmerkelijk gezien de economische kentering in de tweede helft van het jaar. In 2008 werden in totaal 184 bedrijven naar Nederland gehaald, dan wel werden arbeidsplaatsen in Nederland behouden of uitgebreid. Investeringen uit Amerika groeiden sterk na teruggang in eerdere jaren. Ook Azië was een belangrijke bron van nieuwe projecten. Hiermee blijkt dat de buitenkantoren NFIA een duidelijke invloed hebben op de resultaten. De strategische oriëntatie op nieuwe investeringslanden en wervingsgebieden, zoals aangekondigd in de acquisitiebrief 2006, werpt daarmee zijn vruchten af. In 2008 werd een Netherlands Business Support Office in Leipzig (Duitsland) geopend.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Posten in de VS (New York, Chicago, San Mateo, Boston, Atlanta), China (Hong Kong, Sjanghai,Guangzhou), India (New Delhi), Japan (Tokyo, Osaka), Korea (Seoul), Taiwan (Taipei) en het VK (Londen).ja
• Projectbegeleiding in Nederland in samenwerking met regionale overheden.ja
• De acquisitie van buitenlandse bedrijven.ja
• Bijdragen in de kosten van onderzoeken naar specifieke belemmeringen voor buitenlandse investeerders ten aanzien van het Nederlandse vestigingsklimaat.ja
• Bijdragen aan Nederland Distributie Land en additionele (verankerings)activiteiten door Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s).ja
• De promotie van Nederland als vestigingsland voor buitenlandse bedrijven, middels individuele bedrijfsbezoeken, deelname beurzen, organisatie seminars, marketing via websites, e.d.ja
Activiteiten 
• Aandacht voor de opkomst van nieuwe wervingsgebieden (Golfregio en Brazilië) en nauwere samenwerking met het economisch postennetwerk.ja
• Opzet programma voor verankering en doorgroei reeds gevestigde buitenlandse ondernemingen in samenwerking met regionale en lokale acquisitiepartners.ja
• Nederland scherper profileren in het buitenland door branding en betere afspraken tussen acquisitie-organisaties.ja

Posten in de VS, China, India, Japan, Korea, Taiwan en het Verenigd Koninkrijk

De meeste investeringen die via de NFIA naar Nederland werden gehaald, kwamen uit Azië (zo’n 50%), 39% van de projecten kwam uit de VS, 7% uit Europa.

Projectbegeleiding in Nederland in samenwerking met regionale overheden

18% van de projecten is via de regionale partners binnen gekomen. Er is met de regionale partners verdere invulling gegeven aan het relatie beheer met reeds gevestigde investeerders.

Prestatie-indicatoren
 RealisatieBegroting
 Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
1. Aantal getekende verzoeken tot ondersteuning door DBIN bijgehouden in eigen systeem396495555400
Bron: Eigen registratiesysteem via web o.b.v. getekende intake-brieven
2. Omvang aangetrokken investeringen/aantal projecten€ 357 mln/113 projecten€ 578 mln/155 projecten€ 667 mln/182 projecten€ 325 mln/120 projecten
Bron: Confirmation letters zoals opgenomen binnen de Project Administratie van het Extranet (Achilles)
3. Werkgelegenheid aangetrokken investeringen buitenlandse bedrijven2 4253 1073 3002 500
Bron: eigen systeem op basis van webtechnologie    
4. Percentage investeringen in high tech sectoren52,2%41,3%20%50%
Bron: Confirmation letters zoals opgenomen binnen de Project Administratie van het Extranet (Achilles)

Toelichting

De cijfers over 2006 en 2007 wijken in een aantal gevallen af van de in begroting 2008 en begroting 2009 gepresenteerde cijfers. De in die begrotingen opgenomen cijfers waren in hoofdzaak voorlopige cijfers. Inmiddels zijn de definitieve realisatiecijfers bekend. Deze zijn in bovenstaande tabel opgenomen. De genoemde percentages van investeringen in high tech sectoren zijn niet vergelijkbaar met de realisatie in 2008 omdat de wijze van meten vanaf 2008 is gewijzigd.

Programmatisch Pakket

OD 4: Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten.

Verdergaande globalisering en ontwikkeling van markten zijn de aanleiding geweest tot de keuze van 15 markten die voor het Nederlandse bedrijfsleven de meeste kansen bieden. De concentratie op deze landen is in 2007 gestart en in 2008 verder verstevigd. Veel activiteiten en financiële inzet is op deze markten gericht. De krachtenbundeling van het Nederlandse bedrijfsleven heeft geleid tot een goede koppeling van economische missies en groepen van bedrijven. Tijdens verscheidene bedrijvenmissies, heeft die krachtbundeling geleid tot goede en effectieve presentaties van Nederlandse sectoren, met de presentatie van Nederlandse creatieve sector tijdens de the design and architecture week in Hongkong als meest in het oog springende voorbeeld. In 2008 heeft voortzetting plaatsgevonden van de in 2007 gekozen strategie: niet alleen inzetten op de sectoren die internationaal als Nederlandse sterktes worden gezien maar ook op een selecte groep van prioriteitslanden die als de meest kansrijke markten worden beschouwd. Dit sluit aan bij de intensivering van publiek-private samenwerking in Dutch Trade Board-verband. Overheid en bedrijfsleven trekken samen op bij de selectie en keuze van activiteiten in een aantal prioritaire markten en op een aantal prioritaire sectoren.

Tenslotte wordt clustering van bedrijven in bepaalde sectoren of ketens verder gestimuleerd en samenwerking vorm gegeven in onder andere het progamma 2g@there. In 2008 zijn 11 clusters hiermee van start gegaan met nieuwe collectieve programma’s op de opkomende markten. Hierdoor worden Nederlandse, veelal innovatieve bedrijven gezamenlijk meerjarig ondersteund bij het bewerken van een buitenlandse markt. Als voorbeeld hiervan de samenwerking op het terrein van organisatie van het EK voetbal dat in 2010 in Polen en Oekraïne zal gaan plaatsvinden.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• 2g@there verdient speciale aandacht als een nieuwe manier van werkenja
• PSOMnee
• G2Gja
Activiteiten 
• Krachtenbundelingja

2g@there verdient speciale aandacht als een nieuwe manier van werken

De programmatische aanpak is in 2008 goed verankerd. Er zijn 11 nieuwe 2g@there programma’s gestart. Deze hebben in enkele gevallen al direct geleid tot opdrachten voor het Nederlandse bedrijfsleven.

PSOM

Als gevolg van een rechterlijke uitspraak is het PSOM als opdrachtenprogramma beëindigd in juli 2008. De eerste tender van PSOM is nog wel uitgevoerd en in contract gegeven. Daarna is het PSOM omgebouwd naar een Tijdelijke Subsidieregeling Opkomende Markten die werd opengesteld voor indiening van voorstellen tot en met 31 december 2008. Resultaten hiervan zullen in de loop van 2009 zichtbaar worden. De tijdelijke regeling was bedoeld om het gat te overbruggen dat ontstond door het wegvallen van het opdrachtprogramma PSOM voor ondernemers die voorstellen hadden klaarliggen voor investeringen onder het PSOM. Door de tijdelijke regeling kunnen zij, weliswaar voor een lager (subsidie)bedrag, een deel van hun investeringen gesubsidieerd krijgen.

Prestatie-indicatoren
 RealisatieBegroting
 Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
PSOM:    
succesvolle projecten als percentage van budget84%80%84%80%
Bron: Rapportage PSOM B2B    
Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingHandelspolitiek5.120062008Kamerstukken II, 2007–2008, 30 991, nr. 3
 Bevorderen Internationaal ondernemen5.220082009 
 Het aantrekken van investeringen van buitenlandse bedrijven in Nederland5.320082009 
 Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten5.420082009 
Effectenonderzoek ex postnvt    
Overig evaluatieonderzoeknvt    

Bevorderen internationaal ondernemen

In 2008 is besloten om de beleidsdoorlichting van de operationele doelen «Bevorderen internationaal ondernemen», «Het aantrekken van investeringen van buitenlandse bedrijven in Nederland» en «Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten» te bundelen in één beleidsdoorlichting Internationaal ondernemen. Deze werd gestart in 2008.

8 ECONOMISCHE ANALYSE EN PROGNOSES

Algemene doelstelling

Een breed vertrouwde bron van beleidsrelevante economische analyse zijn.

Het CPB heeft in 2008 vele economische analyses verricht en gepubliceerd op uiteenlopende terreinen, met als doel bij te dragen aan de beleidsvorming, zowel nationaal als internationaal. Zoals gebruikelijk is in het voorjaar het Centraal Economisch Plan verschenen en op Prinsjesdag de Macro Economische Verkenning. De CPB Nieuwsbrief is vier maal verschenen met hierin ieder kwartaal de prognoses voor de Nederlandse en internationale economie plus artikelen over recent CPB-onderzoek. De CPB Nieuwsbrief van december 2008 was in zijn geheel gewijd aan de kredietcrisis. Het CPB-onderzoek in 2008 heeft geresulteerd in 31 CPB documenten, 21 CPB Discussion Papers en 3 bijzondere publicaties. Enkele studies die veel aandacht hebben getrokken betreffen voortijdig schoolverlaten; preferentiebeleid generieke geneesmiddelen; meerkosten doelstelling broeikassen «Schoon en Zuinig»; spaar-WW; economische effecten van regulering en subsidiëring van de huurwoningmarkt; omzetting van BPM; concurrentie onder supermarkten; spooruitbreiding tussen Schiphol en Lelystad; rookverbod in de horeca en belastingconcurrentie.

De analyses en prognoses worden gedragen door de regering, het parlement en overige maatschappelijke organisaties waarmee de doelstelling is bereikt.

Externe factoren

De inhoudelijke onafhankelijke positie van het CPB is geregeld in de Wet voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economische Plan en het Protocol voor de planbureaufunctie van CPB, RIVM, RPB en SCP. De kwaliteit van het adequaat wetenschappelijk niveau van de analyses en prognoses wordt in het algemeen bewaakt door visitatiecommissies, dit op zowel wetenschappelijk als beleidsmatig niveau. Daarnaast houdt het CPC toezicht op de werkprogramma’s en de werkwijze die door het CPB worden uitgevoerd. Tevens worden de Discussion Papers beoordeeld door externe deskundigen.

Een belangrijke externe factor waarmee het CPB in 2008 is geconfronteerd is vanzelfsprekend de mondiale economische neergang, die in gang is gezet door de kredietcrisis. Ook op vele andere terreinen zijn actuele onderwerpen van grote invloed op het CPB-onderzoek. Voorbeelden zijn de discussies over klimaatbeleid en over vormgeving van sociale zekerheid zoals bijvoorbeeld de spaar-WW.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8: Economische analyses en prognoses (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)13 31112 97413 18913 58011 5302 050
– Apparaatuitgaven CPB13 31112 97413 18913 58011 5302 050
       
Uitgaven (totaal)13 30513 00413 18913 58011 5302 050
       
Ontvangsten (totaal)1 4291 1491 8762 065432 022

Apparaatuitgaven CPB

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie in 2008 wordt verklaard door uitdeling (verplichtingen- en uitgavenbudget) van loonbijstelling (€ 0,3 mln) en toevoeging van middelen voortkomend uit werken voor tweeden (€ 1,9 mln). Tot slot is de efficiency-taakstelling Balkenende IV verwerkt (– € 0,1 mln).

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 Raming 2008Realisatie 2008
 FormatieGemiddelde prijsGemiddelde bezettingGemiddelde prijs
CPB-personeel144,570,3142,378,3
CPB-materieel144,516,1142,317,2

De gemiddelde prijs per fte op personeel is in 2008 hoger dan geraamd omdat vanwege de CAO-Rijk 2007–2010 de loonkosten van de medewerkers zijn gestegen en er meer werk voor tweeden is uitgevoerd dan oorspronkelijk geraamd was. De gemiddelde materiële prijs per fte is hoger uitgepakt omdat meer werk voor tweeden is uitgevoerd dan oorspronkelijk geraamd.

9 VOORZIEN IN MAATSCHAPPELIJKE BEHOEFTE AAN STATISTIEKEN

Algemene doelstelling

Het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken.

Het outputprogramma van het CBS zoals opgenomen in het Jaarplan voor 2008 van het CBS is gerealiseerd. Daarnaast zijn de organisatorische en financiële voorwaarden voor de uitvoering van het strategisch meerjarenprogramma 2009–2013 door de ministerraad geaccordeerd.

Externe factoren

De beschikbaarheid van basisgegevens was ook dit jaar niet optimaal. Dit werd vooral veroorzaakt door de problemen rond de uitvoering van de wet WALVIS waardoor loonaangiftegegevens laat beschikbaar waren. In overleg met de leveranciers is een aantal problemen opgelost.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 9: Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)241 775202 548176 587182 467174 5447 923
Waarvan garantieverplichtingen60 00030 000    
– Bijdrage aan CBS241 775202 548176 587182 467174 5447 923
       
Uitgaven (totaal)181 775172 548176 587182 467174 5447 923
       
Ontvangsten (totaal)14 993     

Bijdrage aan CBS

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie 2008 is ontstaan door de uitdeling van loonbijstelling (€ 5,0 mln), toevoeging van middelen voor Sociaal Flankerend Beleid (€ 1,0 mln), van VROM ontvangen compensatie voor huisvestingskosten (€ 0,8 mln), bijdrage vanuit BZK en Justitie voor de Veiligheidmonitor (€ 0,4 mln), toegevoegde middelen voor uitvoering van de Statistiek Inkomend Toerisme (€ 0,1 mln), de Duurzaamheidsmonitor (€ 0,5 mln) en de taak NIWO (€ 0,9 mln). Tot slot is de efficiency-taakstelling verwerkt (- € 0,7 mln).

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 Raming 2008Realisatie 2008
 FormatieGemiddelde prijsGemiddelde bezettingGemiddelde prijs
CBS-personeel2 18554,32 19560,0
CBS-materieel2 18527,02 19529,6

De hogere realisatie op gemiddelde personele prijs wordt voornamelijk veroorzaakt door de gestegen loonkosten als gevolg van de nieuwe CAO-afspraken Rijk 2007–2010 en door extra investeringen in opleidingen. De hogere realisatie van de gemiddelde materiële prijs per fte is grotendeels het gevolg van hogere dan geraamde huurkosten.

OD: Het zijn van een toonaangevend kennisinstituut dat kan inspelen op de vraag naar informatie van beleid en wetenschap.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Externe publicaties door CBS-medewerkersja
• Samenwerking met universiteiten, planbureaus en andere (kennis)- institutenja
• Zeven adviesraden, waarin ministeries, planbureaus en wetenschap zijn vertegenwoordigd. Deze adviesraden adviseren de DG c.q. divisiedirecteuren van het CBSja
• Periodieke internationale benchmarkja
• Systematische contacten met ministeries, planbureaus en onder andere (beleids)gebruikers ten behoeve van de opstelling van het werkprogrammaja
• Het Centrum voor Beleidsstatistiek ten behoeve van maatwerkrapportages voor ministeries en andere beleidsgebruikersja
• Het ontwikkelen en optimaliseren van voorzieningen voor de analyse van CBS-microdata door wetenschappelijk en beleidsonderzoekersja
• Gebruikersenquêteja
• Toegankelijk StatLineja
Activiteiten 
• Samenwerking met wetenschappelijke instellingen, planbureaus, etc. met het oog op publicaties in de pers, tijdschriften en dergelijke.ja
• Raadplegen van adviesraden waarin onder andere ministeries, planbureaus en wetenschap zijn vertegenwoordigdja
• Vergroten klantenbereik en omzet van het Centrum voor Beleidsstatistiekja
• Centralisatie en verbetering microdata-faciliteiten (one-stop-shop)ja
• Uitbreiding van faciliteiten op gebied van remote-execution en remote-accessja

Prestatie-indicatoren

In onderstaande tabel staan de prestatie-indicatoren weergegeven voorzien van bijbehorende streefwaarden, zoals opgenomen in de begroting 2008, en de realisatiewaarden.

Prestatie-indicator
 DefinitieStreefwaardeRealisatie 2007Realisatie 2008
1. Realisatie van de publicatie-kalenderRealisatie: Percentage op de geplande datum gepubliceerde persberichten en gerealiseerde leveringen aan Eurostat.90% van publicatiekalender op of voor geplande publicatiedatum gehaald. Persberichten: 87% Eurostat: 91%Persberichten: 93% Eurostat: 88%
2. Aantal formele correcties op publicatiesAantal persberichten dat met een (nieuw) persbericht wordt gecorrigeerd. Maximaal 3 persberichten per jaar met correcties.0 persberichten met correctie0 persberichten met correctie
3. Afwijking van voorlopige en definitieve cijfers    
a. economische groeiHet aantal keer dat de definitieve kwartaalcijfers voor de economische groei van een jaar meer dan 0,75 procentpunt afwijken van de flash-ramingen voor de kwartalen van dat jaar.Voor minstens drie kwartalen moet de afwijking minder zijn dan 0,75%-punt. 0 kwartalen < 0,75%0 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2005.
b. internationale handelHet aantal afwijkingen van meer dan 4% tussen de voorlopige en definitieve cijfers van de onderdelen van de 6-wekenversie van de maandcijfers van de internationale handel.80% van de afwijkingen moet minder zijn dan 4%.96% afwijkingen < 4%100% afwijkingen < 4%
c. bevolkingsgroeiDeelindicator jaarcijfer: de absolute afwijking van de som van de voorlopige maandcijfers van de bevolkingsgroei met het definitieve jaarcijfer. Deelindicator maandcijfers: het aantal keren dat de definitieve cijfers van de bevolkingsgroei voor de maanden van het voorafgaande kalenderjaar meer dan 4 duizend afwijken van de voorlopige cijfers.Voor minstens 8 maanden moet de afwijking minder zijn dan 4000 én de afwijking van het gecumuleerde jaartotaal moet minder dan 16 000 zijn.12 maanden met afwijking < 4000Gecumuleerd jaar-totaal: 107812 maanden met afwijking < 4000Gecumuleerd jaartotaal: 1117
4. Administratieve lastenverlaging/reductie enquête-drukUitkomst van de jaarlijkse administratieve lasten zoals gemeten door de «enquêtedrukmeter» (EDM).Basiswaarde: € 23,1 mln (2007) (voorheen: € 20,2 mln)2% verlaging t.o.v. 2007Definitief cijfer 2006 (o.b.v. nieuwe definitie): € 23,1 mln.Definitief cijfer 2007: € 21,7 mln. (Voorlopig) cijfer 2008: nog niet beschikbaar.

Bron prestatie-indicatoren: Centraal Bureau voor de Statistiek

Toelichting

Realisatie van de publicatiekalender (gerealiseerde leveringen aan Eurostat)

Het niet geheel realiseren van de streefwaarde heeft voornamelijk als oorzaak de late beschikbaarheid van bronbestanden, zoals de loonaangiftegegevens als gevolg van de WALVIS-problematiek. In overleg met de leveranciers, waaronder de Belastingdienst en de UWV, is een deel van de problemen opgelost.

Afwijking van voorlopige en definitieve cijfers voor economische groei

Verschillen tussen de eerste ramingen en de definitieve ramingen (2 jaar later) van de economische groei zijn vooral het logische gevolg van de beperkingen in de beschikbare bronnen bij de snelle eerste raming. Analyse van de verschillen voor de periode 2003–2005, die in de afgelopen jaren duidelijk werden, heeft geleid tot verbeteringen in de ramingsmethoden.

Administratieve lastenverlaging/reductie enquêtedruk

Het CBS volgt de doelstelling van het Kabinet om de administratieve lasten te verlagen. Het kabinet heeft begin 2007 de hoogte van de bij het bedrijfsleven veroorzaakte administratieve lasten voor de gehele rijksoverheid op een uniforme wijze opnieuw laten vaststellen, volgens een nieuwe definitie. Volgens deze nieuwe definitie veroorzaakte het CBS in 2006 een lastendruk van € 23,1 mln. Dit is tevens de nieuwe basiswaarde 2007.

Over 2007 bedroeg de definitieve gerealiseerde lastendruk volgens de op de nieuwe definitie gebaseerde meting € 21,7 mln. Dat betekent dat de door het CBS veroorzaakte lastendruk over 2007 met ruim 6% is afgenomen ten opzichte van 2006.

Omdat de meting van de administratieve lasten wordt bepaald op basis van opgaven van bedrijven, kan de definitieve lastendruk pas ruim na afloop van het kalenderjaar definitief worden vastgesteld. De gerealiseerde lastendruk over 2008 is derhalve op dit moment nog niet beschikbaar (komt medio 2009 beschikbaar).

In 2008 is een aantal belangrijke stappen gezet om te komen tot een verdere verlaging. Belangrijk is in dit verband het terugbrengen van het aantal bedrijven dat opgave moet doen van hun activiteiten op het gebied van internationale handel in goederen binnen de Europese Gemeenschap. De opgavedrempel is verhoogd, waardoor zo’n 1 500 bedrijven niet meer hoeven mee te doen.

Ter vermindering van de gevoelde lastendruk heeft het CBS geïnvesteerd in een betere serviceverlening aan bedrijven en terugkoppeling van informatie. Om nog meer te kunnen inspelen op de ideeën van het bedrijfsleven over de lastendruk heeft het CBS in 2008 de Adviesraad Berichtgevers ingesteld. In deze Adviesraad is een aantal ondernemers en vertegenwoordigers van ondernemend Nederland vertegenwoordigd.

Sinds enkele jaren levert het CBS omzetgegevens terug aan bedrijven, waarbij deze vergeleken worden met de omzetontwikkeling in de branche. Aanvankelijk gestart als een pilot, bleek dit initiatief door ondernemingen zeer gewaardeerd te worden. In 2008 is de groep ondernemingen uitgebreid naar ruim 10 000. Streven is deze service in het komende jaar uit te breiden naar 16 000 bedrijven.

Om de totale lastendruk voor bedrijven omlaag te krijgen is het CBS een samenwerkingsverband aangegaan met VNO-NCW, MKB, Kamers van Koophandel en het EIB. Hierbij zijn vier conjunctuurenquêtes van deze organisaties samengevoegd in één nieuwe conjunctuurenquête COEN (Conjunctuurenquête Nederland). Hoewel de lastendruk bij het CBS hierdoor iets is toegenomen, is landelijk beschouwd de lastendruk op dit terrein met een kwart gedaald.

10 ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE EN POST

Algemene beleidsdoelstelling

Nederland doet het goed op het terrein van dienstverlening en ICT. Op internationale ranglijsten staat Nederland al jaren in de top 10. De positie hebben we in 2008 behouden en via divers beleid proberen te versterken met als doel om Nederland in 2015 te doen behoren tot de koplopers in het beschikbaar zijn en het gebruik van ICT-toepassingen en nieuwe digitale dienstverleningsconcepten. Een hoogwaardige infrastructuur voor elektronische communicatie met innovatieve toepassingen waar consumenten-, publieke- en bedrijfsbelangen is een belangrijke conditie voor een welvarend, duurzaam en ondernemend Nederland. EZ heeft hier in 2008 aan bijgedragen door bijvoorbeeld het publiceren van de rijksbrede ICT-agenda met meerjarige acties voor het verbeteren van het ICT-klimaat binnen de overheid, het steunen van ICT projecten in de maatschappij die zorgen voor beter onderwijs, betere zorg of grotere veiligheid, het invoeren van een maximumbedrag voor 0900-nummers, het vergemakkelijken van overstappen naar een andere internetprovider en het stimuleren van open source software in Nederland.

Externe factoren

Consumenten hebben baat bij een gezonde concurrentie op de markten voor elektronische communicatie en post. De mate van concurrentie op de markten voor elektronische communicatie en post is sterk afhankelijk van de marktpartijen die actief zijn op deze markten. 2008 laat op dit vlak een wisselend beeld zien. Op het gebied van post is er afgelopen jaren meer concurrentie gekomen waar het gaat om post zwaarder dan 50 gram. Met de liberalisering van de markt onder de 50 gram, is de verwachting dat ook hier meer concurrentie komt. Op het gebied van elektronische communicatie daarentegen is de afgelopen jaren te zien dat er meer concentratie in de markt is opgetreden door het opkopen van Internet Service Providers (ISP’s) en mobiele carriers door concurrenten. Verder wordt de trend voortgezet dat door het convergeren van netwerken en markten de concurrentie op de verschillende markten wordt versterkt. In 2008 is ook onderzocht of convergentie en andere ontwikkelingen in de markt gevolgen zouden moeten hebben voor de inrichting van het toezicht. Uit de verkenning is gebleken dat alle voorzienbare toekomstscenario’s opgevangen kunnen worden met goede samenwerking(safspraken) tussen de betrokken toezichthouders OPTA, Agentschap Telecom, NMa, Commissariaat voor de Media en Consumentenautoriteit. De huidige inrichting zal daarom gecontinueerd worden en de samenwerking verder versterkt.

In de VTE-Raad van 27 november 2008 is onder Frans voorzitterschap een unaniem politiek akkoord bereikt over de voorstellen van de Europese Commissie voor de herziening van het regelgevend kader voor elektronische communicatie. Nederland heeft zich daarbij met een stemverklaring onthouden van stemming om het tot stand komen van het politieke akkoord, dat na moeizaam onderhandelen was bereikt, niet te blokkeren. In de stemverklaring heeft Nederland haar bezwaren uiteengezet tegen de centrale rol van de Commissie bij de marktregulering, waardoor er volgens Nederland te weinig ruimte overblijft voor de nationale toezichthouders en om rekening te kunnen houden met specifieke nationale omstandigheden. Op basis van het politiek akkoord zal de Raad in 2009 onder Tsjechisch voorzitterschap verder onderhandelen met het Europees Parlement.

EZ zet zich in voor een verdere ontwikkeling van nieuwe innovatieve infrastructuren en een vergroting van het aanbod en dus keuze voor consumenten. Hiervoor wordt frequentieruimte vrijgemaakt en worden vergunningen verleend. Zo is in 2008 het radioaanbod voor burgers in (gedeelten) van Nederland verder vergroot door de uitgifte van 17 restfrequenties.

Kengetallen
 Realisatie
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Plaats van Nederland t.ov. andere landen op de mondiale Information Society Index ranglijstZesde positieZesde PositieZesde positie
Bron: IDC    

Toelichting

De Information Society Index (ISI) is een breed samengestelde index die de basisvoorwaarden voor de informatiemaatschappij meet. De score is gebaseerd op de categorieën PC’s, ICT-uitgaven, internetgebruik, e-commerce, breedband, mobiel, opleidingsniveaus en burgerlijke vrijheden. Het cijfer voor 2008 is nog niet bekend.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 10: Elektronische communicatie en post (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)92 31375 29379 07674 35560 63313 722
Programma gerelateerde verplichtingen76 86460 66165 14759 39741 45717 940
Markt en spelregels      
OD 1: Een efficiënt werkende communicatie- en postmarkt      
– Bijdrage aan internationale organisaties1 3634 5609356561 213– 557
– Bijdrage aan OPTA2 59912 2822 8632 1673 627– 1 460
Programmatisch pakket      
OD 3: Ontwikkeling van voorzieningen voor elektronische      
communicatie      
– Programma Implementatie Agenda ICT-beleid (PRIMA)19 86819 34521 30419 98220 126– 144
– ICT-flankerend beleid en administratieve lasten13 8743 73718 07521 7218 25213 469
– ICT&MKB 6501 1543 1371 0192 118
– Demonstraties/pilots (Kenniswijk)3 917193    
Algemeen      
– Beleidsvoorbereiding en evaluaties35 24319 89320 81611 7347 2204 514
       
Apparaat gerelateerde verplichtingen15 44914 63213 92914 95819 176– 4 218
– Personeel Telecom9 7718 7738 6347 3329 486– 2 154
– Toezicht Agentschap Telecom (Secretaris Generaal) 1 8701 8782 8553 384– 529
– Bijdrage Agentschap Telecom (Inspectie)5 6783 9893 4174 7716 306– 1 535
       
Uitgaven (totaal)92 70577 19785 93466 62770 753– 4 126
       
Ontvangsten (totaal)22 25125 93835 7712 7134 363– 1 650
– Personeel DG ET282  200– 200
– Diversen Telecom1 2371 009739   
– Ontvangsten OPTA96718 104915597163434
– ICTAL   161 161
– HGIS DG ET92 10757 57
– Overige ontvangsten8 7566429 504435 435
– Ontvangsten Fes (Kenniswijk en Cybercrime)11 1976 6804 5061 4634 000– 2 537

ICT-flankerend beleid en administratieve lasten

Bij eerste suppletore begroting 2008 zijn middelen aan de EZ-begroting toegevoegd voor de programma’s «Open Standaarden en Open Source Software» (OSOSS), «Antwoord voor Bedrijven», en «Slim Geregeld, Goed Verbonden».

ICT&MKB

Binnen deze programma’s is ervoor gekozen om enkele projecten (onder andere Nederland Digitaal in Verbinding (NDIV) en Authenticatie (eHerkenning)) te versnellen met behulp van middelen die binnen andere programma’s (lagere bijdrage OPTA en AT en vertraging programma Nederland Open in Verbinding (NOIV)) beschikbaar kwamen.

Beleidsvoorbereiding en evaluaties

Voor het programma «Digivaardig & Digibewust» en voor preventie van en voorlichting over Cybercrime zijn bij eerste suppletore begroting 2008 middelen aan de EZ-begroting toegevoegd.

Personeel Telecom

Het onderdeel «Personeel Telecom- en Postmarkt» betreft een gedeelte van het personeel van het Directoraat-Generaal voor Energie en Telecom (DG ET). Het andere deel van het personeel van DG ET wordt verantwoord op het onderdeel «Personeel Energie» op artikel 4. Het personeel van DGET wordt als één geheel beschouwd en aangestuurd, hoewel het personeelsbudget over twee begrotingsartikelen is verdeeld. Op de post Personeel Energie is een overschrijding gerealiseerd; op Personeel Telecom- en Postmarkt daarentegen een lagere realisatie. Per saldo levert dit een realisatie op die zo’n € 2 mln lager is dan aanvankelijk begroot. Dit is vooral het gevolg van vacatures, die bijvoorbeeld als gevolg van de efficiencytaakstelling niet zijn vervuld.

Ontvangsten Fes (Kenniswijk en Cybercrime)

Het project Kenniswijk is beëindigd, de laatste regeling is eind 2008 gestopt. Uiteindelijk is er minder gebruik gemaakt van de middelen die vanuit het Fes beschikbaar waren gesteld.

Markt en spelregels

OD 1: Een efficiënt werkende communicatie- en postmarkt.

In 2008 heeft veel nadruk gelegen op de positie van de consument in de communicatie- en postmarkt. Zo is op 1 juli 2008 is de wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument in werking getreden, waardoor nummergebruikers verplicht gaan worden zich aan te sluiten bij een geschillencommissie. Deze zal in 2009 worden opgericht. Eind 2008 heeft de Eerste Kamer een wijziging van de Telecomwet aangenomen (Kamerstuk 2007–2008, 30 661, nr. E, Eerste Kamer) waardoor consumenten hun telecomabonnementen makkelijker kunnen opzeggen na de eerste contractperiode. Daarnaast zijn er in 2008 afspraken met internetproviders gemaakt over het vergemakkelijken van overstappen naar een andere provider.

Jaar 2008Realisatie
• Telecommunicatiewetja
• Postwetgedeeltelijk
• Lidmaatschap van/bijdrage aan internationale organisatiesja
• Uitvoering, toezicht en handhaving door OPTA en het Agentschap Telecomja
• Nummerplannenja
• Nationaal Frequentieplan en de regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning.ja
• Antenneregistergedeeltelijk
Activiteiten 
• Herziening van de vijf EU-richtlijnen die de basis vormen van de New Regulatory Frameworkgedeeltelijk
• Inwerkingtreding van het wetsvoorstel en de uitvoeringsregelingen ter implementatie van de Nota Frequentiebeleid 2005nee
• Deelnemen aan het EU-besluitvormingstraject voor de volledige liberalisering van de postmarkten in de EUja
• Actualiseren van het Nationaal Frequentieplanja
• Het actualiseren van nummerplannengedeeltelijk
• Uitvoeren beleidsagenda «De netwerkconsument» voor de middellange termijn (tot 2010) uitgevoerdja
• Het versterken van het maatschappelijk draagvlak voor de uitrol van landelijke netwerken voor mobiele communicatieja
• Het voorbereiden van en deelnemen aan het UPU-congresja
• Het voorbereiden van en deelname aan de Wereld Telecommunicatie Standaardisatie Assembly van de ITUja
Het deelnemen aan de Ministeriële OESO-bijeenkomst in Seoulja

Postwet

De Eerste Kamer heeft de behandeling van de nieuwe Postwet geagendeerd voor maart 2009. Inmiddels is het wetsvoorstel geaccordeerd en de nieuwe Postwet van kracht geworden.

Antenneregister

In het huidige antenneregister zijn alle antennes (zowel GSM als UMTS) van de mobiele operators opgenomen. Er is met behulp van informatie uit de verleende zendvergunningen reeds een aanvang gemaakt met het beschikbaar maken van informatie over antennes voor landelijke omroep. Met de geplande wettelijke verankering van het antenneregister zullen uiteindelijk alle omroepantennes in het register opgenomen worden.

Herziening EU-regelgevingskader (NRF)

De onderhandelingen over nieuwe richtlijnen in Europa, waar EZ aan deelneemt, zijn nog niet afgerond. Wel heeft de Raad het standpunt ingenomen dat de bevoegdheden van de Europese Commissie ten aanzien van besluiten van nationale toezichthouders niet uitgebreid moeten worden. Medio 2009 worden nieuwe richtlijnen en de verordening vastgesteld.

Inwerkingtreding wetsvoorstel en uitvoeringsregelingen ter implementatie van de Nota Frequentiebeleid

Het frequentiebeleid raakt aan vele en verschillende, vaak tegenstrijdige belangen. Het afstemmen van de belangen van marktpartijen en andere departementen duurt langer dan gepland. Daarnaast heeft het wetsvoorstel de gebruikelijke, verplichte procedures doorlopen, zoals uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidtoetsen en advisering door de Raad van State. Met de uitvoering van een belangrijk deel van de beleidsvoornemens is overigens – voor zover mogelijk binnen de geldende wettelijke kaders – wel gestart. Zo zijn met de inwerkingtreding van de Rijksbrede Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen circa 66 000 van de 90 000 vergunningen afgeschaft of omgezet in registraties. Inwerkingtreding van wetsvoorstel en uitvoeringsregelingen is nu voorzien rond de zomer van 2009.

Actualiseren nummerplannen (met name voor telefonie)

Er zijn verschillende nieuwe series van nummers geopend, zoals de 116-serie voor Europees geharmoniseerde nummers ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening. De invulling van de nieuwe 14xy-serie ten behoeve van contactcentra voor de overheid is echter nog niet afgerond, omdat de organisatiestructuur om dergelijke nummers te kunnen gebruiken nog niet is opgezet. Hieraan wordt onder leiding van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (in casu ICTU) nog gewerkt.

Prestatie-indicatoren
 RealisatieBegroting
 Waarde 2004Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
1. Mate van vergunningvrij gebruik van frequenties (aantal frequentiebanden)     
Bron: Agentschap Telecom6060604754
2. Meer gedeeld gebruik frequenties (aantal frequentiebanden)     
Bron: Agentschap Telecom319290169181287

Toelichting

1. De prestatie-indicator geeft de gestelde doelen weer van het streven naar meer vrij gebruik van frequentieruimte, dus zonder dat een vergunning nodig is. In 2008 werd er naar gestreefd dat 10% van de huidige bekende (sub)vergunningscategorieën omgezet zou zijn in een registratieverplichting of in vergunningvrij gebruik. Dat betekent dat het relevante aantal banden met een verplichte vergunning moest dalen van 60 naar 54.

2. De prestatie-indicator geeft de gestelde doelen weer van het streven naar gedeeld gebruik van frequentieruimte (een frequentieband wordt dan voor meerdere gebruikers of toepassingen bestemd). De streefwaarde was dat in 2008 10% van de frequentiebanden met een primaire vergunninggebonden toepassing zou zijn omgezet naar banden voor gedeeld gebruik. Dat betekent dat het relevante aantal banden met primaire vergunninggebonden toepassing moest dalen van 319 naar 287.

De streefwaarden van beide prestatie-indicatoren zijn in 2008 ruimschoots gehaald. De belangrijkste bijdrage in de toename van het vergunningvrije gebruik (en dat betekent een afname van het aantal (sub)vergunningcategorieën) komt van het in 2008 omzetten van vergunningen voor zendamateurs en maritiem gebruik naar vergunningvrijheid met registratieplicht. De streefwaarde voor gedeeld gebruik was al in 2007 ruimschoots gehaald. Dit kwam voornamelijk door de introductie van nieuwe toepassingen, zoals Ultra Wide Band (UWB), die met een zeer gering vermogen gebruik maken van een groot deel van het frequentiespectrum en waar reeds andere toepassingen waren toegestaan. Dat het aantal exclusief bestemde banden in 2008 weer licht is toegenomen ten opzichte van 2007 heeft als reden dat er ook wijzigingen van het Nationaal Frequentieplan kunnen plaatsvinden, met als doel een exclusief primaire status van een toepassing te creëren, zoals bijvoorbeeld het geval was bij de 2.6 GHz frequentieband (mobiele communicatie).

Kengetallen
 RealisatieBegroting
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Ambitie 2008
Concentratie deelmarkten (HHI)Bron: TNOMobiele telefonie: 3388Breedband Internettoegang: 1104Mobiele telefonie: 3435Breedband Internettoegang: 3556Mobiele telefonie: 3785Breedband Internettoegang: 4065Mobiele telefonie: 3720Breedband Internettoegang: 4014Beide daling richting 1800

Toelichting

De Herfindahl Hirschman Index (HHI) geeft de mate van concentratie aan in een markt. De HHI wordt uitgedrukt in een getal tussen 0 en 10 000 en wordt bepaald door middel van de som van de kwadraten van de marktaandelen. Uit marktwerkingsoogpunt heeft een situatie waarin er geen partijen zijn met een dominante marktpositie de voorkeur. Volgens de gangbare theorie bij gebruik van de HHI is de kans hierop beperkt indien de waarde onder 1800 ligt. In de hier beschouwde deelmarkten van mobiele telecommunicatie en breedbandinternet toegang op retail niveau liggen de waarden significant boven de genoemde waarde van 1800, maar wijzen de meest recente gegevens uit 2008 wel op een lichte daling.

Voor de mobiele telecommunicatiedeelmarkt geldt dat de overname van Orange door T-Mobile, na een eerdere overname van Telfort door KPN, heeft geleid tot een markt met drie partijen met een eigen netwerk. De HHI van omstreeks 3750 weerspiegelt een marktsituatie van één partij met een marktaandeel van 50% en twee andere partijen met marktaandelen van elk omstreeks 25%.

Voor de deelmarkt van breedband internet toegang wordt gekeken naar de marktaandelen van individuele Internet Service Providers (ISP’s). In eerdere jaarverslagen werd bij de bepaling van de HHI het aandeel van kleine ISP dochterbedrijven van KPN afzonderlijk meeberekend. Dat leidde tot een substantieel lagere HHI (in het jaarverslag 2007 met waarden rond de 1100). Met ingang van 2008 en met terugwerkende kracht voor 2006 en 2007, worden de ISP dochters aan KPN toegerekend, wat in een hogere HHI resulteert.

OD 2: Een veilig en betrouwbaar elektronisch en postnetwerk.

Veiligheid en betrouwbaarheid van cruciale infrastructuren als onze elektronische netwerken zijn van steeds groter wordend belang en uitval dient voorkomen te worden. Op 1 juli 2008 is de Wet Informatie-Uitwisseling Ondergrondse Netten, beter bekend als de grondroerdersregeling, in werking getreden. Deze wet heeft het voorkomen van graafincidenten bij kabels en leidingen tot doel.

Niet alleen dienen de infrastructuren zelf goed beveiligd te zijn. Ook de veiligheid van haar gebruikers verdient onze aandacht. Vertrouwen van burgers in deze infrastructuren is essentieel en dient niet door aanbieders van producten en diensten misbruikt te worden. Op 1 juli 2008 is daarom de wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument in werking getreden. De OPTA heeft meer bevoegdheden en instrumenten gekregen om misbruik van 0900-nummers tegen te gaan. Op 9 december 2008 heeft de OPTA voor het eerst gebruik gemaakt van deze bevoegdheid door het 0900-nummer van Kantoor voor Klanten uit de lucht laten halen op vermoeden van misbruik.

Elektronische communicatie en internet maken een steeds groter deel uit van onze samenleving. Naast alle voordelen dit voor burgers, consumenten, bedrijven en overheden biedt brengt dit ook nieuwe vormen van hinderlijk gedrag en criminaliteit met zich mee. Vormen van cybercriminaliteit zijn aan de orde van de dag en door de steeds verdergaande digitalisering van de samenleving zal deze vorm van criminaliteit ook toenemen. Ook hier speelt EZ een rol en werkt zij samen met marktpartijen, belangenorganisaties en departementen als Justitie en BZK. Zo is in oktober 2008 onder begeleiding van het programma NICC (Nationale Infrastructuur ter bestrijding van Cybercrime) en in samenwerking met marktpartijen zoals service en hostingproviders, de gedragscode Notice-and-Take-Down tot stand gekomen. Deze gedragscode maakt naar internetgebruikers helder hoe internetbedrijven omgaan met meldingen over illegale websites. Via deze gedragscode hebben internetbedrijven afgesproken hoe zij richting internetgebruikers helder omgaan met meldingen over illegale websites.

Eind 2008 is een wijziging van de Telecomwet in de Eerste Kamer aangenomen (Kamerstukken I, 2007–2008, 30 661, E) waardoor het verboden wordt spam naar bedrijven te sturen. Het was al verboden spam naar personen te sturen. Tevens zal door deze wijziging in 2009 het bel-me-niet-register wettelijk verplicht worden.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Telecommunicatiewetja
• Lidmaatschap van/bijdrage aan internationale organisaties, waaronder het Internet Governance Forumja
• Programma Digibewustja
• Nationale Infrastructuur Bestrijding Cybercrime (NIBC)ja
• Nationaal Continuïteit Overleg-Telecommunicatie (NCO-T)ja
Activiteiten 
• Digibewust gericht op seniorenja
• Invulling geven aan hoofdstuk 11 Telecommunicatiewet (spam en telemarketing)gedeeltelijk
• De follow up van de VN World Summit on the Information Society (WSIS)ja
• Samen met de Stichting Internet Domein Namen (SIDN) de continuïteit en stabiliteit van het .nl internetdomein waarborgenja
• Bijdragen aan de tweede cyclus Bescherming Vitale Infrastructuur (BVI)ja
• Bijdrage leveren aan de internationale beleidsontwikkeling op het vlak van netwerk- en informatiebeveiliging binnen de EU, de OESO en de VN.ja

Invulling geven aan hoofdstuk 11 Telecommunicatiewet; spam en telemarketing

Hoewel het wetsvoorstel eind 2008 is aangenomen door de Eerste Kamer, zal de voor 2008 verwachte implementatie medio 2009 plaatsvinden. Op dat moment zullen telemarketingbedrijven wettelijk verplicht zijn het bel-me-niet-register te consulteren en worden consumenten die zich hebben laten registreren niet meer gebeld door deze bedrijven. Tevens zal het spamverbod naar consumenten medio 2009 ook gaan gelden voor bedrijven.

Prestatie-indicator
 RealisatieBegroting
 Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
Aantal basisscholen dat via Digibewust is bereikt (cumulatief)Bron: ECP.nl2000 basisscholen4 080 basisscholen2 250 basisscholen

Toelichting

In het kader van het programma Digibewust (sinds 2008 onderdeel van het programma digivaardig & digibewust) hebben in 2007 alle basisscholen in Nederland (ruim 8000) voorlichtings- en lesmateriaal over (on)veiligheid en elektronische communicatie ontvangen. Het streven voor 2008 was dat tenminste 2250 scholen gebruik zouden maken van één of meerdere onderdelen van de verstuurde informatie. De voorlopige rapportage over 2008 van ECP.nl laat zien dat dit ruimschoots gehaald is.

Kengetallen
 Realisatie
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
1. Awareness level ongewenste/illegale content 45%Niet beschikbaarNiet beschikbaar
Bron: Europese Commissie    
2. Overkomst-duur brieven96,5%96,6%96,3%Nog niet bekend
Bron: OPTA    

Toelichting

1. De Europese Commissie heeft de opzet van de ICT eurobarometer aangepast. Sinds 2007 is hierin het kengetal awareness level niet meer opgenomen.

2. Een kwaliteitseis die aan de universele dienst wordt gesteld is dat 95% van de brieven binnen 24 uur wordt bezorgd. De OPTA controleert jaarlijks of TNT zich aan deze wettelijke norm houdt.

Programmatisch pakket

OD 3: Ontwikkeling van innovatieve voorzieningen, producten en diensten voor elektronische communicatie en benutting ervan door de consument, het bedrijfsleven en de (semi-)publieke sector.

In juni 2008 heeft EZ namens het Kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de ambitie en de voorgenomen acties ten aanzien van de benutting van ICT: de ICT Agenda 2008–2011 (Kamerstukken II, 2007–2008, 26 643, nr. 125, Tweede Kamer). Het is de ambitie om Nederland in 2015 te laten behoren tot de koplopers in het beschikbaar zijn en het gebruik van ICT toepassingen en nieuwe digitale dienstverleningsconcepten. De gebruiker staat in deze ICT-Agenda centraal, of dit nu een individu is, een bedrijf of een overheidsorganisatie. Deze centrale plaats is van belang om de potentie van ICT waar te maken.

Daarbij wordt er ook specifiek aandacht besteed aan de 1,6 miljoen digibeten die Nederland kent. Mensen die niet of nauwelijks gebruik (weten te) maken van de mogelijkheden van digitale middelen als internet. Meer vaardigheden op dit vlak levert de digibeet zelf een koopkrachtvoordeel en de Nederlandse maatschappij een productiviteitsvoordeel op van ongeveer € 250 mln.

Ook het verbeteren van de elektronische dienstverlening door de overheid, het bevorderen van interoperabiliteit en standaardisatie en het stimuleren van innovatie van diensten met ICT kreeg in 2008 volop aandacht. Zo kregen in 2008 22 succesvolle projecten in het domein van zorg, onderwijs, veiligheid en jeugd & gezin de kans hun project verder op te schalen om zo problemen in de maatschappij met behulp van ICT te helpen oplossen.

Jaar 2008Realisatie
Instrumenten 
• Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT (M&ICT)ja
• Programma Nederland Digitaal in Verbinding (NDiV)ja
• Uitgifte van vergunningengedeeltelijk
• eelname in en subsidie geven aan EC.ja
• Programma eVaardighedenja
• Programma’s op het gebied van elektronische overheidja
• Programma Convergentieja
• Coördinatie van het Rijksbrede ICT-beleidja
• Subsidies in het kader van het Programma Implementatie ICT-Agenda (PRIMA)ja
Activiteiten 
• Bevorderen van digitale omroep en digitalisering van analoge etherradio: 
  • Vergunningverlening TDABnee
  • Voorbereiding vergunning FMja
  • Communicatietraject digitaliseringja
  • Uitgifte 2,6 Ghz vergunningennee
• Bijdrage leveren aan de totstandkoming van de eOverheid: 
  • Implementatie dienstenrichtlijnja
  • Doorontwikkeling van het Bedrijvenloket en eFormulierenja
  • Verdere ontwikkeling van het beleid en instrumenten voor elektronische identificatie en authenticatie tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en overheidja
  • Realisatie van een bedrijvenservicecode voor elektronische dienstverleninggedeeltelijk
  • Uitvoering van een actieplan Open Source Software en Open Standaardenja
  • Introductie van eFactureren bij de overheidja
• Activiteiten in het kader van het Programma Nederland Digitaal in Verbindingnee
• Onderzoeken of er voldoende openbare en onafhankelijke bronnen beschikbaar zijn voor de consument om een goede keuze te maken uit het aanbod van distributienetwerken voor RTV-toepassingennee
• Ontwikkeling en implementatie van beleid t.a.v. de downlinkgedeeltelijk
• Beleid en regelgeving uit analoge tijdperk aanpassen aan digitale tijdperk (convergentie)ja

Uitgifte van vergunningen/ Bevorderen van digitale omroep en digitalisering van analoge etherradio

Spectrum voor digitale omroeptoepassingen (vergunningverlening TDAB):

Eind 2008 is de aanvraag- en verdeelprocedure gestart, waarna begin 2009 de frequenties voor digitale omroep zijn geveild. In februari 2009 zijn er vergunningen uitgegeven voor digitale omroep. Dit spectrum kan gebruikt worden voor zowel digitale radio als voor mobiele televisie. In de markt was een directe behoefte aan spectrum voor dit type toepassingen. Om een gelijk instapmoment te creëren voor zowel analoge als digitale radio zal er tegelijkertijd met uitgifte van de FM&AM-vergunningen spectrum voor digitale radio worden uitgegeven.

Veiling 2,6 GHz:

Na overleg met de Tweede Kamer is eind 2008 besloten meer ruimte in het spectrum te bieden aan nieuwkomers. Hierdoor moeten de veilingvoorwaarden worden aangepast. Naar verwachting zal de frequentieruimte voor 2,6 GHz in het eerste kwartaal van 2010 worden uitgegeven via Agentschap Telecom.

Realisatie van een bedrijvenservicecode

Een Burgerservice Code als separaat product is vervallen. Criteria voor dienstverlening aan bedrijven zijn geïntegreerd in het zogenaamde Normenkader voor Bedrijven. Dit is een instrument voor gemeenten om de kwaliteit van dienstverlening aan bedrijven te meten.

De interdepartementale Regiegroep Regeldruk heeft in overleg met project Kwaliteitshandvesten (BZK/ICTU/Burgerlink), VNO-NCW, MKB Nederland, VNG en gemeenten kwantitatieve normen ontwikkeld voor de kwaliteit van gemeentelijke dienstverlening aan bedrijven. Deze normen zijn eind 2008 vastgesteld. Met ingang van 2009 worden gemeenten gestimuleerd om een effectmeting uit te voeren, een verbeterplan op te stellen en de resultaten zichtbaar te maken voor het lokale bedrijfsleven met een Bewijs van Goede Dienst. Doel is dat einde kabinetsperiode 200 gemeenten het normenkader hebben geïmplementeerd.

Onderzoek naar voldoende openbare en onafhankelijke bronnen voor de consument ten aanzien van aanbod distributienetwerken voor RTV-toepassingen

Het is gebleken dat het onderzoek naar voldoende openbare en onafhankelijke bronnen onafhankelijk van de overheid plaatsvindt. Daarom is er vanuit de overheid voorlopig nog geen noodzaak gezien om deze activiteit daadwerkelijk op te pakken. Indien in de toekomst blijkt dat dergelijke informatie niet buiten de overheid tot stand komt en voorhanden is voor de consument kan alsnog worden besloten dit op te pakken.

Ontwikkeling en implementatie van beleid t.a.v. de «downlink», de verbinding tussen satelliet en ontvanger

In 2008 is de voorbereiding voor de wetswijziging gestart. In augustus 2008 is een publieke consultatie geopend. De implementatie van het beleid is begin 2011 te verwachten.

Prestatie-indicator
 RealisatieBegroting
 Waarde 2007Waarde 2008Streefwaarde 2008
Aantal gestarte opschalingsprojecten102218
Bron: Directoraat-generaal Energie en Telecom   

Toelichting

De prestatie-indicator geeft het aantal concrete initiatieven van (semi)publieke instellingen en marktpartijen aan in het kader van het Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT, dat leidt tot het verbreden van het gebruik van innovatieve ICT-toepassingen en diensten in de sectoren mobiliteit, onderwijs, veiligheid en zorg. Projecten worden na afloop geëvalueerd op het behalen van de doelstelling en de bredere maatschappelijke effecten.

Kengetallen1
 Realisatie
 Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007
1. Positie Nederland t.o.v. andere OESO-landen m.b.t. aantal breedbandaansluitingen per 100 inwonersBron: CBSTweede positieTweede positieTweede positie
2. Totaalaanbod elektronische overheidsdiensten aan bedrijven en burgersBron: Advies.overheid.nlBedrijven 56%Burgers 54%Bedrijven 61%Burgers: 62%Bedrijven 68%Burgers 66%
3. Positie Nederland t.o.v. andere EU-lidstaten m.b.t. gebruik van ICT door het bedrijfslevenBron: European e-business readiness indexVijfde positieVijfde positieTweede positie

1 De cijfers voor 2008 zijn nog niet bekend.

Toelichting

1. Nederland wil bij de wereldtop horen op het gebied van Breedband, zowel op het gebied van de netwerken als op het gebied van diensten. Op het gebied van infrastructuur (aantal aansluitingen op xDSL1, kabel en andere netwerken per 100 inwoners) heeft Nederland al een koppositie tussen landen als Zweden, Zuid-Korea en Finland. Nederland kende in december 2007 het op één na hoogste aantal breedbandaansluitingen per 100 inwoners (34,8), vlak achter koploper Denemarken (35,1).

2. EZ streeft er naar dat bedrijven steeds meer zaken met de overheid elektronisch kunnen afhandelen. Het kengetal meet welk percentage van de totale publieke dienstverlening op elektronische wijze kan worden afgehandeld. In 2008 is dit aanbod verder gestegen.

3. De ICT-prestaties van het Europese bedrijfsleven worden systematisch gemeten in de «European e-Business Readiness Index». Onderliggende indicatoren zijn onder meer het percentage ondernemingen dat online diensten en producten afneemt; het percentage ondernemingen dat online orders kan ontvangen en het percentage ondernemingen dat factureert zonder gebruikmaking van papier. Nederland is in 2007 gestegen naar de tweede positie (achter Denemarken).

Overzicht afgeronde onderzoeken
 Onderzoek onderwerpODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingEfficiënt werkende communicatie- en postmarkt10.120072008Kamerstukken II, 2007–2008, 30 991, nr. 4
Effectenonderzoek ex postnvt    
Overig evaluatieonderzoekHerziening NRF (in EU-verband)10.120062009 

NIET-BELEIDSARTIKELEN

21 ALGEMEEN

Dit artikel bevat de apparaatsuitgaven die niet zijn toegekend aan de beleidsartikelen. Het betreft de personele en materiële uitgaven van de stafdiensten (inclusief algemene leiding), de centrale personeelsuitgaven en de facilitaire ondersteuning van het kernministerie, zoals huisvesting, communicatie en ICT. Naar hun aard hebben deze uitgaven een indirecte relatie met de activiteiten en uitgaven zoals geraamd op de beleidsartikelen.

Artikel 21: Algemeen (in € 1 000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)88 96394 710107 236112 081122 367– 10 286
Personeel algemeen      
– Personeel stafdienst35 20534 99535 67135 96233 5572 405
– Regiebureau Inkoop Rijksoverheid1 5546061 3961 3791 942– 563
– Centraal Personeel P&O2 4212 7303 3914 7643 7431 021
– Centraal Personeel EZ11 0538 7698 0067 5409 142– 1 602
– Wachtgelden5 6205 3774 3903 7374 124–  387
– Sociaal plan 4 0164 2554 1674 209– 42
– Post actief personeel1 765     
– PIANOo Personeel (incl. TenderNed)3621 2351 9592 6421 1061 536
Materieel algemeen      
– ICT10 04212 20511 81411 24914 243– 2 994
– Inhuur Auditdienst3435343 3521 4832311 252
– Materieel diversen16153222903514389
– Materieel Communicatie3 6072 7531 3511 3912 416– 1 025
– Materieel kernministerie16 45716 97226 10534 75841 823– 7 065
– Materieel WJZ518184279576736– 160
– PIANOo Programma (incl. TenderNed) 4 1805 0431 5304 647– 3 117
– Parkeerpost    –  6666
       
Uitgaven (totaal)100 352107 313109 869113 684124 427– 10 743
       
Ontvangsten (totaal)7 8634 7384 5467 0033 5123 491
– Diverse ontvangsten personeel5 6903 5943 0722 9143 202– 288
– Diverse ontvangsten materieel886793763555 555
– Ontvangsten (buiten)diensten1 2873517113 5343103 224

Personeel Stafdienst

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie is met name ontstaan door de uitdeling van de loonbijstelling (€ 1,2 mln), toevoeging van middelen voor de directie Facilitair Management in verband met de reorganisatie van deze directie (€ 0,7 mln), eenmalige middelen voor projecten in het kader van het project «Eén EZ» (€ 0,4 mln) en de overgang van de parlementaire coördinatie van de diverse DG’s naar Bureau SG (€ 0,1 mln).

ICT

De lagere realisatie in 2008 wordt voornamelijk veroorzaakt door vertragingen bij enkele ICT-investeringsprojecten door onder andere technische problemen en wijzigingen in de projectopdracht.

Materieel kernministerie

Als gevolg van de voorgenomen gezamenlijke huisvesting met het Ministerie van LNV op de Bezuidenhoutseweg 73, zijn de renovatieplannen voor het hoofdgebouw op de Bezuidenhoutseweg 30 stopgezet. Hierdoor is het budget voor renovatie en herhuisvesting verlaagd. Tevens is de taakstelling Balkenende IV in het budget «materieel kernministerie» verwerkt.

PIANOo Programma (incl. TenderNed)

Het elektronische aanbestedingssysteem TenderNed wordt onder de verantwoordelijkheid van PIANOo ontwikkeld. Omdat de doorontwikkeling van het prototype van ProRail niet tot een voldoende robuust systeem zou leiden, is in 2008 besloten tot nieuwbouw van het systeem. Als gevolg van dit besluit is sprake van een lagere realisatie op dit onderdeel (€ 2,8 mln). Daarnaast is er sprake van een lagere realisatie op de reguliere programmamiddelen van PIANOo, omdat enkele projecten niet zijn doorgegaan (€ 0,3 mln).

Ontvangsten (buiten)diensten

Het eigen vermogen van de baten-lastendiensten van EZ was ultimo 2007 hoger dan op basis van de nieuwe Regeling baten-lastendiensten 2007 is toegestaan. Aangezien de nieuwe Regeling met ingang van 2007 het vormen van een aantal voorzieningen niet meer toestaat, zijn de geraamde dotaties aan voorzieningen in 2007 lager uitgevallen met een hoger resultaat als gevolg. Het surplus aan eigen vermogen, totaal € 6,1 mln, werd aan EZ afgedragen (resulterend in de verhoging van de ontvangstenraming). De afdracht van het bedrijfsresultaat van € 2,9 mln van SenterNovem aan het kernministerie heeft echter nog niet plaatsgevonden. Deze afdracht zal in 2009 alsnog geschieden.

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2008realisatie 2008
 formatiegemiddelde prijsgemiddelde bezettinggemiddelde prijs
Stafdiensten – personeel1,2574,859,5521,469,2
Kerndepartement – materieel3,41 345,746,61 192,345,3

1 Algemene Leiding/BSG, AD, FEZ, FM, DC, WJZ, P&O, I&A en detacheringspool

2 Betreft decentrale personeelsuitgaven

3 Stafdirecties en DG O&I, EP, BEB en ET

4 Betreft materiële uitgaven die betrekking hebben op kerndepartement: centrale personeelsuitgaven, ICT, materieel diversen, communicatie, materieel kernministerie.

Het verschil tussen de geraamde en de gerealiseerde gemiddelde prijs komt ondermeer doordat als gevolg van de CAO-rijk 2007–2010 de loonkosten van de medewerkers zijn gestegen. Daarnaast heeft in een aantal gevallen inhuur van uitzendkrachten plaatsgevonden. Deze tellen wel mee in de uitgaven, maar niet in de bezetting, waardoor de gemiddelde prijs toeneemt.

PIANOo (Professioneel en Innovatief Aanbesteden, Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers)

 StreefwaardeRealisatie
Prestatie-indicator(en)20082008
Elektronisch aanbesteden: Gebruik elektronisch systeem voor aanbesteden wordt gemeengoed bij de overheidVanaf 2009 worden alle publieke aanbestedingen via TenderNed gepubliceerdFunctioneel ontwerp van de publicatiemodule is opgeleverd, de bouw van de publicatiemodule loopt.

Toelichting

In april 2008 is besloten over te gaan op nieuwbouw van het elektronische aanbestedingssysteem, omdat doorontwikkeling van het prototype van ProRail tot een onvoldoende robuust systeem zou leiden. De nieuwbouw vindt nu gefaseerd plaats waarbij de publicatiemodule als eerste wordt gerealiseerd. Hierdoor is het nog steeds mogelijk om volgens planning in 2009 een werkend systeem gereed te hebben waarmee aanbestedende diensten aanbestedingen kunnen publiceren. Doordat de aanbestedingswet in juli 2008 door de Eerste Kamer is verworpen, ontbreekt momenteel de wettelijke basis om aanbestedende diensten te verplichten om aanbestedingen via TenderNed te publiceren.

22 NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Artikel 22: Nominaal en onvoorzien (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)    – 9 5959 595
– Loonbijstelling    3 991– 3 991
– Prijsbijstelling    5 247– 5 247
– Budget onvoorzien    449–  449
– Nog te verdelen posten    – 19 28219 282
       
Uitgaven (totaal)    – 25 82225 822
       
Ontvangsten (totaal)    25 000– 25 000
– High Trust boetebeleid    25 000– 25 000

Loon- en prijsbijstelling

De reserveringen voor loon- en prijsbijstelling zijn bij Voorjaarsnota opgehoogd met de door het Ministerie van Financiën uitgedeelde loonbijstelling en vervolgens zijn deze middelen verdeeld over de overige artikelen van de EZ-begroting, waar de daadwerkelijke beleids- en apparaatsuitgaven plaatsvinden.

Nog te verdelen posten

De nog niet ingevulde kastaakstellingen zijn gedurende 2008 ingevuld binnen het geheel van de kasbegroting van EZ.

High Trust boetebeleid

In het coalitieakkoord is een stijging van de boete-inkomsten van het Rijk voorzien als gevolg van high trust-boetebeleid. Het uitgangspunt hierbij is het vertrouwen dat de samenleving zich aan de wet houdt. Toezichthouders en inspecties zetten minder middelen in om overtredingen op te sporen in gevallen waarin risico’s beperkt zijn, maar treden harder op als de wet toch wordt overtreden. De tranches 2008 en 2009 van deze boetetaakstelling, die op de begroting van EZ was geparkeerd, is bij Voorjaarsnota 2008 verdeeld over de betrokken departementen.

23 AFWIKKELING OUDE VERPLICHTINGEN

Artikel 23: Afwikkeling oude verplichtingen (in € 1000)
 Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen (totaal)2 7432 2441 8491 4843 485– 2001
– Afwikkeling BBH-regeling (garantieverplichting)2 7432 2441 8491 4843 485–  2001
       
Uitgaven (totaal)2 7432 2441 8491 4843 510– 2 026
       
Ontvangsten (totaal)3 5381 987222 5841 1901 394

Op dit niet-beleidsartikel zijn in 2008 uitgaven verantwoord voor de afwikkeling van in het verleden gevoerd beleid betreffende de regeling Bedrijfs-beëindigingshulp. De ontvangsten betreffen voornamelijk de afdrachten van Volvo voor de verkoop van spareparts op de Volvo 400-serie.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

Als minister van Economische Zaken verklaar ik dat in het verslagjaar 2008 op gestructureerde wijze aandacht is besteed aan de bedrijfsvoering van het ministerie, waaronder het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties. De Auditdienst verschaft mij de gevraagde assurance over de kwaliteit van de bedrijfsvoering via de uitvoering van het jaarlijkse Auditplan. Een en ander heeft in het verslagjaar 2008 in het algemeen geleid tot beheerste bedrijfsprocessen. Er is een aantal punten dat mijn aandacht heeft en ten aanzien waarvan verbeteracties zijn of worden uitgevoerd. Deze punten, die geen afbreuk doen aan de mededeling over de bedrijfsvoering, licht ik hieronder toe.

De bovenstaande mededeling over de bedrijfsvoering is gebaseerd op een combinatie van de jaarrapportages en de managementverklaringen van de verschillende dienstonderdelen van EZ, het toezicht van de directie FEZ en de audits van de auditdienst.

Er zijn geen fouten en geen onzekerheden met betrekking tot de rechtmatigheid of de getrouwheid geconstateerd die de tolerantiegrenzen op het niveau van het begrotingsartikel en/of saldibalansniveau overschrijden of de tolerantiegrenzen op het niveau van de verantwoording als geheel.

De niet-financiële beleidsinformatie in het jaarverslag is tot stand gekomen conform de wettelijke vereisten. De tijdigheid van zowel de aanlevering van beleidsinformatie voor het jaarverslag als de onderbouwing daarvan behoeft aandacht.

In 2008 is verder gewerkt en met de EC overleg gevoerd over een voorstel voor een financiële correctie over de periode 2000–2006 voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) dat de goedkeuring van de Europese Commissie (EC) kan ontvangen. Dit correctievoorstel is een onderdeel van het Nationaal Actieplan EFRO dat in 2006 door de toenmalig Staatssecretaris was opgesteld om tot verbeteringen te komen in het beheer en toezicht op de besteding van de middelen in Nederland uit het EFRO. Het overleg met de EC over het correctievoorstel loopt nog. Voor de nieuwe programmaperiode 2007–2013 heb ik voor het eerst een deelverklaring afgegeven aan de Minister van Financiën ten behoeve van de «nationale lidstaatverklaring» aan de EC over de Europese geldstromen. In 2009 omvat deze «nationale lidstaatverklaring» voor het eerst een deelverklaring van over de opzet en werking van het financieel beheer van middelen uit het EFRO met betrekking tot doelstelling 2. De deelverklaring over het jaar 2008 betreft enkel de opzet van het de beheers en controlesystemen. Reden hiervoor is dat de programmaperiode net van start is en er in 2008 nog geen declaraties bij de Europese Commissie zijn ingediend.

Een bijzonder aandachtspunt in 2008 was een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 juli 2008 waarbij de rechter vaststelde dat de op grond van het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) verstrekte opdracht juridisch gekwalificeerd moet worden als een subsidie. Na deze uitspraak zijn de PSOM en de PESP (Programma Economische Samenwerking Projecten) stopgezet. De uitspraak is vooral relevant voor de toekomst en tast de reeds gesloten overeenkomsten niet aan. De afwikkeling van deze overeenkomsten vindt gewoon doorgang. Stopzetten of wijziging van deze overeenkomsten zou contractbreuk betekenen en in strijd zijn met de beginselen van behoorlijk bestuur en het gerechtvaardigd vertrouwen bij de opdrachtnemer. Om bedrijven die al bezig waren met de voorbereiding van projectaanvragen voor PSOM toch tegemoet te kunnen komen, is, rekening houdend met de uitspraak van de rechter, een Tijdelijke Regeling PSOM gepubliceerd die de laatste anderhalve maand van 2008 heeft opengestaan.

De uitvoering van de MEP – duurzaam (regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie) is per 1 januari 2009 overgedragen van uitvoerder EnerQ naar EZ/SenterNovem. Het traject van overdracht was complex. Op verzoek van de directeur-generaal Energie en Telecom zal de Auditdienst in 2009 een onderzoek uitvoeren naar de overdracht aan en uitvoering van de MEP door SenterNovem. Daarnaast zal er in 2009 een review plaatsvinden op het controledossier van de liquidatie-/vereffeningsbalans van EnerQ en de verantwoording van het saldo overgedragen openstaande voorschotten door EnerQ.

Het proces van de jaarverantwoording van de beleidsgelden naar de opdrachtgevers door SenterNovem is in 2008 verder verbeterd. De kwaliteit van het verantwoordingsproces behoeft op enkele onderdelen nog verbetering. Aan de structurele kwaliteitsbewaking van de gegevens en de uniformering van het rapportage- en informatiesysteem zal in 2009 verder worden gewerkt.

De risicobeheersing van de inkoopfunctie en contractbeheer binnen EZ dienen te verbeteren. Dit heeft in 2008 geleid tot enkele rechtmatigheidsfouten, die echter wel binnen de tolerantiegrenzen van het begrotingsartikel bleven. Het verbeteren van het contractbeheer is binnen EZ inmiddels opgepakt. Daarnaast zal de introductie van rijksbreed inkoopbeleid op diverse categorieën dienstverlening in de toekomst ook tot verbetering leiden.

C JAARREKENING

Verantwoordingsstaten

Departementale verantwoordingsstaat 2008 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)

Bedragen in € 1000
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  verplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangsten
 TOTAAL 2 596 4777 690 328 2 141 1638 615 964 – 455 314925 636
           
 Beleidsartikelen 2 494 3627 660 626 2 025 9958 606 377 – 468 367945 751
1.Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa82 52579 55856 50474 87977 26433 626– 7 646– 2 2 94– 22 878
2.Een sterk innovatievermogen517 545690 239235 987580 719552 026172 15163 174– 138 213– 63 836
3.Een concurrerend ondernemingsklimaat2 196 157354 43466 8241 143 996319 73940 215– 1 052 161– 34 695– 26 609
4.Doelmatige en duurzame energiehuishouding887 910983 7057 295 0901 213 516686 2278 338 406325 606– 297 4781 043 316
5.Internationale economische betrekkingen137 389129 5991 815129 645128 06517 201– 7 744– 1 53415 386
8.Economische analyses en prognoses11 53011 5304313 58013 5802 0652 0502 0502 022
9.Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken174 544174 544 182 467182 467 7 9237 923 
10.Elektronische communicatie en post60 63370 7534 36374 35566 6272 71313 722– 4 126– 1 650
           
 Niet-beleidsartikelen 102 11529 702 115 1689 587 13 053– 20 115
21.Algemeen122 367124 4273 512112 081113 6847 003– 10 286– 10 7433 491
22.Nominaal en onvoorzien– 9 595– 25 82225 000   9 59525 822– 25 000
23.Afwikkeling oude verplichtingen3 4853 5101 1901 4841 4842 584– 2001– 2 0261 394

Saldibalans en toelichting

Bijlage 1 bij de toelichting

Saldibalans per 31 december 2008 van het Ministerie van Economische Zaken

(bedragen x € mln)
1)Uitgaven ten laste van de begroting2 141,2 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting8 616,0
3)Liquide middelen4,7    
4)Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding6 876,2 4a)Interne begrotingsreserve Inpres8/Seno/Gom/Scheepsbouw403,0
5)Uitgaven buiten begrotingsverband32,2 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband35,3
8)Extra-comptabele vorderingen1 131,8 8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen1 131,8
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden0,2 9)Extra-comptabele schulden0,2
10)Voorschotten4 143,8 10a)Tegenrekening voorschotten4 143,8
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen3 301,7 11)Garantieverplichtingen3 301,7
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen3 739,5 12)Openstaande verplichtingen3 739,5
13)Deelnemingen1 430,9 13a)Tegenrekening deelnemingen1 430,9
 TOTAAL22 802,2  TOTAAL22 802,2

Toelichting op de saldibalans per 31 december 2008.

1) Uitgaven ten laste van de begroting (€ 2 141,2 mln).

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2008 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 8 616,0 mln).

Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2008 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

3) Liquide middelen (€ 4,7 mln).

De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:

saldo 31-12-08(x € 1 000)
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ5
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders3 667
Saldo rekening-courant TWA/CBIN1 029
Totaal4 701

4) Rekening-courant RHB (€ 6 876,2 mln).

De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2008 van genoemd Ministerie en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant (€ 6 473,2 mln) en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne begrotingsreserve (€ 403,0 mln). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de posten die door de Rijkshoofdboekhouding in 2009 zijn verwerkt, maar gevaluteerd zijn op 2008.

4a) Interne begrotingsreserve (€ 403,0 mln).

Onder deze post vallen twee interne begrotingsreserves namelijk reserve SENO/GOM en Scheepsnieuwbouw. In 2008 is er in de SENO/GOM reserve € 7,6 mln gestort waardoor de stand per ultimo 2008 € 378,0 mln bedraagt. Deze reserve is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Inpres-8 faciliteit en SENO-faciliteit mogelijk te maken. In de reserve Scheepsnieuwbouw is in 2008 niet bijgestort, waardoor de stand per ultimo 2008 € 25 mln gebleven is. De reserve is bedoeld ter afdekking van de risico’s van toekomstige schadebetalingen op verstrekte scheepsbouwkredieten, die het bedrag van de jaarlijkse premie-ontvangst te boven gaan.

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) (€ 32,2 mln).

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is als volgt:

saldo 31-12-08(x € 1000)
Vorderingen op andere ministeries22 994
Intra-comptabele vorderingen EZ m.b.t. beleidsuitgaven3 818
Intra-comptabele vorderingen EZ m.b.t. apparaatsuitgaven5 383
Totaal32 195

Het bedrag van € 22,9 mln onder vorderingen op andere ministeries is met name afkomstig van het Agentschap SenterNovem (€ 21,9 mln) vanwege werkzaamheden i.v.m. voor andere departementen uitgevoerde regelingen.

Het bedrag van € 3,8 mln is voornamelijk het saldo van met opdrachtgevers van agentschappen te verrekenen posten.

Het bedrag van € 5,4 mln betreft voornamelijk de openstaande vordering van EZ op het CBS.

6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden) (€ 35,3 mln).

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. De specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen is als volgt:

Saldo 31-12-08(x € 1000)
Schulden aan andere ministeries16 926
Intra-comptabele schulden EZ m.b.t. beleidsuitgaven250
Intra-comptabele schulden EZ m.b.t. apparaatsuitgaven18 111
Totaal35 287

Het bedrag van € 16,9 mln betreft met name vooruit ontvangen bedragen van andere ministeries door SenterNovem in verband met werkzaamheden die voor die andere ministeries worden uitgevoerd. Het bedrag van € 18,1 mln bestaat uit de per 31 december 2008 af te dragen loonbelasting (€ 6,8 mln), af te dragen premies € 3,4 mln en een schuld van SenterNovem aan derden van € 1,5 mln alsmede een schuld van OCNL van € 6,2 mln wegens vooruit ontvangen octrooikosten.

8) Extra-comptabele vorderingen (€ 1 131,8 mln).8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (€ 1 131,8 mln).

De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen in 2008 binnen EZ was als volgt:

  (x € 1 mln)
Stand vorderingen eind 2007 1 293,4
Bij:In 2008 ontstane vorderingen66,4 
 Bijgeschreven dividend/rente0,1 
   66,5
   1 359,9
Af:Ontvangsten74,9 
 Ontvangen dividend/rente5,8 
 Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding147,4 
   228,1
Stand vorderingen eind 2008 1 131,8

Uit het bovengenoemde verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het saldo van de in 2008 ontstane vorderingen € 66,5 mln is.

De bijgeschreven rente in SAP is beïnvloed door foutieve negatieve boekingen uit hoofde van geëxpireerde ontwikkelingskredieten. Dit is buiten SAP om in deze toelichting aangepast.

Bovendien is de op boetes bijgeschreven rente door de NMa verlaagd met € 3,7 mln in verband met herrekening van rente naar aanleiding van rechterlijke uitspraken over de betrokken boetes.

De ontvangsten (incl. ontvangen dividend en rente) zijn voor € 35 mln door de NMa gegenereerd. Op ontwikkelingskredieten is door SenterNovem € 17,3 mln ontvangen alsmede € 7,9 mln op BBMKB.

De buiteninvorderingstellingen c.q. kwijtscheldingen betreffen voor € 18,9 mln de BBMKB en voor € 124,4 mln de TOK/TOP/MPO/KRE (inclusief kwijtschelding van voorwaardelijke rente). De overige € 4,1 mln betreft de overige regelingen.

De extra-comptabele vorderingen zijn per begrotingsartikel, het agentschap SenterNovem, NMa en overige apparaat onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen.

  (x € 1000)
Vorderingsoortdirect opeisbaarop termijn opeisbaarop termijn opeisbaargecondi-tioneerdtotaal
Omschrijving < 1 jaar> 1 jaar  
1 Goed functionerende economie en markten73,1 210,9 284,0
2 Een sterk innovatievermogen1 549,3 33 265,24 299,839 114,3
3 Concurrerend ondernemingsklimaat4 911,5306,328 464,1389 208,9422 890,8
4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding33,4  23 025,623 059,0
5 Internationale economische betrekkingen127,71 492,611 955,8 13 576,1
8 Economische analyses en prognoses80,6   80,6
10 Elektronische communicatie en post   539,2539,2
21 Algemeen182,8 0,23,8186,8
23 Afwikkeling oude verplichtingen   2 109,92 109,9
Overig apparaat   3,23,2
Buiten begrotingsverband196,2   196,2
SenterNovem14 716,55 110,8166 450,3333 648,0519 925,6
NMa   109 873,8109 873,8
Totaal21 871,16 909,7240 346,5862 712,21 131 839,5

De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaand overzicht is op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom.

  (x € 1000)
Art.Omschrijving<200720072008Totaal
1Goed functionerende economie en markten  73,173,1
2Een sterk innovatievermogen  1 549,31 549,3
3Concurrerend ondernemingsklimaat554,1 4 357,34 911,5
4Doelmatige en duurzame energiehuishouding  33,433,4
5Internationale economische betrekkingen  127,7127,7
8Economische analyses en prognoses  80,680,6
10Elektronische communicatie en post    
21Algemeen  182,8182,8
 Buiten begrotingsverband190,35,9 196,2
 SenterNovem2 836,81 418,410 461,214 716,5
 Totaal3 581,21 424,316 865,421 871,1

Onderstaand worden per categorie, vorderingen die in verhouding tot het totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, nader toegelicht. Per post is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.

Direct opeisbare vorderingen (x € 1000)

Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (€ 1 549,3)

€ 1 549 Betreft uitvoeringskosten SenterNovem.

Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 4 911,5)

€ 554 Betreft terugvordering Scheepsbouwsubsidies.

€ 2 897 Betreft positief bedrijfsresultaat SenterNovem.

€ 1 114 Betreft afrekening subsidies regionale investeringsprojecten.

Artikel 5 Internationale economische betrekkingen (€ 127,7)

Betreft doorberekening loonkosten aan EVD voor BuZa-medewerkers.

Artikel 8 Economische analyses en prognoses (€ 80,6)

Dit vloeit met name voort uit de maandverantwoording van CPB.

Buiten begrotingsverband (€ 196,2)

Betreft twee terugvorderingen inzake het KONVERII- en MKB-programma.

Op termijn opeisbare vorderingen (x € 1000)

Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (€ 33 265,2)

Een bedrag van € 6 806,7 is als een renteloze lening aan Marin verstrekt. Zolang de deelnemersovereenkomsten die met het maritieme bedrijfsleven zijn afgesloten in stand blijven is er geen aflossingsverplichting. Een bedrag van € 13 459,5 betreft de deelname van de Staat in de Commanditaire Vennootschap Biopartner.

Een bedrag van € 11 799,0 betreft de kredietfaciliteit CVO aan het NIVR.

Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 28 770,4)

Op dit artikel staan met name leningen aan EIM € 1 154,6 en NESEC € 2 853,1.

NESEC lost periodiek af. De aflossingen EIM beginnen in 2009. Van een renteloze lening aan het LIOF ad € 15 088,2 moet de termijn nog verlengd worden tot 2012. Over een lening inzake Technostarters-fonds Zuidoost ad € 1 361,3 is in 2008 nog geen uitspraak over terugbetaling gedaan.

Een vordering op de NOM ad € 473,5 is naar aanleiding van het jaarverslag over 2007 bijgesteld.

Aan Investors in People is in 2007 een achtergestelde lening verstrekt van € 125,0 en in 2008 is € 130,0 bijgestort.

De BOM heeft een renteloze lening van € 3 000,0 en de stichting Microkredieten een renteloze lening van € 4 500,0.

Artikel 5 Internationale economische betrekkingen (€ 13 448,4)

Dit betreft leningen aan Indonesië en Egypte. De leningen worden geadministreerd en beheerd door het NIO.

Geconditioneerde vorderingen (x € 1000)

Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (€ 4 299,8)

Betreft het revolving fund van het NIVR.

Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 389 208,9)

Op dit artikel is onder meer een geconditioneerde vordering vastgelegd op het consortium dat de Nederlandse bijdrage aan de JSF levert ad € 372 100,0.

Artikel 4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding (€ 23 025,6)

Betreft de zgn KAS-EZ. De afwikkeling van deze vordering zal worden meegenomen bij de liquidatie van NOVEM BV.

Artikel 23 Afwikkeling oude verplichtingen (€ 2 109,9)

Betreft de lening aan Volvo die wordt afgelost via de opbrengst van reserve onderdelen.

Vorderingen van het agentschap SenterNovem (x € 1000)

Vorderingen SenterNovem (€ 519 925,6)

Het merendeel van de vorderingen van SenterNovem (€ 265 865,7) heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten en de Regeling Technische Ontwikkelingsprojecten. Deze regelingen worden uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen. De terugbetaling van de lening is afhankelijk van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. De regelingen zijn inmiddels ingetrokken.

Een bedrag van € 113 524,7 betreft de storting op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de uitvoering van de investeringsfaciliteit Opkomende Markten door de FMO. Dit is opgenomen als geconditioneerde vordering. In deze categorie valt ook een bedrag van € 86 161,2 i.v.m. de BBMKB-regeling.

Vorderingen van het NMa (x € 1000)

Vorderingen NMa (€ 109 873,8)

Dit betreft de door het NMa opgelegde boetes (met name telefonie en bouw) en lasten onder dwangsom.

9) Extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln).9a) Tegenrekening extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln).

Het saldo van de extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln) betreft de zogenaamde mijnschadevoorzieningen.

10) Voorschotten (€ 4 143,8 mln).10a) Tegenrekening voorschotten (€ 4 143,8 mln).

Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie dan wel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. In 2008 is voor € 1 495,7 mln aan voorschotten afgerekend. Hiervan is door SenterNovem bij de afstemming tussen BAS en SAP € 131 mln afgerekend.

Bij de conversie van Delta SAP is een bedrag van € 57 mln door SenterNovem opgeboekt waarop € 13 mln is gecorrigeerd.

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:

Overzicht openstaande voorschotten EZ (x € 1 mln)
 Totaal
Stand per 31 december20082007
ontstaansjaar  
< 2004545814
2004222293
2005298467
2006377609
20079761 652
20081 726 
Totaal4 1443 835

Onderstaand wordt een aantal voorschotten toegelicht die in verhouding tot het totaal een grote omvang hebben. Tevens wordt een aantal voorschotten toegelicht die meer dan vier jaar open staan.

Artikel 2.45.060 BSIK (144,1 mln)

Er is over de laatste vijf jaren € 144,1 mln voorschotten verstrekt.

Hierop is nog niets afgerekend.

Artikel 2.45.100 Bijdrage instituten lucht- en ruimtevaart (€ 40,7 mln)

In 1997 is een voorschot betaald van € 34,0 mln, hierop is inmiddels € 14,6 mln afgerekend. De verschillende projecten lopen nog steeds door.

Artikel 2.45.600 Ruimtevaart (173,6 mln)

Er staat voor € 173,6 mln aan voorschotten open. In 2008 is er € 9,0 mln afgerekend.

Momenteel wordt de administratie opgeschoond i.v.m. de overdracht aan SenterNovem.

Artikel 2.45.705 Innovatieve subsidies: TOK, KREDO MPO (153,7 mln)

SenterNovem heeft hierop bij de afstemming tussen BAS en SAP een bedrag van € 112,0 mln afgerekend.

Artikelonderdeel 3.10.200 REONN Kompas voor het Noorden (€ 397,2 mln)

De subsidies op dit artikelonderdeel worden als voorschot uitbetaald op basis van jaarplannen en op programmatische wijze ingezet. De regeling loopt door tot 2011, zodat definitieve afrekeningen de komende jaren zullen gaan plaatsvinden. Een bedrag van € 20,0 mln stamt uit de jaren negentig.

Artikelonderdeel 3.10.210 Centraal deel IPR (€ 36,7 mln)

Dit betreft voorschotbetalingen in het kader van het centraal deel van de Investeringspremie-regeling. Dit betreft langlopende verplichtingen ter bevordering van bedrijfsinvesteringen in sociaal-economisch zwakkere gebieden. Per ultimo 2008 stonden alleen nog voorschotten open uit 2003 en latere jaren.

Artikelonderdeel 3.10.230 Cofinanciering EFRO (€ 106,1 mln)

Op dit artikel zijn de voorschotten geboekt welke door EZ zijn verleend in het kader van de cofinanciering EFRO. Het betreft het programma 1994–1999 en het programma 2000–2006.

Artikelonderdeel 3.10.510 Stadseconomie (€ 122,6 mln)

Omdat in 2005 binnen het Grote Stedenbeleid voor het onderdeel stadseconomie één budget beschikbaar is gesteld zijn de instrumentsubs Fysieke Stadseconomie (3.10.500) en Niet Fysieke stadseconomie (3.10.510) samengevoegd als Stadseconomie. De voorschotten i.v.m. stadseconomie zijn in 2006 voor € 150,0 mln afgerekend, in 2007 voor € 5,0 mln en in 2008 voor € 11,6 mln.

Artikelonderdeel 4.01.500 Diverse programma uitgaven Energie (€  12,1 mln)

De openstaande voorschotten op dit artikelonderdeel maken voornamelijk deel uit van het EG programma GCO. Dit wordt eens in de vier jaar vastgesteld. In 2008 is € 15,0 mln afgerekend.

Artikelonderdeel 4.05.010 en 011 Tegemoetkoming Demkolec en stadsverwarmingsprojecten (€ 129,1 mln)

In 2001 is € 134,0 mln als voorschot betaald door de Staat aan NEA voor «niet marktconforme kosten» bij de verkoop aan NUON. Omdat de NEA van mening was dat deze kosten hoger waren, is dit geschil voorgelegd aan een arbitragecommissie. Deze commissie heeft de NEA in 2005 in het gelijk gesteld. De voorschotten zijn in 2008 definitief vastgesteld, nadat de juridische procedure was afgewikkeld.

Artikelonderdeel 4.20.420 Bijdrage aan ECN (€ 106,3 mln)

Het betreft voorschotten uit de jaren 2005/2008.

Er is in 2008 een bedrag van € 16,2 mln afgerekend.

Artikelonderdeel 4.20.500 Bijdrage MEP (€ 600,8 mln)

Betreft de rijksbijdrage MEP 2008 aan Enerq.

Per 01.01 2009 heeft een conversie plaatsgevonden naar de administratie van SenterNovem.

Daarbij is een bedrag van € 2 099,3 mln aan door Enerq verstrekte voorschotten opgeboekt.

Artikelonderdeel 9.10.010 Bijdrage aan het CBS (€ 184,5 mln)

Dit voorschot betreft met name de bijdrage 2008 aan het CBS, alsmede enkele kleinere bedragen uit eerdere jaren. Naar verwachting zal dit voorschot definitief worden vastgesteld in 2009.

11) Garantieverplichtingen (€ 3 301,7 mln).11a) Tegenrekening garantieverplichtingen (€ 3 301,7 mln).

Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het verloop van de garantieverplichtingen in 2008 was als volgt:

  (x € 1 mln)
Saldo garantieverplichtingen tot en met 20073 051,7
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2008+ 720,5
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2008–/-32,7
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties–/-437,8
Saldo garantieverplichtingen ultimo 20083 301,7

Circa de helft van dit bedrag (€ 1 858,0 mln) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BBMKB (art. 3). Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer € 601,3 mln en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer € 420,1 mln. Aan verliesafdekking is € 30,2 mln betaald.

De andere helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2008 bestaat uit garanties exportactiviteiten (art. 5) € 111,5 mln en COVA (art. 4) € 1 001,0 mln en een aantal kleinere garanties.

Ten opzichte van 31 december 2007 zijn de garantieverplichtingen met € 250,0 mln toegenomen. Deze toename betreft met name BBMKB en COVA. De garanties inzake Duiven Westervoort en Demkolec zijn vervallen.

In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.

12) Openstaande verplichtingen (€ 3 739,5 mln).12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (€ 3 739,5 mln).

Het verloop van de verplichtingen in 2008 was als volgt:

  (x € 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 20073 272,3
Bij: Aangegane verplichtingen in 2008+ 3 017,8
Af: Betalingen op verplichtingen in 2008–/-2 329,5
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties–/-221,1
Saldo verplichtingen ultimo 20083 739,5

Dit saldo is opgebouwd uit een bedrag van € 3 325,1 mln aan verplichtingen binnen begrotingsverband en € 414,4 mln aan verplichtingen buiten begrotingsverband.

Omvangrijke negatieve bijstellingen.

In 2008 is het saldo verplichtingen voor circa € 221,1 mln naar beneden bijgesteld.

In onderstaande tabel zijn de bijstellingen per artikel opgenomen.

Art.Omschrijving(x € 1 mln)
1Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa0,1
2Een sterk innovatievermogen48,2
3Concurrerend ondernemingsklimaat42,6
4Doelmatige en duurzame energiehuishouding67,3
5Internationale economische betrekkingen19,2
10Elektronische communicatie en post2,4
21Algemeen0,9
 Buiten begrotingsverband40,4
 Totaal221,1

De negatieve bijstellingen (intrekkingen) hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingruimte in verband met definitief vastgestelde subsidies en bijdragen. Bij de begrotingsvoorbereiding van de afgelopen jaren is het kaseffect van deze vrijval al verwerkt in de kasramingen.

Een belangrijk deel van de intrekkingen van artikel 2 heeft betrekking op de regelingen die door SenterNovem worden uitgevoerd. Hierin zijn tevens begrepen de intrekkingen ten gevolge van de afstemming tussen BAS en SAP ad € 7,3 mln.

De negatieve bijstellingen van artikel 2 hebben voor € 22,0 mln betrekking op EET.

De negatieve bijstellingen van artikel 3 hebben voor € 15,7 mln betrekking op de aandeelhoudersovereenkomst met de NOM, € 8,8 mln op bedrijventerreinen en € 13,3 mln op IPR.

De intrekkingen op artikel 4 hebben met name betrekking op duurzame energie € 15,7 mln, verbeteren efficiency € 7,2 mln, CO2 reductie € 8,2 mln en joint implementation € 22,0 mln.

De intrekkingen van artikel 5 hebben voor € 1,3 mln betrekking op IFOM, € 3,9 mln op Buitenlandse Markten PSB. Een bedrag van € 8,8 mln viel vrij op Economische Samenwerking PSO.

De intrekkingen op «verplichtingen buiten begrotingsverband» hadden voornamelijk betrekking op door EVD resp. SenterNovem voor BUZA resp. V&W uitgevoerde regelingen.

13) Deelnemingen (€ 1 430,9 mln).13a) Tegenrekening deelnemingen (€ 1 430,9 mln).

De toelichting op de deelnemingen is als volgt ( x €1000):

NaamNominaalBetaald 
 Ultimo 2007Ultimo 2008Ultimo 2007Ultimo 2008Deeln.%
N.V. NOM51 879,851 879,851 879,851 879,899,9
N.V. LIOF50 373,250 373,250 373,250 373,294,4
Oost N.V.19 083,319 083,327 129,427 129,457,6
N.V. BOM14 674,814 674,814 674,814 674,867,4
GasTerra B.V.18 000,018 000,018 151,218 151,210
EBN NV128 137,5128 137,51 243 357,81 243 357,8100
NOVEM B.V.5 073,35 073,325 366,325 366,3100
Totaal287 221,8287 221,81 430 932,51 430 932,5 

Baten-lastendiensten

Samenvattende verantwoordingsstaat 2008 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)

Bedragen in € 1000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Naam baten-lastendiensttotaal batentotaal lastensaldo baten en lastentotaal batentotaal lastensaldo baten en lastentotaal batentotaal lastensaldo baten en lasten
SenterNovem113 350113 31040139 601136 453 3 148 26 251 23 1433 108
EVD59 43859 3637576 639 75 878761 17 201 16 515 686
Agentschap Telecom27 51030 441– 2 93127 71630 918– 3 202 206477– 271
OCNL15 41915 3586115 24714 171 1 076– 172– 1 1871 015
Totaal215 717218 472– 2 755259 203257 4201 78343 48638 9484 538
Naam baten-lastendienst totaal kapitaaluitgaventotaal kapitaalontvangsten totaal kapitaaluitgaventotaal kapitaalontvangsten totaal kapitaaluitgaventotaal kaptiaal-ontvangsten
SenterNovem 2 5000 2 1600 – 3400
EVD 7100 9590 2490
Agentschap Telecom 3 6010 7 7100 4 1090
OCNL 5000 3 7350 3 2350
Totaal 7 3110 14 5640 7 2530

Toelichting bij de baten-lastendiensten

SenterNovem

Baten en lasten

Verantwoordingsstaat baten en lasten 2008 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Omzet moederdepartement54 41070 87316 463
Omzet VROM46 46050 5194 059
Omzet overige departementen7 72012 2184 498
Omzet derden4 7605 701941
Rentebaten290290
Bijzondere baten
Totaal baten113 350139 60126 251
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten103 530113 64010 110
* materiële kosten18 78018 556– 224
Rentelasten202– 18
Afschrijvingskosten   
* materieel2 4352 194– 241
* immaterieel530366– 164
Vrijval egalisatierekening– 185– 1841
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen2001 8791 679
* buitengewone lasten
Amendement Ten Hoopen (31 200 XIII, nr. 36, TK)– 12 00012 000
Totaal lasten113 310136 45323 143
    
Saldo van baten en lasten403 1483 108

Balans

Balans per 31 december 2008 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 31-12-200831-12-2007
Activa  
Immateriële vaste activa531460
Materiële vaste activa  
* grond en gebouwen
* installaties en inventarissen5 2675 737
* overige materiële vaste activa
Voorraden
Debiteuren10 1755 738
Nog te ontvangen4 28614 483
Liquide middelen23 8879 536
Totaal Activa44 14635 954
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve5 8515 821
* bestemmingsreserve5 0005 000
* onverdeeld resultaat3 1482 926
* verplichte reserve
Leningen bij het MvF
Egalisatierekening8561 040
Voorzieningen5 0694 487
Crediteuren8 5864 518
Nog te betalen kosten15 63612 162
Totaal Passiva44 14635 954

Kasstroomoverzicht

Tabel Kasstroomoverzicht 2008 (in € 1000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 200820019 5367 535
2. Totaal operationele kasstroom59816 51115 913
  -/- totaal investeringen– 2 500– 2 160340
  + totaal boekwaarde desinvesteringen
3. Totaal investeringskasstroom– 2 500– 2 160340
  -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
  + eenmalige storting door moederdepartement
  -/- aflossingen op leningen
  + mogelijk beroep op leenfaciliteit
4. Totaal financieringskasstroom
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december (=1+2+3+4)9923 88723 788

Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie

Toelichting op de baten

Algemeen Omzet

SenterNovem heeft de afgelopen jaren een groei doorgemaakt. Steeds meer opdrachtgevers zien SenterNovem als organisatie die de uitvoering van overheidsbeleid op het terrein van duurzaamheid en innovatie verricht. Bij het opstellen van de begroting 2008 was uitgegaan van een beperkte volumegroei van 2,0%. De gerealiseerde opdrachten volumegroei is 11,4% en doet zich voor bij nagenoeg alle opdrachtgevers.

Omzet moederdepartement

De omzet van het moederdepartement is € 16,5 mln hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het amendement Ten Hoopen (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XII, nr. 36), dat bij de behandeling van de EZ-begroting door de Tweede Kamer is aangenomen. Hierdoor werd de omzet van SenterNovem met € 12 mln verlaagd tot een totaal van € 54,4 mln, teneinde de kosten voor criminaliteitspreventie voor het kleinbedrijf te dekken. Bij Voorjaarsnota 2008 is besloten tot een alternatieve dekking, waardoor de omzetkorting bij SenterNovem ongedaan is gemaakt. De omzetstijging wordt daarnaast verklaard door de nieuw verworven opdracht Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) en uitbreiding van opdrachten Innovatieprogramma’s, Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA), Innovatievouchers en Pieken in de Delta. Het aandeel van EZ in de omzet is 50,9% in 2008.

Omzet VROM

De omzet van VROM is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting met 8,7% gestegen. Deze stijging wordt voornamelijk verklaard door de uitbreiding van de Regelingen Gebouwde Omgeving (RGO), KOMPAS Energiebewust wonen en werken, programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden (DBO), Subsidieregeling BANS klimaatconvenant 2007 (BANS staat voor Bestuursakkoord Nieuwe Stijl), Terra herbouw Linkworks en Verkeersmaatregelen luchtkwaliteit.

Het aandeel in de totale omzet bedraagt 36,3%.

Omzet overige departementen

De «omzet overige departementen» betreft de uitvoering van opdrachten voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De omzet overige departementen is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting gestegen met 58,3%. Het aandeel in de totale omzet bedraagt 8,8%.

Omzet derden

De «omzet overige opdrachtgevers» betreft de omzet die buiten de Rijksoverheid wordt gerealiseerd. Deze heeft met name betrekking op opdrachten voor de Europese Unie en provinciale overheden. De omzet overige opdrachtgevers is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting gestegen met 19,8% en het aandeel in de totale omzet bedraagt 4%.

Rentebaten

De rentebaten bedragen per saldo € 288 000. De financiële baten en lasten bestaan voornamelijk uit de ontvangen rentevergoeding (€ 196 000) over het rekening-courant bij het Ministerie van Financiën en koersverschillen (€ 93 000).

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De hoogte van de personeelskosten wordt bepaald door prijs- en volumeontwikkelingen.

De totale personeelskosten zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting met 9,8% gestegen. Hiervan heeft 10,5% betrekking op de stijging van de loonkosten en een daling van 7,4% op de overige personeelskosten. De stijging van de loonkosten wordt grotendeels verklaard door een toename van het aantal medewerkers, nodig voor het uitvoeren van de aan SenterNovem in opdracht gegeven werkzaamheden.

Het gemiddelde aantal fte’s is ten opzichte van de begroting (1 414 fte) gestegen met 158 fte naar 1 572 fte. Ten opzichte van de begroting is deze groei met name zichtbaar in meer inhuurkrachten (+ 104 fte). Het aantal ambtenaren is gestegen met 54 fte van 1 025 fte naar 1 079 fte.

De gemiddelde loonkosten per fte bedragen in totaal € 69 800 voor ambtenaren € 67 300 en voor inhuurkrachten € 75 440. Dit is gemiddeld lager dan de begroting.

Materiële kosten

De materiële kosten liggen 1,2% beneden de raming. Kostenstijgingen bij huisvesting, reis- en verblijfkosten, automatiseringskosten en overige kosten zijn gecompenseerd door kostendalingen bij kantoorkosten en out of pocket kosten interne projecten.

Afschrijvingskosten

De gerealiseerde afschrijvingskosten liggen 8,9% beneden het niveau van de begroting.

De afschrijvingstermijnen bedragen tien jaar voor bouwkundige zaken en installaties, vijf jaar voor meubilair/overig, drie jaar voor hardware en drie of twee jaar voor software. Op de afschrijvingskosten is in mindering gebracht de jaarlijkse vrijval van de egalisatierekening huisvesting, waarmee in het verleden de investeringsuitgaven van de huisvesting te Den Haag zijn gefinancierd.

Mutaties voorzieningen
 Stand 1-1-2008DotatieOnttrekkingVrijvalStand 31-12-2008Waarvan langlopend
Voorziening onderhanden werk1 1081 031– 1991 940
Voorziening dubieuze debiteuren428– 12– 28388
Voorziening ambtsjubilea3 485825– 1044 2064 123
Voorziening verlieslatende contracten873– 145– 43685548
Voorziening wachtgelden12993– 44178112
Totaal6 0231 949– 504– 717 3974 783

De mutaties aan de voorzieningen bedragen per saldo € 1,4 mln. Dit bestaat voornamelijk uit een dotatie aan de voorziening voor onderhanden werk (€ 1 mln) en de voorziening voor ambtsjubilea (€ 0,8 mln) en onttrekkingen aan de voorzieningen onderhanden werk (€ 0,2 mln) en verlieslatende contracten (€ 0,15 mln). De dotatie aan de voorzieningen is € 1,68 mln hoger dan begroot. Dit verschil komt door de voorziening ambtsjubilea die ten tijde van het opstellen van de begroting niet bekend was en door een voorziening voor enkele verlieslatende programma’s.

Amendement Ten Hoopen

Zoals hierboven is aangegeven, is bij Voorjaarsnota 2008 besloten tot alternatieve dekking voor het amendement. Als gevolg hiervan is de korting op de baten en lasten van SenterNovem ongedaan gemaakt en is er geen realisatie op deze post.

Saldo van baten en lasten

Het positieve resultaat van € 3,1 mln wordt enerzijds verklaard door de groei van de omzet. Anderzijds is er sprake geweest van beheerste kostenontwikkeling bij de materiële kosten (excl. afschrijvingen en voorzieningen).

Het vaststellen van de financiële verantwoording en de resultaatbestemming zijn bevoegdheden van de (plaatsvervangend) Secretaris Generaal van EZ. Deze beslist na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatbestemming.

Toelichting eigen vermogen

De exploitatiereserve is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde totale omzet berekend over de afgelopen drie jaren (inclusief projectmiddelen die via de exploitatie zijn voorgefinancierd maar exclusief de projectmiddelen die zijn gefinancierd vanuit een door de opdrachtgever beschikbaar gestelde bankrekening). Over de afgelopen drie jaren bedroeg de gemiddelde omzet € 130,146 mln. Dit houdt in dat de maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve € 6,507 mln bedraagt. Inclusief het resultaat over 2008 bedraagt het saldo van de exploitatiereserve € 8,997 mln (€ 5,850 mln + € 3,147 mln). Dit houdt in dat sprake is van een surplus van € 2,490 mln.

Het Ministerie van Financiën heeft ingestemd met de vorming van een bestemmingsreserve vanuit de tot 2007 aanwezige voorziening herhuisvesting. Deze bestemmingsreserve is bedoeld om de verwachte exploitatieverliezen als gevolg van de kosten van de herhuisvesting van de locaties Zwolle en Utrecht op te vangen. Deze bestemmingsreserve valt buiten de maximale norm van de reguliere exploitatiereserve, waaraan de grens verbonden blijft van maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie boekjaren. SenterNovem mag tot en met 2009 deze bestemmingsreserve benutten en dient inzicht te geven in het verloop van de bestemmingsreserve.

Doelmatigheid

KernindicatorenVerklarende/achterliggende variabelenRealisatie 2008Realisatie 2007
Inputindicatoren   
Verhouding direct/indirect 1 339 fte/233 fte1 193 fte/224 fte
 Personeelskosten per fte€ 69 838€ 67 419
 Totaal aantal fte’s1 5721 417
 Inhuur externen€ 37 192 000€ 37 542 000
    
Outputindicatoren   
Uurtarief € 70,88€ 69,25
Tariefsdaling (reëel) 1,0% ten opzichte van 20072,8% ten opzichte van 2006
 Bedrijfsresultaat€ 3 148 000€ 2 926 000
Declarabiliteit 78,8%77,6%
Aantal werkbare en bruto/netto beschikbare uren 1 656/1 4521 653/1 445
    
Kwaliteitsindicatoren   
Klanttevredenheid 7,4 (doelgroepen). Opdrachtgevers in 2008 niet gemeten7,4 (doelgroepen) en 7,6% (opdrachtgevers)
Doorlooptijd primaire processen verleningen: 81,7% binnen wettelijke termijndeclaraties: 94,3% binnen wettelijke termijnverleningen: 80,7% binnen wettelijke termijndeclaraties: 94,5% binnen wettelijke termijn
Gehonoreerde bezwaarschriften 404 (30,1% van het totaal)235 (21% van het totaal)
Aantal klachten 2411
 Ziekteverzuim4,8 %4,1%
Medewerkertevredenheid Niet gemeten in 20087,2

Het genoemde cijfer is inclusief de structurele inhuur van € 25,2 mln. Structurele inhuur bij de baten-lastendiensten maakt onderdeel uit van de met het Ministerie van Financiën besproken aanpak ten behoeve van adequate en flexibele uitvoering van opdrachten voor EZ en andere ministeries en overheden.

In 2008 is de declarabiliteit onverminderd hoog. De toename van 1,1% ten opzichte van 2007 is het gevolg van het verder terugdringen van het aantal indirecte uren. De norm voor declarabele uren is met 1 440 per jaar zeer hoog te noemen. Deze ligt met 76 uren ruimschoots boven de richtlijn volgens de handleiding overheidstarieven van het Ministerie van Financiën.

Klanttevredenheid is voor SenterNovem een belangrijke graadmeter. Uit een bij de doelgroepen gehouden klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat zij tevreden zijn over SenterNovem (totaal cijfer 7,4). Uit eerder gehouden onderzoeken blijft dat deze scores een stabiel patroon hebben.

SenterNovem streeft naar een zo efficiënt mogelijke afhandeling van aanvragen, betalingen en bezwaarschriften. Van de declaraties wordt 94,3% binnen de wettelijke termijn afgehandeld. Snelle afhandeling van betalingen is een belangrijk item voor SenterNovem.

Het aantal klachten bedraagt 24 en is ten opzichte van 2007 toegenomen met 13. Deze toename is het gevolg van de verdubbeling van het aantal beschikkingen (subsidietoezeggingen, betaalde declaraties en fiscale beschikkingen) ten opzichte van 2007 als gevolg van de toename van het takenpakket.

EVD

Baten en lasten

Verantwoordingsstaat baten en lasten 2008 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement37 31752 26514 948
Opbrengst overige departementen21 51923 2131 694
Opbrengst derden527741214
Rentebaten75420345
Bijzondere baten
Totaal baten59 43876 63917 201
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten25 01629 6584 642
* materiële kosten33 47445 56912 095
Rentelasten
Afschrijvingskosten   
* materieel75782972
* immaterieel
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen116– 178– 294
* bijzondere lasten
Totaal lasten59 36375 87816 515
    
Saldo van baten en lasten75761686

Balans

Balans per 31 december 2008 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 31-12-200831-12-2007
Activa  
Immateriële activa
Materiële activa  
* grond en gebouwen1 2851 464
* installaties en inventarissen542421
* overige materiële vaste activa967779
Voorraden
Debiteuren181119
Nog te ontvangen11 4867 526
Liquide middelen10 7579 254
Totaal activa25 21819 563
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve2 1232 076
* verplichte reserve
* onverdeeld resultaat76147
Leningen bij het MvF
Voorzieningen1 3751 828
Crediteuren2 548919
Nog te betalen18 41114 693
Totaal passiva25 21819 563

Kasstroomoverzicht

Tabel Kasstroomoverzicht 2008 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20088 1979 2541 057
2. Totaal operationele kasstroom6332 4601 827
  -/- Totaal investeringen– 710– 959– 249
  + Totaal boekwaarde desinvesteringen
3. Totaal investeringskasstroom– 710– 959– 249
  -/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement
  + Eenmalige storting door het moederdepartement
  -/- Aflossingen op leningen
  + Beroep op leenfaciliteit
4. Totaal financieringskasstroom000
5. Rekening-courant RHB 31 december 2008 (=1+2+3+4)8 12010 7552 635

Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement

Tabel omzet moederdepartement per productgroep (in € 1 000)
 BegrotingRealisatie
Internationale Oriëntatie12 94912 868
Internationale Participatie5 0406 004
Internationale Positionering2 2322 772
Postennet en beleidsondersteuning3 6754 062
2g@there1 3021 247
NFIA10 570
TWA3 660
Financiële instrumenten8 5466 225
Overige opdrachten3 5734 857
Totaal37 31752 265

De stijging binnen Internationale Participatie wordt voor het grootste deel veroorzaakt door meer gevraagde en geleverde inzet op missies en beurzen. In de begroting was geen rekening gehouden met de invaring van het Netherlands Foreign Investement Agency (NFIA) en de Technisch Wetenschappelijk Attachés (TWA). De daling binnen de Financiële instrumenten wordt veroorzaakt door de PSOM regeling en houdt verband met een rechterlijke uitspraak, waarna geen nieuwe aanvragen meer in behandeling konden worden genomen.

De omzet binnen de overige opdrachten valt hoger uit. Vooral de gerealiseerde omzet in verband met de Wereldtentoonstellingen Sjanghai en Zaragoza valt hoger uit dan begroot voor 2008.

Omzet overige departementen

Tabel omzet overige departementen per productgroep (in € 1 000)
 BegrotingRealisatie
Postennet6 0096 193
Financiële instrumenten15 20416 396
Overige opdrachten306624
Totaal21 51923 213

De gerealiseerde omzet overige departementen valt circa € 1,7 mln hoger uit dan begroot.

De realisatiecijfers van de overige opdrachten bevatten € 0,2 mln aan omzet voor een nieuwe en onvoorziene opdracht. Verder zijn er geen nieuwe opdrachten ontvangen.

De hogere omzet is vooral het gevolg van een grotere omvang van de opdrachten dan in de begroting was voorzien. Belangrijkste afwijkingen zitten in de Financiële Instrumenten en specifiek in de opdracht PSOM (circa € 0,45 mln) en Partners voor Water II (circa € 0,25 mln).

Omzet derden

De opbrengst derden betreft de omzet die buiten de Rijksoverheid wordt gerealiseerd. Dit heeft betrekking op bijdragen van bedrijven en instellingen aan promotionele activiteiten en de opbrengst uit verkoop van voorlichtingsmateriaal (€ 0,6 mln). Daarnaast is omzet gerealiseerd uit hoofde van een opdracht van de Europese Commissie (€ 0,1 mln).

Rentebaten

De EVD heeft de rentebaten bij het opstellen van de begroting voorzichtigheidshalve laag ingeschat. Gedurende het jaar zijn liquide middelen weggezet op deposito bij het Ministerie van Financiën tegen rentepercentages die varieerden van 3,36% tot 3,96%. Als gevolg daarvan en als gevolg van rentebaten op de rekening-courant zijn de rentebaten hoger uitgevallen.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De personele kosten bedragen in 2008 € 29,7 mln. Dit is € 4,6 mln hoger dan begroot. In de begroting was nog geen rekening gehouden met de personele kosten van NFIA en TWA (€ 1,7 mln).

Bij de EVD waren in 2008 gemiddeld 437,5 fte in dienst, exclusief 27 ambtelijke fte op buitenlandse posten van NFIA en TWA (286,5 ambtelijke fte en 151 fte inhuur). In de begroting was uitgegaan van 377 fte (302 ambtenaren en 75 inhuurkrachten).

De gemiddelde loonkosten per fte bedroegen € 63 500 voor ambtenaren en € 67 500 voor inhuurkrachten. De loonkosten van de ambtenaren op posten van NFIA en TWA (€ 3,0 mln) zijn verantwoord onder de post «Directe materiële kosten».

Materiële kosten

De materiële kosten zijn onder te verdelen in directe en indirecte materiële kosten. Direct zijn de materiële kosten ten behoeve van de uitvoering van opdrachten (realisatie € 40,0 mln, inclusief de doorbelasting via SenterNovem, versus begroot € 27,4 mln.). In de begroting was nog geen rekening gehouden met de materiële kosten voor de opdrachten van NFIA (€ 7,6 mln) en TWA (€ 3,1 mln).

Indirecte materiële kosten zijn kosten die niet direct aan een product of opdracht zijn toe te rekenen (realisatie € 5,5 mln versus begroot € 6,0 mln). Vooral omdat een deel van het pand waar de EVD is gehuisvest nog niet in 2008 gehuurd kon worden vallen deze kosten lager uit dan begroot. De grootste post binnen de indirecte materiële kosten betreft huisvestingskosten. De huurprijs van het pand bedraagt € 1,8 mln.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten bedragen € 0,8 mln. Deze bestaan uit afschrijvingskosten op bouwkundige installaties (€ 0,2 mln), installaties en inventarissen (€ 0,3 mln) en overige materiële vaste activa (€ 0,3 mln).

Dotaties aan voorzieningen

In de begroting is uitgegaan van een dotatie aan de voorziening voor wachtgeld ad € 0,1 mln. In 2008 is hiervoor € 0,2 mln vrijgevallen. Onvoorzien is de dotatie aan de voorziening voor ambtsjubilea.

(in € 1 000)Boekwaarde 01-01-2008dotatiesonttrekkingenvrijvalBoekwaarde 31-12-2008
Wachtgeld866– 261– 165440
Ambtsjubilea72540765
Reorganisatiekosten237– 67170
Totaal1 82840– 261– 2321 375

Saldo van baten en lasten

De exploitatiereserve is gebonden aan een maximum omvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet ultimo jaar, berekend over de laatste drie jaar (2006 € 48,0 mln, 2007 € 51,8 mln en 2008 € 76,2 mln). De maximale toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt € 2,934 mln. Het onverdeelde resultaat over 2008 bedraagt € 761 000. De (plaatsvervangend) Secretaris-Generaal beslist na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatsbestemming.

Doelmatigheid

KernindicatorenVerklarende/achterliggende variabelenRealisatie 2008Realisatie 2007
Inputindicatoren   
Verhouding direct/indirect personeel in fte’s en € 363 fte/74 fte € 25 mln/€ 5 mln307,5 fte/61,1 fte € 19,5 mln/€ 3,9 mln
 Personeelkosten per fte€ 67 790€ 63 527
 Totaal aantal fte’s per 31–12467394,2
 Inhuur externen o.b.v. PAO-definitie€ 3 056 470 / 34,6 fte€ 2 807 071 / 29,5 fte
Outputindicatoren   
Uurtarief (met stijging/daling in reële termen) € 70,06+ 0,1%€ 67,75– 2,7%
Declarabiliteit (aantal declarabele uren per fte en totaal) 1 432/165986,3%1 435/165986,5%
Aantal werkbare en bruto/netto beschikbare uren werkbaar: 2 032bruto: 1 659netto: 1 584werkbaar: 2 032bruto: 1 659netto: 1 582
 Bedrijfsresultaat/omzet€ 761 000/76,6 mln.€ 47 000/51,8 mln
Kwaliteitsindicatoren   
Klanttevredenheid (opdrachtgevers en bedrijven) Opdr.gevers n.n.b. Bedrijven 7Opdr.gevers n.n.b. Bedrijven 7
Doorlooptijd primaire processen Netto doorlooptijd fin. instrumenten:   
– declaraties < 50% 20 kalenderdagen17 kalenderdagen
– declaraties > 50% 34 kalenderdagen36 kalenderdagen
Gehonoreerde bezwaarschriften (aantal en %) 7 (44%)3 (9%)
Aantal klachten 2n.n.b.
Medewerkerstevredenheid 7,9 (MTO, januari 2008)7,9
 Ziekteverzuim4,1%4,2%

Bij de verhouding directe/indirecte fte’s is uitgegaan van het werkelijk gemiddeld aantal fte’s in 20081. Hier is geen significante afwijking ten opzichte van de voorcalculatie waarneembaar.

De gemiddelde personeelskosten vallen iets hoger uit dan begroot. Belangrijkste oorzaak hiervan ligt in de financieel minder gunstige verhouding tussen het aantal ambtenaren en inhuurkrachten. Het totaal aantal fte’s is hoger als gevolg van een grotere opdrachtenportefeuille met name door de invaring van NFIA en TWA.

Het netto aantal beschikbare uren ligt iets hoger als gevolg van een lager percentage ziekteverzuim (4,1%) dan verwacht (5%).

De klanttevredenheid van bedrijven blijft onveranderd. De weergegeven doorlooptijden zijn de gemiddelde doorlooptijden over 2008. Deze wijken enigszins af van de norm (resp.14 en 30 kalenderdagen). Dit is een aandachtspunt dat door het management wordt onderkend. De klachtenregistratie is in het derde kwartaal van 2008 opgezet. In 2008 zijn 16 bezwaarschriften afgehandeld, waarvan er 9 ongegrond zijn verklaard en 7 gegrond. De medewerkerstevredenheid is EZ-breed gemeten met een Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO, rapport januari 2008). Hieruit kwam voor de EVD een score van 7,9 ten opzichte van een EZ-brede score van 7,2. Het kort ziekteverzuim over 2008 was 1,8%. Het totale percentage ziekteverzuim over 2008 was 4,1%.

Octrooicentrun Nederland

Baten en lasten

Verantwoordingsstaat baten en lasten 2008 (in € 1 000)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement15 06914 619– 450
Opbrengst overige departementen
Opbrengst derden25034191
Rentebaten100262162
Bijzondere baten2525
Totaal baten15 41915 247– 172
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten8 2288 422194
* materiële kosten6 4445 507– 937
Rentelasten
Afschrijvingskosten
* materieel636260– 376
* immaterieel6767
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen50– 85– 135
* bijzondere lasten
Totaal lasten15 35814 171– 1 187
    
Saldo van baten en lasten611 0761 015

Balans

Balans per 31 december 2008 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 31-12-200831-12-2007
Activa  
Immateriële activa4289
Materiële activa  
* grond en gebouwen
* installaties en inventarissen129194
* overige materiële vaste activa429130
Voorraden
Debiteuren302
Nog te ontvangen903944
Liquide middelen2 8896 061
Totaal activa4 4227 420
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve6912 570
* verplichte reserve
* onverdeeld resultaat1 0761 342
Leningen bij het MvF
Voorzieningen662854
Crediteuren390188
Nog te betalen1 6032 466
Totaal passiva4 4227 420

Kasstroomoverzicht

Tabel Kasstroomoverzicht 2008 (in € 1000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20084 9566 0611 105
2. Totaal operationele kasstroom203563360
  -/- Totaal investeringen– 500– 514– 14
  + Totaal boekwaarde desinvesteringen
3. Totaal investeringskasstroom– 500– 514– 14
  -/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement– 3 221– 3 221
  + Eenmalige storting door het moederdepartement
  -/- Aflossingen op leningen
  + Beroep op leenfaciliteit
4. Totaal financieringskasstroom0– 3 221– 3 221
5. Rekening-courant RHB 31 december 2008 (=1+2+3+4)4 6592 889– 1 770

Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit de volgende productgroepen (in €  1 000):

ActiviteitOorspronkelijke begroting 2008Realisatie 2008Afwijking
Kennisbescherming7 5116 982– 529
Kennisverspreiding2 5062 395– 111
Kennisontsluiting, beleidsinteractie en antennefunctie3 6962 942– 754
Beleidsinbreng en Internationale vertegenwoordiging753625– 128
Projecten DG O&I6031 152549
Project Open Source441441
Totaal per productgroep15 06914 537– 532
Mutatie in rekening te brengen omzet8282
Totaal opbrengst EZ 200815 06914 619– 450

De realisatie van de opbrengst moederdepartement is € 0,45 mln lager dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de productgroepen Kennisbescherming en Kennisontsluiting. Bij de productgroep Kennisbescherming wordt dit voornamelijk veroorzaakt doordat er minder stand der techniek onderzoeken zijn uitgevoerd dan begroot. Daarnaast heeft het Europese Octrooibureau minder stand der techniek onderzoek van zowel het nationale als van het internationale type opgeleverd.

Binnen de productgroep Kennisontsluiting is de productie van het aantal oriëntatieonderzoeken achtergebleven op de begroting. Door voornamelijk de discussie rondom Markt en Overheid heeft Octrooicentrum Nederland zich terughoudend opgesteld bij de uitvoering van dergelijke onderzoeken.

Van het Ministerie van Economische Zaken is een vergoeding van € 0,4 mln ontvangen ter dekking van gemaakte kosten voor de implementatie van de «Open Source» omgeving.

Opbrengst derden

De opbrengst derden bestaat voor € 0,1 mln uit de ontvangsten voor het leveren van het Hoofd- en Bijblad en de levering van octrooidocumenten. Deze opbrengsten worden verrekend met de opdrachtsom van EZ. Daarnaast heeft Octrooicentrum Nederland gedurende 2008 «searches & examinations» uitgevoerd voor het Engelse patentbureau (UK Intellectual Property Office). Hiervoor is bedrag van ruim € 0,2 mln ontvangen.

Rentebaten

De rentebaten over 2008 zijn circa € 0,16 mln hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een actief kasmanagement in de vorm van meerdere korte termijn deposito’s bij het Ministerie van Financiën en een hoger gemiddeld rentepercentage voor het saldo bij de Rijkshoofdboekhouding en de deposito’s dan was begroot. Op dit saldo werd een variabele dagrente toegepast die in 2008 varieerde tussen de 1,90% en 3,47%.

Bijzondere baten

De bijzondere baten betreffen voornamelijk incidentele restituties voor uitbesteed werk.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De realisatie van de personele kosten is € 0,2 mln hoger dan begroot (+ 2,5%).

Het aantal fte’s ambtelijk personeel per 31-12-2008 bedraagt 104 fte (per 1-1-2008 111 fte). De gemiddelde prijs per fte ambtelijk personeel voor 2008 bedraagt circa € 66 000 (begroot € 62 000). Daarnaast waren per 31-12-2008 zeventien extern ingehuurde personeelsleden actief, die reguliere werkzaamheden uitvoeren in het octrooiproces waarvoor nog geen ambtelijke medewerkers konden worden aangesteld. Hieronder vallen zowel de wisselende inzet van administratieve ondersteuning en de constant ingehuurde expertise binnen het octrooiproces. De gemiddelde kosten per extern ingehuurd personeelslid bedroegen gedurende 2008 € 75 000.

Materiële kosten

De realisatie van de materiële kosten is € 0,9 mln lager dan begroot. De materiële kosten bestaan voor 45% uit de uitvoeringskosten EOB voor het uitbesteden van Nationale en Internationale stand der techniek onderzoeken. Deze kosten zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting aanzienlijk lager uitgevallen omdat de wetswijziging ten aanzien van de afschaffing van het zesjarige octrooi later (op 5 juni 2008) is gepasseerd. Het effect van deze wetswijziging is in 2008 uitgebleven, maar zal in 2009 des te meer effect hebben op het verloop van deze kosten.

Ook de kosten voor automatisering (€ 0,6 mln) zijn lager uitgevallen door vervallen deelprojecten en het niet besteden van de automatiseringsbudgetten voor projecten zoals Backlog Scanning en Taksenaanpassing, omdat deze afhankelijk zijn van het live gaan van het project Soprano. Soprano is het informatiesysteem voor de registratie en afhandeling van de octrooiaanvragen. Soprano gaat naar verwachting in 2009 live.

De huisvestingkosten (€ 0,9 mln) voor Octrooicentrum Nederland bestaan uit de huurkosten RGD en de servicekosten EOB. De realisatie in 2008 is, ten opzichte van de begroting, lager uitgevallen. In 2008 is van de RGD een financiële afrekening ontvangen voor teveel in rekening gebrachte huurkosten.

Afschrijvingskosten

De realisatie van de afschrijvingskosten is circa € 0,3 mln lager dan begroot. De afwijkingen vallen voornamelijk toe te schrijven aan een dalend investeringsniveau in de afgelopen jaren ten opzichte van de begroting. Verder vallen met name de ICT gerelateerde investeringen lager uit als gevolg van de overgang naar een «Open Source» omgeving voor het primaire proces en voor zover mogelijk ook de ondersteunende processen. Voor inventaris en installaties wordt een afschrijvingstermijn van vijf jaar gehanteerd. De overige materiële en immateriële vaste activa worden afgeschreven in een periode van drie jaar.

Dotaties aan voorzieningen

De dotaties voorzieningen zijn in 2008 € 0,1 mln lager dan begroot mede door een incidentele vrijval.

Het verloop van de voorzieningen is als volgt (in € 1 000):

 Boekwaarde 1-1-2008DotatiesOnttrekkingenVrijvalBoekwaarde 31-12-2008
Voorziening reorganisatiekosten2020
Voorziening langdurigzieken99
Voorziening ambtjubilea2714719299
Voorziening wachtgelden55479132343
 85447107132662

Saldo van baten en lasten

Het positieve resultaat van € 1,1 mln wordt veroorzaakt door aanzienlijk lagere materiële kosten (inclusief afschrijvingen), hogere rentebaten en een lagere dotatie aan de voorzieningen. Ook wordt dit bereikt door efficiency, departementale samenwerking en uitstellen van investeringen.

Toelichting eigen vermogen

De exploitatiereserve is gebonden aan een maximum omvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet ultimo jaar, berekend over de laatste drie jaar. De maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt voor 2008 € 0,70 mln (2007: € 0,69 mln). Aan de eigenaar wordt via de resultaatsbestemming een voorstel gedaan hoe dit zal worden verrekend.

Doelmatigheid

KernindicatorenVerklarende/achterliggende variabelenRealisatie 2008Realisatie 2007
Inputindicatoren   
Verhouding direct/indirect 84 fte/34 fte75 fte/36 fte
 Personeelskosten per fte€ 69 000€ 68 000
 Inhuur externen o.b.v. PAO-definitie€ 1 280 000€ 257 000
    
Outputindicatoren   
Tariefsdaling (reëel) 2,2% ten opzichte van 20072,2% ten opzichte van 2006
Uurtarief € 75,93€ 75,15
 Bedrijfsresultaat€ 1 076 000€ 1 342 000
Declarabiliteit 68,1%67,7%
Aantal werkbare en bruto/netto beschikbare uren 2 032 en 1663/15922 032 en 1663/1588
    
Kwaliteitsindicatoren   
Klanttevredenheid 7,7 (opdrachtgevers en bedrijven)7,8 (opdrachtgevers en bedrijven)
Doorlooptijd primaire processen De doorlooptijden van het pri- maire proces worden behandeld in de daarvoor wettelijk vastgestelde termijnen.De doorlooptijden van het pri- maire proces worden behandeld in de daarvoor wettelijk vastgestelde termijnen.
Gehonoreerde bezwaarschriften Gedurende 2008 zijn 61 verzoe- ken tot herstel ontvangen (< 0,1%).Gedurende 2007 zijn 78 verzoe- ken tot herstel ontvangen (< 0,1%).
Aantal klachten Octrooicentrum Nederland kent naast de bovengenoemde wettelijke verzoeken (vorig herstel, certificaten en adviezen) geen specifieke klachtenregistratie. Octrooicentrum Nederland kent naast de bovengenoemde wettelijke verzoeken (vorig herstel, certificaten en adviezen) geen specifieke klachtenregistratie.
 Ziekteverzuim5,22%4,06%
Medewerkertevredenheid 7 (2007). In 2009 wordt het volgende onderzoek gehouden7 (response 92%)

Over 2008 is de declarabiliteit van Octrooicentrum Nederland uitgekomen op 68,1% en ligt daarmee hoger dan de realisatie over 2007. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een tijdelijke afname van de indirecte uren bij stafafdelingen in verband met de uitvoering van het project Open Source. Van het Ministerie van Economische Zaken wordt hiervoor een vergoeding ontvangen ter dekking van gemaakte kosten. In 2008 is geen medewerkertevredenheidsonderzoek gehouden. Het volgende onderzoek wordt gehouden in 2009. Daarnaast is bij het opstellen van de tariefnotitie 2008 vastgesteld dat, op basis van 2,5% inflatie en een loonontwikkeling van 3,5%, een reële tariefdaling van 2,2% is behaald ten opzichte van 2007.

De tarieven voor 2009 zijn wederom gelijk gehouden aan het vorige jaar, waardoor Octrooicentrum Nederland een verwachte ontwikkeling in de loonkosten (4,75%) en inflatie (4,0%) opvangt door efficiency. Dit is mogelijk door indirecte fte’s niet te vervangen, waardoor de productiviteit verder stijgt. Verder wordt gestreefd naar een afname van het ziekteverzuim naar het ambitie niveau van 2007 (4,25%). In 2008 is het klanttevredenheidsonderzoek gehouden onder opdrachtgevers en bedrijven. Octrooicentrum Nederland haalde daar een score van 7,7 hetgeen een lichte daling is ten opzichte van 2007 (score: 7,8), maar boven de streefwaarde van 7,5. In 2009 zal opnieuw een klanttevredenheidsonderzoek worden gehouden.

Agentschap Telecom

Baten en lasten

Verantwoordingsstaat baten en lasten 2008 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement9 4198 723– 696
Opbrengst overige departementen en EC94205111
Opbrengst derden17 28318 3091 026
Rentebaten320244– 76
Bijzondere baten394235– 159
Totaal baten27 51027 716206
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten18 77018 919149
* materiële kosten7 3918 8861 495
Rentelasten9069– 21
Afschrijvingskosten   
* materieel2 5902 037– 553
* immaterieel4848
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen600959359
* bijzondere lasten1 000– 1 000
Totaal lasten30 44130 918477
    
Saldo van baten en lasten– 2 931– 3 202– 271

Balans

Balans per 31 december 2008 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 31-12-200831-12-2007
Activa  
Immateriële vaste activa  
* software2270
Materiële vaste activa  
* installaties en inventarissen2 2112 454
* overige materiële vaste activa5 7415 595
Debiteuren2 9003 139
Nog te ontvangen1 8031 262
Liquide middelen338 762
Totaal Activa12 71021 282
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve1 4471 508
* verplichte reserve
* onverdeeld resultaat– 3 202– 1 662
Leningen bij het Ministerie van Financiën9211 235
Voorzieningen1 8251 058
Crediteuren9561 090
Te verrekenen met vergunninghouders c.a. 6 47113 527
Overige schulden en nog te betalen kosten4 2924 526
Totaal Passiva12 71021 282

Kasstroomoverzicht

Tabel Kasstroomoverzicht 2008 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 20089 9688 762– 1 206
2. Totaal operationele kasstroom– 291– 1 019– 728
  -/- totaal investeringen– 3 286– 1 9401 346
  + totaal boekwaarde desinvesteringen
3. Totaal investeringskasstroom– 3 286– 1 9401 346
  -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement– 64– 64
  -/- eenmalige uitkering aan vergunninghouders– 5 391– 5 391
  + eenmalige storting door moederdepartement
  -/- aflossingen op leningen– 315– 315
  + beroep op leenfaciliteit
4. Totaal financieringskasstroom– 315– 5 770– 5 455
5. Rekening-courant RHB en overige liquide middelen per 31 december 20086 07633– 6 043

Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie

Toelichting op de baten

Opbrengst moederdepartement

In verband met vertraging in de invoering van de wetgeving is voor de informatie-uitwisseling ondergrondse netten aanmerkelijk minder uitgegeven dan begroot. Inclusief onder- en overschrijdingen op diverse projecten valt de bijdrage per saldo € 0,7 mln lager uit dan begroot.

Opbrengst overige departementen en Europese Commissie

Agentschap Telecom participeert in een onderzoeksproject ten behoeve van de Europese Commissie. Dit project onderzoekt het introduceren van flexibiliteit in het hele traject van mobiele draadloze eindapparatuur tot netwerk. Verder levert Agentschap Telecom bijdragen aan het Kennisplatform Elektromagnetische Velden & Gezondheid en heeft het een onderzoek uitgevoerd naar satellietbanden in opdracht van Justitie.

Opbrengst derden

De opbrengst derden is hoger dan verwacht doordat er meer vergunningen zijn uitgegeven. Dit komt voornamelijk door de overname van Orange door T-Mobile. Om alle gemigreerde Orange-klanten op het T-Mobile netwerk te kunnen verwerken, was een forse uitbreiding van het transmissienet noodzakelijk. Dit resulteerde in een groot aantal onvoorziene aanvragen van bijna 1 700 vergunningen.

Rentebaten

Omdat in 2008 geen gebruik is gemaakt van de leenfaciliteit en in overleg met de eigenaar een restitutie aan vergunninghouders ad € 5,4 mln heeft plaatsgevonden voor de afbouw van de balanspost «te verrekenen met vergunninghouders» is het liquiditeitssaldo substantieel afgenomen. Dat heeft geleid tot lagere rentebaten. Over de rekening-courant tegoeden zijn rentes uitgekeerd die varieerden tussen 1,23% en 3,29%.

Bijzondere baten

Deze post bestaat voor ruim de helft uit opbrengsten van gedetacheerd personeel. De rest betreft materiële baten, waaronder opbrengsten uit desinvesteringen.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De gerealiseerde personeelslasten zijn vrijwel gelijk aan de begroting. Het aantal fte’s was in 2008 266 fte, waarvan 244 fte ambtelijk. De gemiddelde loonkosten per ambtelijke fte waren € 63 854 in 2008. Voor de inhuur waren deze circa € 153 950.

Materiële kosten

Voor het programma Alles Elektronisch is er een verschuiving geweest van personele lasten naar materiële lasten door uitbesteding van activiteiten in plaats van inhuur van personeel. Daarnaast zijn de ICT-kosten hoger dan verwacht als gevolg van nieuwe ICT-toepassingen die in het kader van nieuw beleid worden ontwikkeld, zoals het register voor vrijgestelde toepassingen. Tenslotte is de aanbesteding van veilingsoftware voor de veiling van de 2,6 GHz hoger uitgevallen dan voorzien.

Rentelasten

De rentelasten vloeien overwegend voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen. Het betreft leningen voor investeringen met verschillende looptijden, variërend van 4 tot 10 jaar. De rentepercentages variëren van 3,55% tot 5,16%.

Afschrijvingskosten

De gerealiseerde afschrijvingskosten zijn lager dan begroot, omdat enkele investeringen zijn uitgesteld. Daarnaast is sprake van verschuiving van afschrijvingskosten naar materiële kosten, omdat bepaalde uitgaven, bijvoorbeeld voor de inbouw van dienstauto’s, nu direct ten laste van de exploitatie worden gebracht.

Dotaties aan voorzieningen

(in € 1 000)Boekwaarde 1 januari 2008DotatieOnttrekkingVrijvalBoekwaarde 31 december 2008
Wachtgeld2609591501 069
Ambtsjubilea2983210256
Claims en rechtsgedingen500500
Totaal1 058959182101 825

De voorziening Wachtgeld moet op basis van de werkelijke verplichtingen per balansdatum aanmerkelijk worden verhoogd. Bij de jaarafsluiting over 2007 zijn nieuwe voorzieningen opgenomen voor Ambtsjubilea en voor claims & rechtsgedingen. Op grond van de best mogelijke inschatting van de risico’s per balansdatum hoeft aan deze voorzieningen niet te worden gedoteerd.

Saldo van baten en lasten

De eigenaar besluit over het voorstel om het resultaat ad – € 3,2 mln naar rato van de bijdrage in de omzet voor – € 1 mln toe te wijzen aan het moederdepartement en het restant vanaf 2009 te verwerken in de tarieven.

Eigen vermogen

Per 31 december 2008 bedraagt het eigen vermogen € 1,8 mln negatief. Na toewijzing van het resultaat volgens de voorgestelde resultaatbestemming in 2009 zal een positief saldo eigen vermogen resulteren.

Doelmatigheid
KernindicatorenVerklarende/achterliggende variabelenRealisatie 2008Realisatie 2007
Inputindicatoren   
Verhouding direct/indirect personeel in fte’s en € 172,5 fte/93,0 fte € 12,6 mln/€ 6,3 mln167,2 fte/102,4 fte € 12,4 mln/€ 5,9 mln
 Personeelkstn. per ambt. fte€ 63 854€ 62 099
 Totaal aantal ambtelijk fte’s243,9250,0
 Niet-ambtelijk o.b.v. PAO-definitie€ 3 325 288/21,6 fte€ 2 530 169/19,6 fte
    
Outputindicatoren   
Uurtarief (met stijging/daling in reële termen) € 89,13/– 2,65%€ 89,28/– 8,01%
Declarabiliteit (aantal declarabele uren per fte en totaal) 1475/169687%1450/169885%
Aantal werkbare en bruto/netto beschikbare uren  werkbaar: 1 829bruto: 1 696netto: 1 619werkbaar: 1 829bruto: 1 698netto: 1 623
 Bedrijfsresultaat/omzet€ – 3,2 mln/27,7 mln€ – 1,7 mln/28,3 mln
    
Kwaliteitsindicatoren   
Klanttevredenheid   
opdrachtgevers ***
bedrijven **7,2
    
Doorlooptijd   
Vergunningaanvragen:   
 95% binnen 8 weken 93%97%
 85% binnen 6 weken 88%96%
 60% binnen 4 weken 81%92%
 35% binnen 2 weken 64%73%
Elektronische aanvraag:   
 95% binnen 10 dagen 99%95%
Reactietijd storingsklachten   
 Klachten van levensbelang (100% < 4 uur) 100%100%
 Klachten van maatschappelijk belang (100% < 12 uur) 100%100%
 Klachten van individueel belang (90% < 3 werkdagen) 89%72%
Gehonoreerde bezwaarschriften (aantal en %) 22 (13%)34 (10%)
Aantal klachten (alleen AWB) 412
Medewerkertevredenheid **6,1
 Ziekteverzuim4,2%4,1%

* Aan de tevredenheid van de groep opdrachtgevers kan geen cijfer worden verbonden omdat het hier een kwalitatief onderzoek betrof dat werd uitgevoerd middels open interviews.

** Wordt niet ieder jaar gemeten.

Toelichting op doelmatigheid

Agentschap Telecom streeft naar een zo efficiënt mogelijke ondersteuning van de primaire processen. Mede daarom legt het agentschap bij het realiseren van de taakstelling de nadruk op reductie van het aantal indirecte fte’s. Gevolg daarvan is een nog verder verbeterde verhouding tussen directe en indirecte fte’s en tot een verbetering van het aandeel declarabele uren.

De doorlooptijden voor vergunningverlening in 2008 zijn over het algemeen boven de norm, al zijn de percentages onder het niveau van 2007. Dit heeft voornamelijk te maken met de invoering van vergunningvrije toepassingen. Hierdoor is een groot deel van de vergunningen omgezet in registraties waardoor de percentages wijzigen.

De afhandeling van storingsklachten van individueel belang is verbeterd sinds 2007 en voldoet op 1% na aan de norm.

Het ziekteverzuimpercentage zit met 4,2% binnen de norm van 4,5%.

D BIJLAGEN

Bijlage Toezichtsrelaties en ZBO’s/RWT’s

In deze bijlage is een overzicht opgenomen met de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) die onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken vallen. In geval een ZBO of RWT gefinancierd wordt vanuit de EZ-begroting, wordt het betreffende beleidsartikel aangegeven en het bijbehorende gerealiseerde budgettaire bedrag voor 2008 (x € 1000).

Naam ZBO en/of RWTZBORWTFunctieBegroting (artikel)Bedrag begroting 2008 (in € 1 000)Bedrag realisatie ramingen 2008 (in € 1 000)
Centraal Bureau voor de StatistiekXXHet verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek».Artikel 9174 544182 467
Centrale Commissie voor de StatistiekX Het, als onafhankelijke commissie, bewaken van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma van het CBS. De CCS houdt toezicht m.b.t. het CBS op de aanname van werk-voor-derden in verband met concurrentievervalsing, op de hoeveelheid administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen bij de verwerving van gegevens en op het beschikbaar stellen van verzamelingen van gegevens (microbestanden) ten behoeve van statistisch of wetenschappelijk onderzoek door het CBS.Geen bijdrage  
Kamers van Koophandel en fabriekenX Het bevorderen van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. Taken volgens de Wet op de Kamers van Koophandel en de Handelsregister- wet: voeren van het Handelsregister, het loket voor ondernemers, voorlichting en het stimuleren van de regionale ontwikkeling.Geen bijdrage  
Stichting COVA XEr voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag.Artikel 473 65983 334
NIVR XBeleidsadviseur, intermediair en uitvoerder van het overheidsbeleid in de lucht- en ruimtevaart.Artikel 24 4164 506
NMi Van Swinden LaboratoriumVerispectAangewezen instanties als bedoeld in art. 12 Metrologiewet XXXXHet onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstandaarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is NMi Van Swinden Laboratorium b.v. door de minister van EZ hiervoor aangewezen.Het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de Metrologiewet. Op grond van artikel 27 van deze wet is Verispect door de Minister van EZ hiervoor aangewezen. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Waarborgwet zoals vastgelegd in de Waarborgwet.Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij overeenstem- mingsbeoordelingen van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per overeen- stemmingsbeoordeling verschillen maar omvat o.a. het beoordelen van kwaliteitssystemen, het afgeven van certificaten van typeonderzoek of ontwerponderzoek en het keuren van meetinstrumenten.Artikel 1Artikel 1Geen bijdrageTotale bijdrage114 508Zie NMi Van Swinden Laboratorium14 779
WaarborgHollandXXHet keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen). Deze taak is vastgelegd in de Waarborgwet 1986. De stempelmerken worden alleen aangebracht nadat het juiste gehalte aan edelmetaal door onderzoek is vastgesteld bij één van de twee onafhankelijke waarborginstellingen: WaarborgHolland in Gouda en Edelmetaal Waarborg Nederland (EWN) uit Joure.Geen bijdrage  
Edelmetaal Waarborg NederlandXXZie functiebeschrijving Waarborg Holland.Geen bijdrage  
Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA)XXHet zorgen voor concurrentie en vertrouwen in de communicatiesector in het belang van de consument.De taken van OPTA volgens de Telecommunicatiewet en de Postwet: 1) concurrentiebevordering door het uitvoeren van marktanalyses, het stimuleren van investeringen en innovaties en het garanderen van de bereikbaarheid van diensten en de communicatiemogelijkheden van eindgebruikers onderling; 2) consumentenbescherming door bijv. bewaking van privacy en het vergroten van internetveiligheid; 3) waarborgen van de benodigde randvoorwaarden op de communicatiemarkten, zoals het beheer van nummerplannen en de registratie van marktpartijen.Artikel 103 6272 167
TenneT (alleen voor het publieke deel in het kader van de wettelijke taken die voortvloeien uit de wet Milieukwaliteit Electriciteitsproductie)2XXUitvoering van de regeling Milieukwaliteit Electriciteitsproductie.Artikel 4628 000391 000
Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit (met ingang van 1 juni 2005)3X De uitvoering van de Mededingings- wet: toezien op een eerlijke concurrentie in alle sectoren van de Nederlandse economie, handhaving van het verbod op kartels of misbruik van een economische machtspositie en toetsing van fusies en overnames. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Elektriciteitswet 1998, de Gas- wet en sectorspecifiek (mededingings)toezicht op de spoorsector en overig openbaar vervoer als tram-, metro- en busvervoer.Artikel 1566568
Examencommissie voor amateurradiozendexamensX Het afnemen van examens ter verkrijging van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten dienste van het doen van onderzoekingen.Geen bijdrage  
Examencommissie van de Orde van OctrooigemachtigdenX Examineren van octrooigemachtigden in opleiding ten behoeve van opname in het register van octrooigemachtigden.Geen bijdrage  
Examencommissie voor maritieme radiocommu- nicatieX Het afnemen van de examens ter verkrijging van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten dienste van maritieme radiocommu- nicatie.Geen bijdrage  
Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet4X Het afgeven van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor radiozendapparaten en randappara- ten.Geen bijdrage  

1 Dit bedrag is niet alleen bedoeld voor dit instituut maar omvat ook de bijdrage aan Verispect en de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.

2 Met ingang van 1 januari 2009 zijn alle taken van TenneT m.b.t. de uitvoering van de regeling MEP overgenomen door SenterNovem. Vanwege deze overdracht aan SenterNovem zal EnerQ in de loop van 2009 worden ontmanteld en geliquideerd. Om deze reden was TenneT in de bijlage 8.3 van de EZ begroting 2009al niet meer opgenomen.

3 Het toezicht op het ZBO-deel van de NMa vindt plaats aan de hand van wettelijke kaders (ZBO wet NMa). De uitvoeringsorganisatie van de NMa is onderdeel van EZ en het toezicht hierop vindt plaats via de reguliere managementcontrol-systematiek van EZ.

4 Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Dare!! Consultancy, Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Philips Consumer Electronics BV, Thales Nederland BV, TNO Electronic Products and Services BV en TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium.

Bijlage Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2008 vastgesteld op € 181 000. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s.
FunctieBelastbaar jaarloon 2007Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2007Totaal 2007Belastbaar jaarloon 2008Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2008Ontslag-vergoedingTotaal 2008MotiveringOpmerkingen
algemeen directeur Senter Novem162 38836 683199 071168 81439 386 208 200periodieke toeslag; repre-sentatiekostenvergoeding 
afdelingshoofd EZ43 9678 426129 6420079 81679 816aanvulling FPUDe aanvulling is in twee termijnen voldaan in 2007 (€ 77 249) respectievelijk 2008 (€ 79 816).

Bijlage Aanbevelingen Algemene Rekenkamer

In deze bijlage wordt ingegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op geconstateerde onvolkomenheden in de bedrijfsvoering bij het jaarverslag van Economische Zaken 2007 en de maatregelen die zijn getroffen om herhaling te voorkomen. Over het jaar 2007 is door de Algemene Rekenkamer één onvolkomenheid gerapporteerd:

Toezicht op EFRO-programma’s 2000–2006

De Algemene Rekenkamer beoordeelde over 2007 het toezicht op de EFRO-programma’s als een onvolkomenheid in het financieel beheer. De Algemene Rekenkamer stelde vast dat Nederland met het Nationaal Actieplan verbetermaatregelen in de beheer- en controlestructuur heeft doorgevoerd en met de hercontrole een groot aantal fouten in het financieel beheer heeft hersteld. Volgens de Algemene Rekenkamer moet het ministerie van Economische Zaken er nu op toezien dat de ingezette verbetermaatregelen bij alle programma’s leiden tot een blijvende verbetering van de beheer- en controlestructuur in de praktijk. De Algemene Rekenkamer gaf vier aanbevelingen:

– controle- en beheersysteem uniformer, effectiever en efficiënter laten werken;

– beter toezicht op managementautoriteiten;

– met de Europese Commissie tot overeenstemming komen over belangrijke definities en interpretatiekwesties bij aanvang van de nieuwe programmaperiode 2007–2013;

– speciale aandacht voor de blijvende doorwerking van de leerpunten uit het actieplan.

Aan de eerste twee aanbevelingen was al gevolg gegeven met de uitvoering van het Nationaal Actieplan EFRO dat in 2006 door de toenmalig Staatssecretaris was opgesteld, juist om tot verbeteringen te komen in het beheer en toezicht op de besteding van de middelen in Nederland uit het EFRO. Dit Nationaal Actieplan omvat twee sporen. Via het eerste spoor zijn verbeteringen in het controle en beheersysteem van de betrokken partijen gerealiseerd. Een rapportage daarover aan de EC was eind januari 2008 verzonden. Discussie over belangrijke definities en interpretatiekwesties is inherent aan het complexe karakter van de EU-regelgeving en vindt doorlopend plaats. Het tweede spoor omvat de ontwikkeling van een voorstel tot een financiële correctie over de periode 2000–2006. Daarnaast was voor de nieuwe programmaperiode 2007–2013 reeds gekozen voor een andere structuur. Een structuur waarin een deel van de financieel beheer taken (certificering en audit) gecentraliseerd zijn. Er zijn een centrale Certificeringsautoriteit en Auditautoriteit aangewezen.

De actuele stand van zaken is als volgt: in 2008 is verder gewerkt en met de EC overleg gevoerd over een voorstel voor een financiële correctie over de periode 2000–2006 dat de goedkeuring van de Europese Commissie (EC) kan ontvangen. Op het moment van het opstellen van dit jaarverslag was dit overleg nog niet afgerond. Voor de nieuwe programmaperiode 2007–2013 is voor het eerst een deelverklaring afgegeven aan de Minister van Financiën ten behoeve van de «nationale lidstaatverklaring» aan de EC over de Europese geldstromen. In 2009 omvat deze «nationale lidstaatverklaring» een deelverklaring van over de opzet en werking van het financieel beheer van middelen uit het Europees Fonds voor Ruimtelijke Ordening (EFRO) met betrekking tot doelstelling 2.

De leerpunten uit het actieplan die blijvende doorwerking verdienen worden ingebracht in de periode 2007–2013, waarmee invulling gegeven wordt aan de vierde aanbeveling van de Algemene Rekenkamer.

Bijlage Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform definitie Informatiestatuut 2007 – bijlage 4

Ministerie van Economische ZakenVerslagjaar: 2008

Uitgaven in 2008 (in € 1000)
Programma- en apparaatskosten 
1. Interim-management1 330
2. Organisatie- en Formatieadvies422
3. Beleidsadvies6 517
4. Communicatieadvisering391
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)8 660
5. Juridisch Advies1 349
6. Advisering opdrachtgevers automatisering6 022
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie3 946
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)11 317
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)50 070
Ondersteuning bedrijfsvoering50 070
Totaal uitgaven inhuur externen70 047

Noot: De kosten voor structurele inhuur bij de baten-lastendiensten zijn meegenomen onder 8 (uitzendkrachten). Structurele inhuur bij deze diensten is onderdeel van de aanpak ten behoeve van adequate en flexibele uitvoering van opdrachten voor EZ en andere ministeries/overheden.


XNoot
1

Tweede Kamer 2008–2009, 31 371, nr. 54.

XNoot
1

TK 2007–2008, 31 510, nr. 1.

XNoot
2

TK, 2007–2008, 29 515, nr. 272.

XNoot
3

TK 2007–2008, 27 406, nr. 120.

XNoot
4

TK 2007–2008, 31 380, nr. 1.

XNoot
5

TK 2007–2008, 26 643, nr. 125.

XNoot
1

TK 2008–2009, 31 209, nr. 42.

XNoot
1

Industrie, een wereld van oplossingen. Industriebrief 2008. Tweede Kamer 2007–2008, 29 826, nr. 32.

XNoot
1

TK 2008–2009, 27 406, nr. 122.

XNoot
1

TK 2008–2009, 29 515, nr. 272.

XNoot
1

TK 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 47.

XNoot
1

TK 27 406, nr. 120.

XNoot
2

TK 27 406, nr 120, bijlagen.

XNoot
1

TK 2007–2008, 22 112, nr. 660.

XNoot
1

TK 2008/2009, 31 510, nr. 1.

XNoot
2

TK 2008/2009, 31 530, nr. 1.

XNoot
1

TK 2008–2009, 31 209, nr. 67.

XNoot
1

TK 2007–2008, 26 643, nr. 125.

XNoot
1

TNS Nipo in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken; Kennen consumenten hun rechten en plichten; onderzoek naar het kennisniveau van consumenten. 25 november 2008.

XNoot
1

Zie: http://www.ez.nl/Actueel/Pers_en_nieuwsberichten/Nieuwsberichten_2008/November_2008/Nederland_koploper_bij_aanpak_administratieve_lasten/Review_of_the_Dutch_Administrative_Simplification_ Programme.

XNoot
1

In de begroting 2008 is dit opgenomen onder de naam Bedrijfsgerichte Gebiedsverbetering.

XNoot
1

Zie CBS: «Het Nederlandsche Ondernemingsklimaat in cijfers», editie 2008 en EIM: «Internationale Benchmark van ondernemerschap», editie 2008.

XNoot
1

Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken van 7 juli 2008, nr. WJZ 8076154, met betrekking tot de uitoefening door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 82, tweede lid, van de Gaswet.

XNoot
1

xDSL is de verzamelnaam voor diverse DSL oplossingen zoals ADSL (Asymmetrisch) en SDSL (Symmetrisch).

XNoot
1

Exclusief 27 ambtelijke fte’s voor NFIA en TWA op buitenlandse posten. De kosten voor deze medewerkers ad € 3,0 mln. zijn verantwoord onder de post «Directe materiële kosten» en worden niet vanuit het tarief gefinancierd.

Naar boven