Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2017
De Vaste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties heeft mij op 24 februari jl. verzocht
om de laatste stand van zaken met betrekking tot de benoeming van een waarnemend gezaghebber
voor Sint Eustatius en daarbij onder meer in te gaan op de geruchten dat er sprake
zou zijn van een parallelle benoeming door Sint Eustatius en op de mate waarin er
sprake is van constructief overleg over de kwestie tussen de bestuurders van Sint
Eustatius en mij, respectievelijk mijn ministerie.
Zoals vermeld in mijn brief van 31 januari 2017 aan uw Kamer heeft mijn secretaris-generaal
een bezoek gebracht aan Sint Eustatius (Kamerstuk 31 568, nr. 184). Hij heeft daar met zowel Bestuurscollege als Eilandsraad gesprekken gevoerd. Hierbij
is onder meer gesproken over de (bestuurlijke) situatie van het openbaar lichaam en
het benoemen van een waarnemend gezaghebber voor Sint Eustatius. Met hem reisde ook
mee de extra deskundige bijstand ten behoeve van het openbaar lichaam waarvan ik mijn
brief van 31 januari 2017 aan uw Kamer gewag maakte. Het bezoek heeft niet tot voldoende
duidelijkheid geleid.
Gezien de urgentie van dit onderwerp heeft mijn secretaris-generaal op vrijdag 3 daarom
wederom een bezoek aan Sint Eustatius gebracht om met zowel het Bestuurscollege als
de Eilandsraad verder te praten over de procedure (waarnemend) gezaghebber, de ambtelijke
ondersteuning van de huidige waarnemend gezaghebber en de financiën van het openbaar
lichaam.
De gesprekken waren constructief van aard en zijn in goede sfeer verlopen. Ten aanzien
van de positie van (waarnemend) gezaghebber is afgesproken de huidige waarnemend gezaghebber
ook na 1 april 2016 deze positie te laten bekleden, ondersteund door de reeds eerder
aangeboden ambtelijke ondersteuning vanuit Nederland. Tevens zal de procedure worden
gestart ter invulling van de positie van gezaghebber. Daarbij is afgesproken de procedure
zorgvuldig te laten verlopen en daar dus ook de tijd voor te nemen.
Ten aanzien van het functioneren van het openbaar lichaam is duidelijk dat daarover
verschillende beelden bestaan. Daarom is overeengekomen twee «wijzen» te vragen binnen
drie maanden onderzoek te doen naar en aan mij te rapporteren over haar bevindingen
ten aanzien van het functioneren van het openbaar lichaam Sint Eustatius en aanbevelingen
te doen hoe te komen tot een kwalitatief voldoende functionerend openbaar lichaam.
De commissie van wijzen zal tevens, conform eerder verzoek van Sint Eustatius, een
ronde tafel voorzitten gericht op het formuleren van concrete, praktische en werkbare
oplossingen voor de huidige problematiek.
Als laatste heeft het bestuurscollege Sint Eustatius aangegeven een autonome status
in vrije associatie met Nederland te verlangen. Separaat van het voornoemde traject
zal technisch overleg met Sint Eustatius worden gestart over wat deze wens meer precies
behelst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk