31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 183 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2017

In reactie op de brief van 26 januari 2017 van uw vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, mede namens de vaste commissie Koninkrijksrelaties van de Eerste Kamer, waarin u de hoop uitspreekt dat ik alsnog wil overwegen een bestuurder (bijvoorbeeld een oud-burgemeester) te benaderen voor de functie van waarnemend gezaghebber op Sint Eustatius, bericht ik u als volgt.

Met u ben ik van mening dat de situatie op Sint Eustatius ernstig is. De zorgen over de situatie heeft uw vaste commissie voor Koninkrijksrelaties ook geuit tijdens het algemeen overleg dat ik met haar voerde op 15 december 2016. Die zorgen en het gevoel van urgentie deel ik. Daarbij heb ik toegezegd bij de keuze voor een nieuwe waarnemend gezaghebber ook te kijken naar een oud-bestuurder. In mijn eerdere bericht aan uw Kamer heb ik aangegeven dat ik mede aan de hand van de rapportages die ik over de zorgelijke situatie op Sint Eustatius heb ontvangen van de Rijksvertegenwoordiger samen met de Rijksvertegenwoordiger meen dat met prioriteit een nieuwe waarnemend gezaghebber moet worden aangewezen die goed bestuur kan helpen waarborgen, rust en stabiliteit kan brengen in het functioneren van de ambtelijke organisatie en die de relaties met de ministeries kan herstellen.

Ook heb ik aangegeven dat gezien de problematiek op het eiland het cruciaal is dat een persoon wordt aangewezen die over langdurige, bewezen ervaring beschikt met deze eilanden door werkervaring in het Caribisch deel van het Koninkrijk, die gelet op de rol die deze waarnemer geacht wordt te vervullen over eigen ervaring met de ministeries beschikt, de vaardigheid heeft «hands on» leiding te geven aan een ambtelijke organisatie en ten behoeve van die organisatie een verbeterprogramma kan trekken.

Daartoe heeft de Rijksvertegenwoordiger, in overleg met mij, gesproken met (oud-)burgemeesters. Zonder af te doen aan de bewezen kwaliteiten van kandidaten waarmee gesprekken zijn gevoerd, is ook gesproken met een kandidaat met langdurige, bewezen ervaring met de eilanden in het Caribisch deel. Vooraleerst dient nu het proces tot benoeming van deze kandidaat zijn beloop te hebben, dat wil zeggen dat de Rijksvertegenwoordiger tot aanwijzing over gaat nadat deze de Eilandsraad van Sint Eustatius heeft gehoord. Ik verwacht dat de Rijksvertegenwoordiger met mijn steun op zeer korte termijn tot aanwijzing van een nieuwe waarnemend gezaghebber zal overgaan, waarna ik u daarover zal informeren.

Met het aanwijzen van een nieuwe waarnemend gezaghebber door de Rijksvertegenwoordiger spreek ik de hoop uit dat de relaties met het bestuur van Sint Eustatius kunnen normaliseren en dat de inspanningen gericht kunnen worden op het noodzakelijk versterken van de kwaliteit van het bestuur en de ambtelijke organisatie. Daarmee kunnen naar mijn verwachting dan ook positieve resultaten worden geboekt in het belang van de bevolking van Sint Eustatius.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven