31 532 Voedingsbeleid

A BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2018

Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK), onze reactie op het advies «Duurzaam en gezond, samen naar een houdbaar voedselsysteem» van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli). Dit advies van 3 april 2018 heeft als centrale vraag: «Welk (aanvullend) beleid is nodig om de transitie naar een duurzaam en gezond voedselsysteem (productie en consumptie) te versnellen?» Deze reactie vormt tevens het antwoord op de Commissievraag 2018Z06129 van 4 april 2018 van het lid Ouwehand waarin zij aan de Minister van EZK en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vroeg wat, in relatie tot het Rli-advies, de inzet van de Ministers voor het Klimaatakkoord zou zijn.

Samenvatting van het advies

Een versnelling van de transitie naar een duurzamer en gezonder voedselsysteem is volgens de raad urgenter geworden door de afspraken die zijn gemaakt in het klimaatakkoord van Parijs over de beperking van de uitstoot van broeikasgassen. De productie en consumptie van dierlijke producten, zoals vlees, zuivel en eieren, dragen in belangrijke mate bij aan de broeikasgasuitstoot, stelt de Rli. In 2050 zou volgens de raad de productieruimte voor de veehouderij kleiner moeten zijn en zou ons menu minder dierlijke producten moeten bevatten. Deze transitie is een opgave voor de producenten en de ketenpartijen tot en met de consumenten. De Rli adviseert om in het toekomstige landbouw- en voedselbeleid te anticiperen op deze ontwikkelingen. Zo kunnen de negatieve gevolgen van de noodzakelijke omschakeling worden verkleind en de kansen – die er volgens de raad óók zijn – benut. Met een voedselbeleid gericht op een duurzaam en gezond voedselsysteem worden in de visie van de raad de klimaat- en milieuproblemen in de veehouderij gemakkelijker opgelost en worden tegelijkertijd de leefomgeving en de bevolking gezonder.

Voor Nederland brengt het akkoord van Parijs een kolossale klimaatopgave met zich mee: de uitstoot van broeikasgassen zal in 2050 95% lager moeten zijn dan in 1990. Voortschrijdende, nieuwe technologie kan de uitstoot vanuit de landbouw wellicht deels opvangen maar hoeveel dat is blijft, volgens de raad, te onzeker. Het is belangrijk, volgens de Rli, om nu al te anticiperen op de noodzakelijke veranderingen en de veehouderij een helder perspectief te bieden. De economische schade voor individuele boeren zal dan kleiner zijn en de maatschappelijke kosten zullen lager uitvallen.

De Rli geeft daarom de volgende vier aanbevelingen aan de rijksoverheid:

  • 1. Geef vanwege de nationale klimaatopgave zo spoedig mogelijk duidelijkheid over de ruimte voor productie in de veehouderij in 2030 en 2050, en vertaal dit in emissierechten.

  • 2. Ga als rijksoverheid in gesprek met provincies waarin zich veedichte gebieden bevinden, om te bezien wat er aanvullend nodig is voor de aanpak van de overblijvende problemen op het gebied van milieu, biodiversiteit en volksgezondheid.

  • 3. Stel als doel dat het aandeel dierlijke eiwitten in het eetpatroon in 2030 is gedaald naar 40% van de totale eiwitconsumptie.

  • 4. Werk samen met de ketenpartijen aan de ondersteuning van een duurzamere en gezonde productie en consumptie en de ontwikkeling van de markt voor plantaardige eiwitproducten.

Beleidscontext

We hebben u dit voorjaar samen geïnformeerd over onze accenten in het voedselbeleid voor de komende jaren1. Daarbij gaat het onder andere om het stimuleren van duurzame en gezonde voedselconsumptie, het stimuleren van het zorgvuldig gebruik van hulpbronnen en om het minimaliseren van de impact op mens, dier, natuur en milieu.

In de LNV-visie «Landbouw, natuur en voedsel: Waardevol en verbonden» staan kringlooplandbouw en een duurzame en gezonde voedselconsumptie centraal.

Ook streeft de visie ernaar dat sociaaleconomische positie in de keten van ondernemers in de land- en tuinbouw verbetert en de waardering voor voedsel en de productie ervan wordt versterkt en verspilling wordt beperkt.

Daarnaast zal een aantal maatregelen ter stimulering van de gezondere (en duurzame) consumptiepatronen in het Nationaal Preventieakkoord worden uitgewerkt en opgenomen. De gesprekken over dit Akkoord lopen op dit moment. Het Akkoord wordt naar verwachting dit najaar gepresenteerd.

Reactie op het advies

Het Rli-advies levert een waardevolle bijdrage aan de discussie over de toekomst van ons voedselsysteem. Wij delen de analyse van de raad dat de transitie naar een duurzamer en gezonder voedselsysteem urgenter is geworden door de afspraken die zijn gemaakt in het Klimaatakkoord van Parijs. Eén van de grootste opgaven voor het voedselsysteem is dat we zoveel en zo snel mogelijk de emissie van broeikasgassen verminderen en ons aanpassen aan de veranderende klimaatomstandigheden die nu al zichtbaar zijn. Vandaar dat in het regeerakkoord hier ook met reductiedoelen en ondersteunende maatregelen op wordt ingezet. In 2030 moet 3,5 Mton CO2-equivalenten klimaatwinst zijn behaald door slimmere landbouw en landgebruik.

De Rli richt zijn advies specifiek op de emissiereductie die nodig is voor de klimaatopgave voor 2050 en de jaren op weg daar naar toe. Hij geeft hierbij aan dat door inzet op deze ambitie ook andere doelen worden gediend, zoals milieu, biodiversiteit en de volksgezondheid. In de visie «Landbouw, natuur en voedsel: Waardevol en verbonden» wordt een integrale blik op het landbouw-, voedsel- en natuurdomein neergezet, met ook een afgewogen perspectief richting 2030. Belangrijk bij de uitwerking van ons beleid vinden ook wij voorspelbaarheid van de overheidsinzet.

Wij zijn het eens met de raad over de randvoorwaarden waaraan een duurzaam en gezond voedselsysteem moet voldoen: een landbouw- en voedselsysteem met toekomst heeft een financieel-economisch gezond verdienmodel. Én een duurzame en gezonde maaltijd moet betaalbaar zijn voor iedereen.

Reactie op de aanbevelingen

1 Klimaatopgave, productieruimte en emissierechten

De aanbeveling om duidelijkheid te geven over de ruimte voor productie in de veehouderij en deze te vertalen in emissierechten, is ingebracht in het totstandkomingsproces van het Klimaatakkoord waar wordt gesproken over de sectorale uitwerking van de nationale CO2-reductieopgave voor 2030. U bent op 10 juli jl. geïnformeerd over het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord en ontvangt binnenkort de kabinetsappreciatie.

Voor de uitwerking van de LNV-visie worden met partijen in de verschillende dierlijke ketens gesprekken gevoerd over het realiseren van de langetermijn-verduurzamingsopgaven en gewenste systeemveranderingen, voortbouwend op wat er al gebeurt. De inzet van het kabinet hierbij is om afspraken te maken over afrekenbare (tussen)doelen, rol- en verantwoordelijkheidsverdeling, monitoring en ketenregie om gezamenlijk het verduurzamingsproces van de veehouderij te versnellen.

Daarbij is de uitdaging te voorkomen dat de noodzakelijke beweging naar verduurzaming stokt doordat de discussie zich eenzijdig toespitst op mogelijke krimp van de veestapel. Vanuit de doelen voor een meer houdbaar en duurzaam voedselsysteem kan het resultaat een kleinere veestapel zijn. Dit is geen doel op zich, maar een mogelijk gevolg van het integrale verduurzamingsbeleid voor de veehouderij.

2 Aanvullend beleid in veedichte gebieden

De Rli adviseert om in gesprek te gaan met provincies waarin zich veedichte gebieden bevinden om te zien wat er aan aanvullend beleid nodig is op het gebied van milieu, biodiversiteit en volksgezondheid.

We delen deze aanbeveling aangezien de provincies op deze duurzaamheidsthema’s mede vanuit het milieu en ruimtelijke ordeningsinstrumentarium een belangrijke rol kunnen vervullen.

In het Interbestuurlijk Programma (IBP) onderdeel Vitaal platteland, wat het kabinet met het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de Unie van waterschappen heeft afgesloten, is een aantal gebieden opgenomen waarin de veedichtheid hoog is. Decentrale overheden en kabinet gaan gezamenlijk aan de slag met de ontwikkeling van die gebieden met een integrale aanpak en door het verbinden van doelen op het gebied van landbouw, natuur en leefbaarheid in brede zin.

Het kabinet zet zich in voor een verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheids- en leefomgevingsrisico’s voor omwonenden van veehouderijen zo gering mogelijk te laten zijn. Als vervolg op de resultaten van de onderzoeksrapporten Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) loopt er momenteel vervolgonderzoek. De provincies dragen daar aan bij. Over de resultaten hiervan zullen de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Minister van LNV u informeren. De uitvoering en aanpassing van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is in volle gang om de laatste resterende fijnstofknelpunten rond veehouderijen op te lossen. Als onderdeel van de verdere verduurzaming van de pluimveeketen zijn de Minister van LNV en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Water in overleg met de pluimveesector over aanvullende maatregelen voor de vermindering van fijnstofemissies uit pluimveestallen.

Daarnaast heeft het kabinet € 200 miljoen gereserveerd voor een maatregelenpakket ter bestrijding van gezondheids- en leefomgevingsrisico’s voor burgers in veedichte gebieden. Per brief van 7 juli jongstleden (Kamerstuk 28 973, nr. 200) heeft de Minister van LNV uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die zij, samen met betrokken partijen, in het kader van de in het regeerakkoord aangekondigde warme sanering van de varkenshouderij zal nemen.

3 Verschuiving verhouding dierlijk versus plantaardige eiwitten

De Rli adviseert, ten aanzien van de verhouding tussen dierlijk en plantaardig eiwit in ons dieet, te streven naar 40% dierlijk en 60% plantaardig. Ons uitgangspunt is een gezonde balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten conform de aanbevelingen van de Gezondheidsraad, die voor de burger praktisch terug te vinden zijn in de Schijf van Vijf. Consumenten worden zich steeds meer bewust van het belang van goed, gezond voedsel en de plaats van dierlijke en plantaardige eiwitten daarin. Het kabinet wil dat versterken.

Samen met private en publieke partijen werken we al aan een gezondere balans in het consumptiepatroon via het Nationaal Actieplan Groente en Fruit en het Dutch Cuisine project, de IMVO Plantaardig (in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken) en de Green Protein Alliance. Mogelijke afspraken binnen het Nationaal Preventieakkoord, om consumenten te bewegen tot een gezonder consumptiepatroon, worden in het najaar duidelijk. De ideeën die de Rli aandraagt, zoals extra aandacht voor de Schijf van Vijf, waaronder de consumptie van meer groenten en fruit, het inzetten van ambassadeurs en de samenwerking met de retail en het out-of-home segment, zullen we hierin meenemen.

Het voorstel van de Rli om de btw of accijns op dierlijke producten te verhogen en die op plantaardige producten te verlagen nemen we niet over. Eerder heeft de Staatssecretaris van Financiën de Kamer geïnformeerd2 over de verhoging van het btw-tarief van 6% naar 9% die voor het gehele voedingsmiddelenaanbod gaat gelden. We blijven bij deze afspraken die in het regeerakkoord over btw gemaakt zijn.

4 Samenwerken aan een duurzamere en gezonde voedselproductie en -consumptie

Wij werken samen met de ketenpartijen aan de ondersteuning van een duurzamere en gezonde productie en consumptie, het tegengaan van verspilling en de ontwikkeling van de markt voor plantaardige eiwitproducten. Hiertoe heeft het Ministerie van LNV in samenwerking met vele ketenpartijen reeds veel initiatieven lopen. Zo is er een SBIR New Food Challenge met als doel om met innovaties meer plantaardige eiwitten op het bord te krijgen. Samen met het bedrijfsleven wordt onder andere ingezet op de ontwikkeling van de algen- en zeewiersector met een Maatschappelijk InnovatieProgramma ProSeaweed. Bij de ontwikkeling van nieuwe producten heeft de borging van de voedselveiligheid de aandacht.

In lijn met het Rli-advies zullen we het toekomstige beleid voor kennis en innovatie sterker richten op het stimuleren van een kringlooplandbouw en oplossingen voor broeikasgasemissies. Ook de inzet voor een aantrekkelijk aanbod van plantaardige eiwitproducten wordt voortgezet. De ontwikkeling van nieuwe eiwitten voor voedingsmiddelen en veevoer gaat snel. Het kabinet stimuleert deze ontwikkeling met tegelijkertijd een zorgvuldige weging van de veiligheid en het welzijn voor mens en dier, natuur en milieu.

Tot slot

Met bovenstaande inzet vanuit onze visie, om de werelden van voedselconsumptie en -productie bijeen te brengen en de waardering voor voedsel en de productie ervan te verhogen, komt de kans die de Rli ziet voor het verbinden van producenten, consumenten en ketenpartijen door de hele agrofoodketen heen in het zicht. Op die manier kan verder gewerkt worden aan de uitdagende opgave, die de transitie naar een houdbaar landbouw- en voedselsysteem is.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstuk 31 532, nr. 193 1

X Noot
2

Kamerstuk 31 532, nr. 191

Naar boven