31 532 Voedingsbeleid

Nr. 95 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2013

In de landelijke nota gezondheidsbeleid Gezondheid Dichtbij (mei 2011) heb ik aangegeven dat ik voortgang wil zien in de verbetering van het productaanbod wat betreft zout en verzadigd vet. Om de gezonde keuze te maken, is de consument hierbij deels afhankelijk van de samenstelling van het aanbod. Ik heb aangekondigd eind 2012 de voortgang te beoordelen. In deze brief licht ik na de inleiding allereerst toe wat de afgelopen tijd is gedaan. Vervolgens beschrijf ik het resultaat tot op heden en hoe ik op basis hiervan mijn beleid voortzet.

Inleiding

Uitgangspunt van mijn beleid op dit gebied is dat ik voor het gezonder maken van het productaanbod een grote verantwoordelijkheid zie voor het bedrijfsleven. Zij hebben de meeste kennis en innovatiekracht om levensmiddelen gezond en aantrekkelijk te produceren en verkopen. Voor de overheid zie ik een faciliterende rol: de betrokken partijen stimuleren tot actie en hen hierbij ondersteunen met kennis en monitoring. Onvoldoende voortgang zou aanleiding kunnen zijn voor een andere rolverdeling tussen publieke en private partijen.

De activiteiten op het terrein van productverbetering worden afgestemd met de inzet van het Convenant Gezond Gewicht.

Consumptie zout en verzadigd vet

De Gezondheidsraad adviseert maximaal 6 gram zout per dag en niet meer dan 10% van de dagelijkse energie uit verzadigd vet te consumeren. De gemiddelde consumptie ligt daar momenteel voor zowel zout als verzadigd vet nog ver boven. Volwassenen consumeren gemiddeld 13% van hun energie uit verzadigd vet1. De dagelijkse zoutconsumptie is gemiddeld 8,7 gram voor volwassenen

(mannen 9,9, vrouwen 7,5 gram) op basis van de laatste Voedselconsumptiepeiling (2007–2010)2. Van de zoutconsumptie is 79% afkomstig uit voedingsmiddelen en wordt 21% in de keuken of aan tafel toegevoegd. Het bedrijfsleven speelt hier dus een grote rol.

Terugblik

Om voortgang in productverbetering te faciliteren is vanuit de overheid ingezet op kennis, samenwerking door en met het bedrijfsleven en op monitoring van de voortgang. Deze activiteiten licht ik hieronder toe.

Kennis

De afgelopen jaren is via verschillende wegen ingezet op kennisontwikkeling ten bate van productverbetering.

In een gezamenlijk project van RIVM, TNO en WUR is bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar diverse ontbijt- en lunchproducten. Hierbij zijn technologische oplossingen bedacht, is de consumentenacceptatie van verbeterde producten onderzocht en is de impact op gezondheid bekeken. De opbrengst van dit project is actief gedeeld in workshops voor de brood- en de vleeswarensector en wordt daarnaast ook wetenschappelijk gepubliceerd.

Daarnaast biedt de topsector Agri&Food mogelijkheden voor kennisontwikkeling en -implementatie. Binnen deze topsector financiert het ministerie van Economische Zaken naast programma’s voor toegepast onderzoek ook een MKB valorisatie pilot, vergelijkbaar met eerdere activiteiten van Food&Nutrition Delta (FND). Via deze pilot wordt ingezet op het toepassen van nieuwe kennis in producten.

Via Voedingscentrum en RIVM faciliteer ik kennisondersteuning voor bedrijven, bijvoorbeeld bij het maken van een gericht actieplan.

Op basis van expertconsultaties en gesprekken met bedrijven concludeer ik dat in het algemeen de kennis beschikbaar is om de eerste forse reductiestappen te zetten. Daar zijn geen technologische belemmeringen voor. Om ook de volgende stappen te kunnen zetten, is verdergaande innovatie van belang. Nederland biedt wereldwijd expertise op het gebied van levensmiddelentechnologie en voeding. Dit geeft vertrouwen dat de ingezette verbeteringen de komende jaren kunnen worden voortgezet.

Ongeveer een derde van de consumptie wordt buiten de deur gegeten. Daar is naast productsamenstelling van ingekochte producten bijvoorbeeld ook de bereidingswijze van maaltijden relevant. Ik heb daarom een onderzoek uit laten voeren naar aangrijpingspunten voor het gezonder maken van het aanbod in horeca en catering. Dit is in samenspraak met de betreffende brancheorganisaties voor horeca (KHN) en cateraars (Veneca) uitgevoerd. De resultaten hiervan verwacht ik binnenkort. KHN, Veneca en Voedingscentrum pakken de uitkomsten hiervan op bij hun activiteiten ter stimulering van een gezonder productaanbod in deze sectoren.

Bedrijfsleven

Eind 2011 hebben brancheorganisaties van producenten en aanbieders (retail, horeca, cateraars) het netwerk herformulering productaanbod (netwerk HP) gevormd3. Binnen dit netwerk wisselen partijen kennis en ervaring uit en delen ze resultaten en plannen. Iedere partij kan op eigen wijze werken aan productverbetering. Het netwerk draagt bij aan goede afstemming door de keten heen. Ik faciliteer dit netwerk door financiering van het secretariaat.

De verbinding met beschikbare kennis wordt mede gemaakt doordat het secretariaat bij Food&Nutrition Delta (FND) is belegd. Daarnaast zitten RIVM, Voedingscentrum en VWS als adviseur aan tafel. Het netwerk herformulering productaanbod (netwerk HP) is in 2012 drie keer bij elkaar geweest.

Dit heeft ook bijgedragen aan betere uitwisseling van gegevens tussen RIVM en de bedrijven, ten bate van de monitor.

De brancheorganisaties Centraal Bureau voor de Levensmiddelenhandel (CBL) en Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) nemen deel aan het netwerk herformulering productaanbod (netwerk HP) en hebben in 2011 ook het Platform Productsamenstelling opgericht. Binnen dit Platform werken fabrikanten en retailers gezamenlijk aan verbetering van de productsamenstelling door voor verschillende productgroepen normen vast te stellen.

Zowel in het netwerk als bij het platform is de scope van productverbetering breder dan reductie van zout en verzadigd vet. Bedrijven hebben vermindering van (verzadigd) vet, suiker en zout, en meer vezels in de producten als verbeterpunten benoemd. Ook door wijziging van de portiegrootte kan gezondheidswinst geboekt worden.

Daarnaast bestond binnen de FNLI al de taskforce zoutreductie in levensmiddelen. Op de website hiervan staan 23 commitments voor zoutreductie vermeld, zowel van branches als van individuele bedrijven4. Dit vind ik een goed voorbeeld van transparantie van bedrijven over hun inzet.

De commitments lopen uiteen van reductiedoelstellingen voor enkele producten bij een bedrijf tot afspraken voor maximale gehaltes in bepaalde producten voor een hele sector. Een voorbeeld van zo’n commitment zijn de normen voor het zoutgehalte in groenteconserven die door het Platform Productsamenstelling zijn gesteld.

Het gezondekeuzelogo het Vinkje (voorheen Ik Kies Bewust logo en gezonde keuze Klavertje) noem ik hier ook graag. Dit logo biedt niet alleen informatie voor de consument, het stimuleert bovendien productverbetering. Dit is in onderzoek aangetoondInmiddels doen ruim 100 bedrijven, waaronder cateraars en supermarktketens, mee met het Vinkje. Er zijn momenteel naar schatting 6500 producten met het Vinkje5.

In april 2012 heb ik bij twintig brancheorganisaties per brief nogmaals het belang benadrukt van hun inzet voor reductie van zout en verzadigd vet in het productaanbod. Ook heb ik hen opgeroepen transparant te zijn over hun plannen en resultaten zodat een zo goed mogelijk beeld van de voortgang te geven is.

De inzet en samenwerking van bedrijven is versterkt en ook de transparantie hierover is verbeterd.

Monitoring

Om de voortgang van de productverbeteringen voor zout en verzadigd vet in beeld te brengen heb ik het RIVM opdracht gegeven om samen met het Voedingscentrum een monitor vorm te geven en te rapporteren over de voortgang. De bestaande databank voor productsamenstelling van levensmiddelen (de Levensmiddelendatabank/NEVO) diende hiervoor als uitgangspunt. Cijfers en plannen van het bedrijfsleven en de nieuwe gegevens van de zoutanalyse 2012 van de NVWA6 zijn in de monitor vergeleken met de samenstelling van voedingsmiddelen op basis van het Nederlandse Voedingsstoffenbestand (NEVO) 20117. De NVWA heeft de afgelopen jaren ook verschillende onderzoeken naar de vetzuursamenstelling van producten gedaan.

Die gegevens zijn verwerkt in de Nederlandse Voedingsstoffenbestand (NEVO). Ook de plannen van bedrijven voor verbetering van de productsamenstelling de komende jaren (tot 2015) zijn in kaart gebracht. Veel bedrijven hebben gehoor gegeven aan de oproep om informatie te leveren. Een overzicht van de rapportage van resultaten en activiteiten van de verschillende bedrijfssectoren staat in bijlage 8 van het RIVM rapport.

De samenvatting van het RIVM rapport8 over de monitor is als bijlage9 bij deze brief gevoegd. Hieronder geef ik kort de resultaten.

Resultaten

Uit de resultaten tot nu toe en de plannen voor de komende tijd blijkt dat veel partijen bezig zijn het zoutgehalte van voedingsmiddelen te verlagen. De ene sector is hierbij verder of actiever dan de andere sector. Het is een uitdaging om met cijfers van verschillende bronnen en voor een grote verscheidenheid aan producten een goed beeld van de voortgang te vormen. Op basis van de ontvangen gegevens, is de nieuwe dagelijkse zoutconsumptie zo goed mogelijk geschat. De dagelijkse inname is met ongeveer 3% gedaald ten opzichte van 2011.

Diverse sectoren, producenten en een supermarktketen hebben concrete plannen gepresenteerd om tot 2015 het zoutgehalte van vele producten (stapsgewijs) verder te verlagen. Doorberekening van sectorbrede uitvoering van deze plannen, leidt tot een geschatte 9% lagere zoutconsumptie in 2015.

In het Verenigd Koninkrijk wordt al langere tijd sterk ingezet op verlaging van de zoutconsumptie. Deze is daar in een periode van 10 jaar 15% gedaald. De situatie in beide landen is uiteraard niet volledig vergelijkbaar maar het geeft wel een beeld van het tijdsbestek dat nodig is om substantieel resultaat te bereiken.

Voor verzadigd vet bleek het helaas niet mogelijk een goede vergelijking te maken ten opzichte van 2011. Plannen van sectoren laten wel zien dat activiteiten die al zijn ingezet met de Taskforce Verantwoorde Vetzuursamenstelling10 worden voortgezet.

Vervolg

De resultaten en geleverde inspanning die de monitor van het RIVM en de plannen van de bedrijven laten zien, geven mij vertrouwen. Ik zie wel verschil in (mate en wijze van) inzet tussen verschillende sectoren. De op basis van de huidige plannen geschatte 9% reductie in 2015 geeft de noodzaak aan van verdere verbreding en versterking van de inzet van bedrijven.

Op de goede weg met zelfregulering, kansen voor verbetering

De gerapporteerde voortgang in zoutreductie bevestigt mijn vertrouwen in de inzet van bedrijven om op basis van zelfregulering producten te verbeteren. Verbetering van de productsamenstelling staat bij producenten en retailers stevig op de agenda. Ik zie een toegenomen inzet en meer afstemming tussen verschillende partijen.

Om de gezonde keuze voor iedereen makkelijker te maken, moeten verbeteringen in alle productcategorieën en in alle producten binnen die categorieën plaatsvinden. In de meeste categorieën zijn al goede voorbeelden, al of niet herkenbaar door het Vinkje. Dat is heel goed maar nog niet voldoende. Ik wil van goede voorbeelden naar verbetering in het hele aanbod.

Ik realiseer mij dat op een verantwoorde wijze producten aanpassen uitdagend is. Veiligheid, houdbaarheid en andere kwaliteitsaspecten moeten goed blijven. Dit proces van productaanpassing vraagt investeringen en tijd waar ik, zeker in de huidige economische situatie, begrip voor heb.

Oproep tot meer sectorbrede afspraken

Ik constateer dat het meeste resultaat behaald is in productcategorieën waar sectorbrede afspraken zijn gemaakt. Daarnaast concludeer ik op basis van de herhaalde zoutmonitor van de NVWA11 dat de vaak grote spreiding in zoutgehaltes in eenzelfde type product nog niet afneemt. Ik wil dat de hoogste zoutgehaltes omlaag gaan. Om de verbeteringen in de breedte van het aanbod door te voeren en vooral ook de hoogste gehalten omlaag te krijgen, roep ik producenten en retailers op meer sectorbrede afspraken te maken. Voor enkele categorieën zijn deze er al (groenteconserven en brood) of zijn deze in de maak (vleeswaren). Ik complimenteer de brancheorganisaties en de koepels van levensmiddelenindustrie Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en retail Centraal Bureau voor de Levensmiddelenhandel (CBL) met hun inzet hiervoor.

Binnenkort wordt met Centraal Bureau voor de Levensmiddelenhandel (CBL) en Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) gesproken op welke termijn voor welke categorieën meer afspraken te maken zijn.

Daarnaast stuur ik een brief aan de producenten van de producten met de hoogste zoutgehalten per categorie uit de laatste zoutmonitor van de NVWA12. Hierin roep ik hen op het zoutgehalte in hun product te verlagen.

Ik zie op dit moment geen reden om tot wetgeving over te gaan. Mocht daar in de toekomst wel aanleiding toe zijn, dan ben ik daar op voorbereid.

Verzadigd vet

Productverbetering rond het gehalte verzadigd vet is misschien nog ingewikkelder dan voor zout. Verzadigd vet is geen los ingrediënt dat toegevoegd wordt, het is onderdeel van de vetzuursamenstelling van het gebruikte vet (of olie). Daar is door ingrediëntkeuze deels in te sturen maar in vet van dierlijke oorsprong is dat lastiger. In die gevallen is minder vet gebruiken een optie. De keuze voor minder vette producten is beschikbaar en herkenbaar (magere vleeswaren, 20+ en 30+ kaas, magere en halfvolle zuivel).

Ik ga met de verschillende sectoren die de grootste bron zijn van verzadigd vet bespreken wat hun verdere bijdrage kan zijn aan verlaging van de consumptie van verzadigd vet.

Keuze consument

Naast productsamenstelling is uiteraard ook de keuze die de consument maakt voor welke producten hij eet bepalend. Ik ben daarom blij met de verplichte vermelding van onder andere het gehalte zout en verzadigd vet op het etiket. De nieuwe Verordening Consumenteninformatie die dit verplicht treedt formeel pas eind 2016 in werking. Ik zie echter dat veel producenten de etiketten van hun producten hier nu al op aanpassen. Dat is mooi want dat maakt het voor de consument makkelijker voor een gezonder product te kiezen.

Internationale context

De levensmiddelenmarkt is voor de meeste productcategorieën zeer internationaal, er is veel import en veel export. Beleid in omliggende landen kan hierdoor ook de voortgang in productverbetering in Nederland beïnvloeden. Een gedeelde EU agenda op dit terrein vind ik daarom belangrijk. De prioritering van zout en verzadigd vet in de EU High Level Group on Nutrition and Physical Activity (HLG), waar Nederland actief aan deelneemt, is in lijn met het nationale beleid.

De invulling van het beleid is de verantwoordelijkheid voor de individuele lidstaten.

De aandachtspunten van het nationale en Europese voeding- en leefstijlbeleid staan ook op de agenda van de WHO. In het EU Platform for Action on Diet, Physical Activity and Health zit de Europese Commissie om tafel met Europese brancheorganisaties van producenten en retail en maatschappelijke organisaties. Ik vind het waardevol dat in dit platform niet met overheden maar juist tussen organisaties die de sleutel hebben tot productverbetering de verbinding over de grenzen heen plaatsvindt.

In de brief met kenmerk TK2011–2012, 32 793, nr. 12 heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de EU activiteiten op het gebied van zoutreductie.

Voortgang

Ik blijf de inzet van het bedrijfsleven faciliteren met kennis, monitoring en (internationale) afstemming. Daarnaast zal ik de inzet kritisch blijven volgen want we zijn er nog niet. Naast de monitor op productniveau zet ik ook de monitor op consumptieniveau (de Voedselconsumptiepeiling) voort.

Ik reken erop dat via publiek private samenwerking de komende jaren het makkelijker maken van de gezonde keuze door productverbetering succesvol wordt vervolgd.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Dutch National Food Consumption Survey 2007–2010: diet of children and adults aged 7–69 years. RIVM Rapport 350050006, 2011 Bilthoven.

X Noot
2

Zoutconsumptie van kinderen en volwassenen in Nederland: Resultaten uit de Voedselconsumptiepeiling 2007–2010. RIVM Rapport 350050007, Bilthoven 2012.

X Noot
3

http://www.netwerkHP.nl

X Noot
6

Monitoring van het gehalte keukenzout in diverse levensmiddelen 2012, NVWA 2013 www.nvwa.nl

X Noot
8

Natrium en verzadigd vet in beeld, RIVM, 350022002/2013

X Noot
9

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
11

Natrium en verzadigd vet in beeld, RIVM, 350022002/2013

X Noot
12

Natrium en verzadigd vet in beeld, RIVM, 350022002/2013

Naar boven