31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 333 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juli 2017

Met deze brief bied ik u de tussenevaluatie aan van de kwaliteitsafspraken mbo1. Tevens voldoe ik aan de toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg over sterk beroepsonderwijs, praktijkleren en passende ondersteuning op 31 mei (Kamerstuk 31 524, nr. 316), over de externe verantwoording die mbo-instellingen moeten afleggen.

Tussenevaluatie kwaliteitsafspraken mbo

Om de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) verder te verbeteren, met als doel studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt, het vervolgonderwijs en deelname aan de samenleving, heb ik voor de periode 2015 tot en met 2018 kwaliteitsafspraken met alle bekostigde mbo-instellingen gemaakt. Conform de afspraken die zijn vastgelegd in het Bestuursakkoord mbo 2014 hebben alle instellingen in dit kader een kwaliteitsplan opgesteld. Voor de thema’s in het kwaliteitsplan kon elke instelling een keuze maken tussen de thema’s die zijn overeengekomen in het Bestuursakkoord mbo 20142 en daar zelf thema’s aan toevoegen. De thema’s die zijn overeengekomen in het Bestuursakkoord mbo 2014 zijn professionalisering, intensivering van het taal- en rekenonderwijs, bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, stimuleren van excellentie, terugdringen van voortijdig schoolverlaten en verbeteren van studiewaarde.

Voor de uitvoering van het kwaliteitsplan hebben alle mbo-instellingen aanvullende middelen ontvangen via een investeringsbudget. Daarnaast is er een resultaatafhankelijke beloning beschikbaar voor drie van de thema’s, namelijk voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten, het bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming en het verbeteren van studiewaarde. Het totaal beschikbare budget voor de kwaliteitsafspraken loopt op tot een jaarlijks bedrag van circa 400 miljoen euro vanaf 2017.

De aanpak zoals gebruikt bij de kwaliteitsafspraken is nieuw voor het mbo en daarom heb ik eerder aangekondigd om in 2017 een tussenevaluatie te doen om te kunnen leren van de eerste ervaringen.3 Ik heb ResearchNed gevraagd om deze tussenevaluatie uit te voeren. ResearchNed heeft zich daarbij vooral gericht op de voorbereiding en totstandkoming van de kwaliteitsplannen, de uitvoering ervan en tevens gekeken naar of er al eerste effecten zichtbaar zijn van de kwaliteitsafspraken. Het is namelijk nog te vroeg om generiek iets te kunnen zeggen over de effecten. Daartoe heeft het onderzoeksbureau bij 15 instellingen gesprekken gevoerd en documenten geanalyseerd. Verder zijn gesprekken gevoerd met andere partijen, zoals JOB, VNO-NCW/MKB-Nederland en de BVMBO.

Samengevat luiden de conclusies:

  • door de kwaliteitsafspraken worden meer accenten gelegd op de thema’s die door de instelling worden gezien als belangrijk in de verdere kwaliteitsverbetering en wordt op bepaalde thema’s zoals excellentie meer ingezet. Ook wordt het kwaliteitsbewustzijn binnen de mbo-instellingen verder bevorderd. Gezien de beperkte looptijd van de kwaliteitsafspraken tot nu toe zijn de meetbare effecten nog beperkt;

  • de voorbereiding van de kwaliteitsplannen is door de instellingen zoveel mogelijk geïntegreerd in de reguliere planning- en control-cyclus. Mede vanwege de korte voorbereidingstijd is er beperkt afgestemd met interne en externe belanghebbenden bij de totstandkoming van de plannen. Het veelvuldig overleg met de sector over de zorgvuldige totstandkoming van de kwaliteitsplannen, heeft ertoe geleid dat voor verschillende thema’s verschillende tijdspaden zijn ontstaan, wat door sommige instellingen als extra werk is ervaren;

  • in de kwaliteitsplannen komen eigen thema’s die aansluiten bij de instelling in de helft van de gevallen voor, daarnaast is veelal gekozen voor de thema’s uit het Bestuursakkoord;

  • de uitvoering van de kwaliteitsafspraken loopt redelijk. Het gesprek over de voortgang van de uitvoering van de kwaliteitsafspraken door MBO in Bedrijf en de accountmanagers van OCW wordt gewaardeerd zolang het gesprek breed en integraal is, en aansluitend bij de context van de instelling.

ResearchNed concludeert dat kwaliteitsplannen en het voeren van jaarlijkse voortgangsgesprekken in het algemeen een breed gewaardeerde manier zijn om de kwaliteitsontwikkeling in het mbo te ondersteunen en te monitoren. In de uitvoering zijn nog verbeteringen mogelijk. Zo lijkt het goed om optimaal ruimte te geven aan de eigen kwaliteitsagenda van de mbo-instellingen. Proceseisen zoals het betrekken van interne en externe belanghebbenden bij het kwaliteitsplan en het vertalen van de kwaliteitsagenda binnen instellingen naar het teamniveau zouden juist aangescherpt kunnen worden.

Met de kwaliteitsafspraken is een betekenisvolle stap gezet naar verdere kwaliteitsverbetering van het mbo. De tussenevaluatie biedt inzicht in mogelijkheden voor optimalisering van de bestaande kwaliteitsafspraken en het proces, de thema’s en de inrichting van de kwaliteitsafspraken vanaf 2019, bijvoorbeeld waar het gaat om de integrale planvorming van de instellingen. Ik zal de resultaten van de tussenevaluatie de komende tijd bespreken met de MBO Raad, de instellingen, studenten en werkgevers. Hierbij betrek ik ook de ervaringen met de prestatieafspraken in het hoger onderwijs. In 2019 zal, zoals vastgelegd in het Bestuursakkoord mbo 2014, de eindevaluatie van deze kwaliteitsafspraken worden uitgevoerd.

Externe verantwoording

Tijdens het algemeen overleg over sterk beroepsonderwijs, praktijkleren en passende ondersteuning op 31 mei (Kamerstuk 31 524, nr. 316), heb ik toegezegd om in te gaan op de externe verantwoording die mbo-instellingen moeten afleggen. Hierbij is het belangrijk om onderscheid te maken tussen de formele verantwoording die de mbo-instelling moet afleggen aan de rijksoverheid en verantwoording die plaatsvindt richting bijvoorbeeld regionale stakeholders.

Voor de verantwoording aan regionale belanghebbenden gelden nagenoeg geen verplichtingen vanuit de wet- en regelgeving, maar deze verantwoording is minstens zo belangrijk als de verantwoording aan de rijksoverheid. Immers, het is voor een mbo-instelling essentieel om in nauw contact te staan met deze belanghebbenden om zo goed onderwijs te kunnen verzorgen dat aansluit bij de behoeften van alle partners. Hiervoor is een continue dialoog met de betrokkenen in de regio nodig en hierbij hoort ook verantwoording. Over hoe dit wordt gedaan kunnen de mbo-instelling en de partners zelf afspraken maken.

Als we kijken naar de formele verantwoording richting de overheid, gaat het allereerst om de jaarlijkse verantwoording in het geïntegreerd jaardocument. Hiervan maakt ook de jaarrekening deel uit. In het geïntegreerd jaardocument, dat uiterlijk 1 juli openbaar moet zijn, legt de instelling verantwoording af over het gevoerde beleid volgens de Richtlijnen voor Jaarverslaggeving Onderwijs (RJO) die voor alle onderwijssectoren gelden.

Verder moeten de instellingen zich in het kader van de kwaliteitsafspraken verantwoorden over de uitvoering van de acties die ze zelf hebben geformuleerd in het kwaliteitsplan. Zoals afgesproken in het bestuursakkoord, wordt deze informatie door het programmamanagement MBO in Bedrijf gebruikt om het gesprek hierover te voeren met het bestuur van de mbo-instelling. Om ervoor te zorgen dat dit voor zo min mogelijk extra verantwoordingslast zorgt, heb ik een handreiking ontwikkeld die het mogelijk maakt om de informatie die hierover moet worden aangeleverd ook 1-op-1 op te nemen in het geïntegreerd jaardocument.

In het kader van het toezicht dat wordt uitgeoefend door de Inspectie van het Onderwijs is het soms nodig dat mbo-instellingen informatie aanleveren. In het toezicht wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van al beschikbare informatie, bijvoorbeeld uit het geïntegreerd jaardocument of van gegevens uit het Basisregister Onderwijs (BRON). In sommige gevallen, bijvoorbeeld in het kader van het periodieke onderzoek naar de staat van de instelling, kan de inspectie extra informatie opvragen bij de instelling. Met de vernieuwing van het toezicht wordt daarbij, nog meer dan voorheen, aangesloten bij de eigen informatie van de mbo-instelling. Dit met als doel dat er geen extra informatie wordt bijgehouden voor de inspectie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 31 524, nr. 212

X Noot
3

Kamerstuk 31 524, nr. 214, bijlage

Naar boven