nr. 16
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2009
Tijdens het AO van 2 juni jl. over de certificering van zeegaande
traditionele zeilschepen heeft de staatssecretaris voor Verkeer en Waterstaat
uw Kamer toegezegd dat ik nadere informatie zou verstrekken over de (diplomatieke)
gevolgen van het instellen van juridische procedures door Nederland tegen
Duitsland en Denemarken.
Ik kan u verzekeren dat Nederland zich inspant om de belangen van de Nederlandse
zeegaande traditionele zeilschepen te behartigen. Dat gebeurt echter langs
andere weg dan de handelingsmogelijkheden 2 en 3 die de parlementair advocaat
in zijn advies noemt.
De eerste optie die de parlementair advocaat schetst (handelingsmogelijkheid
2) is dat Nederland de Europese Commissie uitnodigt een inbreukprocedure tegen
Duitsland en Denemarken in te leiden. Als de Commissie dit weigert kan Nederland
de Commissie voor het Europese Hof van Justitie dagen. De tweede optie (handelingsmogelijkheid
3) is dat Nederland zelf een inbreukprocedure start tegen Denemarken en Duitsland.
Ik lees in deze opties de wens dat de Europese Commissie, danwel het Europese
Hof een juridisch oordeel velt over de rechtmatigheid van de Duitse en Deense
maatregelen en Nederland de beide landen aanspreekt op de onwenselijkheid
van hun beleid.
De Vereniging voor Beroepschartervaart, de BBZ, heeft bij de Commissie
al een klacht ingediend tegen Duitsland en Denemarken. Nederland heeft ter
ondersteuning van deze klacht het belang van de traditionele zeilvaart bij
de Commissie benadrukt. De staatssecretaris voor Verkeer en Waterstaat heeft
hiertoe een brief aan Europees Commissaris Tajani gestuurd.
Ook zal Nederland, als de Commissie op basis van deze klacht een procedure
start tegen Duitsland en Denemarken, in lijn met de belangen van de Nederlandse
zeilvaart interveniëren.
Om de Nederlandse zorgen over de ontwikkelingen in dit dossier over te
brengen zal hiervoor via de ambassades in Berlijn en Kopenhagen bij de betrokken
Duitse en Deense ministeries aandacht worden gevraagd.
Een Nederlandse klacht tegen Duitsland en Denemarken bij de Europese Commissie,
respectievelijk het Europese Hof is zeer ongebruikelijk – er zijn sinds
1958 maar drie van dergelijke zaken bekend – en kan mede daardoor de
relaties met de betrokken landen onnodig belasten. Het is bovendien op voorhand
niet duidelijk dat een dergelijke klacht zal leiden tot een sneller of voor
de Nederlandse zeilvaart beter resultaat. Gezien het feit dat Nederland zich
achter de betrokken sector stelt en zal interveniëren in door de sector
of de Commissie geïnitieerde juridische procedures voor het Europese
Hof, heeft een rechtstreekse klacht tegen genoemde landen geen toegevoegde
waarde.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
F. C. G. M. Timmermans