31 374
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 24 april 2008

De vaste commissie voor Economische Zaken1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De griffier van de commissie,

Franke

Inhoudsopgave blz.

I.Algemeen3
1.Doel en aanleiding wetsvoorstel3
1.1.Algemeen3
1.2.Aanvullingen op het wetsvoorstel4
2.Voorgestelde maatregelen4
2.1.Leveranciersmodel4
2.2.Capaciteitstarief6
2.2.1.Aanleiding6
2.2.2.Europeesrechtelijke aspecten7
2.2.3.Gevolgen voor de kleinverbruiker7
2.2.4.Gevolgen voor het milieu9
2.2.5.Maatregelen9
2.3.Veranderingen in de metermarkt9
2.3.1.Aanleiding9
2.3.2.Richtlijn betreffende energie-efficiency10
2.3.3.Benodigde functie van de meter11
2.3.4.Uitrol van de meters13
2.3.4.1.Prioriteitsplaatsing14
2.3.5.Positie van de kleinverbruikers14
2.4.Informatiecode15
2.4.1.Privacyaspecten informatie-uitwisseling16
3.Standpunten betrokkenen16
4.Administratieve lasten en andere effecten voor het bedrijfsleven en milieu16
4.1.Kosten en baten16
4.2.Ervaringen in het buitenland17
   
II.Artikelen18

I. ALGEMEEN

1. DOEL EN AANLEIDING WETSVOORSTEL

1.1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Een wet, die tot doel heeft administratieve processen te vereenvoudigen en informatiestromen te verbeteren, kan altijd rekenen op de warme belangstelling van de CDA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, dat zij met een positieve grondhouding begroeten. Deze leden hebben nog een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel. Als belangrijkste aanleidingen voor het wetsvoorstel worden genoemd:

– het stroomlijnen van administratieve processen, zowel vanuit het oogpunt van kostenbesparing als om het vertrouwen bij de consument in de geliberaliseerde energiemarkt te herstellen;

– het realiseren van de klimaatdoelstellingen en energiebesparing.

Deze leden onderschrijven beide doelstellingen. Zij constateren echter dat de directe baten van het stroomlijnen van administratieve processen voorlopig neerslaan bij de netbedrijven en de energieleveranciers, waarna de consument maar moet afwachten of deze voordelen op termijn ook aan hem worden doorgegeven. Ook is de vormgeving van de stroomlijning, volgens de leden van de SP-fractie, vooral georiënteerd op de belangen van de netbeheerders, waarbij er een aantal potentiële nadelen en risico’s ontstaan voor de afnemers en de maatschappij als geheel.

Voor twee van de vier belangrijkste onderdelen van het wetsvoorstel, het capaciteitstarief en de slimme meter, is naar de mening van de leden van de SP-fractie nog niet overtuigend aangetoond dat deze een positief effect hebben op de positie van de kleinverbruiker.

Bij de slimme meter is het geclaimde milieueffect uiterst mager onderbouwd. Het capaciteitstarief heeft zelfs een averechts effect op het energiegebruik. Slechts het onderdeel leveranciersmodel is in de ogen van deze leden een verbetering ten opzichte van de bestaande situatie. De regeling voor de informatie-uitwisseling tussen marktpartijen is voor de afnemer van energie nog te weinig transparant.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt. Zij hebben een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderliggende wetsvoorstel. Tot op heden hebben de leden van de PVV-fractie geen commentaar op het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen beoogt de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt te wijzigen. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd ervoor te zorgen dat de kleinverbruiker structureel beter kan worden bediend door de energiebedrijven, de werking van de Elektriciteits- en Gasmarkt structureel te verbeteren en energiebesparing te stimuleren. Deze leden onderschrijven de doelen, maar hebben in dit stadium op enkele punten behoefte aan een nadere toelichting op dit wetsvoorstel.

1.2. Aanvullingen op het wetsvoorstel

Het verbaast de leden van de SP-fractie dat het wetsvoorstel geen nadere kaders stelt aan de contracten voor energielevering. Door het ontbreken van die kaders is er sinds de liberalisering een wildgroei ontstaan van contractvormen voor kleinverbruikers, waarvan de betekenis der «kleine lettertjes» voor de consument pas duidelijk wordt als het te laat is. Ook is het door soms subtiele verschillen tussen contractformules bijzonder lastig om deze te vergelijken, waardoor het beeld van de consument over de aantrekkelijkheid van de verschillende opties vertroebeld wordt. Deze leden pleiten er daarom voor om in het kader van dit wetsvoorstel een standaardcontract voor gas en elektriciteit te definiëren, dat door alle leveranciers verplicht aangeboden moet worden. Naast dit standaardcontract staat het de leveranciers dan vrij om alle mogelijke andere vrije contractvormen aan te bieden. Het voordeel van het standaardcontract is drieledig:

– de consument kan, tenminste voor één product, appels met appels vergelijken;

– deze contractvorm kan tot stand komen in overleg met de organisaties van afnemers, waardoor de voorwaarden voor de meeste consumenten een veilige keuze zijn;

– het is aannemelijk dat er voor dit standaardproduct een stevige concurrentie zal ontstaan, wat de prijs gunstig beïnvloedt.

De leden van de SP-fractie overwegen zo nodig amendering op dit punt.

Op dit moment is de wetgeving met betrekking tot de energiemarkt grotendeels sectoraal geregeld. De Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet doen dat nu al voor respectievelijk elektriciteit en gas. Het wetsvoorstel Warmtewet zal dat straks regelen voor warmte en koude. Veel regulerende kaders zijn voor alle modaliteiten van energie hetzelfde. Gedacht kan worden aan de basisprincipes voor consumentenbescherming, inclusief klachtenafhandeling, aan- en afsluitbeleid, uitgangspunten voor het meten van het verbruik, informatieverstrekking aan de overheid en de klant en dergelijke. Dat leidt in de huidige opzet tot veel identieke of bijna identieke artikelen in genoemde wetten. Ook bij andere netwerkdiensten zoals de drinkwatervoorziening is er een aantal kaders dat min of meer gelijk is aan dat bij energie. De leden van de SP-fractie vragen of het voor de toekomst niet transparanter zou zijn om dergelijke algemene uitgangspunten vast te leggen in een basiswet netwerkdiensten, in plaats van in de verschillende sectorale wetten.

2. VOORGESTELDE MAATREGELEN

2.1. Leveranciersmodel

De leden van de CDA-fractie zien voordelen in invoering van het leveranciersmodel. Deze methode van facturering moet ertoe leiden dat er minder administratieve fouten gemaakt worden als gevolg van miscommunicatie tussen leverancier en netbeheerder. Hierdoor zal de werking van de vrije markt verbeterd worden en de animo om van aanbieder te wisselen toenemen. Bestaat er onderzoek naar de verwachte toename van het aantal switches als gevolg van de nieuwe situatie, zo vragen deze leden.

Duidelijkheid voor de eindgebruiker is een belangrijk voordeel van het leveranciersmodel. De leden van de CDA-fractie pleiten voor een consequente toepassing van dit beginsel bij alle contacten tussen klant en energieleverancier. Daar horen naar de mening van deze leden ook het aan- en afsluiten, het melden van storingen en incidentele en niet vooraf vastgestelde kostenvergoedingen onder. Is de regering bereid het wetsvoorstel hiermee uit te breiden?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het leveranciersmodel en de digitale meter verplicht worden ingevoerd. Leidt dit naar mening van de regering tot een beperking van de marktwerking en een beperking van de prikkel tot innovatie? Zo neen, waarom niet?

Een van de primaire redenen voor het dwingend opleggen van het leveranciersmodel is het realiseren van kostenbesparing en vereenvoudiging van administratieve processen, zo merken de leden van de PvdA-fractie op. Mag de Kamer verwachten dat de tarieven, hoewel afhankelijk van vele externe factoren, in de komende jaren zeker niet zullen stijgen tengevolge van de invoering van het leveranciersmodel? Kan de regering daarnaast aangeven hoe onverhoopte prijsstijgingen die aanwijsbaar te maken hebben met het in te voeren leveranciersmodel gecompenseerd zullen worden, zodat consumenten zeker niet de dupe worden van dit nieuwe model?

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de energieleverancier exclusief de contacten te laten onderhouden met de eindgebruiker. Betekent dit dat ook klachten over de netbeheerder worden afgehandeld via de klachtenprocedure van de leverancier, zo vragen de leden van de SP-fractie. Deze leden zouden er de voorkeur aan geven als klachten over de netbeheerder via een eigenstandige procedure worden afgehandeld, zij het dat de energieleverancier als loket kan dienen voor het aanmelden van een klacht.

De invoering van het leveranciersmodel dient onder andere de dienstverlening aan de klant te verbeteren. In hoeverre krijgt een afnemer ook daadwerkelijk te maken met één loket bij een normale gang van zaken, vragen de leden van de VVD-fractie. Krijgt de afnemer bijvoorbeeld nog steeds aparte contracten van de leverancier en de netbeheerder met ieder haar eigen briefpapier voorgelegd bij een verhuizing of switch? Daarnaast worden met de invoering van het leveranciersmodel diensten verricht door de leveranciers ten behoeve van de netbeheerders. Met de voorgestelde veranderingen op de metermarkt gebeurt iets soortgelijks in het kader van de verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van de meters. De kosten voor de uitvoering van deze diensten worden in sommige gevallen doorberekend en in andere niet. Kan de regering een overzicht geven van de diensten die over en weer tussen leveranciers en netbeheerders voor elkaar worden verricht met daarbij de wijze van bekostiging van deze diensten?

De leden van de fractie van de ChristenUnie kunnen zich vinden in het leveranciersmodel, waarbij de afnemer van zijn leverancier één nota krijgt voor de kosten van levering en transport. De centrale rol van de leverancier als het aanspreekpunt voor de kleinverbruiker staat voorop. Niet onder het leveranciersmodel vallen incidentele en niet vooraf vastgestelde kostenvergoedingen, zoals aansluitingskosten. Wat is de reden om het leveranciersmodel hierop niet van toepassing te laten zijn? Zou dit het uitgangspunt van een simpele en overzichtelijke markt niet versterken? De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering om een nadere toelichting op dit punt.

2.2. Capaciteitstarief

2.2.1. Aanleiding

De leden van de CDA-fractie twijfelen aan nut en noodzaak van de invoering van het capaciteitstarief. De noodzaak van eenvoudige administratieve afhandeling van transportkosten vervalt immers met de invoering van de slimme meter omdat deze meter eenvoudig op afstand is uit te lezen en de digitale gegevens geautomatiseerd verwerkt kunnen worden. Het nut kan omslaan in nadeel als blijkt dat invoering van het capaciteitstarief uiteindelijk toch de prikkel voor energiebesparing verminderd. Het verschil tussen dag- en nachttarief zal verminderen, terwijl de slimme meter juist voor een verdere differentiatie zou moeten zorgen. Kan de regering met rekenmodellen aantonen dat de voorgestelde correctie van de besparingsprikkel via de energiebelasting afdoende zal werken?

De regering stelt, zo merken de leden van de SP-fractie op, dat de invoering van het leveranciersmodel zonder capaciteitstarief niet zal leiden tot de gewenste vereenvoudiging van de administratieve processen. Tijdens het rondetafelgesprek dat de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken op 16 april jl. organiseerde, is door diverse sprekers gesteld dat bij de invoering van de slimme meters er geen probleem meer bestaat bij het uitwisselen van informatie over meterstanden, waardoor het capaciteitstarief niet meer nodig is. Kan de regering onderbouwen wat de meerwaarde is van het capaciteitstarief bóvenop een optimale implementatie van het leveranciersmodel en slimme meters?

De leden van de SP-fractie constateren verder dat het capaciteitstarief vooral is gemodelleerd naar de belangen van de netbeheerders. De stelling dat een capaciteitstarief meer op de werkelijke kosten van transport gebaseerd is dan het aantal getransporteerde kWh’s of m3 gas vinden deze leden zwak onderbouwd. Het is waar dat de capaciteit van de directe aansluiting bepaald wordt door het maximale verbruik. Maar dit deel van het leidingnet is zeer kort. Het grootste deel van het leidingnet wordt gebruikt voor het gebundelde transport ten behoeve van vele afnemers tegelijk. Voor dat deel van het leidingnet is duidelijk dat een afnemer die gemiddeld 80% van zijn capaciteit afneemt in veel sterkere mate beroep doet op de infrastructuur, ook tijdens een piekperiode als er een relatieve schaarste aan capaciteit bestaat, dan een afnemer waar voor het gemiddelde verbruik slechts 1% van zijn aansluitwaarde bedraagt. Als verder geconcretiseerd wordt naar bijvoorbeeld een voetbalclub met een stevige aansluitwaarde en een zeer lage gemiddelde afname, dan zien we dat deze club zijn stroom vooral afneemt tijdens de avonduren en in het weekend. Op een moment dus dat er helemaal geen schaarste is op het net. Toch wordt het capaciteitstarief gebaseerd op de aansluitwaarde «aan de voordeur», wat slechts een ondergeschikte indicator is voor de piekbelasting op het netwerk als geheel.

Een argument voor het capaciteitstarief is het effect dat de invoering daarvan zal hebben op de piekvraag. De Consumentenbond constateert dat er ook andere middelen zijn om dit effect te bereiken, zoals het bestaande dag- en nachttarief. Recent heeft een aantal energieleveranciers het financiële voordeel van het nachttarief juist teruggebracht, waardoor het belang van de consument om off-peak stroom af te nemen kleiner wordt, dus de bestaande knelpunten op het elektriciteitsnet groter. Waarom bedient de regering de energiebedrijven met het capaciteitstarief, mede om de problemen van de piekvraag te beperken, en wordt er tegelijkertijd toegestaan dat een ander instrument dat hetzelfde doel heeft en sinds jaar en dag goed functioneert, ondermijnd wordt, zo vragen de leden van de SP-fractie.

2.2.2. Europeesrechtelijke aspecten

De leden van de CDA-fractie wijzen op artikel 10 van de Europese Richtlijn inzake energie-efficiënte dat prikkels verbiedt in de nettarieven die leiden tot verhoging van het energieverbruik. Kan de regering juridisch onderbouwen waarom het capaciteitstarief wel of niet in de strijd is met deze Europese bepaling? Als er sprake is van strijdigheid met Europees recht, wat zijn in een worst case scenario dan de consequenties voor de staat, de consumenten en de energiebedrijven?

Ook de leden van de VVD-fractie vragen de regering of het correct is dat het op basis van EU-regelgeving niet is toegestaan om maatregelen te nemen die in potentie zorgen voor een hoger energieverbruik. Hoe verhoudt dit zich tot de introductie van het capaciteitstarief en de slimme meters? Met de introductie van het capaciteitstarief ontstaan er immers ongewenste effecten op besparingsprikkels en de slimme meters dragen bij het uitblijven van voldoende verbetering van de energie-efficiëntie bij aan een hoger energieverbruik door het eigen verbruik.

2.2.3. Gevolgen voor de kleinverbruiker

De leden van de CDA-fractie zouden het niet acceptabel vinden als introductie van het capaciteitstarief leidt tot een lagere prikkel tot energiebesparing. Om deze prikkel te behouden, stelt de regering compensatie via de energiebelasting voor. Dat zou betekenen dat een lager energieverbruik niet langer via de transportkosten maar via de energiebelasting leidt tot een lagere nota. De regering geeft aan dat invoering van het capaciteitstarief met compensatie via de energiebelasting naar verwachting «geen tot zeer beperkte negatieve gevolgen voor het milieu» zal hebben. Kan de regering zonder reserves stellen dat het nieuwe systeem geen negatieve gevolgen voor het milieu zal hebben en die stelling kwantitatief onderbouwen? Wat vindt de regering van het voorstel van de Consumentenbond, om het capaciteitstarief niet en de wijziging van de energiebelasting wel door te voeren, teneinde de prikkel tot energiebesparing te maximaliseren?

De leden van de CDA-fractie willen voorkomen dat kleine verbruikers met een grote aansluiting, zoals sportverenigingen en kerken, de dupe worden van invoering van het capaciteitstarief. Kan de regering nog eens aangeven hoe dat voorkomen wordt en of alle kleine verbruikers met een grote aansluiting een oplossing geboden wordt?

Welke mogelijkheden ziet de regering, zo willen de leden van de CDA-fractie voorts weten, om te voorkomen dat afnemers met multi-sites door de introductie van het capaciteitstarief een (fors) hogere transportrekening krijgen? Is de regering voornemens die mogelijkheden te benutten? Hoe wil de regering voorkomen dat andere afnemers met een laag energieverbruik maar zonder een verblijfsfunctie, de dupe worden van invoering van het capaciteitstarief?

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het overnemen door de regering in het onderhavige wetsvoorstel van het ingetrokken amendement Hessels (31 120, nr. 13) in artikel I sub F aangaande het toevoegen van het beheer en de exploitatie van telecommunicatie- en kabelnetwerken aan artikel 16c, tweede lid van de Elektriciteitswet 1998.

Kan naar aanleiding van het capaciteitstarief een versterkt energiebesparingseffect ingebouwd worden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Bijvoorbeeld door bij een hoger verbruik de energiebelasting extra te verhogen? Is het ook mogelijk om met een extra staffel in het capaciteitstarief bij bijvoorbeeld 2000 kubieke meter per jaar, een extra besparingsprikkel bij kleinverbruikers te introduceren? Een andere mogelijkheid om de energiebesparingprikkel te versterken is om het vastrecht op levering te verbieden, dat wil zeggen op 0 euro te zetten. Kortom, een beweging te maken die spiegelbeeldig is aan de invoering van het capaciteitstarief waardoor het variabele leveringstarief per kWh zal stijgen. Tegelijkertijd wordt de energierekening dan weer overzichtelijker. Kan de regering op dit voorstel reageren?

De leden van de SP-fractie stellen het effect van het capaciteitstarief als negatieve prikkel voor energiebesparing aan de orde. Dit effect werd door verschillende woordvoerders genoemd tijdens het rondetafelgesprek van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken op 16 april jl. Weliswaar is er door een gelijktijdige aanpassing van de energiebelasting een compensatie ingebouwd voor dit effect, maar feit blijft dat zonder de invoering van het capaciteitstarief de energiebelasting een sterkere prikkel zou vormen voor energiebesparing.

Overigens is door de VNG aangevoerd dat de invoering van het capaciteitstarief voor niet-huishoudens die wel in de categorie kleinverbruik vallen, voor gemeenten buitengewoon negatief uitpakt. Zij worden niet gecompenseerd via een aanpassing van de grondslag voor de energiebelasting. Naar schatting bedraagt het nadeel voor de Nederlandse gemeenten ca. € 15 miljoen per jaar. De leden van de SP-fractie lijkt het redelijk dat dit effect gecompenseerd wordt.

De leden van de VVD-fractie willen weten wat het effect is van het capaciteitstarief voor afnemers die vooral piekafname kennen in plaats van een continue afname van energie, zoals sportverenigingen en kerken. Deze afnemers hebben over het algemeen laag verbruik in verhouding, maar een aansluiting met een hoge doorlaatwaarde. Onder het nieuwe systeem worden deze afnemers wellicht onevenredig benadeeld.

Verder willen deze leden weten hoe wordt voorkomen dat beheerders van meervoudige aansluitingen zonder verblijfsfunctie, zoals lantaarnpalen en telecommunicatiekasten, te maken krijgen met onevenredige kostenstijgingen door invoering van het capaciteitstarief.

De regering stelt dat zonder aanvullende maatregelen de invoering van een capaciteitstarief ongewenste effecten op besparingsprikkels en op het inkomen kunnen hebben. De leden van de VVD-fractie willen graag weten welk inkomen hier bedoeld wordt en voor wie dit inkomen is bestemd. Om de ongewenste effecten weg te nemen wordt een aanpassing van de energiebelasting voorgesteld, waardoor de variabele kosten per kWh voor huishoudens en kleinere zakelijke afnemers gelijk blijft. Deze leden willen graag een gedetailleerd inzicht in de werking van dit voorstel ten aanzien de variabele kosten. Waar slaan belastingverlagingen en verhogingen bijvoorbeeld neer?

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie weten of het huidige vastrecht voor elektriciteit wordt verhoogd en met welk bedrag dit mogelijk gaat gebeuren. Zij vragen de regering inzicht in het effect op de totale inkomsten uit de energiebelasting enerzijds en de hoogte van de lasten voor de afnemer anderzijds. Worden er ook ongewenste effecten van de invoering van het capaciteitstarief voor het transport van gas verwacht en hoe worden deze weggenomen? Deze leden willen graag weten wat de voordelen van de afnemer zijn bij een capaciteitstarief ten opzichte van de huidige situatie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben meerdere vragen bij de invoering van het capaciteitstarief. Door invoering hiervan staat de hoogte van de transportkosten vooraf vast, omdat ze niet langer afhankelijk zijn van het werkelijke verbruik van de afnemer. Hoewel deze leden de voordelen zien van het beperken en vereenvoudigen van de administratieve processen, hebben zij toch nog enkele vragen. Voorgesteld wordt, om ongewenste effecten op besparingsprikkels weg te nemen, de energiebelasting aan te passen. Hiermee blijven de variabele kosten per kWh voor huishoudens en kleinere zakelijke afnemers gelijk. In hoeverre blijft hier voor de afnemer sprake van een op de factuur zichtbare besparingsprikkel? En in hoeverre zal het capaciteitstarief leiden tot een inefficiënt gebruik van de transportnetten, wanneer de prikkel om verbruik in de piekperiode te verplaatsen naar de daluren verdwijnt? Hoe weegt de regering het feit dat de netbeheerder verantwoordelijk wordt voor een goede uitrol van de slimme meter, maar na invoering van het capaciteitstarief geen prikkel meer heeft om zorg te dragen voor correcte meetdata? De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering deze punten nader toe te lichten.

2.2.4. Gevolgen voor het milieu

De leden van de fractie van het CDA pleiten ervoor de grens voor invoeding op het net binnen het kader van artikel 31c van de Elektriciteitswet 1998 te wijzigen van 3 000 kWh in 5 000 kWh. Door de verbeterde technieken en het verhoogde rendement van bijvoorbeeld zonnepanelen en anderzijds de introductie van HRe-ketels verwachten deze leden dat de decentrale opwekking van elektriciteit binnen particuliere huishoudens in de komende jaren verder zal toenemen. Deze leden juichen deze ontwikkeling toe en wensen de administratieve handelingen om teruglevering aan het net mogelijk en aantrekkelijk te maken zo klein mogelijk te houden. Een verhoging van de kWh-grens voor invoeding lijkt daarbij de aantrekkelijkste optie. Is de regering bereid deze wijziging in het onderhavige wetsvoorstel op te nemen?

Kan de regering aangeven, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, wat de voor- en nadelen zijn van het ophogen van de salderinggrens (artikel 31c van de Elektriciteitswet) naar de grens van het kleinverbruikertarief (10 000 kWh), eventueel met als extra voorwaarde dat er geen negatieve saldering plaats kan vinden? Waarom is er voor gekozen om in dit artikel «duurzame elektriciteit» te vervangen door «elektriciteit»? Om Warmtekrachtkoppeling (WKK) mee te kunnen laten draaien, had in artikel 31c toch ook verwezen kunnen worden naar artikel 1w van de Elektriciteitswet, waarin WKK wordt gedefinieerd?

2.2.5. Maatregelen

De invoering van het capaciteitstarief wordt niet rechtstreeks geregeld in het wetsvoorstel, maar in een ministeriële regeling. De leden van de SP-fractie vinden dat onwenselijk. De rechtsbasis voor het capaciteitstarief dient in de wet geregeld te zijn.

Met de invoering van het capaciteitstarief wordt een vastrecht geïntroduceerd voor het transport van elektriciteit. De invoering zal worden geregeld in een ministeriële regeling. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe de invoering van het capaciteitstarief voor gas wordt geregeld.

2.3. Veranderingen in de metermarkt

2.3.1. Aanleiding

De leden van de SP-fractie onderkennen dat de invoering van slimme meters voordelen kan hebben voor de consument. Door efficiëntere administratieve systemen kunnen kostenvoordelen behaald worden. Met name de regelfunctie van de slimme meter biedt in potentie veel mogelijkheden voor peakshaving – dus kostenbesparing, energiebesparing en integratie van duurzame energie in de gebouwde omgeving. Helaas lijken de kostenvoordelen door besparing op de administratieve lasten te gaan neerslaan bij de netbeheerders en de energieleveranciers. Dat vinden de leden van de SP-fractie onacceptabel.

De regering claimt dat de meetfunctie van de slimme meter door de betere informatievoorziening aan de consument alléén al goed is voor 2% energiebesparing per jaar. De leden van de SP-fractie vragen om dit te onderbouwen met de resultaten van onafhankelijk onderzoek naar de effecten van slimme meters waar deze al massaal zijn ingevoerd, zoals in Italië en Zweden. Het enige Nederlandse onderzoek waar de minister van Economische Zaken naar verwees bij haar beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Jansen betreft een betrekkelijk kleine steekproef, met een onderzoek in opdracht van een particulier energiebedrijf. De Consumentenbond wees tijdens genoemd rondetafelgesprek van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken op 16 april jl. op het gewenningseffect bij het verstrekken van extra informatie aan de consument, waar door dit type besparing na verloop van tijd weer terugloopt. Daarentegen blijft het energieverbruik van de slimme meter en de daaraan gekoppelde communicatie-infrastructuur altijd doorlopen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de verplichte 100% uitrol van de slimme meter er ook aan dient bij te dragen het verwerkingsproces van meetgegevens te vereenvoudigen, zodat er zich minder fouten gaan voordoen. Als reden voor deze problemen wordt ook de onderlinge afhankelijkheid van betrokken marktpartijen aangedragen. Om een oplossing te bieden voor dit probleem worden echter al het leveranciersmodel en het capaciteitstarief geïntroduceerd. Deze leden willen graag weten wat de verplichte 100% uitrol van de slimme meters nog toevoegt aan de oplossing van dit probleem. Daarnaast willen zij weten wat de noodzaak is van de invoering van het capaciteitstarief, wanneer er de verplichte 100% uitrol van de slimme meters wordt doorgevoerd.

Een andere reden voor de verplichte 100% uitrol van de slimme meter, zo merken de leden van de VVD-fractie verder op, is de bijdrage aan de verbetering van de energie-efficiëntie. De regering meent dat de markt de potentie van de slimme meter moet invullen met extra commerciële diensten. In hoeverre wordt hiermee invulling gegeven aan het laagdrempelig beschikbaar komen van gedetailleerde verbruiksinformatie, zo vragen deze leden. Deze informatie wordt immers meer op afstand gezet door deze te verpakken in betaalde commerciële diensten. De aan het woord zijnde leden zouden graag antwoord willen hebben op de vraag in welke mate er interesse en bereidheid is tot afname van dergelijke diensten onder afnemers. Daarnaast willen zij graag weten wat het milieueffect is gegeven het antwoord op voorgaande vraag en het feit dat overige afnemers enkel zes maal per jaar beschikken over gedetailleerde verbruiksinformatie. De vrijheid die leveranciers en anderen krijgen om diensten aan te bieden ten aanzien van het stimuleren van energie-efficiëntie is groot. Deze diensten brengen ook kosten met zich mee en het is dan ook niet ondenkbaar dat er combinaties van energieleverantie en een dergelijke dienst worden aangeboden waardoor de transparantie en vergelijkbaarheid van de verschillende tarieven kan vervagen.

2.3.2. Richtlijn betreffende energie-efficiency bij het eindverbruik en energiediensten

Kan een toelichting worden gegeven, zo vragen de leden van de SP-fractie, op de stelling dat de verplichte uitrol van slimme meters volgt uit richtlijn 2006/32/EG. Deze richtlijn schrijft voor dat eindverbruikers dienen te beschikken over een energiemeter die informatie geeft over het actuele verbruik. De klassieke elektriciteits- en gasmeter voldoen volgens deze leden aan dit vereiste. De gebruiker kan immers op de meter zelf aflezen of er sprake is van actueel verbruik en hoe hoog dit is. Ook is het simpel om via een lijstje naast de meter periodiek de standen te noteren en daarmee de ontwikkeling van het verbruik te monitoren.

Het wetsvoorstel regelt tevens dat bij alle kleinverbruikers een op afstand uitleesbare meter wordt geïnstalleerd. Er is dus sprake van een verplichte 100% uitrol van de zogenaamde slimme meter. De regering stelt dat dit wordt voorgeschreven door de richtlijn betreffende energie-efficiëntie. In het wetsvoorstel regels omtrent energie-efficiëntie (Kamerstuk 31 320) wordt echter al voorzien in de minimale verplichte implementatie van deze richtlijn, zo valt op te maken uit de nota naar aanleiding van het verslag over dit wetsvoorstel (Kamerstuknummer 31 320, nr. 6). In het wetsvoorstel regels omtrent energie-efficiëntie wordt echter niet voorzien in een verplichte 100% uitrol van de slimme meters bij kleinverbruikers. De leden van de VVD-fractie willen in het licht van het voorgaande weten in hoeverre er sprake is van een verplichte 100% uitrol van de slimme meter op grond van artikel 13, lid 1, eerste alinea van de richtlijn.

Ook wordt gesteld dat de slimme meter de enige oplossing is om invulling te geven aan de verplichting uit artikel 13, lid 2 om facturering dusdanig frequent te laten plaatsvinden om afnemers in staat te stellen hun eigen energieverbruik te regelen. In overweging 29 van de richtlijn betreffende energie-efficiëntie wordt er aan herinnerd dat er reeds een verplichting bestaat op grond van artikel 3, lid 6, van richtlijn 2003/54/EG die er toe strekt om een redelijke hoeveelheid informatie ter beschikking te stellen aan een afnemer, zodat deze in staat is om met kennis van zaken beslissingen te nemen over zijn individueel energieverbruik. De leden van de VVD-fractie zouden van de regering graag inzicht willen krijgen in de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichting op grond van artikel 3, lid 6, van richtlijn 2003/54/EG en in hoeverre deze invulling tegemoet komt aan de verplichting op grond van artikel 13, lid 2, van de richtlijn betreffende energie-efficiëntie. De richtlijn betreffende energie-efficiëntie geeft geen invulling aan de frequentie van facturering. Is de regering met de leden van de VVD-fractie van mening dat de minimumfrequentie van facturering op basis van de richtlijn eenmaal per jaar is? Zo neen, wat is de interpretatie van de regering op dit punt en tot welke minimumfrequentie leidt deze? Zijn er alternatieven denkbaar voor de verplichte 100% uitrol van de slimme meter om tegemoet te komen aan de verplichting op grond van artikel 13, lid 2, van de richtlijn betreffende energie-efficiëntie?

2.3.3. Benodigde functies van de meter

De leden van de CDA-fractie zien voordelen in de brede introductie van de slimme meter. Maar dan moet deze meter ook echt «slim» zijn en geen digitale versie van de huidige meters. Een dergelijke grootscheepse organisatie moet de metermarkt voor de komende 25 jaar kunnen bedienen. Deze leden betwijfelen of de criteria, voortkomend uit de technische ontwikkelingen op zo een lange termijn, nu alomvattend te omschrijven zijn.

De leden van de CDA-fractie zijn positief over het huidige wettelijke systeem voor het vaststellen van de Meetcode voor elektriciteit en gas. Deze leden vinden het onwenselijk dat dit evenwichtige en eenduidige systeem, dat recent is ingevoerd door het amendement Hessels c.s. (Kamerstuk 29 372, nr. 59) gewijzigd wordt door de eisen waaraan de meter moet voldoen per Algemene Maatregel van Bestuur vast te stellen. Is de regering bereid te betreffende bepaling uit het wetsvoorstel te schrappen?

De leden van de CDA-fractie pleiten voor een meter met de mogelijkheid van modulaire uitbreiding. Deze uitbreiding kan voortkomen uit extra service voor de klant (bijvoorbeeld ten behoeve van analyse van de verbruiksgegevens of aansturing van apparatuur bij bepaalde energieprijzen), maar ook facilitering van verschillende tarieven bij bijvoorbeeld subsidies voor duurzame energie (voor elektriciteit opgewekt door zonnepanelen geldt een ander subsidiebedrag per KWh dan voor elektriciteit opgewekt door een HRe-ketel).

Daarnaast verdient het volgens deze leden aanbeveling de best beschikbare technologie in de meters te verwerken. Als voorbeeld kan dienen de nieuwste gasmeters, die de werkelijk getransporteerde energie meten en dus geen afwijking meer kennen als gevolg van hoge of lage temperaturen. Is de regering bereid de eisen aan de slimme meter in het licht van het voorgaande aan te scherpen?

Kan de regering, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, ingaan op de kanttekeningen van ECN bij de «intelligentie» van de slimme meter? Kan de regering ingaan op de noodzaak van directe feedback door middel van een display en het effect hiervan op energiebesparing? Kan de regering de aanwezigheid van displayinformatie garanderen? Is het straks mogelijk dat er slimme meters worden uitgerold die géén mogelijkheid hebben om de productie van stroom door duurzame installaties (HRE, zonnepanelen, kleine windmolens) te registreren? Hoe verhoudt dit zich tot de klimaat en energieplannen van de regering? Is het mogelijk dat er straks slimme meters worden geïnstalleerd die géén mogelijkheden bevatten om bepaalde groepen/apparaten te bewaken en te waarschuwen wanneer daar onverwacht veel stroomverbruik plaatsvindt? Hoe zorgt de regering ervoor dat de slimme meter straks álle mogelijke opties voor energiebesparing ook daadwerkelijk benut?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat steeds meer afnemers, ook kleinverbruikers, gaan ook zelf elektriciteit opwekken, meestal in de vorm van PV-zonnepanelen. In de toekomst zou eenzelfde trend kunnen ontstaan voor de teruglevering van warmte. Bij kleinverbruikers die terugleveren aan het net zijn de kosten van bemetering een relatief grote kostenpost. Het is dus zaak dat een slimme meter ook op dit aspect slim is. Worden de kosten voor kleinverbruikers die PV-stroom terugleveren na de invoering van slimme meters lager dan op dit moment? Zo neen, waarom niet?

Een van de functies die de slimme meter wordt toegedicht is een extra functionaliteit in verband met fraudebestrijding, zo merken de leden van de SP-fractie op. Via een online analyse van het verbruikspatroon kan de leverancier in een vroegtijdig stadium fraudeurs in de kijker krijgen. Daar is op zich niets mis mee. In het wetsvoorstel wordt echter met geen woord gesproken over een ander soort «nieuwe» fraude dat geïntroduceerd wordt met de slimme meter: de slimme fraude. Het ligt zeer voor de hand dat handige hackers, net als eerder gebeurd is met de OV-chipcard, zich zullen proberen om de code van de slimme meter te kraken. Als dat lukt worden allerlei nieuwe varianten op klassieke vormen van energiefraude mogelijk: je kan vervalste informatie over je verbruik doorseinen naar de netbeheerder of je kan je eigen verbruik overboeken naar de meter van de buurman, om maar eens twee scenario’s te noemen. Verder vragen de leden van de SP-fractie welke bescherming de consument heeft als de blackbox bestaande uit de slimme meters en aanpalende hard- en software een rekening van 5 000 m3 gas uitdraait, terwijl het historische verbruik 1 500 m3 bedraagt. Kan de regering aangeven wat is ondernomen om het nieuwe systeem hacker-proof te maken en welke bescherming de consument heeft tegen onwaarschijnlijke rekeningen die uit het systeem rollen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien de mogelijkheden die de slimme meter als hulpmiddel op het gebied van energiebesparing en duurzame energieopwekking. Toch hebben deze leden behoefte aan een toelichting op een aantal punten. In hoeverre ondersteunen de nu voorgestelde meters de noodzakelijke functionaliteiten voor energiebesparing en voor integratie van duurzame energie? Is het zeker dat een netbeheerder zal kunnen communiceren met een door een derde gestelde meter? Biedt de NTA-norm daar een garantie voor?

2.3.4. Uitrol van de meters

De uitrol van de slimme meters zal een mega operatie worden, zo menen de leden van de CDA-fractie. Meer dan twee miljoen meters per jaar vervangen, betekent werk voor bijna 2 000 monteurs. Kan de regering aangeven of deze arbeidskrachten in de markt aanwezig zijn dan wel te werven zijn? Hoe wordt de planning uitgevoerd? Zal er sprake zijn van een geleidelijke uitrol over het hele land of zullen bepaalde regio’s als eerste aan de beurt komen?

Door introductie van het capaciteitstarief zijn de inkomsten van netbeheerders niet langer afhankelijk van meetdata, met als gevolg dat de netbeheerders, die verantwoordelijk worden voor de uitrol van digitale meters, geen belang meer hebben bij het goed functioneren van de meters. Vindt de regering, zo vragen de leden van de CDA-fractie verder, dat de netbeheerders voldoende belang hebben bij het goed functioneren van de meters? Verwacht de regering dat het door DTe gesignaleerde risico, dat de uitrol van digitale meters op korte termijn zal leiden tot meer administratieve problemen, zich verwezenlijkt?

De regering, zo merken de leden van de PvdA-fractie op, geeft een uitgebreide toelichting op de uitrol van de slimme meters. De regering heeft, blijkens haar toelichting, gezocht naar een goede balans tussen mogelijkheden om klanten die daarom verzoeken apart van een meter te voorzien (prioriteitsplaatsing) en het borgen van de beheersbaarheid en kostenefficiency van de uitrol. Dat laatste is aan de orde bij de regulering door de DTe. Hoe denkt de regering er voor te zorgen dat bij die uitrol niet alleen de efficiency en kwantiteit/snelheid alle aandacht krijgt, maar ook de kwaliteit van de uitrol? Wil de regering ook een bonus inbouwen voor netbeheerders die foutloos installeren?

In een artikel in de Volkskrant d.d. 15 april jl. gaf het netbedrijf Continuon, nu nog onderdeel van het geïntegreerde bedrijf Nuon, aan dat zij er voorstander van is alle aspecten van de invoering van de slimme meter, inclusief de ICT-infrastructuur, onder regie van één instantie te brengen. Is de regering het hier mee eens? De leden van de PvdA-fractie willen graag de mening van de regering hierover vernemen.

De potentiële kosten- en energiebesparing door middel van de regelfunctie van de meter is op dit moment nog niet ingevuld met concrete producten. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat zolang de baten nog niet geconcretiseerd zijn een verplichte uitrol niet aan de orde kan zijn.

De regering is voornemens om de uitrol van slimme meters binnen zes jaar uit te voeren. Dat betekent dat er per jaar twee miljoen meters geplaatst moeten worden. Kan de regering aannemelijk maken dat de energiebedrijven en de installatiebranche in staat zijn om dit tempo te halen, met de garantie van een goede kwaliteit van de uitvoering, zo vragen de leden van de SP-fractie. Waarom wordt gekozen voor een geforceerd snelle invoering, zonder dat duidelijk is of de kinderziekten van de slimme meter overwonnen zijn?

Het is van belang, zo stellen de leden van de fractie van de ChristenUnie, dat de uitrol van de slimme meters snel, efficiënt en foutloos verloopt. Dit is een enorme operatie. Kan de regering aangeven hoe deze operatie gepland en bewaakt zal worden? De kleinverbruiker beschikt straks weliswaar over een slimme meter, maar is nog afhankelijk van marktpartijen voor inzage in de verbruiksinformatie. Is het ook mogelijk om, een gedragsverandering op het gebied van energieverbruik te bewerkstellingen, de consument zelf de mogelijkheid te geven verbruiksinformatie uit te lezen? De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering deze punten nader toe te lichten.

2.3.4.1. Prioriteitsplaatsing

De leden van de fractie van het CDA achten het wenselijk dat bij prioriteitsplaatsingen direct de juiste meter geplaatst zal worden. Het mag niet zo zijn, dat bij werkzaamheden aan de gas- of elektriciteitsinstallatie in een huis, gedurende de periode van de uitrol, de vervanging van de meter niet wordt meegenomen. Datzelfde geldt met nadruk voor de plaatsing van decentrale opwekkingseenheden in huis, zoals zonnepanelen of een HRe-ketel.

Het wetsvoorstel impliceert dat de vrijheid van kleinverbruikers om te kiezen voor een bepaalde meter wordt beëindigd en de meter opnieuw wordt gereguleerd. Daarmee wordt een belangrijke marktdynamiek die door bedrijven als Cycle Systems en Oxxio is gecreëerd bemoeilijkt, zo menen de leden van de PvdA-fractie. De regering toont zich hiervan bewust door het voorstellen van prioriteitsplaatsingen. Kan de regering aangeven hoe zij borgt dat die plaatsingen ook daadwerkelijk doorgang kunnen vinden en leveranciers hier ook daadwerkelijk op kunnen bouwen? Op welke manier wordt de netbeheerder betrokken bij de prioriteitsplaatsingen? Heeft de netbeheerder zeggenschap over de manier waarop dit gebeurt? Zo neen, waarom niet? Op welke manier zouden de prioriteitsplaatsingen kunnen interfereren met de centrale uitrol?

2.3.5. Positie van de kleinverbruikers

Kan de regering toelichten wat er gebeurt als de afnemer problemen heeft met de digitale meter, die van de netbeheerder is? En hoe verloopt het contact tussen afnemer en netbeheerder wanneer de afnemer zelf micro-WKK of zonnepanelen wil installeren, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Wat vindt de regering van de suggestie van professor Van Putten om de consumenten, net als in Duitsland, een gecertificeerde meter in eigendom te laten verkrijgen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Waarom is de regering het eens of oneens met de stelling van prof. Van Putten, dat de 7-graden methode een «listige kunstgreep» is?

De slimme meter kan ook ingezet worden om onnodige afsluitingen bij betalingsachterstand te voorkomen, zo stellen de leden van de CDA-fractie. Het inbouwen van een prepaid faciliteit of een andere mogelijkheid om de doorvoer op afstand te beperken geeft de leverancierimmers de mogelijkheid om slechts de hoogst noodzakelijke elektriciteit en gas te leveren, eventueel ook nog aangepast per seizoen. Is de regering voornemens regels omtrent deze voorzieningen in de wetgeving op te nemen?

Een andere mogelijke functionaliteit van de slimme meter is de prepaidfunctie. De regering stelt dat «één van de Nederlandse energiebedrijven heeft reeds een succesvolle proef gedaan met het aanbieden van een prepaid meter aan kleinverbruikers. In de praktijk bleek de prepaid meter een goed instrument voor deze kleinverbruikers om inzicht te krijgen in hun verbruik en de kosten daarvan.» De leden van de SP-fractie constateren dat de prepaidmeter in landen waar dit fenomeen reeds lang bekend is, vooral wordt gebruikt bij kleinverbruikers die betalingsproblemen hebben of zelfs in hele buurten waar relatief veel afnemers met betalingsproblemen wonen. Deze leden zijn zeer geïnteresseerd in onafhankelijk onderzoek naar de ervaringen met prepaid meters in het Verenigd Koninkrijk, waar volgens hun informatie de gedwongen gebruikers van prepaid meters een zeer slechte rechtspositie hebben.

Ook wordt door de regering de suggestie gedaan dat de slimme meter een prepaid systeem voor energieleverantie mogelijk maakt. De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe deze mogelijkheden zich verhouden tot het doel van het wetsvoorstel, en in het bijzonder de introductie van de slimme meter, om de optimale werking van de kleinverbruikermarkt voor elektriciteit en gas te faciliteren? Hoe wordt voorkomen dat door deze mogelijkheden de transparantie en vergelijkbaarheid van tarieven teniet wordt gedaan en daarmee de werking van de kleinverbruikermarkt voor elektriciteit en gas wordt verstoord?

2.4 Informatiecode

De leden van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak om de informatie-uitwisseling tussen partijen op de energiemarkt te stroomlijnen en tegelijkertijd de waarborgen voor de klanten te verbeteren. Op dit moment loopt de informatie-uitwisseling via het bedrijf Energie Data Services Nederland (EDSN). Dat is een private organisatie, opgericht door de grote energiebedrijven. Deze leden constateren dat de afnemers, noch de overheid, bij EDSN een vinger in de pap hebben. Dat heeft voor de consument grote nadelen. EDSN focust op efficiency en gemak voor de energiebedrijven. Daar is op zich niets mis mee als er ook voldoende oog zou zijn voor andere maatschappelijke belangen. Dat is echter niet het geval, zo menen deze leden. Zo accepteert EDSN op dit moment leverancierswitches die louter gebaseerd zijn op een telefoongesprek tussen een aanbieder van energie en een telefonische klant. De afgelopen jaren hebben de consumentenprogramma’s overuren gedraaid bij het maken van uitzendingen over de agressieve telefonische verkooppraktijken van energieleveranciers en klanten die tegen hun wil worden overgeschreven.

Het lijkt de leden van de SP-fractie dan ook elementair om voortaan de eis te stellen dat een leverancierswitch uitsluitend nog door EDSN verwerkt wordt als de nieuwe leverancier een schriftelijke bevestiging van de klant, vastgelegd op papier of via beveiligde internetverbinding, kan overleggen. Waarom regelt de regering dit niet in dit wetsvoorstel? Waarom wordt niet vastgelegd dat consumenten en publieke partijen een grotere vinger in de pap krijgen bij EDSN, bijvoorbeeld door het recht van voordracht voor een aantal leden in de Raad van Commissarissen?

Een ander knelpunt in de huidige opzet van informatie-uitwisseling, zo merken de leden van de SP-fractie voorts op, is dat er voor energieleveranciers geen verplichting is om gebruik te maken van de laatste standaard. Een deel van de klanten van EDSN maakt nog steeds gebruik van een verouderde standaard, waardoor de kwaliteit van hun administratief proces onder de maat is. Waarom wordt niet wettelijk verankerd dat alle marktpartijen zich, met een redelijke overgangstermijn, dienen te conformeren aan de laatste standaard voor informatie-uitwisseling?

2.4.1. Privacyaspecten informatie-uitwisseling

De regering stelt als volgt dat de kleinverbruiker toestemming moet verlenen voor het gebruik van zijn persoonsgegevens; «deze toestemming wordt contractueel, in de aansluit en transportovereenkomst en de leveringsovereenkomst geregeld». Kan de regering toelichten geven wat de feitelijke betekenis is van deze toestemming via genoemde overeenkomsten. De consument die elektriciteit of gas geleverd wil krijgen heeft toch helemaal niet de keuze om daar niet zijn handtekening onder te zetten, zo vragen de leden van de SP-fractie.

3. STANDPUNTEN BETROKKENEN

Uit het rondetafelgesprek dat de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken op 16 april jl. over het onderhavige wetsvoorstel heeft georganiseerd blijkt, zo constateren de leden van de CDA-fractie dat (vertegenwoordigers van) de energiebedrijven positief zijn over het leveranciersmodel, de digitale meter en het capaciteitstarief, terwijl alle afnemers (consumenten, zakelijke afnemers en gemeenten) negatief zijn. Hoe kan de regering dit verklaren? Zijn de belangen van de leveranciers en de afnemers zorgvuldig afgewogen? Is de regering bereid tegemoet te komen aan de wens van de afnemers om zelf te bepalen wanneer zij van wie welke digitale meter krijgen?

Kan de regering ingaan op de kritische reacties van de Consumentenbond en de VNG, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Hoe kan de door VNG geschetste problematiek met lantarenpalen ondervangen worden?

4. ADMINISTRATIEVE LASTEN EN ANDERE EFFECTEN VOOR HET BEDRIJFSLEVEN EN MILIEU

4.1. Kosten en baten

De regering noemt meerdere bedragen als besparing ten gevolge van het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie missen echter een uitsplitsing van deze kosten en opbrengsten naar energieleverancier, netbeheerder en eindgebruiker. Bovendien vragen deze leden naar een mogelijke toename van kosten buiten de energiesector. Als voorbeeld noemen zij het uitlezen van watermeters, hetgeen nu nog gelijktijdig gebeurt met de energiemeters. Zal de kostenbesparing, die bereikt wordt door het op afstand uitlezen van de digitale energiemeter, niet leiden tot een rechtevenredige kostenstijging voor de waterbedrijven, zo vragen deze leden.

Hoe hoog zullen de totale kosten zijn van de slimme meter en hoe hoog zullen de totale opbrengsten zijn van het nieuwe marktmodel, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Blijkens het overzicht (p. 39) bedragen de totale baten van het wetsvoorstel voor het bedrijfsleven €100 miljoen per jaar. Dat is óók volgens de leden van de SP-fractie een interessant bedrag. Zij stellen de steun voor het wetsvoorstel mede afhankelijk van de mate waarin deze maatschappelijke baten terechtkomen bij de afnemers. Het wetsvoorstel gaat uit van de impliciete gedachte dat kostenvoordelen in een goed functionerende markt op termijn óók terechtkomen bij de consument. De energiemarkt functioneert echter niet goed en de vraag is of dit wetsvoorstel daar veel verandering in teweegbrengt. De NMa heeft de mogelijkheid om voor het gereguleerde deel van de markt (netbeheer, metermarkt) de tarieven te begrenzen.

De leden van de SP-fractie dringen er bij de regering op aan dat vóór de plenaire behandeling van het wetsvoorstel duidelijkheid te verschaffen over welk deel van de baten ad €100 miljoen, via tariefverlagingen wordt teruggegeven aan de consument.

Kosteneffectiviteit is een belangrijk uitgangspunt in het beleid ten aanzien van energie-efficiëntie van zowel de regering als de Europese Unie. Alleen de conversielasten voor de uitrol van de slimme meters bedragen al € 1 036 miljoen. Hierin zijn ook de kosten voor vervroegde afschrijving van de huidige meters meegenomen. Klopt het dat de kosten voor vervroegde afschrijving van de meters € 175 miljoen bedraagt, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo neen, wat zijn de kosten voor vervroegde afschrijving van de huidige meters? Kan er een onderbouwing worden gegeven van deze afschrijvingskosten? Deze leden vragen wat de kosteneffectiviteit van de verplichte 100% uitrol van de slimme meter is in relatie tot andere mogelijke maatregelen ten aanzien van energie-efficiëntie.

Naar verwachting van het bedrijfsleven kan de slimme meters binnen afzienbare tijd worden terugverdiend. Daarnaast geeft de regering aan dat de introductie van de slimme meter niet leidt tot verhoging van de meterhuur. Ook valt te lezen dat tussen 2001 en 2006 de meterhuur met gemiddeld 83% (elektriciteit) en 44% (gas) gestegen is en dat dit niet door onderliggende kostenstijgingen kan worden verklaard. Is de conclusie te rechtvaardigen dat bij handhaving van de huidige tarieven afnemers worden geconfronteerd met te hoge kosten? De leden van de VVD-fractie willen graag inzicht hebben in het verschil tussen de kosten van het beheer van de huidige gas- en elektriciteitsmeters en de inkomsten uit de meterhuurtarieven. Daarnaast willen deze leden graag een inschatting krijgen van de kostendekkende tarieven voor meterhuur in de situatie dat de introductie van de slimme meter wordt gebaseerd op vrijwillige plaatsing in combinatie met verplichte plaatsing op natuurlijke momenten, zoals nieuwbouw en ingrijpende renovaties.

4.2. Ervaringen in het buitenland

De regering meldt dat Italië en Zweden ver op Nederland voorop lopen bij de uitrol van slimme meters. In Italië zijn sinds 2007 zelfs alle huishoudens voorzien van een slimme meter. De leden van de SP-fractie wachten met belangstelling op onafhankelijke onderzoeksgegevens uit Italië en Zweden, die meer helderheid kunnen verschaffen over de werkelijke maatschappelijke effecten van de brede uitrol van slimme meters: wordt de verwachte energiebesparing gerealiseerd? Zo ja, in welke mate wordt de besparing veroorzaakt door betere informatievoorziening van de klant, dan wel door nieuwe diensten die mee kunnen liften met de infrastructuur van meters en communicatievoorzieningen? Welke diensten zijn dat? Hoe staat het met de storings- en verouderingsgevoeligheid van de meters?

De leden van de SP-fractie wijzen in dit verband nogmaals op de grote risico’s van een brede, verplichte uitrol van slimme meters als de effecten nog niet voldoende duidelijk zijn en de kinderziektes nog niet opgelost.

II ARTIKELEN

Artikel I, Onderdeel E

Waar is geregeld, zo vragen de leden van de SP-fractie, wat een redelijke factuurfrequentie is. Wat zijn binnen het kader van de nieuwe wet de mogelijkheden voor leveranciers om af te wijken van de nu gebruikelijke maandelijkse factuurfrequentie? Kan er een andere factuurfrequentie worden afgedwongen indien de klant hier niet mee akkoord gaat?

Artikel I, Onderdeel X

Kan worden aangegeven, zo vragen de leden van de SP-fractie, hoe hoog de incassokosten als bedoeld in artikel 95cb, lid 1, van de Elektriciteitswet 1998, die de leverancier ten behoeve van de netbeheerder dient te maken, gemiddeld bedragen?

Artikel III

Waarom heeft de regering het onthouden van medewerking aan de plaatsing van digitale meters niet als een administratief, maar als een economisch delict gekwalificeerd, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Hoe verhoudt deze keuze voor persoonlijke vrijheidsstraffen zich tot de recente wijziging om overtreding van de Elektriciteits- en Gaswet door netbeheerders niet langer als economisch delict te kwalificeren? Is er naar de mening van de regering sprake van een goede balans tussen de sancties?

Is het waar, zo willen de leden van de PvdA-fractie weten, dat niet-plaatsing van de slimme meter als economisch delict strafbaar is? Is dit proportioneel en kan de regering aangegeven waarom zij dit vindt?


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Duyvendak (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Gennip (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven