31 322 Kinderopvang

Nr. 336 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2017

Tijdens het algemeen overleg Kinderopvang op 21 juni jongstleden heb ik aan uw Kamer toegezegd op korte termijn in gesprek te gaan met de sectorpartijen over de door mij voorgestelde verduidelijking van de eisen aan de buitenspeelruimte en uw Kamer over de uitkomst uit dit gesprek te informeren. Ook is afgesproken in het gesprek met de sectorpartijen in te gaan op de communicatie richting ouders over de verschillende geldstromen vanuit de harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten uit het gesprek dat ik over beide onderwerpen heb gevoerd met de betrokken sectorpartijen. Daarbij ga ik eerst in op de verduidelijking van de eisen aan de buitenspeelruimte en vervolgens op de communicatie richting ouders over de verschillende geldstromen.

Achtergrond verduidelijking eisen buitenspeelruimte

Bij de internetconsultatie van het besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (hierna: besluit IKK) en bij de inventarisatie van de knelpunten rondom de harmonisatie zijn door individuele gemeenten en ondernemers zorgen geuit over de onduidelijkheden aan eisen voor de buitenspeelruimte. Naar aanleiding van deze signalen heb ik in mijn brief van 10 februari jongstleden1 toegezegd om met de sectorpartijen in overleg te gaan om te kijken hoe de eisen aan de buitenspeelruimte verduidelijkt kunnen worden.

In mijn brief van 16 juni jongstleden2 heb ik aangegeven hoe, ik de eisen die worden gesteld aan de buitenspeelruimte wil verduidelijken. In de voorgestelde verduidelijking geldt als uitgangspunt dat de buitenspeelruimte gedurende de gehele opvang beschikbaar en exclusief toegankelijk is voor de in het kindercentrum aanwezige kinderen. Om samenwerking met andere instanties mogelijk te maken, kan een houder afspraken maken over gedeeld gebruik van een buitenspeelruimte. Voorwaarde voor het delen van de buitenspeelruimte is dat de gemaakte afspraken over het delen van de buitenspeelruimte worden vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan. Hierbij moet er altijd sprake zijn van verantwoorde kinderopvang. Op deze manier wordt gezorgd dat ook bij een gedeelde buitenspeelruimte kinderen voldoende gelegenheid en tijd krijgen om buiten te spelen.

Uitkomsten gesprek sectorpartijen over de verduidelijking

Ik heb op 30 juni jongstleden overleg gevoerd met de sectorpartijen over de verduidelijking van de eisen aan de buitenspeelruimte. In het gesprek bleek dat alle partijen onderschrijven dat de huidige eisen geen duidelijkheid bieden aan situaties waarin instanties hun buitenspeelruimte delen. Om hier duidelijkheid in te bieden, is het van belang om de regels aan de buitenspeelruimte te verhelderen. Partijen hebben er bedenkingen bij dat de in de nieuwe regelgeving opgenomen verduidelijking een goed alternatief is voor de huidige regelgeving. Zij hebben aangegeven graag uit te zoeken of de huidige regelgeving op een andere manier verduidelijkt kan worden. Sectorenpartijen willen dat bekijken naar aanleiding van praktijkvoorbeelden.

Om aan de geuite zorgen tegemoet te komen, heb ik in overleg met de sectorpartijen besloten om de beoogde datum van inwerkingtreding van de nieuwe eisen aan de buitenspeelruimte één jaar op te schuiven, naar 1 januari 2019. Dit biedt aan de sectorpartijen de mogelijkheid om op basis van casussen uit de praktijk andere mogelijkheden voor de verduidelijking van de eisen te verkennen. Op basis hiervan zal ik bezien of de nieuwe eisen aan de buitenspeelruimte aanpassing behoeven. Indien dit niet het geval is, zullen de nieuwe eisen met ingang van 1 januari 2019 in werking treden.

Verschillende financieringsstromen voor ouders

In het voorschoolse stelsel is er een rol voor zowel het Rijk als voor de gemeenten. Via de kinderopvangtoeslag wordt het combineren van arbeid en zorg eenvoudiger. Ouders die beiden werken, een opleiding volgen of die een re-integratietraject doen, kunnen in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Daarnaast zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van een toegankelijk aanbod voor peuters van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, zodat ook deze peuters de gelegenheid krijgen om zich te ontwikkelen in een voorschoolse voorziening3. Ook heeft de gemeente een wettelijke verantwoordelijkheid om te zorgen voor een kwalitatief goed en toegankelijk aanbod van voorschoolse educatie voor kinderen met een risico op een (taal)achterstand: de zogenoemde doelgroepkinderen. Deze verschillende verantwoordelijkheden zorgen ervoor dat er voor ouders een samenloop kan ontstaan van verschillende financieringsstromen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als een ouder recht heeft op kinderopvangtoeslag en het kind daarnaast in aanmerking komt voor voorschoolse educatie4. Dit speelt nu ook al voor ouders die kinderen hebben die gebruik maken van voorschoolse educatie op de kinderopvang. Nadat peuterspeelzalen zijn omgevormd tot kinderdagverblijven, zal deze samenloop naar verwachting vaker voorkomen.

Goede communicatie richting ouders, peuterspeelzalen en gemeenten

Ik ben mij er bewust van dat door de verschillende financieringstromen het aanvragen van kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst ingewikkeld kan zijn voor ouders. Het indienen van een juiste aanvraag is belangrijk, want bij een onjuiste aanvraag kan de ouder te maken krijgen met een terugvordering. Voor een juiste aanvraag is het met name van belang dat de ouders over de uren die gefinancierd worden door gemeenten geen kinderopvangtoeslag aanvragen. Daarom zet ik, samen met de VNG, de Belastingdienst en veldpartijen in op goede communicatie richting ouders, peuterspeelzalen en gemeenten. Sociaal Werk Nederland ondersteunt peuterspeelzalen bij de omvorming tot kindercentra. Aanvullend heb ik alle houders van peuterspeelzalen een brief gestuurd met daarin onder andere de oproep om de ouders goed te informeren. Daarin heb ik ook aan houders van peuterspeelzalen aangegeven dat het belangrijk is dat ouders in de aanvraag voor kinderopvangtoeslag het juiste aantal uren en het juiste tarief aangeven. In het contract dat de houder met ouders sluit, moet duidelijk staan voor welke uren en voor welk tarief zij kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen en ouders moeten dit ook terug zien op hun factuur.

Daarnaast wordt er een digitale folder voor ouders gemaakt. Deze zal ik in september naar de houders van de peuterspeelzalen sturen. Ouders en houders worden daarmee geïnformeerd over de wijze waarop ouders op juiste wijze kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. Gemeenten hebben daarnaast ook een verantwoordelijkheid om ouders van doelgroepkinderen te ondersteunen bij de aanvraag van kinderopvangtoeslag.

Ik houd de komende tijd nauw contact met de VNG, Sociaal Werk Nederland en de vertegenwoordigers van ouders om te horen of er signalen zijn over de aanvraag kinderopvangtoeslag. Conform de motie van het lid Van ’t Wout5 zal ik u dit najaar verder informeren verder over de stand van zaken ten aanzien van de harmonisatie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 34 596, nr. 8.

X Noot
2

Kamerstuk 31 322, nr. 335.

X Noot
3

In het bestuurlijk akkoord uit 2016 heb ik hierover afspraken gemaakt met gemeenten: Kamerstuk 31 322, nr. 300.

X Noot
4

Dit speelt in gemeenten die er voor kiezen dat ouders – die voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komen – voor een aantal uren voorschoolse educatie kinderopvangtoeslag moeten aanvragen. Ook speelt dit bij ouders die meer uren willen afnemen dan het VE aanbod in de gemeente.

X Noot
5

Kamerstuk 34 596, nr. 12.

Naar boven