31 200 XV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008

nr. 84
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2008

Hierbij doe ik u toekomen het rapport «Werknemers met een brutoloon op en onder het wettelijk minimumloon in 2006»1. Het rapport bevat een weergave van het onderzoek dat de Arbeidsinspectie heeft verricht naar de toepassing van het wettelijk minimumloon in het Nederlandse bedrijfsleven.

Achtergrond onderzoek

Het onderzoek betreft de monitor van de Arbeidsinspectie naar de naleving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) uitgevoerd op basis van de loonadministratie van 2600 werkgevers. Deze is ook in 2001 en 2004 uitgevoerd.

De rapportage heeft geen betrekking op de handhaving en opsporing. Over de bestuursrechtelijke handhaving in het kader van het flankerend beleid vrij verkeer van werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen wordt uw Kamer nog voor de zomer geïnformeerd.

Belangrijkste bevindingen uit de monitor

De monitor toont een daling van het aantal onderbetaalde werknemers. In 2004 werden naar schatting 36 000 werknemers onderbetaald (0,6% van alle werknemers). Dat is volgens de gegevens uit 2006 grofweg 20 000 werknemers (0,3%).

Ook de mate waarin wordt onderbetaald is afgenomen: de onderbetaalde werknemers ontvangen gemiddeld een brutoloon dat naar schatting ongeveer 9% lager is dan het brutoloon waarop ze volgens de wet recht hebben (dit was 13% in 2004).

Onderbetaalde werknemers werken vooral in deeltijd en zijn relatief vaak jonger dan 29 jaar. Ze werken vaak in een verzorgende, dienstverlenende of commerciële functie en hebben een functie van laag niveau. De meerderheid werkt in het kleinbedrijf (minder dan 10 werknemers) en in de sector «Horeca». Van de mensen die in oktober 2005 onderbetaald werden, krijgt de ongeveer 41% een jaar later nog steeds een loon onder het wettelijk minimum. Ongeveer 50% krijgt een jaar later boven het minimumloon betaald.

Het aantal werknemers dat het minimumloon krijgt, bedroeg in oktober 2006 (het peilmoment van het onderzoek) ongeveer 100 000. Dat is 1,6% van het totale aantal werknemers. Ten opzichte van 2004 is dit aantal nagenoeg gelijk gebleven (in 2004 circa 93 000 werknemers wat overeenkomt met 1,5% van de werknemers).

In deze groep zitten relatief veel jongeren, deeltijders en vrouwen. Het merendeel is laagopgeleid en heeft een lage functie. De meeste minimumloners werken in de sectoren «Detailhandel» en «Horeca».

Ontwikkeling 2004–2006

 20042006
Aantal werknemers op minimumloon93 000 (1,5%)100 000 (1,6%)
Aantal onderbetaalden36 000 (0,6%20 000 (0,3%)
Mate van (gemiddelde) onderbetaling13%9%

De cijfers geven een algemeen beeld dat onderbetaling weinig voorkomt en dat sprake is van een vermindering van het aantal onderbetalingen. Aan de cijfers kan echter geen conclusie van een afnemende trend worden verbonden, omdat het om zeer kleine percentages gaat en de laatste cijfers beïnvloed kunnen zijn door een meer nauwkeurige onderzoeksmethode.

De vermindering van het aantal onderbetalingen heeft betrekking op de periode vóórdat de bestuursrechtelijke handhaving is ingevoerd. De voorlichtingsmaatregelen en de aansporing van de brancheorganisaties in de sectoren waar destijds onderbetaling relatief veel voorkwam (Detailhandel, Landbouw en Horeca) lijken behalve in de sector Horeca effect te hebben gehad.

Uit het onderzoek blijkt dat de onderbetaling vaak het gevolg is van een verkeerde netto-bruto berekening of een verkeerde berekening van de gebruikelijke arbeidsduur. Dat komt voornamelijk voor bij deeltijders. Met verbeterde informatie over de toepasselijke arbeidsduur en tevens informatie over wat er op basis van die arbeidsduur als minimumuurloon dient te worden betaald kan dit naar verwachting worden voorkomen. Tijdens het Algemeen Overleg over de evaluatie aanpassing wettelijk minimumloon heb ik uw Kamer toegezegd te willen bezien op welke wijze het beste informatie over minimumuurlonen kan worden verstrekt.1 Ik kan u mededelen dat ik voornemens ben om gelijktijdig met de publicatie van de (halfjaarlijkse) aanpassingen van de minimumloonbedragen, ook de meest voorkomende gebruikelijke arbeidsduur en de daarbij behorende minimumuurlonen te publiceren in de Staatscourant. Daardoor is voor zowel werkgevers als werknemers duidelijker en beter te berekenen wat het minimumloon dient te zijn als sprake is van een dienstverband waarin minder dan wel meer dan de gebruikelijke arbeidsduur gewerkt wordt. Naar mijn oordeel zal dit de naleving van de wet kunnen bevorderen.

Uit de rapportage blijkt verder dat in de sector «Horeca» onderbetaling relatief gezien nog veel voorkomt. Ik zal de brancheorganisaties in de horeca op de (zich herhalende) uitkomsten van de rapportages wijzen en hun vragen welke concrete maatregelen zij op korte termijn zullen nemen om onderbetaling tegen te gaan. Indien die uitblijven, dan zal de Arbeidsinspectie, naast het regulier onderzoeken van klachten, in de sector Horeca gerichte WML-inspecties gaan uitvoeren.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 XV, nr. 81.

Naar boven