31 015 Kindermishandeling

Nr. 75 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 januari 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het rapport «Vraag en aanbod forensisch-medische expertise bij de aanpak van kindermishandeling» aan dat in opdracht van het WODC is opgesteld en ons op 12 december is aangeboden.1 Dit onderzoek is op 11 mei 2011 aan uw Kamer toegezegd (Kamerstukken, 2010–2011, 31 015, nr. 55).

We beraden ons de komende tijd op de bevindingen van de onderzoekers en gaan hierover in gesprek met de relevante veldpartijen. Komend voorjaar kunt u onze reactie op het complete rapport verwachten. Bij de reactie betrekken wij ook de producten die de werkgroep «Beter benutten van forensisch-medische expertise» begin 2012 oplevert. Deze werkgroep is één van de vier werkgroepen die zijn ingesteld naar aanleiding van het rapport «Over de fysieke veiligheid van het jonge kind» van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (Kamerstukken, 2010–2011, 31 015, nr. 55).

In de voorliggende brief gaan wij op basis van het onderzoek uitsluitend in op de financiering van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM), conform toezegging door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens het algemeen overleg over kindermishandeling van 15 december jongstleden. Tijdens dit overleg is tevens gevraagd naar de wijze van bekostiging op het terrein van VenJ. Dit komt eveneens in deze brief aan de orde.

De inzet van de FPKM valt uiteen in twee delen: het zorggerelateerde gebruik van de FPKM waarbij VWS betrokken is en het gebruik van de FPKM in het justitieel kader waarbij VenJ betrokken is.

Ten aanzien van het zorggerelateerde deel geeft het rapport aan dat forensische expertise van de FPKM wordt ingeschakeld door kinderartsen en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) zonder dat hier financiering voor verstrekt wordt. Vanaf 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 financiert de Van der Hoeven stichting, waar de FPKM onderdeel van uitmaakt, de activiteiten op dit terrein uit een ontwikkelfonds. Dit zijn opgebouwde reserves die in de loop der jaren zijn opgebouwd.

Het rapport van het WODC geeft niet aan op welke wijze financiering tot stand zou kunnen of moeten komen.

Om na te gaan waarom de FPKM niet wordt bekostigd als reguliere instelling voor gezondheidszorg heeft VWS naar aanleiding van het conceptrapport overleg gevoerd met de FPKM/de Van der Hoevenstichting en DBC-onderhoud2. In het overleg is afgesproken dat de FPKM nog dit jaar aan het College voor zorgverzekeringen (CVZ) de vraag voorlegt of hun zorggerelateerde dienstverlening bekostigd kan worden op grond van de Zorgverzekeringswet. Daarom zal samen met het CVZ en het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg gekeken worden op welke wijze de FPKM het best bekostigd kan worden. Gezien de te doorlopen procedures is het niet mogelijk om in 2012 deze dienstverlening vanuit de Zorgverzekeringswet te bekostigen.

De Van der Hoevenstichting heeft laten weten de bekostiging van de zorggerelateerde dienstverlening van de FPKM per 1 januari 2012 te willen stopzetten. Nu blijkt dat men nog stappen moet zetten om tot reguliere financiering in het kader van de Zorgverzekeringswet te komen, zou dit betekenen dat vanaf die datum een deel van het aanbod zou wegvallen èn de aldaar opgebouwde kennis en expertise verloren zou kunnen gaan. Dit wil ik voorkomen, omdat ik veel waarde hecht aan de door de FPKM geleverde diensten. Daarom heb ik tijdens het algemeen overleg van 15 december aangegeven uit mijn eigen begroting voor 2012 1 miljoen euro te reserveren voor de financiering van de FPKM.

Ten aanzien van de inzet van de FPKM als aanbieder van forensisch-medische expertise in het strafrechtelijke kader, blijkt uit het onderzoek dat wanneer politie en Openbaar Ministerie een beroep willen doen op de FPKM of een andere aanbieder gebruik gemaakt kan worden van verschillende geldstromen.

Het betreft allereerst de algemene middelen van de politie, waarin ook de middelen voor opsporing zijn voorzien, en het budget gerechtskosten in strafzaken van het Openbaar Ministerie. De verdeling hiervan wordt regionaal bepaald door de regionale colleges cq. de arrondissementen. Uit interviews met de politie komen signalen naar voren dat er mogelijk regio’s zijn waarin de financiële ruimte die voor forensisch-medisch onderzoek ter beschikking wordt gesteld beperkt is. Dit zijn geen harde cijfers, maar wij willen deze signalen wel nader verkennen. De Minister van Veiligheid en Justitie zal in het kader van de daderaanpak «geweld in huiselijke kring» (Kamerstukken, 2011–2012, 28 345, nr. 116) en het actieplan aanpak kindermishandeling (Kamerstukken, 2011–2012, 31 015, nr. 69) het gesprek hierover aangaan met de politie en Openbaar Ministerie.

Naast de eigen vraaggestuurde budgetten van politie en Openbaar Ministerie die kunnen worden aangewend voor forensisch-medisch onderzoek, bestaat er de mogelijkheid een beroep te doen op het budget van de pilot inschakeling particuliere instituten. Eind 2009 is de toenmalige Minister van Justitie gestart met deze pilot om vast te kunnen stellen of marktpartijen een rol kunnen spelen bij de vergroting van het aanbod voor forensisch onderzoek (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 VI, nr. 150). De kennis en ervaring die deze pilot oplevert wordt in een begeleidend onderzoek geëvalueerd. Begin 2012 wordt het evaluatierapport verwacht. Daarna beslist de Minister van Veiligheid en Justitie over een eventuele structurele inschakeling van marktpartijen voor forensisch onderzoek. Uw Kamer wordt hierover vóór de zomer van 2012 geïnformeerd.

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft voor de periode tussen het einde van de pilot dit jaar en zijn standpunt een tijdelijke regeling getroffen. Die regeling houdt in dat hij voor de eerste helft van 2012 nog eens 500 000 euro heeft gereserveerd voor de voortgezette inschakeling van marktpartijen voor forensisch onderzoek. Indien politie en Openbaar Ministerie gebruik willen maken van de expertise van de FPKM met financiering ten laste van het budget van de pilot, dan kan hiervan ook in 2012 gebruik van worden gemaakt. Dit biedt voor nu voldoende financiële basis voor het gebruik van de FPKM als aanbieder van forensisch-medische expertise in strafrechtelijk kader.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

DBC-Onderhoud is het expertise- en service centrum op het terrein van de systematiek van de DBC’s (Diagnose Behandel Combinatie). Deze onderhoudt de DBC-systematiek voor de zorg en verleent service aan alle bij de DBC-problematiek betrokken partijen.

Naar boven