30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 206 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2016

In mijn brief over microplastics van 14 december 20151 heb ik aangegeven dat ik u voor de zomer zou informeren over de te volgen aanpak om de emissies van microplastics uit verf, autobanden en schurende reinigingsmiddelen naar het water te beperken.

Ik stuur u daarom hierbij het recente rapport toe van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over emissies en mogelijke maatregelen met betrekking tot deze drie bronnen van microplastics2. De vervolgstappen die ik neem beschrijf ik, en ik geef aan welke ontwikkelingen er spelen nationaal en internationaal om de emissies van microplastics te verminderen. Met deze brief geef ik tegelijkertijd invulling aan de motie Jacobi/Hachchi3.

RIVM-rapport4 «Emission of microplastics and potential mitigation measures. Abrasive cleaning agents, paints and tyre wear»

Op mijn verzoek heeft het RIVM een onderzoek uitgevoerd als vervolg op de quick scan die het RIVM in 2014 heeft gedaan5. Uit deze quick scan werd duidelijk dat er veel verschillende bronnen van microplastics zijn. Het RIVM heeft een eerste prioritering van deze bronnen gegeven op basis van de criteria relevantie (volume van emissies), haalbaarheid van maatregelen, en urgentie (mogelijkheid voor de consument om zelf actie te ondernemen en de gevoelde urgentie om te handelen). Het RIVM constateerde destijds dat verdiepingsstudies nodig waren om beter inzicht te krijgen in de precieze omvang van de bronnen van microplastics en mogelijke maatregelen om emissies te beperken. Ik heb die aanbeveling overgenomen. Op basis van de prioritering door het RIVM en de wens van uw Kamer is besloten om een verdieping uit te voeren naar verf, autobanden en schurende reinigingsmiddelen. Het gaat bij deze drie bronnen om productgroepen waarbij een specifieke industrie aanspreekbaar is en in staat is om de bron weg te nemen. Voor de overige argumentatie voor de keuze voor deze drie bronnen verwijs ik graag naar het RIVM-rapport.

Bij het opstellen van dit rapport hebben de verf-, autobanden-, en detergentenindustrie, de kunststofproducerende en -verwerkende industrie, de Plastic Soup Foundation en de Unie van Waterschappen commentaar geleverd.

De hoofdlijnen van dit rapport zijn:

  • De emissie naar het water wordt geschat op 330 ton verfdeeltjes, 1.800 ton autobandenslijtsel en 1 ton microplastics uit schurende reinigingsmiddelen. In de bijlage bij deze brief vindt u op uw verzoek informatie over emissies van autobanden en remmen.

  • De emissies in het onderzoek zijn geschat op basis van modellen waarin onzekerheden voorkomen. Slijtage van materialen en verspreiding van deeltjes zijn van veel factoren afhankelijk. Hiervoor zijn, door metingen, onderbouwde aannames gedaan. De onzekerheden betreffen met name hoeveel deeltjes hun weg vinden naar het oppervlaktewater en hoeveel deeltjes bij een waterzuiveringsinstallatie worden verwijderd6. Vervolgonderzoek is nodig om hierover meer zekerheid te krijgen.

  • De verspreidingsroute van deze deeltjes naar het oppervlaktewater is divers. Een deel komt in het rioolsysteem terecht. Deze deeltjes worden vervolgens deels eruit gefilterd bij een waterzuiveringsinstallatie (afhankelijk van de grootte van de deeltjes). Dat deel dat er niet wordt uitgefilterd, komt in sloten en rivieren terecht, waar het grotendeels naar de bodem zal zakken en in het sediment terechtkomt. Deze deeltjes kunnen uit het sediment opdwarrelen en zo geleidelijk verplaatst worden naar zee.

  • Voor alle bronnen wordt een groslijst aan maatregelen voorgesteld. Ook wordt een maatregel voorgesteld die kan worden genomen om de emissies te reduceren van meerdere bronnen van microplastics. Het RIVM geeft daarbij aan dat het bij het nemen van maatregelen logisch is om in ieder geval naar de grootste bronnen van microplastics te kijken, maar dat het ook voor een kleine bron gerechtvaardigd kan zijn om een maatregel te nemen bijvoorbeeld omdat er sprake is van een quick win. Verder geeft het RIVM aan dat de voorkeur uitgaat naar maatregelen die gericht zijn op preventie en die producenten aanspreken.

Appreciatie rapport en vervolgacties

Kunststoffen, groot of klein, horen niet thuis in het water. Ik wil maatregelen nemen om dat zoveel als mogelijk te voorkomen.

De analyse van dit rapport geeft me een scherper inzicht in de routes van emissies. De voorgestelde maatregelen geven mij concreet handelingsperspectief. Om zo effectief mogelijk te zijn in mijn vervolgstappen, laat ik op dit moment een analyse uitvoeren naar de haalbaarheid, kosteneffectiviteit en milieueffecten van de voorgestelde maatregelen. Op basis daarvan kan ik gericht actie ondernemen.

In december zal ik u melden welke maatregelen genomen kunnen worden voor deze drie bronnen. Dit geeft mij bovendien de kans om de uitkomsten beter af te stemmen met de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater en het traject om te komen tot een toekomstbestendige duurzame financiering van het waterbeheer. De resultaten van dit traject worden begin 2017 verwacht. Hierover bent u geïnformeerd door de Minister van Infrastructuur en Milieu voorafgaand aan het AO Water van 16 juni.7

De emissiecijfers geven een bevestiging van mijn beeld dat primaire microplastics, die bewust worden toegepast in producten of productieprocessen, over het algemeen qua volume van de bron kleiner zijn dan de secundaire microplastics, die ontstaan door verwering en slijtage uit een ander product. Verder wordt uit het onderzoek van het RIVM duidelijk dat het bij secundaire microplastics lastiger is om één plek te noemen waar de microplastics in het milieu terechtkomen omdat de verspreiding afhangt van de plaats en de manier waarop de producten gebruikt worden. Voor secundaire microplastics zal daarom de verspreidingsroute goed in beeld moeten worden gebracht om aanknopingspunten te vinden in de keten om de emissies te beperken. Deze noties zal ik meenemen in het vervolgtraject.

Internationale ontwikkelingen

In Europees verband zet ik ook in op maatregelen om de emissies van microplastics te verminderen. Deze maatregelen moeten zorgen voor een eenduidige definitie van microplastics, een verbreding van de scope van de Europese Ecodesign richtlijn, een Europees verbod op plastic microbeads in cosmetica en schurende reinigingsmiddelen, en een aanpak van overige bronnen.

De ontwikkelingen in Europa zijn positief. Onder mijn voorzitterschap hebben de EU-milieuministers tijdens de Milieuraad van 20 juni de Europese Commissie opgeroepen om in 2017 met krachtige maatregelen te komen voor minder emissies van macro- en microplastics naar het mariene milieu. De EU-milieuministers zijn het erover eens dat een maatregel in ieder geval moet zijn een EU-verbod op plastic microdeeltjes in cosmetica. Ook moeten er maatregelen komen die zijn gericht op andere producten die marien zwerfvuil veroorzaken als dit nodig blijkt te zijn. Deze verbreding naar andere producten vind ik belangrijk, omdat cosmetica een kleine bron is8 waarbij de Europese industrie al bezig is met het uitfaseren van plastic microbeads. Dat neemt niet weg dat deze bron eenvoudiger kan worden gestopt omdat hier plastic microbeads aan producten worden toegevoegd.

Verder zullen vanuit de regionale zeeconventie OSPAR9 de komende tijd gesprekken gevoerd gaan worden met Europese branches om te kijken welke maatregelen mogelijk zijn om de emissies te beperken van de bronnen kleding, verf, autobanden, schurende reinigingsmiddelen, kunstgras sportvelden en pellets. Mijn ministerie speelt een belangrijke rol hierbij. Deze bronnen zijn naar voren gekomen tijdens een Europese bijeenkomst die mijn ministerie eind vorig jaar samen met OSPAR heeft georganiseerd.

In Europa zet ik ten slotte in op de ontwikkeling van meetstandaarden voor micro- en nanoplastics, onder andere in ISO-verband. Verder lopen diverse meerjarige onderzoekstrajecten, onder andere het door STW10 gefinancierde TRAMP-project11 bij de Universiteiten van Wageningen en Utrecht, en vier door EU-JPI Oceans12 gefinancierde projecten waaraan Imares deelneemt. De eindresultaten worden in 2019 verwacht, en leveren verbeterde meet- en risicobeoordelingsmethoden voor micro- en nanoplastics in zoet- en zoutwater. Mijn ministerie volgt de voortgang op de voet. Met deze trajecten geef ik invulling aan de motie Jacobi/Hachchi2.

Overige ontwikkelingen

Ik ben zeer verheugd om te zien dat partijen in de markt hun verantwoordelijkheid nemen. Ik juich dit van harte toe. Zo is er voor pellets die worden geproduceerd als grondstof voor verdere kunststof producten het eigen initiatief «Operation Clean Sweep» dat door alle grote plastic producerende bedrijven wordt opgepakt. Dit initiatief is erop gericht om te voorkomen dat pellets in het milieu terechtkomen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar het eigen bedrijf, maar ook wat verderop in de keten gebeurt en bij het vervoer van de pellets. Verder hebben G-Star en de Plastic Soup Foundation recent aangekondigd dat ze gaan samenwerken om de emissies van kunststof vezels uit kleding te verminderen. In deze samenwerking ligt de focus op de ontwikkeling van innovaties, zoals kleding die geen vezels meer verliest, of de ontwikkeling van een filter voor een wasmachine die vezels afvangt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Bijlage: Autobanden en remmen

Slijtsel van banden en remmen is een belangrijke bron van vervuiling van microplastics naar het oppervlaktewater. Als gevolg van wrijving die optreedt tussen band en wegdek en wrijving bij remmen in voertuigen kunnen microplastics vrijkomen. Het gaat dan vooral om banden en in mindere mate om remsystemen. Voor wat betreft remslijtsel geeft het RIVM aan dat, op basis van gegevens uit de Nationale emissieregistratie, 300 ton op het wegdek terechtkomt en deels afspoelt naar de wegberm en naar het oppervlaktewater. In de Stroomgebiedbeheerplannen die voor de Europese Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld13, is vermeld dat slijtage van banden en remmen mede oorzaak is van de overschrijding van de oppervlaktewaternorm voor enkele stoffen zoals PAK’s en enkele metalen.

Niet alle deeltjes komen in het oppervlaktewater terecht. De kleinste deeltjes, ook wel aangeduid als fijnstof, gaan voornamelijk de lucht in. De grotere deeltjes slaan neer op de weg. Een substantieel deel blijft achter in het ZOAB-wegdek. Een ander deel spoelt af naar de omliggende wegbermen. Voor de luchtkwaliteit geldt dat vrijwel overal in Nederland wordt voldaan aan de Europese grenswaarden. En ook de komende jaren werk ik samen met de steden aan een verdere verbetering van de luchtkwaliteit. ZOAB wordt periodiek gereinigd. Deeltjes die in het rioolsysteem terechtkomen worden in zekere mate afgevangen binnen de zuiveringsvoorzieningen. De resterende fractie zal terecht komen in het oppervlaktewater. Deeltjes die in sloten en rivieren terechtkomen, hebben de neiging om naar de bodem zakken en in het sediment terecht te komen. Deze deeltjes kunnen uit het sediment opdwarrelen en op die manier geleidelijk verplaatst worden naar de zee. Schattingen van de hoeveelheid zijn vrij onzeker. Er zijn geen monitoringsgegevens van slijtagedeeltjes in oppervlaktewater of sediment.


X Noot
1

Kamerstuk 30 872, nr. 202.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Kamerstuk 34 300 J, nr. 24.

X Noot
4

RIVM-rapport 2016-0026.

X Noot
5

RIVM-briefrapport 20140110, Inventarisatie en prioritering van bronnen en emissies van microplastics.

X Noot
6

In de RIVM berekeningen wordt aangenomen dat de helft van de deeltjes in het afvalwater bij de RWZI wordt tegengehouden.

X Noot
7

Met de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater wordt ingezet op de gezamenlijke overkoepelende ambitie voor voldoende chemisch schoon en ecologisch gezond water voor duurzaam gebruik. In het project «duurzame en toekomstbestendige financiering van het waterbeleid» wordt in dat kader verkend hoe het principe van «de vervuiler betaalt» beter kan worden toegepast bij de kosten voor verontreiniging door diffuse bronnen en stoffen zoals medicijnen en microplastics.

X Noot
8

Het RIVM heeft een eerste indicatie gegeven van de emissies naar het oppervlaktewater in Nederland van cosmetica, pellets en instrooirubber voor voetbalvelden (primaire microplastics) en kleding (secundaire microplastics). Voor cosmetica gaat het om 60 ton per jaar, voor pellets om ongeveer 800 ton per jaar, voor rubbergranulaat om 10 tot 20 ton per jaar en voor kleding om 500 ton per jaar.

X Noot
9

OSPAR is een internationale zeeconventie ter bescherming van de Noord-Atlantische Zeekust waarbij 15 Europese landen en de Europese Unie zijn aangesloten.

X Noot
10

Stichting Toegepast Wetenschappelijk onderzoek.

X Noot
11

Technologies for the Risk Assessment of MicroPlastics.

X Noot
12

«Joint Programming Initiative Healthy and Productive Seas and Oceans» van de EU.

X Noot
13

Kamerstuk 31 710, nr. 45.

Naar boven