Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005-2006
KST94009
2005-2006
30 550 X
Jaarverslag en slotwet ministerie van Defensie 2005
Nr.
1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)
Aangeboden 17 mei 2006
INHOUDSOPGAVE blz.
A.
Algemeen
4
1.
Voorwoord
4
2.
Verzoek tot déchargeverlening
5
3.
Leeswijzer
9
B.
Beleidsverslag
12
4.
Beleidsprioriteiten
12
5.
Beleidsartikelen
26
6.
Niet-beleidsartikelen
85
7.
Bedrijfsvoeringparagraaf
97
C.
Jaarrekening
103
8.
Verantwoordingsstaten
103
8.1.
De verantwoordingsstaat van het ministerie
van Defensie
103
8.2.
De samenvattende verantwoordingsstaat
van de baten-lastendiensten
104
9.
Financiële toelichting bij
de verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten
105
10.
Saldibalans met toelichting
111
D.
Bijlagen
120
11.
Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s
120
12.
Bijlage 2: Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer
121
13.
Bijlage 3: Overzicht ambtelijke topinkomens
124
14.
Bijlage 4: Overzicht
personele en materiële inzet bij crisisbeheersingsoperaties
125
15.
Bijlage 5: Toelichting grote investeringsprojecten
129
16.
Bijlage 6: Overzicht uitgaven Koninklijk Huis
135
A. ALGEMEEN
1. VOORWOORD
Hierbij bied ik u het jaarverslag van Defensie over 2005 aan. Een verslag
dat niet in de eerste plaats uitgaat van het geld dat wordt uitgegeven, maar
van het beleid en wat wij hiermee wilden bereiken.
Een belangrijke doelstelling van dit kabinet is dat Nederland veiliger
wordt. Interne veiligheid en externe veiligheid zijn meer dan ooit met elkaar
verbonden en de krijgsmacht is bij uitstek geschikt om zowel in internationaal
als in nationaal verband voor de veiligheid van de burger op te komen en de
belangen van ons land te bevorderen. Ruim 7000 Nederlandse militairen zijn
in 2005 ingezet en hebben onder meer in Afghanistan, Bosnië en Irak bijdragen
geleverd aan vrede en veiligheid. De krijgsmacht is ook veelvuldig in Nederland
ingezet. In 2005 is op de Noordzee een recordaantal explosieven door onze
mijnenbestrijdingseenheden onschadelijk gemaakt. Doorgaans waren dat er jaarlijks
40, maar het afgelopen jaar waren het er ruim 200. In 2005 is ook een groot
beroep gedaan op de persoonsbeveiliging door de Koninklijke marechaussee.
Voorts zijn de afspraken met de civiele autoriteiten over de gegarandeerde
beschikbaarheid van 3000 militairen voor de ondersteuning bij rampen en incidenten
verder uitgewerkt. In 2006 gaan we op dezelfde voet door en zullen we bekijken
welke verdere afspraken Defensie met civiele autoriteiten kan maken om de
burger meer veiligheid voor zijn belastinggeld te geven.
Defensie is als organisatie ook flink in beweging. In 2003 is met de Prinsjesdagbrief
de grootste reorganisatie uit de geschiedenis van Defensie van start gegaan:
de operatie «Op weg naar een nieuw evenwicht». Halverwege deze
kabinetsperiode laat de tussenbalans van 2005 zien dat de uitvoering in grote
lijnen op schema ligt. Op 5 september werd de belangrijkste stap gezet in
de vorming van het nieuwe besturingsmodel. Sinds die dag beschikt Nederland
over een Commandant der Strijdkrachten en staat de krijgsmacht onder zijn
bevel. Een andere goede prestatie: we hadden ons voor 2005 voorgenomen 18,8
procent van de begroting te benutten voor investeringen. In werkelijkheid
zijn we uitgekomen op ongeveer 20 procent.
Ondanks de grootscheepse reorganisatie is Defensie een aantrekkelijke
werkgever en zij wil dat ook blijven. De werving van nieuw personeel is in
2005 succesvol verlopen. Ruim zevenduizend jonge mannen en vrouwen zijn in
2005 begonnen aan een interessante baan bij de krijgsmacht.
Ten slotte: de Kamer zal ook in 2006 verschillende malen worden geïnformeerd
over de stand van zaken van de reorganisatie bij Defensie, onder meer in de
kwartaalrapportages. Sinds 2003 hebben zich in binnen- en buitenland ontwikkelingen
voorgedaan en zijn nieuwe, operationele behoeften onderkend. Met het oog hierop
heb ik de Tweede Kamer tijdens de begrotingsbehandeling in november 2005 een
actualisering van de Prinsjesdagbrief 2003 toegezegd. Deze actualisering,
die meer een verfijning dan een herziening van het defensiebeleid behelst,
zal ik de Kamer begin juni in een brief aanbieden, zodat de Kamer het toekomstgerichte
document desgewenst kan betrekken bij de behandeling van het jaarverslag over
2005.
De Minister van Defensie,
H. G. J. Kamp
2. VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
Verzoek tot déchargeverlening van de Minister van
Defensie aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet
2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie
décharge te verlenen over het in het jaar 2005 gevoerde financiële
beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie
van Defensie.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek
tot déchargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur
op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld
van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;
d. de departementale saldibalansen;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de
bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid
en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Defensie. Dit rapport wordt separaat door de Algemene
Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot déchargeverlening dienen, naast het onderhavige
jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer,
de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005; dit jaarverslag
wordt separaat aangeboden.
b. de slotwet van het Ministerie van Defensie over het jaar 2005; deze
slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd,
het besluit tot déchargeverlening kan niet worden genomen, voordat
de betrokken slotwet is aangenomen;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2005 met betrekking
tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001.
Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie
van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk,
wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking
tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005 opgenomen rekening
van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2005 alsmede met betrekking
tot de Saldibalans van het Rijk over 2005 (de verklaring van goedkeuring,
bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001),
het besluit tot déchargeverlening kan niet worden genomen, voordat
de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Defensie,
H. G. J. Kamp
mede namens
De Staatssecretaris van Defensie,
C. van der Knaap
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart
de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer
aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen
door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet
2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening
van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de
voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart
de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer
aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen
door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer, [al}Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet
2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening
van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
3. LEESWIJZER
Opzet jaarverslag
Het jaarverslag bestaat uit: het voorwoord van de minister, het verzoek
tot déchargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de jaarrekening
en een aantal bijlagen. De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het
beleidsverslag (deel B). In dit beleidsverslag wordt ingegaan op de drie beleidsdoelstellingen
van Defensie, de aansluiting met de beleidsartikelen en de beleidsprioriteiten
zoals die voor 2005 zijn geformuleerd. De financiële gevolgen van de
beleidsprioriteiten worden voor wat betreft de opmerkelijke verschillen per
defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen (van
beleid)».
In het jaarverslag wordt een onderscheid gemaakt tussen financiële
en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder
de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven accountantsverklaring.
De financiële informatie bestaat uit hoofdstuk C «Jaarrekening»
en de bij de begrotingsartikelen opgenomen tabellen «Budgettaire gevolgen
(van beleid)» met de bijbehorende toelichting.
Toelichting beleidsartikelen
De informatievoorziening omtrent inzetgereedheid en prestaties is binnen
Defensie volop in ontwikkeling.
Met brief 29 949, nr. 28 d.d. 23 juni 2005 is de Kamer nader geïnformeerd
over de operationele doelstellingen in de begroting. Daarbij is aangegeven
dat in de begroting 2006 de gebruikelijke gereedheidsmatrices zijn gepresenteerd
voor wat betreft de inzetgereedheid.
Deze gereedheid wordt bepaald door drie factoren: de personele gereedheid,
de materiële gereedheid en de geoefendheid. Daar alleen het aantal vaardagen,
oefendagen of vlieguren niet bepalend is voor de mate van gereedheid zijn
de desbetreffende prestatiegegevens niet meer in de begroting 2006 opgenomen.
Het voornemen is om de gereedheid vanaf 2007 zichtbaar te maken in een gereedheidsmatrix.
De huidige gereedheidsmatrices worden daartoe verbeterd en de daarin te hanteren
normen worden verder op elkaar afgestemd.
Deze ontwikkelingen leidden er toe om in het Jaarverslag over 2005 bij
de beleidsartikelen 01 tot en met 03 en het niet-beleidsartikel 60 geen prestatiegegevens
per operationele eenheid c.q. ondersteunende eenheid op te nemen. Voor wat
betreft de Koninklijke marechaussee blijft de output toegespitst op de taakvelden.
Bijkomend argument is dat in de loop van 2005 de gehele defensieorganisatie
is gereorganiseerd. Het opnemen van prestatiegegevens van organisatiedelen
die in de loop van 2005 zijn gewijzigd dan wel opgegaan zijn in nieuwe organisatiedelen,
waarvoor inmiddels nieuwe indicatoren worden ontwikkeld, is niet zinvol.
Ter verbetering van het inzicht in de mate van het bereiken van de operationele
doelstellingen is in de beleidsartikelen 01 tot en met 03 de toelichting op
de doelstellingenmatrices uitgebreid waardoor een compleet beeld ontstaat
van de in 2005 voorgenomen en gerealiseerde inzetgereedheid, alsmede geconstateerde
afwijkingen en eventuele maatregelen. Evenals in het jaarverslag 2004 wordt
bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) toelichtingen
gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices zijn gemarkeerd met
het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen op afwijkingen (in
de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden
(zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie
van eenheden).
Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsprioriteit 1 in de beleidsagenda voor het jaar 2005 is het bereiken
van een nieuw evenwicht tussen de taken van de krijgsmacht en de daarvoor
beschikbare middelen. Ook voor het jaar 2005 zijn naar aanleiding van de organisatiewijzigingen
de budgetten herschikt. Dit heeft geleid tot verschuivingen tussen de programma-
en apparaatsuitgaven binnen het defensieonderdeel. In de loop van 2005 zijn
immers defensieonderdelen opgeheven die nog wel als beleidsartikel in het
jaarverslag moeten worden verantwoord (bijvoorbeeld Koninklijke marine). Daarnaast
zijn er gedurende 2005 defensieonderdelen opgericht die niet als separaat
beleidsartikel in het jaarverslag worden verantwoord zoals de Defensie Materieelorganisatie
(DMO) en het Commando Dienstencentra (CDC).
Het vasthouden aan een separate toelichting voor de programma- en apparaatsuitgaven
zou leiden tot een toelichting met een hoofdzakelijk technisch karakter die
geen recht doet aan de feitelijke ontwikkelingen in 2005. Teneinde een overzichtelijk
beeld te schetsen van de budgettaire gevolgen van beleid is derhalve bij de
beleidsartikelen 01, 02, 03 en niet-beleidsartikel 60 gekozen voor een clustering
naar de uitgavencategorieën personele uitgaven, materiële uitgaven,
investeringen, wachtgelden en inactiviteitswedden en bijdragen aan baten-lastendiensten.
Door middel van een aantal «box»-teksten wordt meer inhoudelijke
informatie gegeven bij investeringsprojecten waarbij sprake is van delta’s
ten opzichte van de begroting 2005. In bijlage 5 is een uitgebreider overzicht
opgenomen van de voortgang van grote materieelprojecten (Kamerstuk 27 830,
nr. 27 van 9 augustus 2004 inzake IBO Verwerving Defensiematerieel).
Toelichting bij de verschillen
In de toelichting bij de tabel «budgettaire gevolgen (van beleid)»
wordt ingegaan op opmerkelijke verschillen tussen de budgettaire raming en
de realisatie in het verslagjaar. Een uitputtend overzicht van de verschillen
wordt verantwoord aan de minister van Financiën.
Organisatorische ontwikkelingen
De organisatorische wijzigingen voortvloeiend uit «Op weg naar nieuw
evenwicht» zijn in de loop van het jaar 2005 uitgevoerd. Dit heeft geleid
tot het opheffen van de beleidsartikelen 10 en 11, respectievelijk Civiele
Taken en Internationale Samenwerking en het niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning
Krijgsmacht. Verder is het nieuwe beleidsartikel Defensie Materieelorganisatie
(DMO) opgericht en zijn alle ondersteunende activiteiten binnen Defensie ondergebracht
bij het eveneens nieuwe beleidsartikel Commando Dienstencentra (CDC). Deze
wijzigingen zullen in de begroting 2006 volledig tot uitvoering komen.
Voor de verantwoording over het jaar 2005 wordt in dit jaarverslag de «oude»
begrotingsindeling gehanteerd, zoals is opgenomen in de begroting 2005.
Koninklijk huis
Voorts is in dit jaarverslag gehoor gegeven aan de wens van de Algemene
Rekenkamer om in de afzonderlijke begrotingen en jaarrekeningen van de betrokken
ministeries de uitgaven die samenhangen met het Koninklijk Huis, herkenbaar
en duidelijk, te ramen en te verantwoorden, zodat op een eenvoudige wijze
een aansluiting is te maken met het overzicht dat wordt opgenomen in de begroting
en jaarrekening van het Huis der Koningin. In bijlage 6 is een overzicht van
de aan het Koninklijk Huis verbonden uitgaven opgenomen.
B. BELEIDSVERSLAG
4. BELEIDSPRIORITEITEN
Inleiding
Een belangrijke doelstelling van dit kabinet is een veiliger Nederland.
In onze tijd van mondialisering en open grenzen zijn interne en externe veiligheid
onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het open karakter van onze samenleving
en de internationale oriëntatie van onze economie maken een stabiele
en vreedzame internationale omgeving voor Nederland van levensbelang. De krijgsmacht
is bij uitstek geschikt om zowel in internationaal als in nationaal verband
de veiligheid van de burger en de belangen van ons land te bevorderen, zowel
binnen de landsgrenzen als (ver) daarbuiten. In 2005 is dan ook een groot
beroep op de krijgsmacht gedaan en is zij voor een breed scala aan taken ingezet.
Ruim 7 000 militairen zijn in crisisbeheersingsoperaties ingezet
in onder meer Afghanistan, Bosnië en Irak. Nederland leverde het afgelopen
jaar een wezenlijke bijdrage aan de door de Navo geleide «International
Security Assistance Force» (ISAF) in Afghanistan met onder meer Apache-helikopters,
F-16 gevechtsvliegtuigen, een «Provincial Reconstruction Team»
(PRT) en – rondom de verkiezingen voor het parlement en de provinciale
raden – een mariniersbataljon. In het kader van de operatie Enduring
Freedom is een detachement speciale eenheden met vier Chinook-helikopters
actief in de zuidelijke provincie Kandahar. De operatie Enduring Freedom wordt
overigens ook uitgevoerd in de wateren rond het Arabisch schiereiland. In
december 2005 droeg Nederland daaraan bij met drie marineschepen. Tevens nam
Nederland het bevel op zich van een maritieme taakgroep (CTF-150). De bijdrage
van Nederland aan de stabilisatiemacht in Irak (SFIR) werd in maart 2005 beëindigd.
Bijna twee jaar lang leverden onze militairen een bijdrage aan de stabiliteit
en veiligheid in de provincie al-Muthanna. Zij hebben er ongeveer 3 300
Iraakse veiligheidsfunctionarissen opgeleid. Gedurende het afgelopen jaar
droeg Nederland voorts met ruim 400 militairen bij aan de EU-operatie Althea
in Bosnië. Nederland heeft in 2005 ook een substantiële bijdrage
geleverd aan de snelle reactiemacht van de Navo, de NATO Response Force (NRF);
onder leiding van het snel inzetbare Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier
leverde Nederland samen met Duitsland het grootste deel van de landeenheden
voor NRF-4.
Nederlandse militairen zijn in 2005 tevens ingezet voor een reeks kleinere
missies. Zo namen zij deel aan de Navo-trainingsmissie in Irak, de EU-waarnemersmissie
in Atjeh op het eiland Sumatra en de VN-waarnemersmissie in het Midden-Oosten
(UNTSO). Militaire deskundigen zijn afgelopen jaar herhaaldelijk in ontwikkelingslanden
ingezet, veelal in Afrika, bij de opbouw van een veiligheidsapparaat en de
demobilisatie van voormalige strijdende partijen. Ook werden diverse ontwikkelingslanden
in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van opleidingen aan het Instituut
Defensie Leergangen en de School Voor Vredesmissies.
Voorts zijn Nederlandse militairen herhaaldelijk ingezet voor internationale
noodhulp. Hr.Ms. Van Amstel heeft steun geboden aan Amerikaanse burgers na
de orkaan Katrina bij New Orleans. Na de aardbeving in Pakistan leverde een
veldhospitaal met ongeveer 100 militairen een bijdrage aan de medische hulp
aan ongeveer 8000 mensen. Nederlandse Cougar-helikopters hebben
geassisteerd bij het bestrijden van bosbranden in Portugal.
Binnen onze landsgrenzen ontwikkelt de krijgsmacht zich tot een belangrijke
veiligheidsorganisatie. De samenleving verwacht dat de krijgsmacht er ook
in Nederland staat wanneer dat nodig is. Bij een aanslag, incident of ramp
moeten civiele en militaire autoriteiten elkaar blindelings kunnen vinden.
Afgelopen jaar zijn nadere afspraken gemaakt over het beschikbaar stellen
van militaire capaciteiten en de te hanteren procedures en zijn gezamenlijke
draaiboeken en oefeningen gehouden. Ook in Nederland werd een groot beroep
op de krijgsmacht gedaan. Zo werden tijdens het bezoek van de Amerikaanse
president Bush in mei 2005 ruim 1 200 militairen, waaronder eenheden
van de Nationale Reserve, ingezet voor de handhaving van de openbare orde
en veiligheid en de bewaking van terreinen en het luchtruim daarboven.
Naast de actieve betrokkenheid bij crisisbeheersingsoperaties, bijstand
aan de civiele autoriteiten en ondersteuning van de wederopbouw in ontwikkelingslanden,
is Defensie zelf ook in beweging. In 2003 is de grootste reorganisatie uit
de geschiedenis van Defensie van start gegaan onder de noemer «Op weg
naar een nieuw evenwicht». Defensie streeft naar een organisatie waarin
een nieuwe balans wordt gevonden tussen de omvang, de samenstelling, de uitrusting
en de beschikbare financiële middelen. De verkoop van overtollig defensiematerieel
en de sluiting van defensielocaties verlopen volgens plan. De wervingsresultaten
over 2005 zijn goed en leveren een directe bijdrage aan de verjonging van
de krijgsmacht. Op het terrein van bestuursvernieuwing zijn belangrijke mijlpalen
bereikt. Per 1 januari 2005 zijn drie nieuwe organisaties opgericht, te weten
de Bestuursstaf (BS), het Commando Dienstencentra (CDC) en de Defensie Materieelorganisatie
(DMO). Op 5 september 2005 zijn de nieuwe operationele commando’s opgericht
en hebben de bevelhebbers hun functie neergelegd. De nieuwe operationele commando’s
worden nu rechtstreeks aangestuurd door de Commandant der Strijdkrachten (voorheen
Chef Defensiestaf); de Koninklijke marechaussee staat onder leiding van de
Commandant der Koninklijke marechaussee en valt rechtstreeks onder de Secretaris-Generaal.
Beleidsprioriteiten
Dit jaarverslag heeft zoveel mogelijk het karakter van een uitzonderingsrapportage.
De nadruk ligt op de onderwerpen waarbij de uitvoering anders is gegaan dan
was voorzien. Uitgangspunt zijn de beleidsprioriteiten zoals omschreven in
de beleidsagenda 2005:
1. het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen de taken en de
middelen van de krijgsmacht;
2. de verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties;
3. het leveren van kwalitatief hoogwaardige bijdragen aan de snelle reactiecapaciteiten
van de Navo en de Europese Unie;
4. een bijdrage aan een geïntegreerd buitenlands- en veiligheidsbeleid
van Nederland;
5. de verdieping van de samenwerking met civiele autoriteiten in Nederland;
6. de vernieuwing van het personeelsbeleid.
1. Nieuw evenwicht tussen de taken en de middelen
van de krijgsmacht
In 2003 is de operatie «Op weg naar een nieuw evenwicht» begonnen.
Grootscheepse aanpassingen moeten een hernieuwd evenwicht tot stand brengen
tussen de omvang en de samenstelling van de krijgsmacht en de beschikbare
financiële middelen. Op 1 januari 2007 wordt de reorganisatie voltooid.
Dit maakte 2005 tot het jaar waarin de tussenbalans werd opgemaakt; u bent
hierover apart ingelicht. De uitvoering van
alle organisatorische veranderingen, de sluiting van defensielocaties en de
bijbehorende onzekerheden vergen veel van ons personeel. Dat de uitvoering
van de operatie «Op weg naar een nieuw evenwicht» desondanks op
schema ligt terwijl de operationele activiteiten doorgaan, is in hoge mate
aan hun motivatie en inzet te danken. De verkoop van overtollig defensiematerieel
en de sluiting van defensielocaties verlopen volgens plan, ondanks de grote
gevolgen voor het personeel.
Af te stoten materieel
Type
Stand van zaken
L-fregatten (met verwijzing naar Najaarsbrief 2002)
en 2 M-fregatten
Verkocht aan Chili.
10 Orions, plus reservedelen
Verkocht
aan Duitsland en Portugal.
Mijnenjagers Alkmaarklasse
Verkocht
aan Letland.
70 Leopard-2A6 tanks
Nog niet verkocht.
Complete MLRS (met verwijzing naar Najaarsbrief 2002)
Verkocht aan Finland.
18 PzH-2000
Nog niet verkocht.
Alle PRTL-systemen
Nog niet verkocht.
29 F-16’s
18 toestellen verkocht
aan Chili.
6 Apache-gevechtshelikopters
Eén dient ter vervanging van een verloren gegaan toestel. Overige toestellen
nog niet verkocht.
HAWK-systeem
Verkocht aan Roemenië.
YPR pantservoertuigen
Verkocht aan
Egypte.
De operatie «Op weg naar een nieuw evenwicht» behelst een
groot aantal maatregelen om de doelmatigheid te vergroten en de exploitatielasten
terug te dringen. Door het terugdringen van de exploitatielasten ontstaat
ruimte voor investeringen om de inzetbaarheid van de krijgsmacht te vergroten.
Een beeld van de geplande en het in 2005 gerealiseerde investeringspercentage
is als volgt:
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de maatregelen in het jaar 2005.
Koninklijke marine (Zeestrijdkrachten)
– Na een geslaagde platformproeftocht is in 2005 het laatste van
de vier luchtverdedigings- en commandofregatten overgedragen aan de Koninklijke
marine. In 2005 zijn ook nagenoeg alle sensor-, wapen- en commandosystemen
in bedrijf gesteld. Een belangrijke mijlpaal in 2005 was de succesvolle finale
lancering van zes Evolved Sea Sparrow en Standard-2 raketten.
– Een Luchtverdedigingsfregat (L-fregat) en een Multi-purposefregat
(M-fregat) zijn aan Chili overgedragen. Overdracht van een tweede L-fregat
volgt in 2006 en dat van een tweede M-fregat in 2007.
– De operationele activiteiten van de maritieme patrouillevliegtuigen
zijn per 1 januari 2005 beëindigd. Vanaf het marinevliegkamp Valkenburg
worden uitsluitend nog vliegbewegingen gemaakt die verband houden met het
verkoopgereed houden en maken van de vliegtuigen (inclusief het opleiden van
de buitenlandse piloten).
– Tijdens de begrotingsbehandeling van november 2005 heeft de Tweede
Kamer ingestemd met de herinrichting van de Koninklijke marine overeenkomstig
de Marinestudie 2005. Als gevolg hiervan zullen de komende jaren een reeks
van maatregelen worden getroffen om de Koninklijke marine nog beter in staat
te stellen haar taken uit te voeren.
Koninklijke landmacht (Landstrijdkrachten)
– De staf van de 25ste Afdeling Luchtdoelartillerie is in 2005 gereorganiseerd.
Hiermee is de eerste fase van de reorganisatie van de luchtverdedigingseenheden
van de Koninklijke landmacht voltooid. Met de hieraan gekoppelde vermindering
van 30 naar 24 Pantser Rups Tegen Luchtdoelen (PRTL-Cheetah)
is tevens een aanvang gemaakt met de afstoting van de PRTL bij de parate eenheden.
– De resterende 24 PRTL-en worden vervangen door het Stingerplatform.
Met de verwerving van Stingerplatorms is begonnen.
– De opheffing van 80 reserve-eenheden is in 2005 voltooid. Reeds
in 2004 is begonnen met de afstoting van het materieel en de infrastructuur.
– Een groot aantal infrastructurele projecten in Ermelo, Stroe en
Oirschot is in 2005 uitgevoerd in verband met het onderbrengen van eenheden
die moeten verhuizen als gevolg van de sluiting van de legerplaatsen in Seedorf
(eind 2006) en Ede-Oost (eind 2007).
– De twee vuurmondbatterijen van de 41ste Afdeling Veldartillerie
zijn in 2005 van Seedorf naar Nederland verplaatst en opgenomen in de Afdelingen
van 13 en 43 Mechbrig. De Stafbatterij van 41 Afdeling Veldartillerie is opgeheven.
Hiermee zijn alle vuursteuneenheden van de Koninklijke landmacht gereorganiseerd
en omgevormd tot volledig parate onderdelen.
– Vooruitlopend op de invoering van de Pantserhouwitser 2000 zijn
de 120 mm mortieren bij 42 en 44 Pantserinfanteriebataljon in 2005 buiten
dienst gesteld.
– Het Luchtdoelartillerie-Schietkamp bij Den Helder is op 1 januari
2005 gesloten en het Cavalerie-schietkamp op Vlieland is buiten bedrijf gesteld.
Koninklijke luchtmacht (Luchtstrijdkrachten)
– In het kader van de studie naar een integrale helikoptercapaciteit
is besloten tot de oprichting van het Defensie Helikoptercommando (DHC). Alle
helikopters van Defensie worden in het DHC ondergebracht. In 2005 is een projectorganisatie
opgericht. Eind 2007 start het DHC haar operationele werkzaamheden.
– De vliegoperaties vanaf de vliegbasis Twenthe zijn, met het oog
op de sluiting van deze vliegbasis in 2007, eind 2005 beëindigd. De overgebleven
F-16’s zijn eind 2005 herverdeeld over de vliegbases Volkel en Leeuwarden.
Op de vliegbasis Volkel zijn infrastructurele voorzieningen getroffen voor
het onderbrengen van het laatste F-16-squadron van Twenthe.
– In 2005 zijn voorbereidingen getroffen voor de verplaatsing van
de transporthelikopters van Soesterberg naar Gilze-Rijen en de sluiting van
vliegbasis Soesterberg. Daartoe is op Gilze-Rijen begonnen met de bouw van
de benodigde infrastructuur.
Koninklijke marechaussee
– In 2005 is begonnen met de uitvoering van het «Beleidsplan
Koninklijke marechaussee 2010». In dit plan worden de contouren van
de operationele bedrijfsvoering en van het organisatie-, personeels- en infrastructuurbeleid
voor de komende jaren uiteengezet. In 2005 is het Beleidsplan in diverse concrete
deelplannen uitgewerkt en vastgesteld. Zo is een strategisch vastgoedplan
opgesteld en zijn diverse reorganisatietrajecten opgestart voor onder meer
de districten, de brigades en het nieuw te vormen Landelijke Onderwijs- en
Kenniscentrum van de Koninklijke marechaussee.
– In 2005 zijn voorbereidingen getroffen voor de verplaatsing van
het peloton van 103 Eskadron Koninklijke marechaussee Seedorf naar Nederland
en de opheffing van de Brigade Koninklijke marechaussee Seedorf. De afbouw
van de Algemene Politiedienst van de brigade Twenthe wordt gerealiseerd binnen
de lopende reorganisatie van de districten en brigades zoals omschreven in
het Beleidsplan.
Bestuursvernieuwing
Sinds 1 januari 2005 functioneert het kerndepartement volgens het nieuwe
besturingsmodel als bestuursstaf. De voltooiing van de reorganisatie van de
bestuursstaf werd gemarkeerd met de formele beëindiging van de functie
van de bevelhebbers van de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en
de Koninklijke luchtmacht en hun ondersteunende staven in september 2005.
De staven van de drie nieuwe Operationele Commando’s zijn in 2005 operationeel
geworden. Begin 2005 werden zowel het Commando Dienstencentra (CDC) als de
Defensie Materieelorganisatie (DMO) formeel opgericht.
2. De verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht
voor crisisbeheersingsoperaties
In de afgelopen twee jaar zijn tal van maatregelen genomen en studies
verricht om de operationele inzetbaarheid te vergroten. De intensiveringen
uit het Hoofdlijnenakkoord van het tweede kabinet-Balkenende voor de verbetering
van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties zijn
overeenkomstig de beleidsagenda 2005 aangewend. Het gaat hierbij onder meer
om versterking van zowel strategisch als tactisch luchttransport en de verbetering
van de bescherming van de individuele militair in het «Soldier Modernisation
Programme». De vraag naar transporthelikopters en transportvliegtuigen
is de afgelopen jaren onafgebroken hoog geweest. De behoefte aan beschikbare
operationele capaciteiten en extra vliegend personeel is daardoor toegenomen.
Daarom is in 2005 besloten extra transportmiddelen aan te schaffen en het
aantal bemanningen voor de Chinook-helikopters en de C-130 en DC-10 toestellen
te verhogen. De Tweede Kamer is hieromtrent geïnformeerd met de brief «Nieuw
evenwicht op Koers» van 28 oktober 2005. Andere wijzigingen ten opzichte
van de beleidsagenda 2005 worden hieronder weergegeven.
– Strategisch transport is een belangrijk onderdeel van de expeditionaire
capaciteiten van de krijgsmacht. Hiervoor is in 2005 een derde DC-10 aangeschaft,
waardoor de beschikbaarheid van de overige twee DC-10’s voor air-to-air
refueling wordt vergroot. De operationele ingebruikname is in tegenstelling
tot wat eerder werd gedacht nu voorzien in 2007.
– Eind september 2005 is besloten tot de verwerving van een derde
en vierde Hercules C-130 transportvliegtuig voor het tactische transport in
en nabij missiegebieden. De toestellen ondergaan thans een modificatieprogramma
en zijn medio 2007 operationeel beschikbaar. Na operationele ingebruikname
zullen uiteindelijk alle vier Fokker-60 Utility transportvliegtuigen buiten
dienst worden gesteld.
– In het tweede deel van 2005 is het behoeftestellingsproces afgerond
voor de uitbreiding en versterking van de Chinook-helikoptervloot. Inclusief
de vervanging van de verloren gegane Chinooks zullen zes nieuwe toestellen
worden verworven.
– Voorzien was dat de Navo-landen in 2005 een contract zouden tekenen
voor de ontwikkelingsfase van de «NATO Alliance Ground Surveillance»
(AGS). Dit project heeft echter vertraging opgelopen.
– Om de bestrijdingscapaciteit van relatief kleine doelen in vooral
de kustwateren te verbeteren zou een verbeterprogramma voor de Harpoon in
2005 zijn begonnen. De nauwe relatie met de uitkomsten van de Marinestudie
leidde tot vertraging. De behoeftestellingsfase (DMP-A) zal nu in de eerste
helft van 2006 worden voltooid.
– In 2005 zijn vier van in totaal 57 Pantserhouwitsers 2000 bij
de landstrijdkrachten ingestroomd. Het overleg met Noorwegen
heeft niet geleid tot de beoogde uitruil van achttien Pantserhouwitsers voor
andere wapensystemen, waaronder het Short Range Air Defence (SHORAD)-systeem.
Onderzocht wordt op welke wijze de behoefte aan SHORAD-lanceerinstallaties
kan worden ingevuld. De verkoopmogelijkheden van de achttien overtollige houwitsers
wordt eveneens onderzocht.
– Eind 2005 is een aanvang gemaakt met het oprichten van een uitzendpool
voor de Koninklijke marechaussee. Deze pool valt onder de verantwoordelijkheid
van het nieuw gevormde District Landelijke en Buitenlandse Eenheden. De pool
bestaat in eerste instantie uit een netto inzetbare capaciteit van 153 marechaussees
voor internationale politiemissies.
3. Een kwalitatief hoogwaardige bijdrage aan de snelle
reactiecapaciteit van de Navo en de EU
Nederland heeft in 2005 bijgedragen aan de NATO Response Force (NRF),
de snelle reactiemacht van de Navo. Van 14 januari tot en met eind juni 2005
was NRF-4 op afroep beschikbaar. Duitsland en Nederland waren gezamenlijk «lead
nation» van de landcomponent. Onder leiding van het snel inzetbare Duits-Nederlandse
legerkorpshoofdkwartier leverden deze twee landen samen het grootste deel
van de landeenheden. Nederland droeg aan NRF-4 bij met ongeveer 4 000
militairen. De nationale ondersteuning, van ongeveer 1 000 personen,
is hierbij niet meegeteld. In overleg met Duitsland is het Duits-Nederlandse
legerkorpshoofdkwartier na NRF-4 weer voor NRF 10 (voorjaar 2008) en NRF 18
(voorjaar 2012) ingedeeld. NRF-4 werd in staat geacht operaties in het lagere
deel van het geweldsspectrum uit te voeren. NRF-4 is gedurende de stand-by
periode niet ingezet. Wel is tijdens NRF-4 een belangrijke oefening gehouden,
waaraan Nederland substantieel heeft bijgedragen.
Van 1 juli 2005 tot en met 10 januari 2006 stond NRF-5 stand-by. Nederland
droeg hieraan bij met ongeveer 600 militairen, een fregat, een mijnenjager,
de commandant en de staf van de maritieme mijnenbestrijdingstaakgroep, een
onderzeeboot, twaalf F-16’s en enkele NBC-eenheden. Met ingang van NRF-5
was de NRF inzetbaar voor missies zoals «initial
entry». In oktober 2006 moet de NRF de volledige operationele
capaciteit bereiken, waarmee ze inzetbaar wordt voor missies in het gehele
geweldsspectrum. NRF-5 heeft steun verleend na de orkaan Katrina in het zuiden
van de Verenigde Staten en na de aardbeving in Pakistan. Het verlenen van
steun in geval van een humanitaire ramp behoort tot het takenpakket van de
NRF. Voor beide rampen is gebruik gemaakt van transportcapaciteiten uit onder
meer de NRF-5. Voor steun na de aardbeving in Pakistan is tevens een beroep
gedaan op medische, genie- en helikoptereenheden uit NRF-5.
Nederland draagt ook bij aan de snel inzetbare reactiecapaciteit van de
Europese Unie, de EU Battle Groups (EUBG). De EUBG en de NRF zijn aanvullend
en versterken elkaar. Evenals bij de NRF gaat het bij de EUBG om snel inzetbare
eenheden, die de modernisering, de kwaliteitsverbetering en de uitzendbaarheid
van de Europese krijgsmachten zullen bevorderen. Het Verenigd Koninkrijk en
Nederland hebben tijdens de tweede coördinatiebijeenkomst (Battlegroup
Co-ordination Conference) in november 2005 de beschikbaarstelling van de UK-NL
Battlegroup in de eerste helft van 2010 bekend gemaakt. Ook de Duits-Nederlands-Finse
Battlegroup, die in de eerste helft van 2007 gereed moet zijn voor operationele inzet, is hier beschikbaar gesteld. Op korte termijn wordt
voor deze Battlegroup een trinationale planningscel opgericht bij het operationele
hoofdkwartier in Potsdam (Duitsland). Deze planningscel is belast met de voorbereiding
van de multinationale battlegroup. Gesprekken over een tweede bijdrage van
de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup zijn gestart.
Ook op het gebied van militaire politie-eenheden bestaat inmiddels een
multinationaal samenwerkingsverband. De European Gendarmerie Force (EGF) is
in februari 2005 gestart met zijn werkzaamheden. De EGF kan als bewapend element
worden ingezet in de overgangsfase tussen militaire en civiele crisisbeheersing.
Ook een zelfstandige operatie behoort tot de mogelijkheden. De EGF is vooral
een instrument voor de EU, maar kan ook worden aangeboden aan andere organisaties
zoals de Navo, de VN en de OVSE. Voor Nederland zijn vier functionarissen
van de Koninklijke marechaussee op dit hoofdkwartier werkzaam. In juni 2005
is een eerste oefening gehouden waarin de planningscapaciteiten voor het hoofdkwartier
werden getest. Na een tweede, omvangrijkere, oefening in april 2006 zal de
EGF waarschijnlijk operationeel worden verklaard.
4. Een bijdrage aan een geïntegreerd buitenlands-
en veiligheidsbeleid van Nederland
Buitenlands beleid, ontwikkelingssamenwerking en veiligheidsbeleid liggen
steeds meer in elkaars verlengde. Vrede, veiligheid en stabiliteit zijn voorwaarden
voor politieke, economische en sociale ontwikkeling. De verschillende beleidsinstrumenten
waarover Nederland beschikt – diplomatieke, economische, financiële,
humanitaire en militaire – moeten op een samenhangende manier worden
ingezet. Defensie en Buitenlandse Zaken werken intensief aan een geïntegreerde
benadering van het buitenlandse beleid en het veiligheidsbeleid.
Ook in internationaal verband bepleit Nederland de voordelen van een meer
geïntegreerde benadering van veiligheidsbeleid en wederopbouw. Zo is
in EU-verband de nodige aandacht geweest voor civiel-militaire samenwerking.
Dit strookt met het Nederlandse streven naar een meer geïntegreerd veiligheidsbeleid,
zowel op nationaal niveau als in de Europese Unie. In 2006 zal dit onderwerp
op de Europese agenda blijven staan. Het komt steeds vaker voor dat missies
niet uitsluitend een militair of civiel karakter hebben. Voorbeelden hiervan
zijn de civiele Atjeh Monitoring Missie (AMM), die voor een groot deel is
gevuld met militaire deskundigen, en de EU Security Sector Reform (SSR)-missie
in de Democratische Republiek Congo (EUSEC DRC). In dit kader is tijdens het
Britse voorzitterschap (tweede helft 2005) gewerkt aan een planningsconcept
dat beoogt optimaal gebruik te maken van het gehele EU-instrumentarium voor
crisisbeheersing, zowel van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB)
als van de Europese Commissie. Verder is een concept ontwikkeld voor EVDB-steun
aan hervormingen in de veiligheidssector (SSR), volgens de Europese Veiligheidsstrategie
een belangrijk toekomstig aandachtsgebied voor het EVDB.
In 2005 zijn voor de gestelde prioriteiten de volgende resultaten geboekt:
1. Actief bijdragen aan de ontwikkeling van een geïntegreerd
veiligheidsbeleid met inachtneming van de coördinerende bevoegdheden
van het ministerie van Buitenlandse Zaken.2. De Nederlandse krijgsmacht
zal militair-technische deskundigheid beschikbaar stellen voor de hervorming
van de veiligheidssector van landen die door een gewapend conflict zijn getroffen
en voor de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van strijdgroepen.
In 2005 zijn de voorbereidingen voor het samenstellen van een pool van
deskundigen gestart. Vanaf 1 januari 2006 voorziet de «SSR-pool»,
bestaande uit tenminste zestig personen, in een bestand van militair-deskundigen
die uitvoering kunnen geven aan de hervorming van de veiligheidssector (SSR).
Defensie kan militairen uit deze pool binnen een maand beschikbaar stellen
met een maximum van 30 deskundigen tegelijkertijd. Er komt een opleiding voor
deze deskundigen en zij worden regelmatig bijeen geroepen voor deze opleiding
en voor het uitwisselen van kennis en ervaring.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft in 2005 de beschikking
gekregen over een militair adviseur. Naar analogie daarvan is per 1 januari
2006 een Ontwikkelingssamenwerkingadviseur van het ministerie van Buitenlandse
Zaken op het ministerie van Defensie geplaatst. Er is bovendien een interdepartementale
overlegstructuur opgezet ter bevordering van geïntegreerd optreden in
wederopbouwsituaties, waarbij bilaterale, decentrale wederopbouwsteun wordt
overwogen in gebieden waar Nederlandse militairen zijn ingezet.
3. In overleg met het ministerie van Buitenlandse
Zaken zal Defensie projectvoorstellen ontwikkelen en indienen bij de Stuurgroep
Stabiliteitsfonds.
Het doel van het stabiliteitsfonds is om op snelle en flexibele wijze
ondersteuning te kunnen bieden aan activiteiten op het snijvlak van vrede,
veiligheid en ontwikkeling in landen en regio’s die dreigen af te glijden
naar een gewelddadig conflict of waar zich reeds een conflict heeft voltrokken.
Er zijn middelen van het Stabiliteitsfonds gebruikt voor de schenking van
militair materieel aan het Rwandese contingent van de vredesmacht van de Afrikaanse
Unie in de Soedanese regio Darfur (AMIS-2). Het betrof vrachtauto’s,
waterwagens en medisch materieel. De schenking aan het Rwandese contingent
draagt bij tot vergroting van de operationele capaciteit van het contingent
en zorgt voor een verbeterde veiligheidssituatie en voor meer stabiliteit
in de regio. Ook is in 2005 besloten vanuit het Stabiliteitsfonds de versterking
van de grensbewaking in Irak te ondersteunen. Voor de bevoorrading met goederen
en water van de veelal verafgelegen grensposten zijn 20 vrachtauto’s
met elk een wateraanhangwagen uit de overtollige voorraden van het ministerie
van Defensie overgedragen aan de Iraakse grenspolitie.
4. De samenwerking met het ministerie van Buitenlandse
Zaken moet zich ook uitstrekken tot andere ministeries. Verder kan ook het
bedrijfsleven een rol spelen in de «exit strategy» bij crisisbeheersingsoperaties.
Het bedrijfsleven kan een rol spelen via de inzet van reservisten. Op
22 december 2005 is een brief aan de Kamer gezonden over de inzet van
reservisten op het terrein van civiel-militaire samenwerking (Kamerstuk 29 521,
nr. 21). Hierbij kwam ook de rol van reservisten uit het bedrijfsleven aan
de orde, die onder meer via het project «Integrated Development
of Entrepreneurial Activities» (IDEA) bij operaties ingezet kunnen worden.
Dit project berust op de samenwerking van het ministerie van Defensie en VNO-NCW
en is voor het eerst ten uitvoer gebracht tijdens de SFOR-missie in Bosnië
(zie ook Kamerstuk 29 200 X, nr. 59 d.d. 3 februari 2004). Het werk van
IDEA wordt ook uitgevoerd vanuit het Nederlandse «Provincial Reconstruction
Team» in Afghanistan. Reservisten die afkomstig zijn uit het bedrijfsleven
geven onder meer door middel van individuele begeleiding en workshops advies
aan het plaatselijke midden- en kleinbedrijf om zo een bijdrage te leveren
aan de economische ontwikkeling van de regio.
5. De verdieping van de samenwerking met civiele
autoriteiten in Nederland
Onze moderne, open samenleving is kwetsbaar. Nederland kan te maken krijgen
met situaties waarbij de capaciteiten van civiele diensten al snel overvraagd
zijn en militaire steun en bijstand een vereiste is. De samenleving verwacht
dat de civiele autoriteiten en de krijgsmacht elkaar in dergelijke situaties
snel weten te vinden. Hierbij gaat het niet meer alleen om ondersteuning met
personele en materiële middelen, maar in toenemende mate ook om specialistische
vormen van bijstand. De samenwerking van Defensie met civiele autoriteiten
is in 2005 belangrijk verdiept.
Civiel-militaire bestuursafspraken (CMBA)
In maart 2005 ondertekenden de ministers van Binnenlandse Zaken, Defensie
en Justitie het CMBA-convenant (29 800 X, nr. 37, d.d. 21 april 2005)
over de inzet van militaire capaciteit voor civiele ondersteuning. Met dit
convenant garandeert Defensie de beschikbaarheid van 3 000 militairen
binnen overeengekomen reactietijden ter ondersteuning van de civiele autoriteiten
bij de bestrijding van nationale rampen en incidenten. Het convenant bevat
tevens concrete afspraken over de te hanteren procedures en de financiële
verrekening van de inzet van defensiecapaciteiten.
Het CMBA-convenant vormde de opmaat voor een vernieuwde invulling van
de derde hoofdtaak van Defensie. De tot op heden gehanteerde vangnetfunctie
van Defensie, in geval van dreigende tekorten aan civiele capaciteiten, voldoet
niet meer. Defensie ontwikkelt zich tot een volwaardige veiligheidspartner
naast civiele diensten als de politie, brandweer en de Geneeskundige Hulp
bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Deze ontwikkeling wordt gedragen door het
kabinet. Bindende horizontale afspraken over beschikbaar te stellen militaire
capaciteiten en daarbij te hanteren reactietijden moeten ervoor zorgen dat
de samenwerking minder vrijblijvend is en dat civiele autoriteiten weten op
welke steun en bijstand van Defensie ze kunnen rekenen (Kamerbrief «Defensie
en Nationale Veiligheid» 29 800 X, nr. 84, d.d. 22 april 2005).
In navolging van de brief «Defensie en Nationale Veiligheid»
is in de tweede helft van 2005 het project «Intensivering civiel-militaire
samenwerking (ICMS)» uitgevoerd; dit heeft geleid tot een inventarisatie
van aanvullende behoeftes, waarvan de financiering nog nader moet worden ingevuld.
Dit project had tot doel te komen tot concrete afspraken over de rol van Defensie
als veiligheidspartner. Met behulp van scenarioanalyses en ondersteund door
TNO, zijn de samenwerkingsmogelijkheden onderzocht op gebieden zoals de bescherming
van het luchtruim, de beveiliging van objecten en gebieden, de bescherming
van havens en de bestrijding van rampen. De analyses bieden kwalitatief inzicht
in de civiele behoefte aan ondersteuning met specialistische defensiemiddelen
voor onder andere explosievenopruiming, waarneming en beveiliging,
NBC-bestrijding en ICT-ondersteuning. Ook de commandovoering en de (netcentrische)
ICT-ondersteuning daarvan zijn onderzocht, evenals gezamenlijke opleidingen,
oefeningen en wetenschappelijk onderzoek. De ministerraad heeft in augustus
2005 ingestemd met de invoering van een Kustwacht nieuwe stijl. De Kustwacht
krijgt alle middelen ter beschikking, waaronder schepen en vliegtuigen en
bepaalt zelf wanneer deze worden ingezet. Deze inzet wordt aangestuurd vanuit
het Kustwachtcentrum in de marinehaven te Den Helder. De minister van Defensie
krijgt het beheer van de Kustwacht en is daarmee verantwoordelijk voor de
inzet van alle materiële zaken en middelen op zee. Tot slot is in 2005
gewerkt aan een herziening van het stelsel van bijzondere bijstandseenheden
en de oprichting van een overkoepelende Dienst Speciale Interventies (DSI).
De «Herziening van het Stelsel van Speciale Eenheden» is verwoord
in de Kamerbrief van 3 juni 2005 (Kamerstuk 29 754, nr. 23).
Defensie en terrorisme
Defensie beschikt over hoogwaardige specialistische capaciteiten ter bestrijding
van terrorisme. Met deze capaciteiten doet Defensie veel ervaring op in missiegebieden.
Defensie kan met deze capaciteiten en ervaringen civiele autoriteiten ondersteunen
bij de bestrijding van specifieke dan wel meer gewelddadige dreigingen. Het
eindrapport «Defensie en Terrorisme» (Kamerstuk 27 925, nr.
40, d.d. 18 januari 2002), dat is opgesteld naar aanleiding van de aanslagen
op 11 september 2001, beschrijft de bijdrage van Defensie aan terrorismebestrijding
in zowel Nederland als in missiegebieden. De maatregelen uit dit rapport,
dat begin 2006 zal worden geactualiseerd, zijn inmiddels grotendeels uitgevoerd.
De maatregelen behelzen onder andere de uitbreiding van de capaciteiten ter
verdediging van uitgezonden eenheden tegen aanslagen en de oprichting van
de 101 NBC-verdedigingscompagnie. Verdere intensiveringen staan beschreven
in de terrorismebrieven van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties van 10 september 2004 en 24 januari 2005. Met
deze brieven is onder andere de uitbreiding van de MIVD voor contraterrorisme-onderzoek
en de persoonsbeveiligingscapaciteit van de Koninklijke marechaussee aangekondigd.
Het jaar 2005 stond voor een belangrijk deel in het teken van de verwezenlijking
van de in de begroting aangekondigde intensiveringen. Zo neemt de MIVD deel
in de voor terrorismebestrijding relevante fora zoals de Raad voor de Nationale
Veiligheid en is zij aangesloten op de contraterrorisme-infobox. Verder is
een liaison van de MIVD geplaatst bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
(NCTb) en voorziet een convenant in nauwere samenwerking met de Algemene Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (AIVD). De analysecapaciteit van de MIVD is uitgebreid
op gebieden als contraterrorisme, contraproliferatie, telecommunicatie en
de CT-infobox. De Koninklijke marechaussee is begonnen met de uitbreiding
van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten en in 2005 is de inzet van
Air Marshalls beproefd. 2005 stond tevens in het teken van een reorganisatie
van de nationale kustwachtorganisatie.
6. De vernieuwing van het personeelsbeleid
De personeelsbrief «Verantwoord verkleinen, voortvarend vernieuwen»
van september 2003 gaf de hoofdlijnen weer van de personele gevolgen van de
maatregelen uit de Prinsjesdagbrief. In de personeelsbrief van 21 september
2004 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 5) zijn deze hoofdlijnen verder uitgewerkt.
Reductie en vulling
De overgang naar het nieuwe evenwicht is in 2005 voortvarend uitgevoerd.
Behalve de vermindering van het personeelsbestand, was aandacht nodig voor
de afstemming van het personeelsbestand op het nieuwe formatiebestand. Dit
vroeg om een verdere vermindering van het burgerpersoneel en het BOT-personeel,
terwijl tegelijkertijd een grote wervingsinspanning moest worden verricht
om BBT-personeel binnen te halen.
Al in 2003 en 2004 werd, vooruitlopend op de reorganisaties, door instroombeperking
en uitstroombevordering het personeelsbestand grotendeels op vrijwillige basis
verkleind. In 2005 zijn 29 gedwongen ontslagen gevallen. Ongeveer 700 mensen
zijn door bemiddeling van Kansrijk aan een andere baan geholpen bij Defensie
of daarbuiten. Nu bemiddelt Kansrijk nog voor ongeveer 450 herplaatsingskandidaten.
In de kwartaalrapportages over de migratieplannen is de Kamer iedere drie
maanden over de ontwikkeling van zowel het functiebestand (de organisatie)
als het personeelsbestand geïnformeerd. De krimpende organisatie en het
soms specialistische personeel dat overtollig werd, maakten het moeilijk gedwongen
ontslagen volledig te voorkomen.
In 2005 was het voor de doelstelling het personeelsbestand te verjongen
van groot belang het BBT-personeelsbestand verder te vergroten. De doelstelling
om in 2005 bijna 7 000 BBT’ers te werven, is gehaald. Hieraan heeft
de speciale werkgroep Personeelsvoorziening (Task Force Personeelsvoorziening)
een bijdrage geleverd. De vulling van de operationele eenheden neemt daardoor
verder toe. Omdat de instroom van nieuwe militairen dit jaar later dan gepland
op gang kwam (vooral in september en oktober is veel personeel binnengekomen),
blijft de gemiddelde BBT-sterkte in 2005 nog wel enigszins achter bij wat
was begroot.
Door de vermindering van het burger- en BOT-personeel, een goede werving
en een reorganisatietempo dat overeenkomt met de planning, heeft Defensie
in 2005 belangrijke stappen gezet om per 2007 de beoogde balans te bereiken
tussen de gewenste organisatie (O), het personeelsbestand (P) en de daarvoor
beschikbare financiën (F).
Personele reducties
Flexibel Personeelssysteem
In 2005 is de basis gelegd voor de uitwerking van belangrijke beleidsvoornemens
op het gebied van het personeelsbeleid. Het voorstel voor aanpassing van de
Militaire Ambtenarenwet is gereed en goedgekeurd door de ministerraad. Hierin
wordt de speciale positie van de militair als werknemer geregeld. Door de
aard van hun werk en verantwoordelijkheden zijn militairen ambtenaren, waarop
niet alle reguliere rechten en plichten van toepassing zijn. De gewijzigde
Militaire ambtenarenwet is op dit ogenblik onderwerp van overleg met de centrales
van overheidspersoneel. Hierin worden onder meer de voorwaarden voor de totstandkoming
van het flexibele personeelssysteem vastgelegd. Op grond van de aan het parlement
aangeboden brief over het flexibele personeelsbeleid (Kamerstuk 29 800
X, nr. 122) zijn de hoofdlijnen van dit systeem tijdens het begrotingsoverleg
toegelicht. Het flexibele personeelssysteem moet in 2007 worden ingevoerd.
Veteranen
Tijdens de eerste Nederlandse Veteranendag op 29 juni 2005 zijn in Den
Haag oude en jonge veteranen samengekomen. Nederland telt ongeveer 150 000
veteranen, van de oud-strijders uit de Tweede Wereldoorlog tot ongeveer 50 000
jonge veteranen die zijn ingezet in crisisbeheersingsmissies in onder meer
Libanon, het voormalig Joegoslavië, Afghanistan en Irak. Defensie is
er in geslaagd ook vooral jonge veteranen te bereiken, die in toenemende mate
het beeld van de veteraan voor de samenleving zullen gaan bepalen. De dag
kon op grote waardering van veteranen en van het Nederlandse publiek rekenen.
In 2005 is ook de integrale nota Veteranenzorg (Kamerstuk 30 139,
nr. 2) tot stand gekomen. In deze nota is de blauwdruk opgenomen voor de herinrichting
van de geestelijke gezondheidszorg voor zowel actief dienende militairen als
veteranen. Ook zijn nieuwe maatregelen aangekondigd, zoals de ontwikkeling
van het veteranenregistratiesysteem en een meer actieve benadering van de
veteraan.
Gender
Defensie streeft ernaar in alle geledingen en functiegebieden een evenwichtige
verdeling tussen mannen en vrouwen te hebben. Defensie wordt er beter van
als vrouwen vertegenwoordigd zijn in alle delen van de organisatie. In 2005
is het aantal vrouwen in officiersrangen toegenomen en is in Nederland de
eerste vrouwelijke generaal benoemd. Thans wordt onderzocht of onderzeeboten
toegankelijk kunnen worden gemaakt voor vrouwen en wordt de rol van vrouwelijke
militairen in crisisbeheersingsoperaties versterkt. Een voorbeeld hiervan
is het fouilleren van vrouwen door vrouwelijke militairen en de inzet van
vrouwen in contacten met de lokale bevolking.
Herinrichting Personele functiegebied
Bij het Commando Dienstencentra (CDC) is eind 2005 de bedrijfsgroep Defensie
Personele Diensten (DPD) opgericht, waarin bestaande en nieuwe bedrijven op
personeelsgebied zijn geclusterd. De overgang naar één personeelsinformatiesysteem
maakt een einde aan de praktijk waarin de personele processen en de beleidsuitvoering
per defensieonderdeel uiteenlopen. De vastgestelde knelpunten bij de implementatie
van PeopleSoft zijn gedurende 2005 in het kader van het «Integraal Verbeterplan
P&O-informatievoorziening» grotendeels opgelost. De verbeteracties
zullen in de eerste helft van 2006 worden voortgezet. Het Dienstencentrum
Human Resources (DC HR) is in april 2006 gestart met haar werkzaamheden.
Eind 2005 is het gebouw voor vestiging van dit centrum aangekocht en wordt
gefaseerd in gebruik genomen.
5. BELEIDSARTIKELEN
Inleiding tot de beleidsartikelen
De hoofdtaken van Defensie
De basis van de hoofdtaken van Defensie is vastgelegd in artikel 97, lid
1 van de Grondwet: «Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming
van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving
en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht».
Voor de krijgsmacht gelden drie hoofddoelstellingen, te weten:
– de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk
grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
– de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
– ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving,
rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Al naar gelang de aard en de wijze van optreden zijn per operationeel
commando nader geoperationaliseerde doelstellingen bepaald en in het betreffende
beleidsartikel opgenomen en toegelicht.
In dit onderdeel van het jaarverslag zijn de navolgende beleidsartikelen
toegelicht:
01 Koninklijke marine;
02 Koninklijke landmacht;
03 Koninklijke luchtmacht;
04 Koninklijke marechaussee;
09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties;
10 Civiele taken;
11 Internationale samenwerking.
De toelichting per beleidsartikel kent de volgende opbouw: algemene beleidsdoelstelling,
budgettaire gevolgen van beleid, beleidsmatige informatie (realisatie operationele
doelstellingen) en, waar van toepassing, de uitgevoerde beleidsevaluaties.
De verschillen tussen de budgettaire raming voor 2005 en de realisatie
in 2005 worden toegelicht. De belangrijkste begrotingswijzigingen zijn met
de Voor- en Najaarsnota verwerkt. Zo zijn ten laste van het generieke beeld
de loon- en prijsbijstelling aan Defensie toegekend. Daarnaast is van invloed
de doorwerking van de eindejaarsmarge uit 2004 en de mutaties op de (hogere)
ontvangsten. Met de Voorjaarsnota is tevens een aantal maatregelen verwerkt
zoals de budgettaire toevoeging ten behoeve van de bestrijding van terrorisme
en voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties.
De met de begroting 2006 in gang gezette wijzigingen in de organisatie
om te komen tot een nieuw evenwicht heeft eveneens gevolgen voor de uitvoering
van de begroting 2005. Dit heeft geleid tot herschikkingen van budgetten voor
exploitatie en investeringen bij de beleidsartikelen. Aanvankelijk leek dit
tot een vertraging te leiden van de begrotingsuitvoering 2005. Uiteindelijk
is de realisatie 2005 voorspoedig verlopen, dit geldt met name voor diverse
investeringsprojecten die alsnog zijn gerealiseerd dan wel versneld.
Daarnaast zijn de uitgaven voor de materiële exploitatie ook enigszins
hoger uitgevallen door onder andere de gestegen brandstofprijzen.
Beleidsartikel 01 Koninklijke marine
Algemene beleidsdoelstelling
De Koninklijke marine (KM), sinds 5 september 2005 het Commando Zeestrijdkrachten
(CZSK), levert met zeestrijdkrachten een bijdrage aan de realisatie van de
hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse
ambitieniveau. Het Nederlandse ambitieniveau, zoals verwoord in de Prinsjesdagbrief «Op
weg naar een nieuw evenwicht» van 16 september 2003, geeft een beschrijving
van de taken die eenheden van de KM moeten kunnen uitvoeren. Het ambitieniveau
is onder andere gebaseerd op internationale verplichtingen (Navo/EU) en de
dreiging in verschillende scenario’s. Om dit ambitieniveau waar te kunnen
maken en de inzetbaarheid op peil te houden, worden de operationele eenheden
van de KM nagenoeg volledig gevuld en continu getraind. Dit garandeert dat
aan de vraag naar operationeel gerede eenheden van de KM voldaan kan worden,
zowel voor crisisbeheersingsoperaties, inclusief «NATO Response Force»
(NRF) en «EU Battle Groups» (EUBG), als voor nationale taken.
De eenheden van de KM zijn zelfstandig, met eenheden van andere operationele
commando’s (joint) en met eenheden van andere staten (combined) inpasbaar
in grotere internationale verbanden. De maritieme inspanning richt zich primair
op het veiligstellen van de zee als uitvalsbasis voor militaire operaties
(initial entry), alsmede op de ondersteuning van land- of luchtoperaties.
Vanuit zee worden doelen bestreden en eenheden aan land gezet. De benodigde
maritieme capaciteit wordt daartoe in taakgroepverband bijeengebracht.
Het beschikken over zeestrijdkrachten met een amfibische capaciteit biedt
grote voordelen in geval van crisissituaties. Een amfibische taakgroep kan
zich op volle zee verzamelen en voorbereiden, voorziet in voortzettingsvermogen
en continue aanwezigheid nabij een conflictgebied, zonder het territorium
van landen te schenden. Zonodig kunnen zeestrijdkrachten direct (door de inzet
van scheepswapens of mariniers) of indirect (door het uitvoeren van een embargo)
de situatie op het land beïnvloeden. In geval van een grootschalige,
landgebonden operatie kunnen de zeestrijdkrachten cruciale ondersteuning en
bescherming leveren. De zee is een belangrijke aanvoerroute voor personeel,
materieel en voorraden. De maritieme inspanning richt zich ook op de bescherming
van het zeeverkeer, vooral bij zeestraten en zeehavens, die kwetsbaar zijn
voor terrorisme en zeeroof, en op de bescherming van zeeroutes nabij conflictgebieden.
Voorts is de maritieme inspanning gericht op politionele en justitiële
taken (kustwachttaken) en taken lager in het geweldsspectrum, zoals blokkade,
embargo, bestrijding van smokkel(organisaties), maritieme presentie en surveillance,
zowel in kustwateren als op volle zee en niet alleen in de thuiswateren van
het Koninkrijk, maar ook verder van onze landsgrenzen.
Defensie heeft in 2005 onderzoek gedaan naar de toekomstige omvang en
samenstelling van de zeestrijdkrachten, met inbegrip van de mogelijkheid de
kustbeschermings- en patrouilletaken te laten uitvoeren door patrouillevaartuigen.
De Tweede Kamer is op 14 oktober 2005 met de «Marinestudie 2005»
over de uitkomsten van dit onderzoek separaat ingelicht (Kamerstuk 30 300
X, nr. 9).
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 01 Koninklijke
marine
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen
van beleid voor 2005.
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Verplichtingen
1 182 901
878 870
1 030 495
1 111 284
1 011 874
821 220
190 654
Uitgaven
Programmauitgaven
Commandant der Zeemacht in Nederland
334 561
336 969
337 916
323 321
317 080
320 683
– 3 603
Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied
66 003
71 428
62 156
55 405
54 125
56 080
– 1 955
Commandant van het Korps Mariniers
99 090
105 876
114 309
106 851
109 172
122 019
– 12 847
Subsidies
217
149
125
110
104
105
– 1
Investeringen
408 222
380 308
435 756
375 525
317 205
306 604
10 601
Totaal programmauitgaven
908 093
894 730
950 262
861 212
797 686
805 491
– 7 805
Apparaatsuitgaven
Admiraliteit
213 910
220 492
223 684
213 608
230 668
177 101
53 567
Wachtgelden en inactiviteitswedden
16 953
17 081
19 714
32 053
26 925
14 535
12 390
Bijdragen aan baten-lastendiensten
10 588
13 313
10 598
2 715
Totaal apparaatsuitgaven
230 863
237 573
243 398
256 249
270 906
202 234
68 672
Totaal uitgaven
1 138 956
1 132 303
1 193 660
1 117 461
1 068 592
1 007 725
60 867
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
45 280
57 078
54 587
36 697
36 626
36 908
– 282
Toelichting bij de verschillen
Verplichtingen
Het verschil tussen de raming van de verplichtingen en de realisatie in
het verslagjaar is € 190,7 miljoen. Dit verschil is deels het gevolg
van de verschuiving van bestel- en betaalmomenten van bestaande investeringsprojecten
en deels het gevolg van nieuwe verplichtingen voor investeringsprojecten die
in de tijd zijn versneld. In het laatste geval kan gedacht worden aan de versnelde
verwerving van de All Terrain Vehicles (€ 74,7 miljoen) en de versnelde
verwerving van missiles en munitie voor de Luchtverdedigings- en Commandofregatten
(LCF) (€ 44,3 miljoen). Naast de meer aangegane verplichtingen voor
brandstoffen (€ 8,7 miljoen), werkplekken (€ 7,9 miljoen)
en wachtgelden (€ 12,4 miljoen), is het resterende saldo van € 42,7
miljoen het gevolg van een groot aantal kleine wijzigingen.
Uitgaven
Algemene toelichting bij de verschillen
Met verwijzing naar de leeswijzer worden de verschillen per uitgavencategorie
toegelicht. Het totaal van de budgettair geraamde programmauitgaven voor de
drie commandanten en de apparaatsuitgaven voor de Admiraliteit bedraagt € 675,9
miljoen en bestaat voor € 507,1 miljoen uit personele uitgaven en
voor € 168,8 miljoen uit materiële uitgaven. Het totaal van
de gerealiseerde programmauitgaven voor de drie commandanten en de apparaatsuitgaven
voor de Admiraliteit bedraagt € 711,0 miljoen en bestaat voor € 497,5
miljoen uit personele uitgaven en voor € 213,5 miljoen uit materiële
uitgaven.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
bedraagt – € 9,6 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt
door de herschikking van budgetten tussen de defensieonderdelen, als resultaat
van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht.
Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk
29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van +€ 8,9
miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling
(+€ 4,0 miljoen) en minderuitgaven (– € 17,8
miljoen) in het kader van de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie werd
grotendeels veroorzaakt door het later dan gepland op gang komen van de instroom
van de categorie BBT-personeel. Hierdoor bleef de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer
580 vte’n achter op de planning. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken,
hebben per saldo (– € 4,7 miljoen) tot lagere uitgaven
geleid.
Materiële uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
bedraagt € 44,7 miljoen. Dit verschil is in belangrijke mate veroorzaakt
door een herverdeling (€ 7,9 miljoen) van de budgetten voor werkplekdiensten
die bij de DTO worden afgenomen, alsmede een verschuiving (€ 7,6
miljoen) van betalingen voor deze werkplekdiensten van 2004 naar 2005. Daarnaast
is sprake van hogere uitgaven (€ 8,9 miljoen) voor brandstof door
de sterk gestegen brandstofprijzen en hogere uitgaven (€ 9,2 miljoen)
dan begroot voor afstoting van materieel. Dit laatste komt door een groter
aantal verkoopovereenkomsten en de aard van deze overeenkomsten (de wensen
van de koper). Een ander opmerkelijk verschil betreft de meeruitgaven (€ 4,5
miljoen) voor het verkoopgereed maken en houden van af te stoten Orion maritieme
patrouillevliegtuigen. Het betreft onder meer de realisatie van uitfaserende,
maar nog doorlopende verplichtingen. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken,
hebben per saldo (€ 6,6 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
Investeringen
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
bedraagt € 10,6 miljoen. Dit verschil is onder andere een gevolg
van hogere uitgaven voor het project NH90. Hoewel sprake is van vertragingen,
waaronder de verwerving van trainingsmiddelen, zijn de uitgaven voor het project
NH90 € 13,0 miljoen hoger dan geraamd door betaling in 2005 van
de eerste termijnbetaling 2006. Van hogere uitgaven is ook sprake bij het
project All Terrain Vehicles. Door versnelling van dit project is in 2005 € 12,5
miljoen meer betaald dan geraamd. Hier tegenover staan lagere uitgaven (– € 39,4
miljoen) voor het project LCF door een gewijzigd betaalschema
aan de bouwmeester, vertraging in de verwerving van Sirius, vertraging in
de exploitatievoorbereiding en tenslotte de, in verband met de verkoop van
de vliegtuigen, in 2004 versnelde financiële afronding van het project
CUP-Orion (– € 24,1 miljoen). De resterende, niet opmerkelijke
oorzaken, hebben per saldo (€ 48,6 miljoen) tot hogere uitgaven
geleid.
NH90
Het helikopterproject NH90 is een Europees samenwerkingsproject dat voorziet
in de productie en ontwikkeling van een middelzware helikopter. Nederland
heeft (een aangepaste) behoefte aan twaalf NFH’s, de maritieme variant,
en acht MTTH’s, de tactische transportvariant. Hiertoe wordt een wijziging
van het contract voorbereid. De eerste Nederlandse NH90 wordt eind 2007 geleverd;
de laatste naar verwachting in 2012. In 2005 is vertraging ontstaan in het
kwalificatieprogramma, wat de aflevering van de eerste serie helikopters –
en dus ook de Nederlandse – zal vertragen met enkele maanden. Ook bij
de verwerving van trainingsmiddelen, waaronder de vluchtsimulator, is vertraging
ontstaan. De deelnemende landen en de industrie konden geen overeenstemming
vinden, zodat nu naar alternatieve verwerving wordt gezocht.
LCF
Na een geslaagde platformproeftocht is in 2005 het laatste van de vier
luchtverdedigings- en commandofregatten overgedragen aan de Koninklijke marine.
In 2005 zijn ook nagenoeg alle sensor-, wapen- en commandosystemen in bedrijf
gesteld. Een belangrijke mijlpaal in 2005 was de succesvolle finale lancering
van zes Evolved Sea Sparrow en Standard-2 missiles.
In 2005 is de vuurleidingsoftware opgeleverd en is de ontwikkeling van
het luchtverdedigingssegment voltooid. Met vertraging zijn in 2005 ook de
onderhandelingen voltooid voor de verwerving van Sirius, het «long range
infrared search and tracking system». De verwerving van Sirius gebeurt
in samenwerking met Canada. De Kamer is begin 2006 geïnformeerd over
de resultaten van de verwervingsvoorbereiding.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
is € 12,4 miljoen. Op het niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
zijn gelden geparkeerd voor wachtgelden en inactiviteitswedden. Het feitelijke
beslag wordt verantwoord op de begrotingsartikelen van de defensieonderdelen
en is afhankelijk van de voortgang van het reorganisatieproces. Onder- of
overschrijdingen worden gecompenseerd door overheveling van de geparkeerde
gelden.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan de KM moet voldoen, worden
weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de onderstaande
doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn
(reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen
de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar
zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de
Navo-indeling in «High Readiness Forces» (HRF) en «Forces
of Lower Readiness» (FLR). In de kolom HRF-direct zijn de eenheden weergegeven
die benodigd zijn om invulling te geven aan het ambitieniveau van Defensie.
De kolommen HRF-kort en FLR laten de eenheden zien die nodig zijn voor het
voortzettingsvermogen.
Bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
worden toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices
zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen
op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden
(zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie
van eenheden).
Doelstellingenmatrix KM
Totaal
Inzetbaar ***HRF(High Readiness Forces)
Inzetbaar***FLR(Forces
of Lower Readiness)
Categorie
Type eenheid
Direct
Op korte
termijn:
Op lange termijn:
Δ Groep Eskaderschepen
Fregatten*
10
3
5
1+1
Δ
Bevoorradingsschepen
2
2
Amfibisch schip (LPD)
1
1
Δ Onderzeedienst
Onderzeeboten
4
1
2
1
Ondersteuningsvaartuig
1
1
Δ Mijnendienst
Mijnenbestrijdingsvaartuigen
10
2
6
2
Δ
Hydrografische vaartuigen
2
2
Helikoptergroep
Maritieme helikopters
20
6
7
7
Δ Marinierseenheden
Mariniersbataljons
2
1
1
Δ
Ondersteunende mariniersbataljons**
3
1
2
Bijzondere Bijstandseenheid
Mariniers
1
1
Caribische eenheden
Fregat
1
1
Maritieme helikopter
1
1
Δ
Ondersteuningsvaartuig
1
1
Δ
Marinierspelotons
met gevechtssteun
6
2
4
Pelotons Antilliaanse militie
2
2
Pelotons Arubaanse militie
1
1
* Deze opgave is inclusief het laatste L-fregat dat medio 2005 uit dienst
werd genomen. Het tweede fregat in de kolom FLR betreft een LCF in proeftochtstatus
gedurende een deel van het jaar.
** Het Gevechtssteun-, het Amfibisch Ondersteunings- en het Logistieke
Bataljon.
*** Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90
dagen; FLR = 180 dagen.
Toelichting
Algemeen
De KM heeft bij drie typen eenheden niet volledig kunnen voldoen aan de
doelstellingenmatrix. Het gaat hierbij om het aantal direct inzetbare fregatten, één
van de mariniersbataljons en de mariniers in het Caribisch gebied. Na deze
algemene paragraaf wordt daar nader op ingegaan.
De KM heeft in 2005 geparticipeerd in de NRF met de inzet van een fregat
en een mijnenbestrijdingsvaartuig in NRF-4 en 5, en een onderzeeboot in NRF-5.
Het tweede mariniersbataljon is tijdens de verkiezingen in Afghanistan drie
maanden ingezet als Election Supporting Force (ESF). Het aan het ESF toegevoegde
mobiele veldhospitaal is na afbouw in Afghanistan verplaatst naar Pakistan
voor humanitaire hulpverlening na de aardbeving aldaar. Hr.Ms.
De Zeven Provinciën, Hr.Ms. Amsterdam en Hr.Ms. Bruinvis nemen sinds
eind 2005 deel aan de Operatie Enduring Freedom (OEF) als onderdeel van de
Task Force 150 waar de Nederlandse maritiem expeditionaire staf het commando
over voert. Ook special forces van de mariniers hebben in 2005 aan de OEF
deelgenomen. Met ingang van september 2005 is personeel geleverd voor de PRT’s
in Afghanistan. Hr.Ms. Van Amstel is ingezet bij New Orleans voor het verlenen
van humanitaire hulp na passage van de orkaan Katrina. Mijnenjagers zijn op
de Noordzee ingezet voor het vernietigen van gevonden explosieven. Het aantal
meldingen van opgeviste explosieven is fors gestegen na een explosie, met
dodelijke gevolgen, aan boord van een Nederlands vissersschip.
Fregatten
Heel 2005 is één fregat ingezet als het stationsschip in
de Nederlandse Antillen en Aruba (NA&A). Voor de overige fregatten was
de doelstelling heel 2005 minstens drie fregatten direct inzetbaar te hebben.
Deze doelstelling is niet gehaald in de periode mei en augustus tot en met
oktober 2005. Toen waren steeds twee fregatten direct inzetbaar. Deze tijdelijke
onderrealisatie was vooral het gevolg van een aantal bovenplanmatige opdrachten
die de KM heeft moeten vervullen: inspanningen voor het afstoten van drie
fregatten aan Chili, het Provincial Reconstruction Team (PRT) dat de KM vanaf
september 2005 voor een jaar levert en de extra inspanning die nodig is geweest
om de reorganisatie van KM naar CZSK tot een succes te maken. Daarnaast waren
de nieuwe Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) deels nog niet voldoende
materieelsgereed om direct inzetbaar te kunnen worden gesteld. De tijdelijke
gereduceerde gereedheid van de fregatten had geen directe gevolgen voor de
operationele inzet.
Hr.Ms. De Zeven Provinciën is het eerste LCF dat in het najaar van
2005 een opwerkperiode bij de «Flag Officer Sea Training» (FOST)
heeft gevolgd. Vanaf 12 december 2005 is Hr.Ms. De Zeven Provinciën met
geëmbarkeerde staf van NLMARFOR als «Commander Task Force 150»
(CTF 150) ingezet in het kader van de Operatie Enduring Freedom (OEF).
Van de twee luchtverdedigingsfregatten van de Jacob van Heemskerck-klasse
is Hr.Ms. Jacob van Heemskerck op 16 december 2005 overgedragen aan Chili.
Hr.Ms. Witte de With is in april 2005 uit dienst gesteld.
Het M-fregat Hr.Ms. Abraham van der Hulst is op 16 december overgedragen
aan Chili. Op 22 december is met België het contract getekend voor de
verkoop van twee M-fregatten. Gedurende 2005 zijn twee M-fregatten ingezet
geweest in het kader van NRF in respectievelijk SNMG-1 en 2. Gedurende twee
maanden is één van deze fregatten ingezet geweest bij de Operatie
Active Endeavour.
Bevoorradingsschepen
Hr.Ms. Zuiderkruis was gedurende de eerste helft van het jaar op
korte termijn inzetbaar en kreeg gedurende de tweede helft groot onderhoud.
Hr.Ms. Amsterdam is als gevolg van een defecte hoofdmotor niet beschikbaar
geweest van april tot en met augustus 2005. Vanaf 12 december wordt Hr.Ms.
Amsterdam ingezet in het kader van OEF/CTF150. De tijdelijke verminderde inzetbaarheid
van Hr.Ms. Amsterdam had geen directe gevolgen voor de operationele inzet.
Onderzeeboten
Hr.Ms. Zeeleeuw heeft van 1 juli tot 3 december 2005 deel uitgemaakt
van NRF-5. Hr.Ms. Bruinvis is vanaf december ingezet in het kader van OEF/CTF-150.
Mijnenbestrijdingsvaartuigen
De gereedstelling van de op korte termijn (binnen 90 dagen inzetbaar)
inzetbare mijnenbestrijdingsvaartuigen is deels niet conform de planning verlopen.
Enkele maanden waren sommige eenheden niet voor inzet beschikbaar binnen de
gestelde 90 dagen. Voor een deel lag de oorzaak in personeelstekorten en voor
een deel in de vertraagde oplevering door het Marinebedrijf (Hr.Ms. Schiedam).
Ook de grote beslaglegging die nodig was voor het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit
(PAM) had een negatieve invloed. De operationeel gerede AMBV’s hebben
gedurende het jaar onder meer invulling gegeven aan de NRF-verplichting (deelname
aan Standing NRF MCM Group 1 (SNMCMG1)) met achtereenvolgens Hr.Ms. Urk en
Hr.Ms. Middelburg. Daarnaast hebben de AMBV’s deelgenomen aan de operatie
Beneficial Cooperation, waarbij op de Noordzee explosieven werden geruimd
door Nederlandse en Belgische mijnenjagers.
Hydrografische Opnemingsvaartuigen
De gereedstelling van de Hydrografische Opnemingsvaartuigen (HOV’s)
is conform planning verlopen. Beide eenheden waren gedurende het gehele jaar
op korte termijn inzetbaar. De doelstelling om 420 vaardagen te maken is echter
niet gehaald. In 2005 zijn in totaal 293 vaardagen gemaakt, waarvan 150 hydrografische
dagen. De onderrealisatie van hydrografische dagen werd enerzijds veroorzaakt
doordat ook prioriteit moest worden gegeven aan materieelsbeproevingen voor
de DMO en een opleidingsreis voor het KIM. Anderzijds zijn er problemen geweest
die voortkwamen uit restpunten van de nieuwbouw en de samenstelling van het
reservedelenpakket. Voor 2006 zal bij het toewijzen van vaardagen aan HOV’s
prioriteit worden gegeven aan het uitvoeren van hydrografische taken en het
uitvoeren van militaire hydrografische operaties.
Mariniersbataljons
Het 2e Mariniersbataljon is als onderdeel van de Navo «Strategic
Reserve Force» (SRF) met onderdelen van de ondersteunende mariniersbataljons
van augustus tot oktober in het kader van ISAF ingezet als «Election
Supporting Forces» (ESF) tijdens de parlementsverkiezingen in Afghanistan.
Het 1e Mariniersbataljon heeft aanvullend personeel geleverd aan de SRF en
het «Provincial Reconstruction Team» (PRT) in Afghanistan. Hierdoor
was het 1e Mariniersbataljon in de tweede helft van 2005 niet als geheel inzetbaar
voor overige taken. De tijdelijke verminderde inzetbaarheid van het 1e Mariniersbataljon
als geheel had geen directe gevolgen voor de operationele inzet.
Ondersteunende mariniersbataljons
De ondersteunende bataljons treden niet zelfstandig op maar leveren gevechtssteun-
en logistieke delen en amfibische ondersteuning aan de twee infanteriebataljons.
Het genieverkenningspeloton (GNVERKPEL) en het Stingerpeloton (TLPEL) van
het Gevechtssteunbataljon (GEVSTBAT) zijn met delen van het Logistiek Bataljon
(LOGBAT) ingezet als taakeenheid met het 2e Mariniersbataljon als ESF in Afghanistan.
Ondersteuningsvaartuig CZMCARIB
Hr.Ms. Pelikaan is op 9 december 2005 uit dienst gesteld conform
planning. De bemanning maakt zich gereed voor het in dienst stellen van de
nieuwe Pelikaan.
Marinierseenheden CZMCARIB
De eenheden in het Caribisch gebied bestaan uit de 31e infanteriecompagnie
(31INFCIE), de 32e infanteriecompagnie (32INFCIE) en een bootpeloton (BTPEL).
De infanteriecompagnieën bevatten elk drie pelotons. De gereedstelling
van de marinierseenheden CZMCARIB is voor wat betreft de direct inzetbare
eenheden (twee pelotons) conform planning verlopen waarbij de doelstellingen
zijn gehaald. De personele gereedheid van de overige vier pelotons is in de
tweede helft van 2005 onder de norm gezakt doordat er, als gevolg van de herschikking
van personeel ten behoeve van de inzet voor ESF en PRT, te weinig schepelingen
bij CZMCARIB waren geplaatst. De eenheden zijn wel in staat geweest invulling
te geven aan hun taken, echter niet volledig en tegelijkertijd. Door prioriteitsstelling
heeft CZMCARIB de taken aangepast uitgevoerd. Met ingang van december 2005
stromen mariniers uit de Elementaire Vakopleiding (EVO) bij CZMCARIB in en
is derhalve de vullingsgraad weer toegenomen.
Beleidsartikel 02 Koninklijke landmacht
Algemene beleidsdoelstellingen
De Koninklijke landmacht (KL), sinds 5 september het Commando Landstrijdkrachten
(CLAS), levert met landstrijdkrachten een bijdrage aan de realisatie van de
hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse
ambitieniveau. Het Nederlandse ambitieniveau, zoals verwoord in de Prinsjesdagbrief «Op
weg naar een nieuw evenwicht» van 16 september 2003, geeft een beschrijving
van de taken die eenheden van de KL moeten kunnen uitvoeren. Het ambitieniveau
is onder andere gebaseerd op internationale verplichtingen (Navo/EU) en de
dreiging in verschillende scenario’s. Om dit ambitieniveau waar te kunnen
maken en de inzetbaarheid op peil te houden, worden de operationele eenheden
van de KL nagenoeg volledig gevuld en continu getraind. Dit garandeert dat
aan de vraag naar operationeel gerede eenheden van de KL voldaan kan worden,
zowel voor crisisbeheersingsoperaties, inclusief «NATO Response Force»
(NRF) en «EU Battle Groups» (EUBG), als voor nationale taken.
Kenmerken van het huidige en toekomstige landoptreden zijn veelzijdige
inzetbaarheid binnen het gehele geweldsspectrum, modulaire inpasbaarheid in
multinationale verbanden, joint optreden en een expeditionaire oriëntatie,
zodat inzet over grote afstanden en een snelle ontplooiing mogelijk zijn.
De KL levert de gevechtskracht voor het fysiek bezetten en beheersen van gebieden,
waarbij gebruik wordt gemaakt van goed opgeleide militairen en getrainde eenheden
die worden gebruikt om eigen en bondgenootschappelijke troepen te beschermen
en zo nodig tegenstanders uit te schakelen. Ze is in staat een verscheidenheid
aan middelen in te zetten om de tactische mobiliteit te verschaffen die een
strijdmacht nodig heeft om, ook op grote afstand van Nederland, de gebeurtenissen
te beïnvloeden (preventief) en te kunnen reageren op onvoorziene negatieve
ontwikkelingen (reactief). Met de beschikbare capaciteiten, zowel actieve
eenheden als het Korps Nationale Reserve, ondersteunt de KL ook civiele overheden
bij de handhaving van de rechtsorde en veiligheid zoals militaire steun en
militaire bijstand. Verder vervult het Explosievenopruimingscommando van de
KL (EOC-KL) een structurele en belangrijke taak op het gebied van de opruiming
van explosieven.
Het afgelopen jaar stond tevens in het teken van een groot aantal reorganisaties
als uitvloeisel van de Prinsjesdagbrief «Op weg naar een nieuw evenwicht»
en een aantal grote materieelprojecten. In grote lijnen betekenen deze projecten
dat het aantal Gemechaniseerde Brigades teruggebracht wordt van drie naar
twee in 2006 en dat bijna alle logistieke eenheden worden gereorganiseerd
en geconcentreerd in 1 Logistieke Brigade. Voorts was 2005 het jaar waarin
de KL een zeer grote wervingsinspanning heeft geleverd waardoor, met succes,
zo’n 5 000 nieuwe militairen konden worden aangesteld. Deze wervingsinspanning
was niet mogelijk geweest zonder een goede samenwerking in de personeelslogistieke
keten tussen het Commando Dienstencentra, het Personeelscommando en het Opleidings-
en Trainingscommando van de KL.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 02 Koninklijke
landmacht
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Verplichtingen
1 962 431
1 961 936
1 734 542
2 771 479
1 441 037
1 619 201
– 178 164
Uitgaven
Programmauitgaven
Operationeel Commando
547 312
933 931
946 509
892 270
936 004
937 638
– 1 634
Subsidies en bijdragen
878
913
928
9 608
7 582
7 563
19
Investeringen
438 609
401 733
301 574
498 983
513 819
500 048
13 771
Totaal Programmauitgaven
986 799
1 336 577
1 249 011
1 400 861
1 457 405
1 445 249
12 156
Apparaatsuitgaven
Landmachtstaf
107 465
172 065
155 406
145 478
150 808
138 513
12 295
Overige eenheden BLS
287 494
176 190
181 175
162 750
137 899
131 389
6 510
Wachtgelden en inactiviteitswedden
48 968
44 162
42 879
65 699
59 572
42 366
17 206
Bijdragen aan baten-lastendiensten
36 352
36 750
35 560
1 190
Totaal Apparaatsuitgaven
443 927
392 417
379 460
410 279
385 029
347 828
37 201
Totaal uitgaven
1 430 726
1 728 994
1 628 471
1 811 140
1 842 434
1 793 077
49 357
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
82 462
49 118
39 234
105 374
52 837
34 721
18 116
Toelichting bij de verschillen
Verplichtingen
Het verschil tussen de raming van de verplichtingen en de realisatie in
het verslagjaar is – € 178,2 miljoen. Dit verschil is
deels het gevolg van de verschuiving van bestel- en betaalmomenten van bestaande
investeringsprojecten en deels het gevolg van nieuwe verplichtingen voor investeringsprojecten
die in tijd zijn versneld of vertraagd. De opmerkelijke verschillen betreffen
de versnelling van het project Infanteriegevechtsvoertuig (IGV), de in 2005
geplande verplichting van € 10,5 miljoen is in 2004 aangegaan, de
vertraging van het project Soldier Modernisation Programme (– € 29,0
miljoen) en de vertraging van het infrastructuurproject De Peel (– € 18,2
miljoen). De resterende verschillen hebben per saldo (– € 120,5
miljoen) tot lagere verplichtingen geleid. Deels is dit verbonden aan de overheveling
van budgetten voor investeringen en onderhoud naar andere defensieonderdelen.
Uitgaven
Algemene toelichting bij de verschillen
Met verwijzing naar de leeswijzer worden de verschillen per uitgavencategorie
toegelicht. Het totaal van de budgettair geraamde programmauitgaven voor het
Operationeel Commando en de apparaatsuitgaven voor de Landmachtstaf en de
overige eenheden BLS bedraagt € 1 207,5 miljoen
en bestaat voor € 850,9 miljoen uit personele uitgaven en voor € 356,6
miljoen uit materiële uitgaven. Het totaal van de gerealiseerde programmauitgaven
voor het Operationeel Commando en de apparaatsuitgaven voor de Landmachtstaf
en de overige eenheden BLS bedraagt € 1 224,7 miljoen en bestaat
voor € 875,4 miljoen uit personele uitgaven en voor € 349,3
miljoen uit materiële uitgaven.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
bedraagt € 24,5 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door de
herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de
eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze
herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800
X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 36 miljoen
op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling
(€ 6,9 miljoen) en minderuitgaven (- € 33,6 miljoen) vanwege
de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie werd grotendeels veroorzaakt
door het later dan gepland op gang komen van de instroom van de categorie
BBT-personeel. Hierdoor bleef de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer 740 vte’n
achter op de planning. Een ander opmerkelijk verschil waren de hogere uitgaven
voor de toelagen voor militair personeel (€ 9,8 miljoen) als gevolg
van de meeruitgaven voor de grote oefening Iron Sword. De resterende, niet
opmerkelijke oorzaken, hebben per saldo (€ 5,4 miljoen) tot hogere
uitgaven geleid.
Materiële uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
is – € 7,3 miljoen. Dit verschil is in belangrijke mate
veroorzaakt door een herverdeling (– € 21,7 miljoen)
van de budgetten voor werkplekdiensten die bij DTO worden afgenomen en herschikkingen
in het kader van het project «Op weg naar een nieuw evenwicht».
De resterende verschillen hebben per saldo (+€ 14,4 miljoen) tot
hogere uitgaven geleid. Deze zijn met name een gevolg van IV-gerelateerde
uitgaven uit 2004 die in 2005 zijn betaald, hogere vervoerskosten in verband
met oefeningen en een toename van de wervingsactiviteiten.
Investeringen
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
is € 13,8 miljoen. Dit verschil is per saldo veroorzaakt door hogere
uitgaven voor de projecten Fennek/LVB en IGV en door lagere uitgaven voor
een groot aantal projecten, zoals Vervanging M109, WLS, MRAT, TACTIS en Boxer.
De verschillen hebben geen gevolgen voor de totale projectbudgetten.
De hogere uitgaven voor het project Fennek/LVB (€ 32,6 miljoen)
en het project Infanterie Gevechtsvoertuig (€ 92,5 miljoen) zijn
het gevolg van een versnelde uitvoering van deze projecten. De lagere uitgaven
voor het project Vervanging M109 (– € 19,9 miljoen) zijn
een gevolg van vertraagde verificatie bij de aflevering van de vuurmonden.
Ook bij het project Wissellaadsystemen is sprake van lagere uitgaven dan geraamd, € 16,7
miljoen. Dit komt door het uitlopen van beproevingen van de containers en
van de flatracks en vanwege foutieve leveringen. Geconstateerde tekortkomingen
van functionaliteiten in het project Medium Range Anti-Tank (MRAT) hebben
geleid tot lagere uitgaven voor dit project van – € 13,3
miljoen. Voor het project Tactische Indoor Simulatie (TACTIS) is een in 2005
voorziene betaling in 2004 betaald en is er sprake van vertraging in het infrastructurele
deel van het project. De uitgaven hiervoor worden in 2006 gedaan.
De lagere uitgaven voor het project TACTIS bedragen – € 11,2
miljoen. De lagere uitgaven voor het project Boxer (– € 10,0
miljoen) hebben te maken met de besluitvorming over de voortzetting van het
project. In het verslagjaar zijn alleen de opdrachten geïnitieerd die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de gekozen verwervingsstrategie.
De resterende verschillen hebben per saldo (– € 40,2
miljoen) tot lagere uitgaven geleid.
Licht verkennings- en bewakingsvoertuig (FENNEK/LVB)
Dit project omvat de vervanging van de M113 C&V en de Landrover 7,5
kN (verkenning) door het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB). Het
project wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Over de voortgang
van het project is de Kamer op 17 februari 2005 en 23 mei 2005 ingelicht.
Met de leverancier is versnelde levering overeengekomen.
Vervanging M109
Dit project betreft de vervanging van de M109 vuurmonden, inclusief de
verwerving van een initieel munitiepakket extended range 155 mm projectielen, door in eerste instantie zevenenvijftig stuks
van het type Pantserhouwitser 2000. De eerste vier vuurmonden zijn in 2005
geleverd. De verificatiebeproevingen worden in het eerste kwartaal van 2006
afgerond. De verkoopmogelijkheden van de achttien overtollige houwitsers worden
onderzocht. Het contract voor de verwerving van de 155 mm projectielen is
in december 2005 getekend.
Infanteriegevechtsvoertuig (IGV)
Dit project omvat de verwerving van 184 infanteriegevechtsvoertuigen,
inclusief de verwerving van munitie en opleidingsleermiddelen. Het contract
is in december 2004 getekend. De kwalificatiebeproevingen zijn in het tweede
kwartaal van 2005 gestart. Dit project maakt deel uit van het totale project «Vervanging
Pantservoertuigen M577 en YPR». Over de voortgang zal de Kamer in de
komende zevende jaarrapportage worden geïnformeerd.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
is € 17,2 miljoen. Op het niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
zijn gelden geparkeerd voor wachtgelden en inactiviteitswedden. Het feitelijke
beslag wordt verantwoord op de begrotingsartikelen van de defensieonderdelen
en is afhankelijk van de voortgang van het reorganisatieproces. Onder- of
overschrijdingen worden gecompenseerd door overheveling van de geparkeerde
gelden.
Ontvangsten
Het verschil tussen de budgettaire raming van de ontvangsten en de realisatie
in het verslagjaar is € 18,1 miljoen. Dit verschil is grotendeels
veroorzaakt door een ontvangst van € 15,0 miljoen voor de overdracht
van IV-middelen vanwege de invoering van integrale werkplekdiensten. Het resterende
verschil is veroorzaakt door verrekeningen voor geleverde diensten, waaronder,
het in eigen beheer, uitgevoerde geneeskundige verzorging.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan de KL moet voldoen, worden
weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de onderstaande
doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn
(reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de
eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum
inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit
aan bij de Navo-indeling in «High Readiness Forces» (HRF) en «Forces
of Lower Readiness» (FLR). In de kolom HRF-direct zijn de eenheden weergegeven
die benodigd zijn om invulling te geven aan het ambitieniveau van Defensie.
De kolommen HRF-kort en FLR laten de eenheden zien die nodig zijn voor het
voortzettingsvermogen.
Bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
worden toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices
zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen
op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden
(zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie
van eenheden).
Doelstellingenmatrix KL
Totaal
Inzetbaar *HRF(High Readiness Forces)
Inzetbaar*FLR(Forces
of Lower Readiness)
Categorie
Type eenheid
Direct
Op korte
termijn
Op lange termijn
Δ HRF(L)HQ (NL-deel)
Staff
1
1
CIS-Battalion
1
1
Staff Support Battalion
1
1
Special Operations Staff
1
1
Commandotroepencompagnie
3
2
1
Kernstaf Logistieke brigade
1
1
Kernstaf Geniebrigade
1
1
Δ Air Manoeuvre Brigade
Brigadestaf met stafstafcompagnie
1
1
Infanteriebataljon Luchtmobiel
3
3
Mortiercompagnie Luchtmobiel
1
1
Geniecompagnie Luchtmobiel
1
1
Luchtverdedigingscompagnie
1
1
Geneeskundige compagnie
1
1
Bevoorradingscompagnie
1
1
Herstelcompagnie
1
1
Δ Gemechaniseerde Brigade (13, 41 en 43 Mechbrig)
Brigadestaf met stafstafcompagnie
3
1
1
1
Pantserinfanteriebataljon
3
1
1
1
Tankbataljon
3
1
1
1
Brigade verkenningseskadron
3
1
1
1
Afdeling veldartillerie
2
1
1
Pantsergeniecompagnie
3
1
1
1
Geneeskundige compagnie
3
1
1
1
Bevoorradingscompagnie
3
1
1
1
Herstelcompagnie
3
1
1
1
Δ 101 Gevechtssteun Brigade
ISTAR module
3
1
1
1
(voorheen Combat Support
Pantsergeniecompagnie
1
1
And Support Command)
Constructiecompagnie
3
2
1
Brugcompagnie
1
1
NBC-compagnie
1
1
Pantserluchtdoelartilleriebatterij
3
1
1
1
Verbindingsbataljon
2
1+1/3
1/3
1/3
Δ 1 Logistieke Brigade (voorheen Divisie Logistiek
Bevoorradings- en transportbataljon
2
2
Commando)
Herstelcompagnie
3
3
Geneeskundig bataljon
1
1
Δ Regionaal Militair Commando
Nationale Reserve Bataljon
5
5
NL-deel CIMIC Group North
1
2/3
1/3
NL CIMIC Support Unit
1
1
* Reactietermijnen: HRF Direct = < 20 / 30 dagen; HRF kort = <
90 dagen; FLR = 180 dagen.
In de loop van 2005 is het 106 Verbindingsbataljon opgeheven en het 101
CIS-bataljon opgericht.
Toelichting
Algemeen
In 2005 heeft de KL geheel voldaan aan de gestelde opdracht behoudens
de geplande invoering van het Fysieke Distributie (FD) concept en de herschikking
van de geneeskundige eenheden. Dit heeft geleid tot een verminderde gereedheid
van de betrokken eenheden. Dit heeft geen consequenties gehad voor de lopende
missies. Dit dankzij de inzet van het (logistiek) personeel.
Nederland was samen met Duitsland «Lead Nation» van de landcomponent
van «NATO Response Force» (NRF) 4. In de eerste helft van 2005
leverde de KL daartoe de hoofdmacht van de landcomponent van NRF-4. In totaal
bedroeg de Nederlandse bijdrage aan NRF-4 ongeveer 4 500 militairen.
Daarnaast heeft de KL een bijdrage geleverd aan NRF-5 in de tweede helft van
2005.
Naast de bijdrage aan de NRF leverde de KL-eenheden en individuele militairen
aan vrijwel alle buitenlandse missies waaraan Nederland deelnam. Eenheden
van de KL zijn ingezet bij de operatie «Althea» (EUFOR), de «Stabilisation
Force Iraq» (SFIR), de «Operatie Enduring Freedom» (OEF),
de «International Security Assistance Force» (ISAF) in Afghanistan
en bij het militair noodhulphospitaal in Pakistan. CIMIC-functionarissen hebben
in alle missies deel uitgemaakt van de uitgezonden eenheden. Daarnaast hebben
individuele militairen deelgenomen aan de missies: de «Nato Training
Mission Iraq» (NTM-I), de «Multi National Force Iraq» (MNF-I),
de «Aceh Monitor Mission», de «UN Organisation Mission»
(MONUC), de SSR-missie in Congo, UNTSO in het Midden-Oosten en het «International
Advisory Team» in Sudan.
High Readiness Forces (Land) Headquarters (HRF (L) HQ)
Het snel inzetbare Duits-Nederlandse HRF(L)HQ, dat in 2005 zijn 10-jarig
bestaan vierde, heeft in de eerste helft van 2005 de taken van «Land
Component Command» van NRF-4 op zich genomen. Omdat de NRF niet is ingezet,
is de standby-periode afgesloten met de oefening «Iron Sword»
in Noorwegen waaraan ongeveer 5 000 militairen hebben deelgenomen, waarbij
eenheden met ongeveer 2 000 voertuigen, inbegrepen tanks en pantservoertuigen,
een strategische verplaatsing hebben uitgevoerd.
Korps Commandotroepen
Het Korps Commandotroepen heeft in 2005 zijn doelstellingen volledig gerealiseerd.
In de loop van 2005 zijn alle drie de Commandotroepencompagnieën geheel
of gedeeltelijk ingezet in de «Special Forces Task Group» van
de operatie Enduring Freedom in Afghanistan. De eenheden die inmiddels zijn
teruggekeerd zijn weer bezig met het opwerken naar de status operationeel
gereed.
Air Manoeuvre Brigade
Alle eenheden van de Air Manoeuvre Brigade hebben de vereiste doelstellingen
bereikt en zijn in 2005 betrokken geweest bij buitenlandse missies. Zo is
de kern van SFIR-5 geleverd door 11 Infanteriebataljon luchtmobiel. 12 Infanteriebataljon
luchtmobiel heeft deel uitgemaakt van NRF-4 en 13 Infanteriebataljon luchtmobiel
is na inzet in Irak in het najaar van 2004 bezig geweest met het opwerken
naar de status operationeel gereed en heeft die in september 2005 weer bereikt.
Delen van de mortiercompagnie, de bevoorradingscompagnie, de geneeskundige
compagnie en de geniecompagnie zijn ter ondersteuning van 11 Infanterie bataljon
luchtmobiel ingezet in SFIR-5. Detachementen van de luchtverdedigingscompagnie
zijn ingezet bij OEF.
13 Gemechaniseerde Brigade (Mechbrig)
Het jaar 2005 stond voor de eenheden van 13 Mechbrig in het teken van
opwerken naar de status operationeel gereed in 2006 en de eerste helft van
2007. De planning die hiervoor was opgezet, is nagenoeg geheel gehaald. Er
zijn afwijkingen geweest vanwege de inzet van onderdelen van de brigade in
Bosnië en Irak. Deze onderdelen zullen om die reden later dan de aanvankelijke
planning operationeel gereed zijn in verband met recuperatie. 11 Afdeling
Rijdende Artillerie heeft als infanterie-eenheid de laatste maanden van het
jaar het contingent EUFOR-3 gevuld. Daarnaast heeft de afdeling halverwege
het jaar één batterij overgenomen van 41 Afdeling Veldartillerie
uit Seedorf. Bij 11 Tankbataljon dat, na de overname van een gevechtseskadron
van 101 Tankbataljon, uit drie eskadrons bestaat, zijn in oktober de eerste
Fennek-verkenningsvoertuigen ingestroomd.
41 Gemechaniseerde Brigade (Mechbrig)
Als gevolg van de maatregelen uit de Prinsjesdagbrief wordt 41 Mechbrig
in Seedorf medio 2006 opgeheven. Vooruitlopend op deze opheffing is de brigade
niet meer als geheel getraind en is de aandacht op dit gebied geheel gericht
geweest op de subeenheden van de brigade die eind 2005 zijn overgedragen aan
de twee andere Mechbrigs. De eenheden van de brigade zijn in de tweede helft
van 2005 om die reden ingedeeld als «Forces of Lower Readiness»
en op 20 december zijn nagenoeg alle overgebleven eenheden opgeheven of overgedragen
aan 13 respectievelijk 43 Mechbrig.
Vooruitlopend hierop is in juli 2005 41 Afdeling Veldartillerie opgeheven.
De twee vuurmondbatterijen van deze eenheid zijn overgedragen aan de afdelingen
Veldartillerie van 13 en 43 Mechbrig. Op 20 december is 101 Tankbataljon «Regiment
Huzaren Prins Alexander» opgeheven en zijn de twee gevechtseskadrons
van deze eenheid onder bevel gesteld van de tankbataljons van respectievelijk
13 en 43 Mechbrig. Op diezelfde datum is 42 Pantserinfanteriebataljon heringedeeld
bij 13 Mechbrig. Voorts is in het kader van de reorganisatie van de gemechaniseerde
brigades in de loop van het jaar 45 Pantserinfanteriebataljon «Regiment
Infanterie Oranje Gelderland» opgericht. Deze eenheid, waarvan de vulling
voorspoedig verloopt, is inmiddels overgedragen aan 43 Mechbrig.
43 Gemechaniseerde Brigade (Mechbrig)
De brigade heeft met het merendeel van zijn eenheden de kern gevormd van
de landcomponent van NRF-4. In die periode heeft één van de
compagnieën van 44 Pantserinfanteriebataljon de kern gevormd van EUFOR-1
in Bosnië-Herzegovina. 42 Tankbataljon heeft in de tweede helft van 2005
met een aantal van zijn tankpelotons deel uitgemaakt van ISAF. De eenheden
van dit bataljon, alsmede 43 Brigade Verkenningseskadron, zijn in Afghanistan
belast geweest met de beveiliging van het «Provincial Reconstruction
Team» (PRT) van ISAF en de «Special Forces Task Group» bij
OEF.
Als gevolg van de reorganisatie van de artillerie heeft 14 Afdeling Veldartillerie
medio 2005 een vuurmondbatterij overgenomen van de inmiddels opgeheven 41
Afdeling Veldartillerie. Onderdelen van deze afdeling zijn in 2005 ingezet
in Bosnië-Herzegovina (SFOR-17/EUFOR-1) en Irak (SFIR-5). Eind 2005 heeft
de afdeling de eerste Pantserhouwitser in ontvangst genomen.
Een halve compagnie van 11 Pantsergeniebataljon is ingezet in Irak (SFIR-5),
een andere compagnie van dit bataljon heeft deel uitgemaakt van NRF-4.
De logistieke eenheden van de brigade zijn gedurende de eerste helft van
2005 standby geweest in het kader van NRF-4. 43 Bevoorradingscompagnie is
als gevolg van het project FD in september 2005 opgeheven.
Combat Support Command (CSC)/101 Gevechtssteun Brigade
(101 Gevsteunbrig)
Het CSC is in 2005 gereorganiseerd en omgedoopt tot 101 Gevechtssteun
Brigade. Sinds het begin van het jaar zijn alle luchtdoelartillerie-eenheden
in de brigade ondergebracht en geconcentreerd in het nieuw opgerichte Commando
Luchtdoelartillerie. Vanuit dit commando zijn 12 Pantserluchtdoelbatterij
en delen van 11 Pantserluchtdoelbatterij ingezet als Nederlandse compagnie
bij EUFOR-2.
De twee direct inzetbare constructiecompagnieën, alsmede enkele andere
onderdelen van 101 Geniebataljon, hebben deel uitgemaakt van NRF-4. Een deel
van 101 Geniebataljon is ingezet bij OEF. Daarnaast heeft één
van de constructiecompagnieën geniesteun verleend bij de ontplooiing
van het mariniersbataljon in Afghanistan. Een deel van de NBC-compagnie is
in de tweede helft van 2005 onderdeel geweest van NRF-5.
Vrijwel geheel 101 CIS bataljon is in de eerste helft van het jaar ingedeeld
geweest in NRF-4. In de tweede helft van 2005 is een klein detachement beschikbaar
geweest voor NRF-5. Halverwege het jaar is de derde compagnie opgericht. Ten
slotte hebben detachementen uit het bataljon op verbindingsgebied EUFOR, ISAF
en het militaire noodhulphospitaal in Pakistan ondersteund.
Het grootste deel van het Intelligence Surveillance Target Acquisition
and Reconnaissance (ISTAR)-bataljon heeft deelgenomen aan NRF-4. Dit bataljon
is en wordt modulair samengesteld; in 2005 is de derde ISTAR-module opgericht.
Divisie Logistiek Commando (DLC) / 1 Logistieke Brigade
(1 Logbrig)
Onder invloed van het FD-concept wordt de logistiek in de KL gereorganiseerd
en vrijwel volledig geconcentreerd in het Divisie Logistieke Commando. De
naam van dit commando is om die reden in het voorjaar van 2005 omgedoopt tot
1 Logbrig. De invoering van het FD-concept betekent echter dat vanaf september
2005 tot begin 2007 beide Bevoorradings- en Transport (B&T)-bataljons
worden gereorganiseerd. Hierdoor is in die periode ongeveer 50% van
de logistieke capaciteit niet beschikbaar. Naast een nieuw concept is er in
2005 ook veel nieuw materieel ingestroomd. Zo is op 22 april de eerste Tropco
(Trekker-Opleggercombinatie) voor het vervoer van zwaar materieel in ontvangst
genomen. In september is voorts het eerste van 555 Wissellaadsystemen (WLS)
ingestroomd.
In 2005 zijn vrijwel alle eenheden van 1 Logbrig betrokken geweest bij
buitenlandse missies. De staf van 1 Logbrig is gedurende NRF-4 standby geweest
als kernstaf van de gezamenlijke Nederlands-Duitse logistieke brigade. Eind
2005 is een aantal militairen van de staf uitgezonden naar Pakistan als onderdeel
van het militair noodhulphospitaal dat medische hulp heeft verleend na de
aardbeving aldaar.
Een deel van 200 B&T-bataljon heeft in de periode van maart tot mei
de «re-deployment» van SFIR uit Irak voor zijn rekening genomen
en heeft daarnaast met enkele onderdelen de logistieke ondersteuning van EUFOR-1
verzorgd. Vanaf september 2005 reorganiseert deze eenheid als gevolg van het
FD-project.
100 B&T bataljon heeft samen met 330 Herstelcompagnie in de eerste
helft van 2005 deel uitgemaakt van NRF-4.
310 Herstelcompagnie heeft met het grootste deel van de eenheid de logistieke
ondersteuning van SFIR-5 en SFOR-17/EUFOR-1 verzorgd. 320 Herstelcompagnie
heeft met onderdelen van zijn eenheid de logistieke ondersteuning van EUFOR-2
verzorgd. Daarnaast is een bijdrage geleverd aan NRF-5.
400 Geneeskundig bataljon is in het najaar gestart met de reorganisatie
van de eenheid. Eén van de Hospitaalcompagnieën van het bataljon
heeft in de eerste helft van 2005 deel uitgemaakt van NRF-4 en is vervolgens
in het najaar uitgezonden geweest naar Pakistan om het militaire noodhulphospitaal
te bemensen.
Regionaal Militair Commando (RMC) en Nationale Reserve
(NATRES)
In 2005 is gestart met de reorganisatie van de RMC’s. De nieuwe
organisatie zal 1 april 2006 operationeel worden en dan bestaan uit drie commando’s.
Deze bestrijken drie regio’s die volledig aansluiten op de civiele indeling
van de veiligheidsregio’s.
De vijf NATRES-bataljons zijn conform de doelstelling gedurende het gehele
jaar direct inzetbaar geweest, maar hebben ook extra activiteiten uitgevoerd.
Belangrijke bijdrages zijn geleverd onder meer bij het bezoek van President
Bush in mei en bij het extreme winterweer eind november. Ook zijn de bataljons
intensief betrokken geweest bij de nationale crisisbeheersingsoperatie «Bonfire»
en de grootschalige oefening «Active Response», waarin Defensie
steunverlening aan civiele autoriteiten en hulpverleningsinstanties tijdens
een crisis heeft beoefend. Met de uitvoering van deze oefening werd vorig
jaar reeds invulling gegeven aan de afspraken in het convenant Civiel Militaire
Bestuursafspraken (CMBA), waarin de inzet van 3 000 militairen (waarvan
2 000 KL-militairen) wordt gegarandeerd voor de ondersteuning van civiele
autoriteiten bij rampen en incidenten.
Beleidsartikel 03 Koninklijke luchtmacht
Algemene beleidsdoelstellingen
De Koninklijke luchtmacht (KLu), sinds 5 september het Commando Luchtstrijdkrachten
(CLSK), levert met luchtstrijdkrachten een bijdrage aan de realisatie van
de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse
ambitieniveau. Het Nederlandse ambitieniveau, zoals verwoord in de Prinsjesdagbrief «Op
weg naar een nieuw evenwicht» van 16 september 2003, geeft een beschrijving
van de taken die eenheden van de KLu moeten kunnen uitvoeren. Het ambitieniveau
is onder andere gebaseerd op internationale verplichtingen (Navo/EU) en de
dreiging in verschillende scenario’s. Om dit ambitieniveau waar te kunnen
maken en de inzetbaarheid op peil te houden, worden de operationele eenheden
van de KLu nagenoeg volledig gevuld en continu getraind. Dit garandeert dat
aan de vraag naar operationeel gerede eenheden van de KLu voldaan kan worden,
zowel voor crisisbeheersingsoperaties, inclusief «NATO Response Force»
(NRF) en «EU Battle Groups» (EUBG), als voor nationale taken.
Kenmerkend voor het huidige en toekomstige optreden van de KLu is de inzetbaarheid
in het gehele geweldsspectrum, de modulaire inpasbaarheid in nationale en
internationale verbanden en de capaciteit om expeditionair op te kunnen treden
waardoor inzet over grote afstanden en een snelle ontplooiing mogelijk is.
In operatiegebieden, en indien nodig in Nederland, levert de KLu slagkracht
in en vanuit de lucht. Met haar wapensystemen is zij in staat het luchtruim
te domineren. Zij draagt daarmee bij aan het creëren van vrijheid van
handelen voor eigen en andere eenheden (joint/combined) voor operaties in
en vanuit de lucht, op het land en vanaf de zee. Met de luchttransportmiddelen
van de KLu worden operaties van de krijgsmacht, waar ook ter wereld, ondersteund.
Grond-lucht geleide wapeneenheden bieden bescherming tegen vijandelijke luchtaanvallen
voor eigen eenheden en die van coalitiepartners in inzetgebieden. Verder kunnen
luchtverkenningsmissies door de KLu worden uitgevoerd.
Luchtstrijdkrachten kunnen zich goed aanpassen aan wisselende omstandigheden
door hun reactiesnelheid, precieze inzet, gedoseerde slagkracht en het vermogen
snel te escaleren of te deëscaleren.
Daarnaast vindt ondersteuning plaats aan civiele autoriteiten, onder andere
door bewaking van het Nederlandse luchtruim, fotoverkenning, gewondenvervoer
en brandbestrijding.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 03
Koninklijke luchtmacht
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Verplichtingen
1 430 469
1 788 084
1 029 548
1 354 379
1 103 366
1 143 654
– 40 288
Uitgaven
Programmauitgaven
Tactische luchtmacht
431 516
447 681
473 790
441 579
447 264
452 569
5 305
Investeringen
372 001
398 507
296 629
310 876
393 180
294 584
98 596
Totaal Programmauitgaven
803 517
846 188
770 419
752 455
840 444
747 153
93 291
Apparaatsuitgaven
Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten
380 050
351 796
372 243
353 368
316 624
338 302
– 21 678
Wachtgelden en inactiviteitswedden
13 050
11 949
10 346
21 044
18 933
12 122
6 811
Bijdragen aan baten-lasten diensten
9 408
11 628
8 548
3 080
Totaal Apparaatsuitgaven
393 100
363 745
382 589
383 820
347 185
358 972
– 11 787
Totaal uitgaven
1 196 617
1 209 933
1 153 008
1 136 275
1 187 629
1 106 125
81 504
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
37 683
39 235
36 524
42 716
26 834
36 997
– 10 163
Toelichting bij de verschillen
Verplichtingen
Het verschil tussen de raming van de verplichtingen en de realisatie is – € 40,3
miljoen. Dit verschil is deels het gevolg van de verschuiving van bestel-
en betaalmomenten van bestaande investeringsprojecten en deels het gevolg
van nieuwe verplichtingen voor investeringsprojecten die in de tijd versneld
of vertraagd worden aangegaan. Opmerkelijke verschillen zijn vertragingen
in de projecten LG-bewapening fase 1, Link-16, F-16 Zelfbescherming fase 1,
F-16 Targeting pods, F-16 M5 Modificatie en Patriot Vervanging Compatriot.
Deze vertragingen, die ontstaan in de complexiteit van onderhandelingen en
besluitvorming, veroorzaken een onderrealisatie van – € 176,9
miljoen. Daartegenover staan verplichtingen die niet in de begroting 2005
waren voorzien, zoals voor de projecten F-16 Vervanging SDD-fase (€ 9,0
miljoen), derde en vierde Hercules C-130 transportvliegtuig (€ 26,2
miljoen), Cockpit-upgrade eerste en tweede Hercules C-130 transportvliegtuig
(€ 22,9 miljoen), Cockpit-upgrade (K) DC-10 (€ 46,8 miljoen)
en huisvesting CLSK (€ 31,7 miljoen).
Uitgaven
Algemene toelichting bij de verschillen
Met verwijzing naar de leeswijzer worden de verschillen per uitgavencategorie
toegelicht. Het totaal van de budgettair geraamde programmauitgaven voor de
Tactische Luchtmacht en de apparaatsuitgaven voor de Staf Bevelhebber
der Luchtstrijdkrachten bedraagt € 790,9 miljoen en bestaat voor € 502,6
miljoen uit personele uitgaven en voor€ 288,3 miljoen uit materiële
uitgaven. Het totaal van de gerealiseerde programmauitgaven voor de Tactische
Luchtmacht en de apparaatsuitgaven voor de Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten
bedraagt € 763,9 miljoen en bestaat voor € 486,5 miljoen
uit personele uitgaven en voor € 277,4 miljoen uit materiële
uitgaven.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
bedraagt – € 16,1 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt
door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat
van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht.
Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk
29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 7,1
miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling
(€ 3,9 miljoen) en minderuitgaven (– € 15,1
miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie werd grotendeels
veroorzaakt door het later dan gepland op gang komen van de instroom van de
categorie BBT-personeel. Hierdoor bleef de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer
350 vte’n achter op de planning. Een ander opmerkelijk verschil waren
de lagere uitgaven (– € 11,3 miljoen) voor overige personele
uitgaven. Dit verschil vond een oorzaak in een restrictief inhuurbeleid waardoor
minder werd uitgegeven dan oorspronkelijk voorzien. De resterende, niet opmerkelijke
oorzaken, hebben per saldo (€ 0,7 miljoen) tot lagere uitgaven geleid.
Materiële uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie bedraagt – € 10,9
miljoen. De oorzaken voor dit verschil zijn de herverdeling van de budgetten
(– € 5,4 miljoen) voor werkplekdiensten die bij DTO worden
afgenomen en hogere uitgaven vanwege de gestegen vliegtuigbrandstofprijzen
(€ 19,9 miljoen). De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben
per saldo (€ 25,4 miljoen) tot lagere uitgaven geleid.
Investeringen
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in 2005 is € 98,6
miljoen. Bij het opstellen van de begroting 2005 zijn de uitgaven van een
groot aantal kleinere investeringen zeer behoedzaam geraamd met de verwachting
dat bij de realisatie hiervan vertragingen zouden ontstaan als gevolg van
de verschillende reorganisaties in de verwervingsorganisaties. Gedurende het
verslagjaar is gebleken dat een groot deel van deze kleinere investeringen
toch conform oorspronkelijke planning is gerealiseerd. Per saldo bedraagt
dit grote aantal kleinere investeringen + € 121,2 miljoen.
Daarnaast vond in 2005 de niet geraamde verwerving plaats van de kantooraccommodatie
voor het CLSK in Breda (€ 24,0 miljoen) en het derde en vierde C-130
Hercules transportvliegtuig (€ 7,5 miljoen). Bovendien is de realisatie
van een aantal grotere projecten anders gelopen dan gepland. De uitgaven voor
het Modernized Target Aquisition and Designation System van de Apache-helikopter
zijn lager (€ 19,4 miljoen) dan geraamd door vertraging bij de ontwikkeling
van het systeem. Ook de uitgaven voor de modificatie van de recent aangeschafte
DC-10 zijn lager dan geraamd (– € 14,7 miljoen) vanwege
vertraagde onderhandelingen over de Cockpit Upgrade en het Palletised Interior
System. De projecten Patriot Vervanging Compatriot en F-16 Targeting Pods
zijn met tenminste één jaar vertraagd, wat in beide
gevallen minderuitgaven (-€ 10,0 miljoen) heeft veroorzaakt.
Vervanging F-16
De resultaten van de activiteiten in het kader van de verwervingsvoorbereiding,
de transitievoorbereiding en de deelname aan de System Development and Demonstration
fase van het JSF-programma zijn vertaald in 19 aspectstudies, 26 deelstudies
en een overkoepelend DMP-D document.
In de jaarlijkse evaluatie van het JSF-programma heeft de Amerikaanse
Government Accountability Office (GAO) een stap-voor-stap benadering voorgesteld
voor de ontwikkeling en productie. Het Amerikaanse Department of Defense (DoD)
heeft evenwel besloten vast te houden aan het huidige «spiral development
plan». Dat wil zeggen dat de start van de productiefase niet wordt vertraagd
en een voor het DoD aanvaardbare overlap blijft bestaan tussen de ontwikkelingsfase
en de productiefase. Pogingen van het Amerikaanse House of Representatives
om via een budgetkorting alsnog het programma te vertragen, zijn na een behandeling
in het «Armed Service Conference» gestaakt. Het benodigde budget
voor 2007 is weliswaar met $ 32 miljoen gekort, maar dit zal niet leiden tot
vertraging van het programma.
Het Amerikaanse DoD heeft gedurende 2005 gewerkt aan de Quadrennial Defense
Review (QDR). In dit proces wordt elke vier jaar het Amerikaanse defensiebeleid
opnieuw bezien. In de aanloop naar de QDR worden alle Amerikaanse defensieprogramma’s
onder de loep genomen, dus ook het JSF-programma.
Derde en vierde Hercules C-130 transportvliegtuig
Vanwege internationaal onderkende tekorten voor (tactisch) luchttransport
is eind 2004 besloten om een derde en een vierde Hercules C-130 transportvliegtuig
te verwerven. In november 2005 is het contract getekend.
De vliegtuigen worden vanuit de Verenigde Staten overgebracht naar het
Verenigd Koninkrijk, waar ze groot onderhoud en modificaties zullen ondergaan,
waaronder een volledige «Cockpit Update» en een «Cabin Safety
Improvement Programme». Na een «Operationele Test en Evaluatie»-programma
zullen de derde en vierde C-130 Hercules vliegtuigen vanaf medio 2007 beschikbaar
zijn.
Wachtgelden en inactiviteitswedden
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
is € 6,8 miljoen. Op het niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
zijn gelden geparkeerd voor wachtgelden en inactiviteitswedden. Het feitelijke
beslag wordt verantwoord op de begrotingsartikelen van de defensieonderdelen
en is afhankelijk van de voortgang van het reorganisatieproces. Onder- of
overschrijdingen worden gecompenseerd door overheveling van de geparkeerde
gelden.
Ontvangsten
Het verschil tussen de budgettaire raming van ontvangsten en de realisatie
in het verslagjaar is – € 10,2 miljoen. Dit verschil is grotendeels
veroorzaakt door de systematiek waarin via Foreign Military Sales betaalde
voorschotten aan de Amerikaanse overheid worden afgehandeld. Voorschotbetalingen
via FMS worden op basis van werkelijke prijzen herberekend, wat kan leiden
tot terugbetalingen. Doordat een aantal van deze in 2005 verwachte terugbetalingen
is vertraagd naar 2006, zijn in 2005 minder ontvangsten gerealiseerd dan geraamd.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan de KLu moet voldoen, worden
weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de onderstaande
doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn
(reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen
de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar
zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de
Navo-indeling in «High Readiness Forces» (HRF) en «Forces
of Lower Readiness» (FLR). In de kolom HRF-direct zijn de eenheden weergegeven
die benodigd zijn om invulling te geven aan het ambitieniveau van Defensie.
De kolommen HRF-kort en FLR laten de eenheden zien, benodigd voor het voortzettingsvermogen.
Bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
worden toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices
zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen
op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden
(zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie
van eenheden).
Doelstellingenmatrix Koninklijke luchtmacht
Totaal
Inzetbaar*HRF(High Readiness Forces)
Inzetbaar*FLR(Forces
of Lower Readiness)
Categorie
Type eenheid
Direct
Op korte
termijn
Op lange termijn
Δ Jachtvliegtuigen
F-16 squadron
5
4
1
Δ Apache gevechtshelikopters
Squadron
1
1
Δ Transporthelikopters
Squadron
2
2
Δ Lutra/tankervliegtuigen
Squadron
1
1
Δ Geleide Wapens
Patriot Fire Platoons
4
4
Air Operations Control Station
1
1
* Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = <
90 dagen; FLR = 180 dagen
Toelichting
Algemeen
Vrijwel alle eenheden van de KLu zijn het afgelopen jaar ingezet. In totaal
zijn 1 268 luchtmachtmilitairen uitgezonden geweest. Alle vier de pijlers
van de KLu zijn ingezet. Jachtvliegtuigen zijn ingezet voor ISAF en voor de «NATO
Baltics Air Policing»-taak. Voor de Stabilisation Force Iraq (SFIR)
zijn Apaches en Cougars ingezet. Transportvliegtuigen zijn wereldwijd voor
diverse operaties ingezet. Eenheden van de Groep Geleide wapens zijn samen
met eenheden van de Koninklijke landmacht ingezet voor het «Provincial
Reconstruction Team» (PRT) in Afghanistan. In 2005 waren 231 militairen
van de KLu op individuele basis uitgezonden voor onder meer de European Monitoring
Mission (EUMM) op de Balkan, de United Nations Truce Supervision Organization
(UNTSO) in het Midden-Oosten en de Aceh Monitoring Mission (AMM) in Indonesië.
In totaal zijn in 2005 25 KLu-detachementen op uitzending geweest. De omvang
varieerde van enkele personen tot grote detachementen van rond
de 200 personen. Aan het eind van 2005 was KLu-personeel nog uitgezonden in
vijf detachementen.
Jachtvliegtuigen
F-16 detachementen van afwisselend Volkel en Leeuwarden zijn vanaf april
uitgezonden naar Kabul om de ISAF-operaties in Afghanistan te ondersteunen.
Tevens is een detachement van de Vliegbasis Leeuwarden uitgezonden dat van
1 april tot 1 juli vanaf de Vliegbasis Siauliai in Litouwen heeft bijgedragen
aan de NATO Baltics Air Policing taak. De vliegurenrealisatie is in 2005 ten
opzichte van de planning achtergebleven. Dit is veroorzaakt door diverse «verstoringen»
op het gebied van materiële gereedheid. Zo zijn op de MOB’s, naar
aanleiding van de SAMSON-maatregelen, reorganisaties doorgevoerd wat tot infrastructurele
aanpassingen heeft geleid. Dit leidde tot tijdelijk verlies van onderhoudscapaciteit.
Ook is de voorziening van reservedelen een voortdurend probleem gebleken wat
tot vermindering van de gereedstelling heeft geleid. Verder veroorzaakte de
technische ondersteuning van de operaties in Litouwen en in Kabul een verminderde
beschikbaarheid van technisch personeel op de thuisbases wat eveneens een
lagere gereedstelling tot gevolg had.
Gevechtshelikopters
De gereedstelling van het Apache-squadron werd gekenmerkt door een recuperatie-
en opwerkperiode van mei tot en met oktober. Tot en met april 2005 heeft een
detachement met zes Apache-helikopters vanaf Kabul International Airport de
ISAF-missie in Afghanistan ondersteund. Het Apache-detachement heeft bijgedragen
aan de veiligheid van de grondtroepen en heeft in belangrijke mate bijgedragen
aan de stabiliteit en veiligheid in het gebied rond Kabul. In dezelfde periode
is een tweede Apache-detachement van dezelfde omvang geplaatst op de Vliegbasis
Tallil in Irak ter ondersteuning van de SFIR-missie. Als gevolg van het hogere
operationele tempo is in oktober het aantal Apaches in Fort Hood (VS) teruggebracht
van acht naar zeven en is één helikopter teruggehaald naar Nederland.
Transporthelikopters
De inzet van de transporthelikopters in 2005 werd, net als voorgaande
jaren, gekenmerkt door een groot aantal uitzendingen. In het kader van SFIR
is het Cougar-squadron tot en met april 2005 uitgezonden geweest naar Irak
met aansluitend recuperatie. Het Chinook-squadron is, na recuperatie van de
SFIR-uitzending in 2004, vanaf april 2005 uitgezonden naar Zuid-Afghanistan
ter ondersteuning van Special Forces die bijdragen aan de Operatie Enduring
Freedom. Ook is een Chinook ingezet ten behoeve van de Election Support Forces
in Mazar-e Sharif ten tijde van de verkiezingen in Afghanistan. Tijdens het
uitvoeren van operaties zijn twee Chinook-helikopters in Afghanistan verloren
gegaan; één in juli en één in oktober. Als gevolg
van de voortdurende uitzenddruk in combinatie met een onvolledig gevulde organisatie
manifesteerde zich in augustus het probleem van onvoldoende beschikbaarheid
van loadmasters voor de Chinook. Vervolgens zijn met succes diverse acties
genomen om de loadmasterproblematiek te verlichten, zoals het inhuren van
Britse loadmasters en het versnellen van de opleidingen.
Alouette III en SAR
De vier Alouettes III stonden oorspronkelijk gepland voor uitfasering
per ultimo 2005. Doordat alle vier de Alouettes in 2004 en 2005 groot onderhoud hebben ondergaan, werd in november besloten deze helikopters
vooralsnog aan te houden tot 2010.
Luchttransport en tankervliegtuigen
In november is het besluit genomen twee extra C-130’s aan te schaffen.
Deze twee vliegtuigen zullen vanaf medio 2007 aan de vloot in Eindhoven worden
toegevoegd. Opvallende vluchten van afgelopen jaar waren onder meer de vluchten
met hulpgoederen voor de gebieden van de tsunamiramp. Verder heeft de C-130
Hercules driemaal een uitzending uitgevoerd in Afghanistan. Op dit moment
vindt de derde uitzending plaats die duurt tot oktober 2006.
De KDC-10 heeft in het afgelopen jaar in totaal 9 803 passagiers
en 1 515 000 kg vracht vervoerd. Naast onder meer 37 vluchten voor
ISAF/OEF, zijn 24 vluchten uitgevoerd in het kader van SFIR en 2 vluchten
voor EUFOR. In totaal zijn 61 air-to-air refuelling (AAR) vluchten uitgevoerd.
De C-130 heeft onder meer 66 vluchten voor de Afghanistan-missies uitgevoerd,
twee in het kader van SFIR en negen voor EUFOR. De vliegbasis Eindhoven heeft
in 2005 meer vracht afgehandeld dan ooit. In totaal werd 8 696 000
kilogram vracht vanaf de vliegbasis Eindhoven naar diverse bestemmingen gevlogen.
In 2004 was dit nog 6 623 000 kilo. Deze toename heeft vooral te
maken met de deelname van Nederlandse militairen aan de International Security
Assistance Force (ISAF) en Operation Enduring Freedom (OEF) in Afghanistan.
Geleide Wapens
De materiële gereedheid van de Patriotradars is in 2005 verbeterd.
Als gevolg van een voortdurend tekort aan reserveonderdelen is de vierde Radarset
echter niet inzetbaar geweest. Hierdoor was één van de twee
Patriot clusters (van ieder twee Patriot-wapensystemen) beperkt beschikbaar
waardoor niet volledig aan de gereedheidstermijnen van de Navo kon worden
voldaan. Tevens zijn middelen van de logistieke ondersteuning ingezet in Afghanistan
waardoor één van de Patriot-clusters niet voldoende logistiek
ondersteund kon worden. Van augustus 2004 tot en met augustus 2005 is het
personeel van één Patriot Fire Platoon ingezet voor het «Provincial
Reconstruction Team» in Afghanistan. Het betrof een gezamenlijke missie
met pelotons van de KL ten behoeve van de beveiliging van de eenheid. Vanwege
de geplande aanbieding van de Geleide Wapens voor NRF-6 in januari 2006, is
direct na de terugkeer uit Afghanistan gestart met het opwerken naar een NRF-certificeerbare
status.
Coördinerend krijgsmachtdeel
Vanaf het moment van uitzending van het PRT naar Afghanistan is de KLu
opgetreden als coördinerend krijgsmachtdeel voor Afghanistan. Als gevolg
van deze rol was de KLu ook verantwoordelijk voor het uitbrengen van het Contingentscommando
en het National Support Element ter plaatse. Dit heeft een aanzienlijke extra
belasting opgeleverd voor zowel het personeel dat vanaf diverse KLu-onderdelen
werd uitgezonden als ook voor het Operatiecentrum KLu dat, met een beperkte
extra bezetting, al deze extra inspanningen diende te coördineren. Vooral
de afhandeling van de logistiek is een bijzondere belasting gebleken. De ontplooiing
van de Election Support Forces naar Mazar-e Sharif was een luchttransportoperatie
van een voor Nederland ongekende omvang. In totaal werden 120 vluchten met
Ilyuschin-76 en C-17 toestellen gepland en afgehandeld. Voor deze afhandeling
is een grote hoeveelheid extra personeel van alle OPCO’s ingezet. Operaties
vonden plaats vanaf drie verschillende vliegvelden. Ter verbetering
van de logistieke ketens is een interim«tracking & tracing»-systeem
ingericht waarmee vrachtladingen doorlopend gemonitord kunnen worden.
Beleidsartikel 04 Koninklijke marechaussee
Algemene beleidsdoelstellingen
De Koninklijke marechaussee (KMar) is een politieorganisatie met een militaire
status. De KMar is als onderdeel van de krijgsmacht belast met de drie hoofdtaken
van de krijgsmacht. Daarnaast staan in de Politiewet 1993 specifieke taken
van de KMar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag
voor samenwerking met en bijstand aan de politie.
De Koninklijke marechaussee zorgt voor de handhaving van de rechtsorde
en de hulpverlening aan instanties die dat behoeven. Enkele van haar vele
militaire en civiele taken zijn: politietaken bij militaire instellingen en
bij uitzendingen, civiele politiemissies, grensbewaking, bestrijding van mensensmokkel,
de bescherming van leden van het Koninklijk Huis en de bescherming van geldtransporten
van de Nederlandsche Bank. Zij voert taken uit in opdracht van het bevoegd
gezag. Voor een deel van de taken is dat bijvoorbeeld het ministerie van Justitie.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 04
Koninklijke marechaussee
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Verplichtingen
248 191
284 041
338 589
418 351
361 257
356 180
5 077
Uitgaven
Programmauitgaven
Operationele taakvelden
179 045
180 946
240 671
242 935
261 214
249 338
11 876
Investeringen
20 137
19 974
30 576
63 142
36 244
43 100
– 6 856
Totaal programmauitgaven
199 182
200 920
271 247
306 077
297 458
292 438
5 020
Apparaatsuitgaven
Staf Koninklijke marechaussee
33 372
86 725
44 823
46 963
50 497
50 402
95
Wachtgelden en inactiviteitswedden
973
985
693
2 092
1 835
783
1 052
Bijdragen aan baten-lastendiensten
1 701
1 853
1 556
297
Totaal apparaatsuitgaven
34 345
87 710
45 516
50 756
54 185
52 741
1 444
Totaal uitgaven
233 527
288 630
316 763
356 833
351 643
345 179
6 464
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
5 362
8 224
7 560
7 743
12 419
8 000
4 419
Toelichting bij de verschillen
Uitgaven/Verplichtingen
Algemene toelichting bij de verschillen
Met verwijzing naar de leeswijzer worden de verschillen per uitgavencategorie
toegelicht. Het totaal van de budgettair geraamde programmauitgaven voor de
Operationele taakvelden en de apparaatsuitgaven voor de Koninklijke marechaussee
bedraagt € 299,7 miljoen en bestaat voor € 235,5 miljoen
uit personele uitgaven en voor € 64,2 miljoen uit materiële
uitgaven. Het totaal van de gerealiseerde programmauitgaven voor de Operationele
taakvelden en de apparaatsuitgaven voor de Koninklijke marechaussee bedraagt € 311,7
miljoen en bestaat voor € 244,0 miljoen uit personele uitgaven en
voor € 67,7 miljoen uit materiële uitgaven.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
bedraagt € 8,5 miljoen. Dit verschil wordt veroorzaakt door de herschikking
van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit:
het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd
in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking
betreft een correctie van € 3,8 miljoen op de gemiddelde loonsom.
Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling (€ 1,9 miljoen)
en meeruitgaven (€ 2,8 miljoen), hoofdzakelijk gerelateerd aan de
personeelsuitbreidingen voor de 100% drugscontroles op Schiphol en
de intensivering van de terrorismebestrijding (de «Van Gogh»-gelden).
Deze uitgaven zijn exogeen gefinancierd. De sterkteontwikkeling in 2005 toonde
een achterblijvende realisatie in de categorieën burgerpersoneel en BBT-personeel
van respectievelijk ongeveer 40 vte’n en 135 vte’n en een hogere
gemiddelde realisatie bij de categorie BOT-personeel van ongeveer 240 vte’n.
Investeringen
Het verschil van – € 6,9 miljoen tussen de budgettaire
raming en de realisatie in het verslagjaar is grotendeels veroorzaakt door
een herverdeling van budgetten voor werkplekdiensten (– € 8,7
miljoen) en per saldo € 1,8 miljoen hogere uitgaven vanwege herschikkingen
op een groot aantal projecten.
Ontvangsten
Het verschil tussen de budgettaire raming van de ontvangsten en de realisatie
in het verslagjaar is € 4,4 miljoen. Dit verschil is met name het
gevolg van de overdracht van IV-middelen aan DTO vanwege de invoering van
de integrale werkplekdiensten.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
In onderstaande tabellen is de realisatie van de diverse taakvelden van
de KMar opgenomen.
Taakveld
Doelstelling
Beveiliging
«Het handhaven van het veiligheidsniveau overeenkomstig de geldende
beveiligingsconcepten, zoals deze zijn bekrachtigd door het bevoegd gezag.»
Handhaving Vreemdelingenwetgeving
«Het uitvoeren van haar wettelijke taken, in overeenstemming
met de geldende wet- en regelgeving en binnen de met het gezag overeengekomen
normafspraken.»
Politietaken Defensie
«Het handhaven van de openbare orde op en rondom militaire
terreinen, het handhaven van de strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht
en jegens militaire justitiabelen, zowel in Nederland als in internationaal
verband, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.»
Politietaken Burgerluchtvaartterreinen
«Het handhaven van de openbare orde en de
strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchthavens in overeenstemming
met de met het bevoegd gezag gemaakte afspraken, alsmede het verlenen van
hulp aan hen die dat behoeven.»
Assistentie, Samenwerking en Bijstand
«Het zorgdragen voor het gereedhouden van
het bijstandreservoir alsmede het op verzoek van het bevoegd gezag leveren
van personeel, eenheden en materieel voor de samenwerking, bijstand- en assistentieverlening
aan de politie.»
Prestatiegegevens taakveld Beveiliging
Prestatie-indicator
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil 2005
Het beveiligen van objecten, het adviseren
en ondersteunen ten aanzien van het beveiligen van objecten en optreden in
geval van incidenten bij het beveiligen van objecten
Onbevoegde betreding van het te beveiligen object
2
7
0
7
Het beveiligen en begeleiden van personen in binnen-
en buitenland
Fysieke scheiding van
de integriteit van het te beveiligen personeel
0
0
0
0
Het houden van toezicht op de beveiliging van de
burgerluchtvaart, waaronder high-risk vluchten en het optreden in geval van
incidenten.
Kapingen en aanslagen
op vliegtuigen en luchthavens
0
0
0
0
Het beveiligen van waardetransporten van De Nederlandsche
Bank
Overvallen op het waardetransport
0
0
0
0
Toelichting tabel
De in de begroting 2005 opgenomen normering/streefwaarde bij het taakveld
Beveiliging is 0. Deze normering/streefwaarde is met uitzondering van de beveiliging
van objecten gehaald. Bij de beveiliging van objecten is de norm overschreden.
Onbevoegde betreding van te beveiligen objecten vond zeven maal plaats; zes
aanhoudingen vonden plaats bij het object Paleis Soestdijk en één
aanhouding bij het object Paleis Noordeinde. De incidenten op Soestdijk zijn
terug te voeren tot een verminderde kwantitatieve/kwalitatieve beveiliging
hetgeen een directe relatie heeft met de «leegstand» van het object.
Voor wat betreft het object Paleis Noordeinde is vastgesteld
dat het incident plaats heeft kunnen vinden als gevolg van de aanwezigheid
van steigers tijdens bouwwerkzaamheden.
In 2005 zijn in opdracht van de NCTb structureel 3 personen beveiligd
door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten. Tevens zijn meerdere kortdurende
incidentele beveiligingsopdrachten uitgevoerd in zowel Nederland als in de
uitzendgebieden Irak en Afghanistan in opdracht van de NCTb. Hierbij is de
integriteit van de te beveiligen personen gewaarborgd.
Prestatiegegevens taakveld Handhaving Vreemdelingenwetgeving
Prestatie-indicator
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil 2005
Het uitvoeren van de grensbewaking, waaronder
het uitvoeren van persoonscontroles en het verstrekken van nooddocumenten
Schengen conforme controle Wachtrijen
op de luchthaven Schiphol
Differentiatie
per doorlaatpost
Differentiatie
per doorlaatpost*Zie toelichting
Differentiatie
per doorlaatpost 95% aankomst, 95% vertrek of transfer
– -
Het uitvoeren van het mobiel toezicht vreemdelingen
(MTV), waaronder het houden van controles
Aantal illegalen dat is aangetroffen in het grensgebied
9 987
10 588
10 % stijging t.o.v. 2004 (10 986)
398
Het geven van ondersteuning bij de asielprocedure
op de AC’a
Aantal vaststellingen
identiteit in het AC-proces
100%
100%
80%
20%
Het verwijderen van vreemdelingen
Aantal vreemdelingen dat is uitgezet
13 057
11 873
25 500
13 627
Het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken mensensmokkel
Aantal (middel)grote onderzoeken
mensensmokkel
21
17
30
13
Aantal kleine
onderzoeken mensensmokkel in het kader van grensbewaking
159
110
200
90
Aantal kleine
onderzoeken mensensmokkel in het kader van MTV
84
137
130
7
* Zie toelichting tabel.
Toelichting tabel
Grensbewaking
Voor de maritieme doorlaatposten zijn voor vrachtschepen gedifferentieerde
normen vastgesteld. De normstelling voor vrachtschepen is in 2005, variërend
per periode, op verschillende doorlaatposten niet gerealiseerd. Oorzaken zijn
onder andere het ontbreken van voldoende middenkader en herprioritering ten
gunste van andere doelstellingen.
De opgedragen doelstelling in het segment pleziervaart betreft een minimaal
aantal van 10 controledagen (100% administratief en fysiek) per doorlaatpost.
Deze doelstelling is in 2005 op alle doorlaatposten gehaald.
Voor het segment ferry’s is het realisatiebeeld over geheel 2005
nagenoeg gelijk. De realisatie op de locaties Den Haag/Scheveningen en Hoek
van Holland is niet conform de doelstelling geweest. Qua personenferry’s
is er onderrealisatie op Hoek van Holland. De oorzaak hiervan is onder andere
herprioritering ten gunste van andere doelstellingen.
Het segment visserij is een zorgpunt, waarbij wel gedurende 2005 een toenemend
aantal doorlaatposten voldaan heeft aan de norm. Aan het segment wordt onverkort
een laag risico toegekend omdat de, voornamelijk wekelijks uitvarende visserijschepen,
een vaste bemanning hebben.
Op de luchthavens zijn nagenoeg alle passagiers fysiek gecontroleerd (norm
100%). In 2005 is op Schiphol de wachttijd bij aankomst voor 98%
van de passagiers beperkt gebleven tot de norm van maximaal 10 minuten. Wat
betreft de wachttijd bij vertrek/transfer (norm maximaal 6 minuten) is voor
82% van de passagiers voldaan aan de norm. In het algemeen heeft de
realisatie van de normeringen in 2005 sterk onder druk gestaan. Hierbij dient
te worden opgemerkt dat tot 1 december jl. sprake is geweest van een vertragend
effect door «filevorming» van passagiers bij de securityfilters
voor vertrek. Deze securityfilters zijn daarna verwijderd. Bij transfer zijn
deze filters nog steeds aanwezig.
Mobiel toezicht vreemdelingen
Voor wat betreft het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) is de normering
gehaald. In 2005 zijn bij MTV-controles in totaal 10 588 illegale vreemdelingen
aangetroffen (inclusief het aantal inbewaring gestelde vreemdelingen vanuit
het MTV). De achterblijvende realisatie wordt veroorzaakt door een verminderde
aantrekkelijkheid van Nederland als doelland, de toetreding van extra landen
tot de Europese Unie en strengere controles aan de Schengen-buitengrenzen.
Ondersteuning asielprocedures
Aan de doelstelling om binnen de 48-uurs procedure een 100% graad
van (on)echtheids-onderkenning van de aangeboden documenten te onderkennen
is voldaan.
Uitzetten vreemdelingen
In 2005 zijn er in totaal 11 873 vreemdelingen uitgezet ten opzichte
van een norm van 25 500. Een belangrijke reden voor de onderrealisatie
is een onvoldoende aanbod van uit te zetten vreemdelingen. Tevens heeft de
brand in het Uitzetcentrum Schiphol om humanitaire redenen enige tijd tot
een stopzetting van de uitzettingen geleid.
Migratiecriminaliteit
De doelstelling van het aantal «opgedragen kleine onderzoeken»
vanuit de grensbewaking is niet gerealiseerd. Van de 200 geplande kleine onderzoeken
naar mensensmokkel, voortkomend uit de grensbewaking, zijn er in 2005 110
gerealiseerd. De onderrealisatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat, in
overleg met het Openbaar Ministerie van Haarlem, een neerwaarts bijgestelde
doelstelling wordt gehanteerd. Van de 130 geplande kleine onderzoeken mensensmokkel,
voortkomend uit het MTV, zijn er in het afgelopen jaar 137 gerealiseerd. Aan
de doelstelling is voldaan. Met een realisatie van 17 (middel)grote onderzoeken
in 2005 is de realisatie achtergebleven bij de planning. Oorzaak is dat de
beschikbare teams per onderzoek meer uren nodig hadden dan gepland.
Prestatiegegevens taakveld Politietaken Defensie
Prestatie-indicator
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil 2005
De zogenaamde beschikbaarheids- of bereikbaarheidsfunctie
ten behoeve van noodhulp.
Responsetijden
(binnen 30 minuten ter plaatse)
90%
90%
90%
–
Het (strafrechtelijk) handhaven van de openbare orde en de rechtsorde
Aantal misdrijfverbalen OM Arnhem
1 390
1 365
1 500
135
Percentage proces-verbalen «lik-op-stuk»
57%
53%
50%
3%
Aantal uitgevoerde middelgrote/grote
rechercheonderzoeken
22
12
9
3
Percentage technisch sepot
4,7%
3,1%
5,0%
1,9%
Gemiddelde doorlooptijd van plegen
feit tot sluiten PV
54 dagen
44 dagen
60 dagen
16 dagen
Gemiddelde doorlooptijd van sluiten
PV tot inzending naar OM
–
23 dagen
20 dagen
3 dagen
Gemiddelde doorlooptijd van eerste
verhoor tot inzending naar OM
–
52 dagen
60 dagen
8 dagen
Toelichting tabel
Het aantal gerealiseerde misdrijfverbalen ten behoeve van het OM Arnhem
bedraagt over geheel 2005 1 365 ten opzichte van een doelstelling van
1 500 misdrijfverbalen. Hiermee is niet volledig voldaan aan de doelstelling.
Hierbij zijn door de KMar wel 101 misdrijfverbalen bij andere Openbaar Ministeries
(OM) dan het OM Arnhem aangeleverd. Deze dossiers zijn in de normering van
het taakveld Militaire Politietaken niet meegenomen. Tevens zijn door de aangebrachte
voorfiltering 113 zaken niet in behandeling genomen door het OM Arnhem. De
overige doelstellingen omtrent het «Lik-op-stukbeleid» (realisatie
53%, norm 50%), technisch sepot (realisatie 3,1%, norm
5,0%) en de doorlooptijden zijn over geheel 2005 conform de doelstelling
gerealiseerd, uitgezonderd de doorlooptijd «sluiten Proces Verbaal (PV)
en instroom parket» (realisatie 23 dagen, norm 20 dagen).
Prestatiegegevens taakveld PolitietakenBurgerluchtvaartterreinen
Prestatie-indicator
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil 2005
De zogenaamde beschikbaarheid- of bereikbaarheidfunctie
ten behoeve van noodhulp.
Responsetijden
Schiphol:
prio 1 (< 5 minuten)
86%
83%
90% (prio 1)
7%
prio 2 (< 10 minuten) (uitgezonderd
Schiphol-Oost)
89%
88%
90% (prio 2)
2%
Overige luchthavens(binnen 30 minuten
ter plaatse)
90%*
100%
90%
10%
Het (strafrechtelijk) handhaven van de openbare orde en de rechtsorde
(Schiphol)
Aantal 100% controles
op risicovluchten
1 625
1 821
–
–
Aantal drugskoeriers
(invoer)
4 089
3 588
–
–
Aantal drugskoeriers
(uitvoer)
72
72
–
–
Aantal uitgevoerde middelgrote
/ grote rechercheonderzoeken
25
31
–
–
* Aan de doelstelling is voldaan. Op basis van de operationele uitgangspunten
zijn er geen situaties geweest waarin hieraan niet kan worden voldaan.
Toelichting tabel
Aan de doelstelling inzake responsetijden is in 2005 niet geheel voldaan.
Het gebrek aan éénduidige registratie blijft een oorzaak voor
de onderrealisatie. Personeel meldt zich niet eerst bij de centrale ter plaatse,
maar gaat direct over tot hulpverlening.
Prestatiegegevens taakveld Assistentie, Samenwerking
en Bijstand
Prestatie-indicator
Realisatie 2004
Realisatie
2005
Begroting 2005
Verschil 2005
Het operationeel gereed stellen en inzetten van ME-eenheden, pantserwagenpelotons
en de BBE-K
Inzetbare ME-eenheden Inzetbare pantserwagen-pelotonsInzetbaarheid
BBE-K
4,54 1
84 1
8,54 1
0,5– –
Toelichting tabel
Na vaststelling van de defensiebegroting 2005 is in overleg met de Bestuursraad
KMar de doelstelling aangepast. De KMar dient 4 pelotons Mobiele Eenheid (ME)
en 4 pelotons Bijstandseenheid (BE) beschikbaar te stellen. Daar elke BE-eenheid
ook ingezet kan worden als ME-eenheid, is een inzetbaarheid van 8 ME-eenheden
geborgd. Daarnaast is de bijdrage aan de BBE-K geborgd.
Beleidsartikel 09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties
Algemene beleidsdoelstellingen
Nederland draagt onverminderd bij aan de handhaving en bevordering van
de internationale rechtsorde. Nederland voert daartoe een actief veiligheidsbeleid,
dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en
die van de bondgenoten, maar zich uitstrekt tot breed opgezette conflictpreventie,
crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Deelnemen
aan crisisbeheersingsoperaties maakt daar deel van uit.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De Nederlandse ambitie om deel te nemen aan internationale crisisbeheersingsoperaties
is in de Defensiebegroting 2005 in algemene zin als volgt gedefinieerd:
– een bijdrage aan het ambitieniveau van de Navo om gelijktijdig
drie grote crisisbeheersingsoperaties op legerkorpsniveau in het gehele geweldsspectrum
uit te voeren. Het ambitieniveau van de Europese Unie – het vermogen
om binnen zestig dagen een troepenmacht van 50 000 tot 60 000 militairen
te kunnen ontplooien – is hierbij inbegrepen. In verband hiermee moet
de krijgsmacht als geheel tevens een bijdrage kunnen leveren aan de «Nato
Response Force» (NRF);
– een bijdrage in EU-verband op het niveau van «bataljon plus»
om binnen 15 dagen een «EU Battle Group» (EUBG) te formeren om
gedurende 30 tot 120 dagen te kunnen opereren bij kleinschalige conflicten
of militaire ondersteuning;
– deelname voor maximaal een jaar aan een operatie in het hogere
deel van het geweldsspectrum met één op de missie toegesneden
brigade (taakgroep) van landstrijdkrachten, twee squadrons met elk achttien
jachtvliegtuigen, een maritieme taakgroep met maximaal vijf fregatten of een
combinatie hiervan. In de praktijk zullen de Nederlandse bijdragen afhankelijk
van de missie en van de bijdragen van andere landen moeten worden samengesteld.
Bij deelname aan een vredesafdwingende operatie kan het noodzakelijk zijn
ook eenheden in te zetten die in het kader van crisisbeheersingsoperaties
elders zijn ontplooid;
– deelname aan maximaal drie operaties in het lagere deel van het
geweldsspectrum met bijdragen van bataljonsgrootte of, bij zee- en luchtoperaties,
equivalenten daarvan;
– het optreden als «lead nation» op het niveau van een
brigade of, bij zee- en luchtoperaties, het equivalent daarvan – en,
samen met andere landen, op legerkorpsniveau.
Voor de uitvoering van deze doelstellingen beschikt Defensie over diverse
eenheden die zijn ingedeeld bij de operationele commando’s en andere
organisatie-elementen. De militaire eenheden zijn geschikt voor wereldwijde
inzet en voldoen aan de criteria die bij crisisbeheersingsoperaties zijn gesteld.
De belangrijkste criteria die aan gereedstelling van de operationele eenheden
worden gesteld, zijn:
– het kunnen optreden onder uiteenlopende geografische en klimatologische
omstandigheden;
– het tijdig kunnen optreden met de juiste middelen, inclusief logistieke
ondersteuning tijdens ontplooiing en inzet;
– het kunnen optreden met andere krijgsmachtdelen (joint) en andere
krijgsmachten (combined).
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 09 Uitvoeren
crisisbeheersingsoperaties
Ten laste van dit beleidsartikel worden de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties
geraamd en verantwoord, als onderdeel van de Homogene Groep Internationale
Samenwerking.
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen
van beleid voor 2005.
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Verplichtingen
199 158
166 597
210 661
245 144
213 799
195 000
18 799
Uitgaven
Operaties
SFOR/EUFOR Althea
87 118
70 106
60 020
34 993
29 236
38 000
– 8 764
EUPM
1 442
1 158
0
2000
– 2000
KFOR
4 000
1 043
23
0
23
Stabilisatiemacht Irak (SFIR)
36 542
79 867
41 764
34 000
7 764
NTM-I
426
0
426
ISAF PRT
8 040
14 187
11 000
3 187
ISAF/F-16 detachement
18 997
25 807
2 500
23 307
ISAF/HQ ISAF
14 264
31 832
5 399
1 296
0
1 296
Operatie Enduring Freedom
27 753
31 782
792
16 813
0
16 813
ISAF/ESF Bn
16 771
0
16 771
Enduring Freedom/CTF150
813
0
813
Overige operaties
727
1 684
5 566
4 190
3 392
5 900
– 2 508
UNMIL (Liberia)
848
2 263
World Food Programme
1 717
UNFICYP
1 347
53
UNMEE
47 325
2 433
F-16’s Amendola
4 000
Task Force Fox
8 705
2 017
Display Deterrence
7 237
Contributies
VN-contributies
53 773
44 630
34 322
65 354
52 963
49 500
3 463
PSO / EU-contributies
1 984
2 380
7 608
5 442
2 900
2 542
Afdracht premie/koopsom pensioenen
12 818
4 581
0
4 581
Restant voorziening crisisbeheersingsoperaties/overige
operaties
1 590
49 200
– 47 610
Totaal uitgaven
198 290
172 655
213 988
243 196
215 104
195 000
20 104
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
54 953
8 611
8 001
13 071
10 643
1 407
9 236
Toelichting bij de verschillen
Verplichtingen
De toelichting van de hogere verplichtingen van € 18,8 miljoen
wordt bij de uitgaven aangegeven.
Uitgaven
De hogere uitgaven van € 20,1 miljoen worden, voor wat betreft
de grootste verschillen, hieronder toegelicht.
Restant voorziening voor crisisbeheersingsoperaties/overige
operaties
Het uitgavenbudget op deze voorziening is geraamd op basis van de te verwachte
missies in 2005. Begin 2005 is de Restant voorziening crisisbeheersingsoperaties
verhoogd met € 27,8 miljoen. De verlengingen van de lopende missies,
alsmede de nieuw uit te voeren missies werden in 2005 in financiële zin
gecompenseerd uit deze restantvoorziening.
EUFOR operatie ALTHEA
Operatie Althea is gestart met dezelfde troepenomvang als de eindsterkte
van SFOR van ongeveer 450 militairen. De daling van de gemiddelde bezetting
in 2004 van 625 personen naar 450 in 2005 is verwerkt bij de eerste suppletore
begroting 2005 (€ 12 miljoen vrijgegeven ten opzichte van het in
de begroting opgenomen bedrag van € 38 miljoen). De additonele uitgaven
voor EUFOR zijn in 2005 uitgekomen op een bedrag van € 29,2 miljoen.
Het verschil van € 3,2 miljoen ten opzichte van de stand eerste
suppletore begroting is te verklaren door een naheffing uit 2004 voor de gezamenlijke
bijdrage in «Multi National Brigade North West» (MNB NW).
Stabilisatiemacht Irak (SFIR)
De initiële raming van de additionele uitgaven SFIR voor 2005 was € 34
miljoen. De uiteindelijke realisatie is € 7,8 miljoen hoger, hetgeen
voornamelijk veroorzaakt wordt doordat het terugtransport van het materieel
en personeel duurder is uitgevallen dan op basis van de ontplooiing was geraamd.
Door tussentijdse versterkingen is het personeelsvolume met 400 toegenomen,
waardoor meer vluchten nodig waren. Daarnaast is er sprake van gestegen prijzen
voor de inhuur van transport (zowel lucht- als zeetransport) en voor brandstof.
Vervolgens zijn er hogere uitgaven voor het herstel en de reparatie van teruggekeerd
materieel door de klimatologische omstandigheden in Irak.
ISAF Provincial Reconstruction Team (PRT) in Afghanistan
In de begroting 2005 was initieel € 11 miljoen geraamd voor
de inzet van het PRT in de Afghaanse provincie Baghlan voor de periode tot
1 oktober 2005. Op 3 juni 2005 heeft het kabinet besloten tot verlenging met
een jaar. Door deze verlenging zijn er additonele uitgaven in het laatste
kwartaal van € 3,2 miljoen.
F-16 detachement ISAF
In de begroting 2005 was de inzet van het Apache-detachement op Kabul
International Airport (KIA) voorzien tot de periode 1 april 2005. Op 25 februari
2005 heeft het kabinet besloten om drie F-16’s (plus één
logistieke en operationele reserve) per 1 april 2005 ter beschikking te stellen
aan ISAF voor de duur van één jaar. Hierdoor zijn extra additionele
uitgaven ontstaan van € 23,3 miljoen.
Operatie Enduring Freedom (OEF)
Op 25 februari 2005 heeft het kabinet besloten een taakgroep bestaande
uit een detachement «special forces» (ongeveer 165 militairen)
en een helikopterdetachement (ongeveer 85 militairen) ter beschikking te stellen
voor de operatie Enduring Freedom, voor de duur van één jaar
(tot april 2006). De additionele uitgaven voor de inzet zijn geraamd op € 30,0
miljoen, waarvan € 15,3 miljoen ten laste van het begrotingsjaar
2005. Verder zijn onder de noemer «Enduring Freedom» de afwikkelingskosten
(€ 1,5 miljoen) opgenomen van de inzet van een fregat voor een periode
van drie maanden (van oktober 2004 tot en met januari 2005). De totale additionele uitgaven voor Enduring Freedom voor 2005 komen uit op€ 16,8
miljoen.
ISAF Election Support Forces Bataljon (ESF-bataljon)
Met het kabinetsbesluit van 3 juni werd de inzet in Afghanistan goedgekeurd
van het mariniersbataljon dat onderdeel uitmaakt van de «Strategic Reserve
Force» (SRF) van de Navo. Het ESF-bataljon is voor drie maanden ingezet
voor de ondersteuning van de parlementsverkiezingen in Afghanistan. De additionele
uitgaven in 2005 voor de totale inzet van het ESF-bataljon bedroegen € 16,8
miljoen.
Operatie Enduring Freedom (CTF-150)
Op 3 juni heeft het kabinet ingestemd met het leveren van drie schepen
van de KM ten behoeve van het maritieme deel van de operatie Enduring Freedom
in de periode van medio december 2005 tot eind april 2006 in de wateren rond
het Arabisch schiereiland. Hierbij neemt Nederland in genoemde periode tevens
het commando op zich over de maritieme taakgroep «Task Force 150»
(CTF-150). De additionele uitgaven ten laste van de HGIS voor de bijdrage
aan de operatie Enduring Freedom (CTF-150) worden geraamd op € 7
miljoen, waarvan in 2005 € 0,8 miljoen is gerealiseerd.
Overige operaties
Onder deze post zijn alle overige kleine missies en de uitgaven voor de
individueel uitgezonden militairen verantwoord. De uitgaven hebben voornamelijk
betrekking op toelages, overige personele uitgaven en materiële uitgaven.
VN-Contributies
In verband met de door de VN nieuw gestarte en geïntensiveerde VN-operaties
traden extra additionele uitgaven op van € 3,5 miljoen.
PSO/EU-contributies
De gemeenschappelijke uitgaven voor de EU-operaties worden door de EU-landen
gefinancierd in de vorm van EU-contributiebijdragen. Voor de operatie Althea
(EU-operatie in Bosnië-Herzegovina) bedroeg de Nederlandse bijdrage in
2005 € 0,7 miljoen. Voorts heeft Nederland € 4,7 miljoen
bijgedragen in de gemeenschappelijke uitgaven van de Navo voor de Nato «Peace
Support Operations» (PSO).
Pensioenafdracht voor uitgezonden militairen
Ten behoeve van de (extra) pensioenopbouw voor militairen die ingezet
worden bij crisisbeheersingsoperaties, wordt aanvullende premie afgedragen
aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Dit bedroeg in 2005 € 4,6
miljoen.
Ontvangsten
De meerontvangsten van € 9,2 miljoen komen voort uit de restitutie
van VN-contributies (€ 2 miljoen), een vergoeding van de Navo (voor
de Nederlandse bijdrage in de Navo-missie «World Food Programme»: € 1
miljoen) en overige ontvangsten van Navo-partners (€ 2,1 miljoen,
waarvan € 1,6 miljoen voor de verkoop van de SFIR «base»
aan het Verenigd Koninkrijk) en € 4,1 terugbetalingen in het kader
van afgedane FMS-contracten.
Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)
Algemeen
De internationale veiligheidssituatie blijft onvoorspelbaar. De Nederlandse
deelname aan crisisbeheersingsoperaties kan derhalve niet op voorhand volledig
worden gepland. De in 2005 gestarte deelname aan operatie Enduring Freedom
met de inzet van «special forces» en marineschepen zijn sprekende
voorbeelden hiervan. In 2005 heeft Defensie bijgedragen aan in totaal 25 verschillende
operaties en missies. De belangrijkste daarvan waren EUFOR, ISAF, Enduring
Freedom en SFIR. Voor alle operaties geldt dat de uitgaven voor de niet-additionele
activiteiten ten laste van de betreffende beleidsartikelen worden verantwoord.
Bescherming van de integriteit van eigen en bondgenootschappelijk
territorium, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba
Air Policing
Een deel van de recent tot de Navo toegetreden lidstaten beschikt niet
over eigen jachtvliegtuigen en is derhalve niet in staat in bondgenootschappelijk
verband deel te nemen aan de bewaking van het luchtruim van de Navo. Als interim-oplossing
heeft de Navo ervoor gekozen dat bondgenoten, die wel over jachtvliegtuigen
beschikken, op rotatiebasis de bewaking van het luchtruim van de nieuwe lidstaten
uitvoeren. Op 8 november 2004 heeft de minister van Defensie de Tweede
Kamer medegedeeld dat Nederland in het rotatieschema voor «Air Policing»
boven de drie Baltische Staten zal deelnemen. In de periode van 1 april tot
en met 30 juni 2005 waren vier F-16 jachtvliegtuigen gestationeerd op het
vliegveld Siauliai te Litouwen. Ook participeerde Nederland in de «command
and control» voor de aansturing van deze missie vanuit Litouwen («Interim
solution Air Policing Balitische Staten»). De aan de inzet verbonden
uitgaven worden geheel verantwoord op het beleidsartikel van de Koninklijke
luchtmacht, aangezien deze inzet niet is aangemerkt als crisisbeheersingsoperatie,
maar als tijdelijke uitbreiding van het reguliere takenpakket.
Bevordering internationale rechtsorde en stabiliteit c.q.
inzet bij crisisbeheersingsoperaties
Strategic Reserve Force Navo (SRF)
De SRF staat beschikbaar voor alle lopende Navo-operaties en de EU-operatie «Althea»
en bestaat uit vier manoeuvrebataljons. De Verenigde Staten hebben hun bataljon
per 1 januari 2005 uit de SRF teruggetrokken. Teneinde deze tekortkoming in
te vullen heeft de Ministerraad op 23 december 2004 ingestemd met de bijdrage
van een versterkt mariniersbataljon voor de duur van één jaar
aan de SRF. De daadwerkelijke inzet van het 2e Mariniersbataljon in het kader
van SRF heeft plaatsgevonden in de periode van 4 augustus tot 26 oktober 2005.
De Navo heeft dit bataljon ingezet als «Election Support Forces»
(ESF) tijdens de parlementsverkiezingen in Afghanistan.
Bijdrage aan snelle reactiemachten
NATO Respons Force (NRF)
De regeringsleiders van de Navo-lidstaten hebben tijdens de Top van Praag
in november 2002 besloten tot de oprichting van de «Nato Response Force»
(NRF). De NRF heeft in haar uiteindelijke samenstelling een omvang van ongeveer
20 000 militairen en kan binnen korte tijd (uiterlijk dertig
dagen) worden ingezet voor bondgenootschappelijke verdedigingstaken, in de
beginfase van crisisbeheersingsoperaties of bij een onverwachte escalatie
van een conflict. De vulling van deze strijdmacht geschiedt op basis van een
roulatiemechanisme, waarin landen voor een periode van zes maanden eenheden
indelen. In het daaraan voorafgaande half jaar worden de desbetreffende eenheden
getraind en gecertificeerd. De NRF is niet alleen een snelle en kwalitatief
hoogwaardige reactiemacht, maar moet tevens de modernisering van vooral de
Europese Navo-strijdkrachten bevorderen. Ook Nederland levert een bijdrage
aan de NRF. Het herziene ambitieniveau, zoals vastgelegd in de Prinsjesdagbrief
van 16 september 2003, bepaalt onder meer dat de krijgsmacht als geheel tot
een dergelijke bijdrage in staat moet zijn. De NRF bereikte oktober 2004 de
initiële operationele status. Voorzien is dat de snelle reactiemacht
van de Navo tijdens NRF-7 (tweede helft 2006) zijn volledige inzetbaarheid
heeft bereikt. Dit betekent dat de NRF over de vereiste capaciteiten beschikt
en voor alle missies inzetbaar is.
EU Rapid Response
Als onderdeel van de «Headline Goal 2010» wordt in EU-verband
het «Rapid Response»-concept uitgewerkt. De Europese Unie en de
Navo streven beide een gelijksoortige doelstelling na. Bij omvangrijke operaties
binnen het hele geweldsspectrum (met inbegrip van operaties op grond van artikel
5 en vredesafdwinging) wordt de NRF ingezet. De «EU Battle Groups»
(EUBG) richten zich meer op kleinschalige operaties zoals evacuatie, humanitaire
ondersteuning, «initial entry»-operaties en conflictpreventie.
De EUBG worden geformeerd op het niveau van «bataljon plus».
Zij bestaan elk uit ongeveer 1 500 militairen inclusief gevechtssteun,
logistiek en (strategische) transportcapaciteit, zijn in staat om gedurende
30 tot 120 dagen te opereren en kennen een inzetgereedheid van 15 dagen of
minder. EUBG kunnen zelfstandig optreden onder EU-leiding, maar kunnen ook
worden ingezet in VN-verband. Het is tevens mogelijk dat zij voor omvangrijke
operaties worden gesteund door de Navo zoals afgesproken in de «Berlijn
Plus»-arrangementen.
EUROPA
EUFOR operatie Althea
Tijdens de Top van Istanbul van 28 juni 2004 heeft de Navo besloten om
de SFOR-operatie in Bosnië-Herzegovina eind 2004 te beëindigen.
Met instemming van de VN-veiligheidsraad en conform het besluit van de Europese
Raad werd de Navo-missie in Bosnië-Herzegovina opgevolgd door een EU-missie.
Deze operatie heeft de naam «Althea». De nieuwe missie is gestart
met dezelfde troepenomvang als de eindsterkte van SFOR. De Nederlandse bijdrage
aan deze EU-geleide operatie is initieel dan ook gelijk aan de («oude»)
SFOR-bijdrage. Het accent van de internationale betrokkenheid bij Bosnië-Herzegovina
is geleidelijk verlegd naar de civiele aspecten van het vredesproces. In mei
2005 heeft het kabinet besloten om de Nederlandse militaire deelname aan de
EU-geleide troepenmacht EUFOR per 2 juni 2005 met een jaar te verlengen. Aanvankelijk
zal de omvang van de Nederlandse bijdrage gelijk blijven aan de huidige omvang
van ongeveer 450 militairen. Naar aanleiding van de in het najaar uitgevoerde «Six
Month Review» zal de Nederlandse bijdrage vooralsnog (effectief) niet
wijzigen. Als doelmatigheidsmaatregel zal «Dutch Base Bugojno»
worden ontmanteld. De aldaar gestationeerde eenheden worden overgebracht naar
Banja Luka. Door deze efficiencymaatregel zal de Nederlandse bijdrage in de
loop van 2006 worden gereduceerd tot ongeveer 320 militairen.
De Nederlandse eenheden dragen binnen de«Multi Nationale Task Force
North West» bij aan een «Safe and Secure Environment» met
een «Normal Framework Operations (NFO)-company» en«Liaison
and Observation Teams» (LOT). Deze eenheden worden ondersteund door
een «support company», waarin logistieke en genie-eenheden zijn
ondergebracht. In 2005 is de NFO-company in drie achtereenvolgende rotaties
geleverd door eenheden van 44 Pantserinfanteriebataljon, 12 Pantserluchtdoelartilleriebatterij
en 11 Afdeling Rijdende Artillerie. Vanuit deze eenheden en hun moedereenheden
zijn ook de LOT-teams gevuld. De werkzaamheden behelzen onder meer het controleren
van voertuigen, inzamelen van wapens en beveiligen van transporten. De LOT’s
worden bemand door militairen van diverse eenheden die leven en werken tussen
de lokale bevolking. Zij bemiddelen tussen hen en de lokale en regionale bestuurders.
Ook verzamelen ze informatie over problemen in het gebied. Daarnaast levert
Nederland een bijdrage aan diverse hoofdkwartieren en de «Integrated
Police Unit» (IPU).
Kleinere missies in Europa
European Union Police Misson (EUPM)
Doel van de EUPM is het coachen van het Bosnische midden- en hogere politiekader
in het uitoefenen van politietaken naar Europees model. De Nederlandse bijdrage
bestond in eerste instantie uit 22 militairen van de Koninklijke marechaussee
(in de laatste periode teruggebracht tot 19) en 12 civiele politieagenten.
Het mandaat van de missie in zijn huidige vorm liep op 31 december 2005 af.
De missie zal met een gereduceerde sterkte worden voortgezet (EUPM II). Nederland
zal daarin proportioneel deelnemen. Voorzien is de deelname van vier militairen
van de Kmar vanaf medio 2006.
EU-missie «Proxima»
Deze missie richt zich op het monitoren, coachen en adviseren van het
midden- en hoger management van de Macedonische politie. De missie is op 15
december 2005 beëindigd. De Nederlandse bijdrage bestond uit vier militairen
van de KMar en zes civiele politieagenten.
European Union Monitor Mission (EUMM)
Met deze missie wordt toezicht gehouden op ontwikkelingen van het democratiseringsproces
in Kosovo, Albanië en Montenegro. De Nederlandse bijdrage bestaat uit
drie militairen.
Kosovo Force (KFOR)
Nederland neemt vanaf 11oktober 2005 voor een jaar deel met drie militairen
in KFOR. De uitzendduur is zes maanden. In de tweede rotatie (medio april
2006) zal Nederland de delegatie uitbreiden tot vier militairen.
MIDDEN-OOSTEN
Stabilisation Force Iraq (SFIR)
Nederland heeft van juli 2003 tot april 2005 deelgenomen aan de stabilisatiemacht
in de door het Verenigd Koninkrijk geleide zuidelijke sector in Irak. De doelstelling
van de operatie was het assisteren bij de wederopbouw van Irak door: het creëren
van een veilige en stabiele omgeving, het handhaven van de openbare orde,
het ondersteunen van het lokale bestuur en het voorzien in een basis economische
structuur.
Nederland heeft het volgende gerealiseerd:
– (weder)opbouw van lokale veiligheidsstructuren.
– Ongeveer € 10 miljoen is ontvangen uit fondsen van de «Coalition
Provisional Authority» (CPA) en vanuit de «Commanders Emergency
Relief Projects» (CERP)-fondsen van de Multination Division South-East
(MND SE).
– In totaliteit is voor € 250 000 aan CIMIC-projecten
uitgevoerd. De dekking hiervan heeft plaatsgevonden uit de begroting van het
ministerie van Buitenlandse Zaken.
– SSR. De fondsen (€ 806 000) beschikbaar gesteld
door het «Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid» van het
ministerie van Buitenlandse Zaken, werden hoofdzakelijk gebruikt voor de bouw
van een politieschool in al-Muthanna in het kader van Sector Security Reform
(SSR).
– Ontwikkelingsactiviteiten. Ontwikkelingssamenwerking heeft € 2
miljoen beschikbaar gesteld voor projecten die voldeden aan de criteria van
het «Official Development Assistance». Daarnaast heeft het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen € 55 000 gedoneerd
voor «back to school»-projecten. Deze projecten zijn uitgevoerd
door de CIMIC-organisatie.
NATO Training Mission Iraq (NTM-I) en Multi National Forces-Iraq
(MNF-I)
Op 14 januari 2005 heeft het kabinet besloten om deel te nemen aan de
Navo-trainingsmissie NTM-I in Irak. De missie is op 20 februari 2005 gestart.
Nederland heeft 15 stafofficieren geleverd voor het NTM-I hoofdkwartier in
Bagdad en stelde op afroep een MP-detachement van 10 man ter beschikking voor
bewakings- en beveiligingstaken binnen het NTM-I hoofdkwartier. In oktober
2005 is de eerste Periodic Mission Review verschenen. Hierin wordt onder meer
aangegeven dat er goede voortgang is waar te nemen in de ontwikkeling van
Iraakse Defensie- en veiligheidsinstituten en de samenwerking met het «Multinational
Security Transition Command Iraq» (MNSTC-I). Na beëindiging van
de Nederlandse SFIR-bijdrage, heeft Nederland haar bijdrage aan de multi-nationale
troepenmacht gecontinueerd met drie stafofficieren. Zij zijn uitgezonden naar
hoofdkwartieren in Bagdad en Basra.
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)
Vanaf november 2004 vervult Nederland de functie van «Commandant
Observer Group Golan». In totaal zijn 12 militairen ingezet voor UNTSO.
AFGHANISTAN
International Security Assistance Force (ISAF)
De International Security Assistance Force (ISAF) heeft van de VN-Veiligheidsraad
een mandaat gekregen om de Afghaanse autoriteiten in geheel Afghanistan te
assisteren bij het handhaven van de veiligheid. In augustus 2003 heeft de
Navo de leiding gekregen over ISAF, dat toen nog alleen actief was in Kabul
en omgeving. Begin 2004 is ISAF actief geworden in de noordoostelijke provincies,
op 1 juli 2004 volgden de noordelijke provincies en op 1 juni 2005 zijn ook
de westelijke provincies aan het ISAF-gebied toegevoegd. Voorzien is dat het
verantwoordelijkheidsgebied van ISAF fasegewijs zal worden uitgebreid tot
heel Afghanistan. Medio 2006 zullen ook de zuidelijke provincies aan het ISAF-gebied
worden toegevoegd, later gevolgd door de oostelijke provincies en de provincies
rond Kabul. Ten behoeve van deze toekomstige uitbreidingen heeft de Noord-Atlantische
Raad op 8 december 2005 een herzien operatieplan voor ISAF goedgekeurd. Op
22 december 2005 besloot het kabinet vanaf medio 2006 een bijdrage
te leveren aan ISAF in Zuid-Afghanistan, onder meer in de vorm van een PRT,
ondersteund door een taakgroep in de provincie Uruzgan.
F-16 detachement
Op 25 februari 2005 heeft het kabinet besloten om drie F-16’s (plus één
F-16 als logistieke en operationele reserve) ter beschikking te stellen aan
ISAF per 1 april 2005 voor de duur van één jaar. De F-16’s
hebben een deel van de werkzaamheden van de Apache-gevechtshelikopters overgenomen.
De hoofdtaak van de F-16’s is bescherming bieden aan ISAF-grondtroepen.
Verder kunnen ze worden ingezet voor het uitvoeren van luchtverkenningen en
kunnen ze steun verlenen aan Afghaanse regeringseenheden. De F-16’s
hebben eind december 2005 hun duizendste operationele vlieguur gehaald. Vanaf
14 juli 2005 tot 14 januari 2006 werd samen met de Belgische luchtmacht, die
eveneens 4 F-16’s inbracht, een gezamenlijk detachement gevormd. Het
Nederlandse F-16 detachement bestaat uit ongeveer 100 militairen.
HQ ISAF
Begin 2005 maakte een eenheid van ongeveer 15 militairen deel uit van
het HQ ISAF (Kabul). In de loop van het jaar is de omvang van het CONTCO,
NSE en HQ ISAF toegenomen tot 65 militairen. De militairen leveren ondersteuning
aan de overige eenheden in ISAF en aan het ISAF-hoofdkwartier.
C-130 Hercules detachement
Sinds 17 oktober 2005 is op Kabul International Airport een C-130 Herculesdetachement
gestationeerd ter ondersteuning van het tactisch luchttransport binnen Afghanistan.
De uitzendperiode is voor één jaar. Het detachement bestaat
uit 17 militairen.
Provincial Reconstruction Team (PRT) in Afghanistan
Op 1 oktober 2004 is het Nederlandse PRT in de provincie Baghlan operationeel
geworden in het kader van ISAF. Het kabinet heeft op 3 juni 2005 besloten
de inzetperiode te verlengen tot 1 oktober 2006. De gemiddelde bezetting van
het PRT bedraagt 155 militairen. De taak van het PRT is het verbeteren van
de stabiliteit en de veiligheid in de provincie en het vergroten van het gezag
van de Afghaanse autoriteiten. In de periode van augustus tot oktober heeft
het PRT een bijdrage geleverd aan de beveiliging van de verkiezingen door
onder meer het uitvoeren van patrouilles. Vanaf 1 september 2005 wordt het
PRT bemand door een KM-detachement dat daarmee de activiteiten van het KLu-detachement
heeft overgenomen. In Baghlan worden door het PRT CIMIC-activiteiten uitgevoerd,
waarbij het ministerie van Buitenlandse zaken zorgdroeg voor de financiering
(€ 500 000 voor grotere CIMIC-projecten over 2005 en 2006 en € 50 000
per rotatie voor kleinschalige projecten). Nederland neemt met een stafofficier
deel in het «Regional Area Coordination centre North» (RAC-N)
in Kunduz, dat de PRT-activiteiten van ISAF in Noord-Afghanistan coördineert.
Election Support Force Bataljon (ESF BN)
Een bataljon van het Korps mariniers is als ESF-bataljon vanaf begin augustus
2005 ingezet voor een periode van drie maanden. Door het ESF-bataljon zijn
zowel zelfstandige patrouilles als gecombineerde patrouilles met de «Afghan
National Army» (ANA) uitgevoerd. In de aanloop naar de verkiezingen
zijn eenheden van het bataljon op meerdere locaties ontplooid en zijn er meerdaagse
patrouilles uitgevoerd. Tijdens de verkiezingen is in de gehele
noordelijke regio «show of force» uitgevoerd. Na de verkiezingen
zijn de patrouilles geïntensiveerd om de veiligheid van de stembuskonvooien
te waarborgen. De gemiddelde bezetting van het ESF-bataljon bedroeg 744 militairen.
De terugkeer van het bataljon naar Nederland is op 26 oktober 2005 begonnen.
Op 9 november 2005 waren alle militairen weer teruggekeerd in Nederland met
uitzondering van de 123 militairen die zijn overgeplaatst naar Pakistan ten
behoeve van de noodhulp bij de aardbevingsramp. Voor CIMIC-activiteiten van
het ESF-bataljon is € 50 000 beschikbaar gesteld door het ministerie
van Buitenlandse Zaken.
Operatie «Enduring Freedom» (OEF)
De operatie Enduring Freedom is een door de Verenigde Staten geleide operatie
waaraan verschillende andere landen in coalitieverband deelnemen. De operatie
is van onverminderd groot belang in de strijd tegen het internationale terrorisme.
Bovendien is de operatie Enduring Freedom onmisbaar bij het streven van de
internationale gemeenschap om de stabiliteit van Afghanistan te bevorderen.
De operatie Enduring Freedom is in Afghanistan gescheiden van de door
de Navo-geleide ISAF-operatie. De regering heeft op 25 februari 2005 besloten
om een taakgroep met «special forces» (SF) van ongeveer 165 militairen
en een helikopterdetachement van ongeveer 85 militairen ter beschikking te
stellen voor operatie Enduring Freedom in Afghanistan. De kern van de SF-taakgroep
wordt geleverd door het Korps Commandotroepen, aangevuld met elementen van
de speciale eenheden van het Korps Mariniers. De bijdrage van het helikopterdetachement
bestaat uit vier Chinook-transporthelikopters. Verder heeft Nederland twee
stafofficieren geleverd aan het Amerikaanse hoofdkwartier in Afghanistan.
Gezien het speciale karakter van het optreden van de SF worden er geen mededelingen
gedaan over de door hen verrichte activiteiten met uitzondering van de «hearts
and minds»-projecten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voor € 150 000
bijgedragen in de financiering van deze projecten.
Operatie Enduring Freedom buiten Afghanistan
In januari 2005 was het fregat Hr.Ms. Tjerk Hiddes ook actief voor deze
operatie. Het fregat was vanaf begin oktober 2004 voor de duur van drie maanden
ter beschikking gesteld in de wateren rond het Arabisch schiereiland. Het
fregat was beschikbaar voor waarnemings- en inlichtingenvergaringstaken, alsmede
escorte- en beveiligingstaken.
Vanaf december 2005 tot eind april 2006 neemt Nederland met een fregat,
een bevoorradingsschip en een onderzeeboot, als onderdeel van «Task
Force 150» (CTF-150), deel aan het maritieme deel van de operatie Enduring
Freedom in de wateren rond het Arabisch schiereiland. Gedurende deze periode
neemt Nederland tevens het commando over CTF-150 op zich.
Gedurende het hele jaar heeft Nederland een liaisonteam geleverd aan het
maritieme hoofdkwartier te Bahrein.
AFRIKA
UN Organisation Mission in Democratic Republic Of Congo
Nederland levert de divisiecommandant van de oostelijke MONUC-divisie.
Daarnaast is een Nederlandse stafofficier geplaatst bij het hoofdkwartier
van MONUC.
Demobilisatieprogramma in Democratic Republic Of Congo
Defensie steunt het ministerie van Buitenlandse Zaken met twee officieren,
beiden geplaatst bij de ambassade in Kinshasa. Zij zijn belast met het uitvoeren
van SSR-projecten met een omvang van € 5 miljoen. Het ministerie
van Buitenlandse Zaken draagt zorg voor de financiering van SSR-projecten.
EUPOL Kinshasa
De EU ondersteunt met personeel en materieel de oprichting van een Integrated
Police Unit (IPU) in de Democratische Republiek Kongo. De IPU zal door de
Kongolese regering worden ingezet ter beveiliging van overheidsinstanties.
Eind november 2004 stemde de Europese Raad in met een politiemissie in Kongo
die de trainingsmissie zal opvolgen. Deze politiemissie (EUPOL Kinshasa) begeleidt
de IPU naar volledige inzetbaarheid en is afgelopen januari gestart. Begin
2005 was één marechaussee geplaatst bij deze missie. Hij is
na zijn terugkeer, in afwachting van de reorganisatie van deze missie, niet
afgelost. Vanaf januari 2006 neemt Nederland met twee marechaussees deel aan
deze missie in Kongo.
L’Opération des Nations Unies au Burundi
(ONUB)
Op 22 september 2005 is de enige Nederlandse militair in deze missie,
na een verblijf van een jaar in Burundi als CIMIC-officier op het VN-hoofdkwartier,
teruggekeerd naar Nederland. Nederland heeft sindsdien geen bijdrage meer
in ONUB.
Combined Joint Task Force (CJTF) «Horn of Africa»
Nederland is met twee militairen in Djibouti vertegenwoordigd in de missie
CJTF «Horn of Africa».
Ondersteuning African Mission in Darfur, Sudan (AMIS)
Nederland heeft met diverse stafofficieren in augustus en september tijdelijk
steun geleverd, zowel in EU- als in Navo-verband, aan het uitbreiden van deze
missie in Darfur, Sudan. Daarnaast zal Nederland in januari 2006 bijdragen
in AMIS met een inlichtingenofficier, die advies en assistentie levert bij
het opzetten en structureren van het AMIS-hoofdkwartier in El Fasher, Sudan.
Verder heeft het Rwandese AMIS contingent ondersteuning gekregen van Nederland
in de vorm van ziekenauto’s, vrachtwagens en waterwagens. Nederland
houdt luchttransport gereed voor het vervoeren van AMIS-eenheden naar Darfur.
OVERIGE BIJDRAGEN
Indonesia Aceh Monitoring Mission (AMM)
De vijf Nederlandse militaire en vijf civiele waarnemers zijn op 9 september
gearriveerd in Atjeh. Drie militairen worden ingezet in «decommissioning
teams» in Bireun en Bandar Atjeh. Twee militairen worden ingezet als «field
monitor» in Bireun en Kutacane.
EVALUATIES
In 2005 heeft Defensie de eindevaluaties van de Nederlandse deelname aan
UNMIL (Liberia) en SFIR (Irak) aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarnaast zijn
in mei 2005 tussentijdse evaluaties van EUFOR, ISAF, de inzet van het fregat
Hr.Ms. Tjerk Hiddes (tijdens operatie Enduring Freedom) en diverse kleinschalige
operaties aan de Tweede Kamer aangeboden.
Beleidsartikel 10 Civiele Taken
Algemene beleidsdoelstellingen
Met de huidige capaciteit voert Defensie ook een aantal niet-specifieke
defensietaken uit. Het betreft hier de inzet van defensiemiddelen voor de
Kustwacht Nederland (KWNED), de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en
Aruba (KWNA&A), de explosievenopruiming en de inzet van militair- en burgerpersoneel
op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten bij (dreigende) calamiteiten
en zware ongevallen, ter handhaving van de openbare orde en veiligheid, voor
strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en tenslotte steunverlening
voor het openbaar belang.
Het belang van de derde hoofdtaak van Defensie – ondersteuning van
civiele autoriteiten – is in 2005 verder toegenomen. De samenleving
verwacht dat de krijgsmacht ook binnen (en soms buiten) de Koninkrijksgrenzen
civiele bijstand verleent wanneer dat nodig is. Bij een incident of ramp moeten
civiele en militaire autoriteiten naadloos op elkaar aansluiten. Dit vereist
duidelijke afspraken over beschikbare capaciteiten, procedures, draaiboeken
en gezamenlijke oefeningen. Defensie krijgt een structurele rol als veiligheidspartner
in plaats van de vangnetfunctie in geval van dreigende tekorten aan civiele
capaciteiten.
Het afgelopen jaar zijn grote stappen gezet voor de verdere invulling
van de ondersteuning van civiele autoriteiten. Op 3 maart hebben de ministers
van Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie het convenant
Civiel Militaire BestuursAfspraken (CMBA) ondertekend waarin toezeggingen
zijn vastgelegd voor bijstand door Defensie. Vervolgens hebben de minister
van Defensie en de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties
gezamenlijk een beleidsnota naar de Tweede Kamer gestuurd waarin zij aangeven
hoe Defensie vanuit al haar hoofdtaken bijdraagt aan de nationale veiligheid.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 10 Civiele
taken
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen
van het beleid voor 2005.
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil 2005
Verplichtingen
23 550
29 907
32 438
40 626
26 701
35 234
– 8 533
Uitgaven
Kustwacht Nederland
5 421
4 945
5 988
5 699
4 606
5 414
– 808
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba
21 894
22 647
10 760
18 038
12 925
21 571
– 8 646
Explosievenopruiming
8 336
7 047
8 116
8 312
8 389
8 092
297
Hulp aan civiele overheden
1 362
8 144
2 872
891
0
891
Totaal uitgaven
35 651
36 001
33 008
34 921
26 811
35 077
– 8 266
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
7 794
7 959
6 106
1 820
4 747
1 072
3 675
Toelichting bij de verschillen
Verplichtingen en uitgaven Kustwacht voor de Nederlandse
Antillen en Aruba
Een deel van de uitgaven voor de kustwacht is bestemd voor de luchtverkenningscapaciteit.
Deze capaciteit wordt sinds april 2005 geleverd met Fokker 60-vliegtuigen
van de KLu tot de civiele luchtverkenningscapaciteit beschikbaar is. Het verschil
tussen de budgettaire raming en realisatie van de uitgaven (en verplichtingen)
bedraagt ongeveer – € 8,6 miljoen en is grotendeels ontstaan
doordat een aantal van de in 2005 geplande modificaties van de Fokker 60-vliegtuigen,
in 2004 is uitgevoerd. Het verplichtingenniveau is dienovereenkomstig aangepast.
Ontvangsten
Het verschil tussen de budgettair geraamde ontvangsten en de realisatie
in het verslagjaar is € 3,7 miljoen. De ontvangsten zijn hoger door
de niet geraamde overname van een tweetal vorderingen van Defensie op Aruba
door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De vorderingen
hebben betrekking op de bijdrage van Aruba in de uitgaven voor de Kustwacht
voor de Nederlandse Antillen en Aruba.
Resultaten
Voor zover mogelijk zijn de uitgevoerde civiele taken in concrete resultaten
uitgedrukt. Voorafgaand aan deze resultaten worden de diverse verantwoordelijkheden
kort toegelicht.
Kustwacht Nederland (KWNED)
De KWNED is een samenwerkingsorganisatie van zes departementen (de ministeries
van Verkeer en Waterstaat, Defensie, Justitie, Financiën, Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Voor de
taken van de KWNED worden door de participerende diensten varende en vliegende
eenheden ter beschikking gesteld. De kustwacht beschikt over een kustwachtcentrum
(KWC) in Den Helder. Dit centrum heeft een 24-uurs bezetting en fungeert als
meld-, informatie- en coördinatiecentrum. Dit centrum fungeert ook als
het nationale en internationale Maritieme en Aëronautische Reddingscoördinatiecentrum
(Joint Rescue Coordination Centre (JRCC)).
Voor het uitvoeren van de taken van de KWNED stelt Defensie functionarissen
voor onder meer de bezetting van het kustwachtcentrum en vaardagen en vlieguren
ter beschikking. Mede naar aanleiding van een motie van de kamerleden Van
Hijum en Van der Ham (Kamerstuk 29 800 XII, nr. 19) en het oordeel van
de Algemene Rekenkamer, heeft het kabinet besloten tot de vorming van een «Kustwacht
nieuwe stijl» per 1 maart 2006. De kustwacht krijgt de beschikking over
eigen personeel en materieel en het recht op afgesproken gebruik van andere
schepen en vliegtuigen van de overheid. De minister van Defensie krijgt de
verantwoordelijkheid voor de inzet van het personeel en de middelen voor de
kustwacht.
De resultaten van de KWNED worden weergegeven in de onderstaande tabel.
Resultaten KWNED
Meeteenheid
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie
2005
Opgevolgde alarmeringen
Aantal
3 046
2 911
2 804
3 167
Maritieme reddingsacties
Aantal
1 411
1 395
1 322
1 293
Aëronautische reddingsacties
Aantal
73
57
52
50
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen & Aruba (KWNA&A)
De doelstelling van de KWNA&A is het leveren van een maritieme bijdrage
aan het voorkomen, vaststellen en optreden tegen ongewenst gedrag bij noodsituaties.
Dit kan worden omschreven als het beschermen van de gemeenschap tegen aantasting
van de rechtsorde en tegen de daaruit voortvloeiende gevaren dan wel bedreigingen
voor de veiligheid en voor de persoonlijke levenssfeer.
De KWNA&A is een civiele organisatie waarvan de minister van Defensie
beheerder is. De Kustwachtcommissie waarin de drie landen van het Koninkrijk
vertegenwoordigd zijn, bereidt het beleid, het activiteitenplan en de begroting
voor de KWNA&A voor. De Rijksministerraad stelt de beleidsdocumenten vervolgens
vast. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied(CZMCARIB) voert als
Commandant Kustwacht (CKW) de dienstverlenende, toezichthoudende en opsporingstaken
uit. Defensie stelt middelen ter beschikking aan de CZMCARIB die met deze
middelen vaardagen en vlieguren levert aan de KWNA&A. Tevens levert Defensie
functionarissen voor de bezetting van het kustwachtcentrum.
De resultaten van de KWNA&A worden weergegeven in de onderstaande
tabel.
Resultaten KWNA&A
Meeteenheid
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie
2005
In beslag genomen drugs
Kilo’s
7 989
5 869
1 112
7 231
Gered of in veiligheid gebracht
Personen
271
297
202
305
Controle scheepvaart
Processenverbaal
36
47
105
374
Milieuverontreiniging
Processenverbaal
6
5
8
8
Illegale visserij
Processenverbaal
29
28
56
40
Illegale immigratie
Processenverbaal
74
193
290
356
Het jaar 2005 was een zeer succesvol jaar voor de Kustwacht. Op praktisch
alle resultaatgebieden zijn goede tot zeer goede resultaten geboekt. Vooral
op het gebied van de bestrijding van drugstransporten was 2005 een recordjaar.
Hoewel de totale hoeveelheid onderschepte drugs (7 231 kg) de hoeveelheid
van het recordjaar 2002 niet overtrof, was er wel sprake van een record aantal
succesvolle drugsonderscheppingen en zijn er nooit eerder door de Kustwacht
zoveel harddrugs (cocaïne en heroïne) onderschept: 6 346 kg.
Bovendien zijn in het jaar 2005 meer illegalen op zee aangehouden dan in elk
ander jaar: 356. Een exacte uitleg voor de successen is moeilijk te geven,
maar het is duidelijk dat de verhoogde inspanningen van de Kustwacht hebben
geleid tot dit betere resultaat.
Explosievenopruiming
Het opsporen van explosieven kan geschieden door zowel civiele bedrijven
als door de overheid. Het ruimen van explosieven is voorbehouden aan de rijksoverheid.
Defensie voert deze permanente bijstandstaak uit.
Het opsporen, de daaraan voorafgaande verkennende zoekacties en het ruimen
van explosieven wordt binnen Defensie verricht door de Duik- en Demonteergroep
van de Koninklijke marine (DDG-KM), het Explosievenopruimingscommando van
de Koninklijke landmacht (EOC-KL) en de Explosievenopruimingsdienst Koninklijke
luchtmacht (EOD-KLu). Elk van deze diensten bestrijkt een specifieke regio
van Nederland. Voorts is de DDG-KM verantwoordelijk voor alle opruiming onder
water en op zee en zorgt het EOC-KL voor de algehele coördinatie van
de ruimingen in Nederland. Het kustwachtcentrum Nederland draagt zorg voor
de coördinatie op zee.
In de onderstaande tabel wordt een indicatie gegeven van de omvang van
de activiteiten in 2005.
Resultaten EOD
Meeteenheid
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Ruimingen
Aantal
2 213
2 458
2 477
Justitiële bijstand en zoekacties/opsporingen
Aantal
142
204
201
Een drietal incidenten verdienen hier vanwege hun omvang bijzondere aandacht.
Van februari tot november is in de Mokbaai op Texel 5 331 stuks niet
gesprongen explosieve munitie en 359 kg los rookzwartbuskruit uit de Tweede
Wereldoorlog geborgen en vernietigd. Op 6 april ontplofte een explosief uit
de Tweede Wereldoorlog aan boord van een visserijschip, waarbij dodelijke
slachtoffers vielen. Naar aanleiding hiervan is het aantal meldingen van opgeviste
explosieven sterk gestegen. Om aan deze stijging gevolg te geven is de operatie «Beneficial
Cooperation» gestart, waarbij op continue basis een Nederlands of Belgisch
mijnenbestrijdingsvaartuig is toegewezen aan de explosievenopruimingstaak.
In mei zijn in Twenthe twee 1 900 ponders onschadelijk gemaakt die gevonden
zijn bij het bergen van een Britse bommenwerper uit de Tweede Wereldoorlog.
Hulp aan civiele overheden
Algemeen
Ook in 2005 heeft Defensie met personeel en materieel bijstand verleend
aan civiele overheden in binnen- en buitenland. Hieronder is een aantal significante
inspanningen van Defensie opgenomen.
Militaire bijstand in het kader van (dreigende) calamiteiten
en zware ongevallen
Borgharen. Defensie heeft in januari geassisteerd
bij de zoekactie naar twee vermiste slachtoffers van een bootongeluk bij de
stuw van Borgharen.
Diversen. Defensie heeft in 2005 deelgenomen
aan verschillende zoektochten naar drenkelingen en vermisten. Ook is enkele
malen medische duikzorg geboden bij ongelukken van sportduikers.
Militaire bijstand in het kader van rampenbestrijding
en humanitaire hulp
Onderstaande bijstandsverleningen zijn deels gefinancierd door het ministerie
van Buitenlandse Zaken. Het restant is ten laste gekomen van het betrokken
krijgsmachtdeel.
Tsunamiramp Azië. Op 26 december
2004 trof een tsunami verschillende landen in Zuid-Oost Azië. Gedurende
2005 heeft Defensie op verschillende manieren bijgedragen aan het verlenen
van humanitaire hulp en de wederopbouw van de getroffen regio’s. Een
KDC-10 van de KLu heeft in januari verschillende vluchten uitgevoerd voor
de luchtbrug vanuit Turkije naar Zuid-Oost Azië en voor vervoer en distributie
van hulpgoederen in de regio. Ook is op verzoek van de ANWB de KDC-10 ingezet
voor het ophalen van gewonden uit het getroffen gebied. De KLu en de KM hebben
aan de luchtverkeersleiding op het vliegveld van Medan op Sumatra, dat als één
van de centrale punten voor de distributie van hulpgoederen fungeerde, materiële
en personele ondersteuning geleverd. Defensie heeft voorts personele ondersteuning
geleverd om door de Navo beschikbaar gestelde noodbruggen naar Atjeh te vervoeren
en te gebruiken. Geneeskundig personeel en personeel van de KMar is als onderdeel
van het Rampen Identificatie Team (RIT) naar de regio uitgezonden geweest
om mede zorg te dragen voor de identificatie van slachtoffers. Het ministerie
van Buitenlandse Zaken droeg voor€ 0,8 miljoen bij aan de financiering
van deze noodhulp.
Orkaan Katrina omgeving New Orleans. Het fregat
Hr.Ms. Van Amstel heeft in september bij New Orleans humanitaire hulp verleend
nadat deze regio als gevolg van orkaan Katrina onder water was gelopen. De
inzet van het fregat heeft 14 dagen geduurd. Tevens zijn er pompen van het
ministerie van Verkeer en Waterstaat ingevlogen. Voorts hebben militairen
verbandmiddelen verstrekt en geassisteerd bij het wegpompen van water. De
totale additionele uitgaven voor deze hulpverlening bedroegen € 944 000.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voor € 668 000
bijgedragen aan de financiering van deze uitgaven, het restant is ten laste
gebracht van de begroting van Defensie.
Aardbeving Pakistan. Defensie heeft een
zogenaamd Field Dressing Station (FDS) van de KM, een mobiel hospitaal, vanuit
Afghanistan naar Bagh in Pakistan gestuurd om daar medische hulp te verlenen
na de aardbeving in oktober. Later is dit FDS vervangen door een veldhospitaal
van de KL als onderdeel van de Navo NRF-inzet. Hierbij waren bij elke shift
123 personeelsleden van Defensie betrokken. Het hospitaal verleende medische
hulp aan 120 tot 140 patiënten per dag. Mobiele teams verleenden in de
omgeving per dag aan ongeveer 120 patiënten hulp. Verder waren defensiemedewerkers,
als onderdeel van het «Urban Search and Rescue Team», uitgezonden
om vlak na de aardbeving naar slachtoffers te zoeken. Defensie heeft 500 tenten
met kachels, 5 000 dekens en 120 veldbedden ter beschikking gesteld.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft € 3,4 miljoen bijgedragen
aan deze noodhulp.
Bosbranden Portugal. Eind augustus en
begin september hebben twee Cougars van Defensie geassisteerd bij het blussen
van grootschalige bosbranden in Portugal. Hierbij hebben zij 284 drops uitgevoerd
waarbij in totaal 710 000 liter water is uitgestort. Het
ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voor € 400 000 bijgedragen
aan deze steunverlenging.
Militaire bijstand in het kader van de openbare orde en
veiligheid
Bezoek president VS. In mei heeft Defensie
met 1 500 militairen bijgedragen aan de beveiliging op de grond en in
de lucht rondom het bezoek van Koningin Beatrix en de Amerikaanse president
G.W. Bush aan het Amerikaanse ereveld in Margraten. Hierbij zijn ook F-16’s
en Apache helikopters ingezet voor de beveiliging van het luchtruim ter plaatse
en voor lucht-grond waarnemingstaken.
Aruba vermiste persoon. Defensie heeft met
mariniers en F-16’s de zoekactie naar een vermiste Amerikaanse toeriste
op Aruba ondersteund.
Explosievenopruiming Noordzee. Op 6 april
ontplofte een explosief uit de Tweede Wereldoorlog aan boord van het visserschip
OD-1 Maarten Jacob waarbij dodelijke slachtoffers vielen. Naar aanleiding
hiervan is het aantal meldingen van opgeviste explosieven sterk gestegen.
Normaliter zijn er tientallen meldingen per jaar. Na het ongeluk zijn in 2005 330
meldingen gedaan, waarvan 68 explosieven niet zijn aangetroffen en 233 explosieven
geruimd. Aan het restant van de meldingen is nog geen gevolg gegeven.
Quick Reaction Alert. Defensie heeft altijd
2 F-16’s op 15 minuten beschikbaar voor algemene verdedigingstaken.
Op verzoek van het ministerie van Justitie kan deze capaciteit ook ingezet
worden voor de bewaking van het luchtruim ter ondersteuning van de openbare
orde en veiligheid. Hiertoe zijn speciale afspraken en procedures gemaakt.
Bezoek president Rusland. Voor het bezoek
van president Poetin heeft Defensie EOD-teams en 200 man bewaking en beveiliging
ingezet. Tevens heeft een eenheid van de 43e Mechanische Brigade bijstand
verleend.
Militaire bijstand in het kader van de strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde
Defensie heeft veertien maal bijstand verleend aan het ministerie van
Justitie. Over het algemeen bestond deze bijstand uit het opsporen van bewijsmateriaal
voor strafrechtelijk onderzoek. Dit gebeurde door gespecialiseerde duikteams.
Ook is enkele malen onderzoek gepleegd naar duikapparatuur na ongevallen van
sportduikers. Dit jaar heeft Defensie de politie ook bijgestaan met speciale
nachtzichtapparatuur en is een prominente verdachte met een vliegtuig van
Defensie vanuit Engeland naar Nederland vervoerd. Tijdens de arrestatie van
een aantal vermeende leden van de Hofstadgroep op 14 oktober 2005 heeft een
EOD-team geassisteerd bij het onschadelijk maken van explosieven.
Steunverlening openbaar belang
Sneeuwval. In maart en november heeft Defensie
op een breed vlak met materieel en personeel hulp verleend in heel Nederland
na hevige sneeuwval.
Brandweerstaking. In december 2005 hebben
de gemeentes Amsterdam en Rotterdam brandweersteun aangevraagd. Vervolgens
zijn ongeveer 100 personeelsleden van Defensie gedurende 4 dagen meer dan
honderd keer ingezet in het kader van basisbrandweertaken.
Evenementen. Ook in 2005 heeft Defensie op
grote schaal ondersteuning geleverd aan evenementen zoals de Vierdaagse in
Nijmegen, Prinsjesdag in Den Haag, Sail in Amsterdam en de Wereldhavendagen
in Rotterdam.
Beleidsartikel 11 Internationale Samenwerking
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-begroting
Internationale samenwerking draagt bij aan het bereiken van de doelstellingen
van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid. Bij de invulling van internationale
samenwerking spelen internationale organisaties een belangrijke rol. De Navo
is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Het Navo-lidmaatschap
is het primaire instrument om de integriteit van het eigen grondgebied te
waarborgen. Het vergroot tevens de mogelijkheden tot handhaving van de internationale
rechtsorde en veiligheid. Door bij te dragen aan de financiering van de internationale
staven, de gezamenlijke middelen voor bevelvoering en communicatie en bondgenootschappelijke
programma’s draagt Nederland bij aan de instandhouding van de geïntegreerde
militaire structuur van de Navo. Nederland kiest daarbij uitdrukkelijk voor
de beleidslijn om de Navo-investeringen primair te richten op verbetering
van operationele capaciteiten met als afgeleide de infrastructurele aangelegenheden.
Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten
behoeve van de Headline Goal 2010 (HLG 2010) en het Prague Capability Commitment
(PCC)
Naast het Navo-lidmaatschap is Nederland tevens lid van de Europese Unie.
Om hier invulling aan te geven draagt Nederland tevens bij aan de militaire
component van de EU en draagt zo mede verantwoordelijkheid voor de versterking
van het Europese Veiligheids- en DefensieBeleid (EVDB). Deze versterking is
nodig voor een grotere Europese rol en een evenwichtigere lastenverdeling
tussen de transatlantische partners en blijft een belangrijk speerpunt voor
het defensiebeleid vanaf 2005. De versterking van Europese militaire capaciteiten
richt zich op de verbetering van de aanpak van Europese militaire tekortkomingen,
waarbij Nederland prioriteit stelt aan elementen die bijdragen aan zowel de
realisatie van de HLG 2010 als het PCC.
Attachés
Militaire attachés dragen enerzijds bij aan de informatievoorziening
van het ministerie van Defensie en anderzijds aan het informeren van bondgenoten
en partners over het Nederlands veiligheids- en defensiebeleid. Activiteiten
op het gebied van internationale militaire samenwerking, op de werkvloer geconcretiseerd,
worden veelal voorafgegaan door contacten langs diplomatieke weg. Deze contacten
verlopen veelal via de Nederlandse Defensieattachés in het buitenland
en buitenlandse Defensieattachés die (mede) geaccrediteerd zijn in
Den Haag. In landen waar (nog) geen Defensieattaché is geaccrediteerd
neemt de Politieke Afdeling van de betreffende Nederlandse ambassade de defensietaak
op zich.
Conventionele wapenbeheersing
De uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten
op het gebied van wapenbeheersing en vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende
maatregelen (csbm’s) is een aangelegenheid voor het ministerie van Defensie
onder medeverantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
De gecentraliseerde Defensie Wapenbeheersingsorganisatie (DWBO) draagt zorg
voor de fysieke begeleiding c.q. uitvoering van in- en uitgaande inspecties
en observatievluchten alsmede de verzorging van internationale informatieverplichtingen.
In dit verband zijn het Verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE-verdrag) en het Open Skies (OS)-verdrag
inzake militaire observatievluchten veruit het meest arbeidsintensief. Daarnaast
voorziet ook het Weens Document 1999 inzake vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende
maatregelen in inspanningsverplichtingen van defensiezijde op het gebied van
onder meer informatie-uitwisseling, inspecties en evaluatiebezoeken.
Overige internationale samenwerking
De samenwerking met de landen van Midden- en Oost-Europa (MOE) beoogt
bij te dragen aan de inbedding van de krijgsmachten van deze landen in een
democratische samenleving en aan de voorbereiding op de mogelijke toetreding
van die staten tot de Navo. Versterking van de interoperabiliteit van deze
landen bij deelneming aan Navo- of EU-geleide operaties kan leiden tot een
verbetering van de operationele effectiviteit van de Nederlandse krijgsmacht
en tot doelmatigheidsopbrengsten.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 11 Internationale
Samenwerking
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen
van beleid voor 2005.
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie
2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Verplichtingen
140 771
137 029
135 021
122 814
120 682
210 714
– 90 032
Uitgaven
Bijdrage aan de Navo
62 442
77 921
77 256
71 751
78 882
99 852
– 20 970
EVDB
45 379
16 750
22 293
47 545
28 512
87 900
– 59 388
Attachés
21 852
20 527
16 840
16 807
16 779
22 109
– 5 330
Overige internationale samenwerking
1 716
1 561
1 320
1 341
2 776
1 565
1 211
Totaal uitgaven
131 389
116 759
117 709
137 444
126 949
211 426
– 84 477
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
4 952
7 711
12 514
20 208
12 781
31 715
– 18 934
Toelichting bij de verschillen
Verplichtingen
De lagere verplichtingen van € 90,0 miljoen worden hieronder
bij de uitgaven toegelicht.
Uitgaven
De grootste verschillen van de lagere uitgaven van € 84,5 miljoen
zijn:
Bijdragen aan de Navo
In 2005 is € 21 miljoen minder gerealiseerd dan op basis van
de door Nederland ingediende schatting mocht worden verwacht. De Navo Veiligheids
Investeringsprojecten die in Nederland (NVIP) worden uitgevoerd, worden voor
75% met de Navo verrekend (minus 19% BTW en een Host Nationbijdrage
van 6%). Het verschil wordt deels veroorzaakt door het niet autoriseren
van een aantal Navo Veiligheids Investeringsprojecten (NVIP) in Nederland
(€ 14,6 miljoen), waaronder het ACCS ARS project (€ 9
miljoen). Daarnaast zijn er vertragingen in een tweetal omvangrijke projecten
ontstaan, te weten Cannerberg (€ 2 miljoen) en HQ JFC Brunssum (€ 5
miljoen). Hierdoor zijn geplande uitgaven en de daarmee samenhangende ontvangsten
naar latere jaren verschoven. De ontvangsten zijn mede om die reden ook € 18,9
miljoen lager uitgevallen.
De Nederlandse bijdrage aan de internationale NVIP-projecten valt in 2005 € 7
miljoen lager uit, doordat de bijdrage voor het eerste kwartaal 2005 al in
december 2004 betaalbaar gesteld is. De lagere uitgaven worden volledig gecompenseerd
door de hogere bijdrage in investeringen AWACS (€ 4,1 miljoen) en
overige bijdragen, zoals de pensioenkosten van het bij de Navo tewerkgesteld
personeel (€ 3,5 miljoen).
EVDB
De projecten in het kader van het EVDB moeten nog voor een deel worden
opgestart en van de lopende projecten is een deel vertraagd. Een aantal kleinere
projecten dat in het kader van Nucleaire, Biologische en Chemische (NBC) oorlogvoering
zijn geïnitieerd, bevinden zich nog in de ontwikkelings- dan wel in de
beproevingsfase. Het betreft meestal het aanmaken van bestrijdingsmiddelen
dan wel het nemen van monsters (diverse NBC-projecten, samen € 16
miljoen). Van de lopende projecten verschuift met name het project TITAAN
in de tijd (2006 e.v.: € 21 miljoen), omdat, voor een aantal voor
2005 geplande deelprojecten, de verwervingsprocedure nog gaande is (onder
andere de verwerving van straalzenders en de beveiliging van de tunnelbox).
De exploitatiekosten in het kader van de versterking van de Koninklijke marechaussee
voor haar inzet in internationaal verband zijn overgeheveld naar het beleidsartikel
Koninklijke marechaussee (€ 5,4 miljoen). De uitgangspunten voor
de ontwikkelingsfase van het project Unmanned Reconnaissance Aerial Vehicle
(URAV) zijn nog niet geheel afgerond, waardoor de aanvang van de feasilibityfase
doorschuift naar 2006 (€ 4 miljoen). Van de overige lopende projecten
zijn de geplande mijlpalen (leveranties) niet tijdig gerealiseerd, waardoor
de betalingen zijn uitgesteld. Deze uitgaven verschuiven naar de begroting
van 2006 (€ 13 miljoen, bestaande uit onder andere het LPD II-project
(€ 5 miljoen) en het point detectieproject NEUS (€ 6 miljoen)).
Attachés
Onder deze post worden de vergoedingen verantwoord die voortvloeien uit
het stelsel van de Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningen (DBZV). De gemiddelde
bezetting in 2005 was 18 burgers en 88 militairen. De realisatie 2005 is € 5,3
miljoen lager dan begroot. Een verklaring hiervoor is de in 2004 ingezette
herinrichting van het attaché-bestand.
Beleidsmatige informatie (realisatie activiteiten)
Algemeen
Het belang en de geloofwaardigheid van de Navo en het Europese Veiligheids-
en Defensiebeleid (EVDB) zijn in hoge mate afhankelijk van de bereidheid van
de landen om hun defensiemiddelen in te zetten en het expeditionaire militair
vermogen te versterken. Nederland heeft toegezegd actief bij te dragen aan
de versterking van dit vermogen. Doordat de Nederlandse militaire capaciteiten
in steeds belangrijker mate internationaal zijn ingebed, hecht Nederland veel
waarde aan internationale samenwerking, waarbij de Navo en de Europese Unie
de belangrijkste institutionele kaders zijn. Bij de verbetering
en uitbreiding van militaire capaciteiten die een bijdrage leveren aan het
opheffen van de tekortkomingen heeft Nederland steeds uitgedragen om de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te verbeteren door
de samenwerking en coördinatie tussen de partners van de Europese Unie
en de Navo te versterken.
Bijdrage aan de Navo
Nederland draagt evenredig bij aan de gemeenschappelijk gefinancierde
Navo-programma’s. Hierbij gaat het om de Navo Veiligheids Investeringsprojecten
in Nederland (NVIP), het programma betreffende het Airborne Warning and Control
System (AWACS) en het zogenoemde militaire budget van de Navo.
In het NVIP zijn 70 door de Navo geautoriseerde infrastructuurprojecten
opgenomen, die in Nederland worden uitgevoerd. Voor het AWACS-investerings-
en exploitatiebudget geldt dat Nederland naar rato (3,6%) bijdraagt
aan het Mid Term Modernization Programme (MTRP) van de AWACS-vliegtuigen (Global
Solution).
Het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB)
Algemeen
De EVDB-projecten uit het beleidsartikel 11 Internationale Samenwerking
zijn opgenomen in het Defensie Investeringsplan (DIP) en onder beheer gesteld
bij de uitvoerende Operationele Commando’s die daar ook over rapporteren
in hun beleidsartikel. In de nieuwe begrotingsindeling 2006 zijn de EVDB-projecten
ondergebracht bij het beleidsartikel Defensie Materieelorganisatie (DMO).
Hieronder worden het AGS-project en de oprichting van het Europese Defensieagenschap
(EDA) behandeld.
Alliance Ground Surveillance (AGS)
Doelstelling van dit Navo-programma is het voorzien in een «NATO-owned and operated AGS Core capability». Realisatie
van deze AGS-capaciteit heeft binnen de Navo hoge prioriteit. Er is echter
nog geen overeenstemming over het programma.
Het Europese Defensieagentschap (EDA)
Het EDA, opgericht bij de in juli 2004 door de Europese Raad vastgestelde Joint Action, is volgens schema van start gegaan. Op
22 november 2004 heeft het bestuur van de EDA op het niveau van de ministers
van Defensie ingestemd met een door de Raad goedgekeurd ambitieus werkprogramma
en de bijbehorende begroting voor 2005. Het EDA heeft een belangrijke rol
op het gebied van militaire capaciteitsversterking gekregen. Het EDA moet
multinationale samenwerking bevorderen en de versnippering van de Europese
defensie-inspanningen tegengaan. Verdere taken betreffen materieelsamenwerking,
technologisch onderzoek en de liberalisering van de Europese defensiemarkt.
Het EDA is met een staf van 77 personen en een budget van € 20 miljoen
in de eerste helft van 2005 operationeel geworden. Ook Nederland heeft functionarissen
voor de vaste staf van het EDA geleverd. Naast de twee Nederlanders die er
nu werken zit een derde Nederlander in de sollicitatieprocedure waarover begin
2006 uitsluitsel wordt verwacht. Eind 2005 is het EDA gegroeid naar een staf
van 80 personen en heeft zij inmiddels een eigen gebouw in Brussel betrokken.
In 2006 zal de staf van het EDA naar ongeveer 100 personen groeien.
Attachés
Het bestand van militaire attachés is in 2005 geëvalueerd,
wat leidt tot veranderingen die in 2006 worden doorgevoerd. De kern van de
verandering is dat er meer militaire vertegenwoordiging komt in Afrika, het
Midden-Oosten en Azië en minder binnen Europa.
Toets Internationale Militaire Samenwerking (IMS)
Om initiatieven op het gebied van IMS te kunnen beoordelen, is de Toets
IMS ontwikkeld en aangeboden aan de Tweede Kamer. De beleidsmatige uitgangspunten
van de internationale militaire samenwerking maken deel uit van beleidsartikel
11. De Toets IMS is bedoeld om binnen Defensie een zorgvuldige afweging te
bevorderen van internationale militaire samenwerkingsinitiatieven (van planning
tot uitvoering) en om daarbij prioriteiten te helpen bepalen. Ook moet de
toepassing van dit toetsingskader de kwaliteit en de afrekenbaarheid van de
samenwerking helpen waarborgen.
Overige Internationale Samenwerking
Dit artikelonderdeel bestaat uit de activiteiten in het kader van de samenwerking
met Midden- en Oost-Europese (MOE) landen en de vooralsnog hier ondergebrachte
verplichtingen met betrekking tot het EU Satellite Center. Daarnaast vinden
activiteiten plaats in het kader van de OVSE en wapen-beheersing.
MOE
De samenwerking met de Midden- en Oost-Europese (MOE) landen heeft gestalte
gekregen in diverse programma’s met samenwerkingsactiviteiten, die erop
zijn gericht de interoperabiliteit van deze landen met Navo-eenheden te verbeteren,
zodat deelname aan Navo- dan wel EU-geleide crisisbeheersingsoperaties mogelijk
wordt. Tegelijkertijd kunnen de MOE-samenwerkingsprogramma’s leiden
tot een verbetering van de operationele effectiviteit van de Nederlandse krijgsmacht
en tot doelmatigheidsopbrengsten bij crisisbeheersingsoperaties.
Als gevolg van de geopolitieke en daarmee samenhangende militair-strategische
ontwikkelingen is de samenwerking met MOE-landen aan het veranderen. In april
2004 zijn zeven voormalige MOE-landen tot de Navo toegetreden. Tot aan het
lidmaatschap heeft Nederland ondersteuning geboden in het toetredingsproces,
daarna is samengewerkt op basis van gelijkwaardigheid, waarbij de steunverlening
periodiek werd afgebouwd. In 2005 hebben de resterende MAP-landen (deelnemers
aan het Navo Membership Action Plan), Albanië, Kroatië en Macedonië,
zowel multilateraal als bilateraal veel aandacht gekregen. Door de afname
van activiteiten met de nieuwe Navo-landen, zullen financiële middelen
kunnen worden aangewend voor de (overige) Balkan-landen en voor de Kaukasus-
en Centraal-Aziatische landen.
In het kader van de beleidsintensivering zijn onder andere internationale
cursussen ontwikkeld op het Instituut Defensie Leergangen. Daarnaast is gekozen
voor samenwerking met het Verenigd Koninkrijk bij de opzet van de Junior Staff
Officers Course (JSOC) in Slowakije, waarbij sprake is van co-financiering
met het ministerie van Buitenlandse Zaken (vredesfonds). De eerder aangekondigde
en inmiddels ingevoerde verbetermaatregelen ten aanzien van de uitvoering
van de programma’s hebben tot gevolg dat het aan de MOE-landen toegewezen
budget dit jaar nagenoeg is gerealiseerd.
EU Satellite Center (EUSC)
Nederland participeert actief in het EUSC door de plaatsing van een MIVD-functionaris
in Torrejon, Spanje, waar het EUSC is gevestigd. Naast de financiële
bijdrage wordt het beschikbare satelliet-beeldmateriaal door Nederland intensief
benut.
Conventionele wapenbeheersing
In het afgelopen jaar is in Nederland, in CSE-kader, een inspectie uitgevoerd
door de Russische Federatie. Door de Oekraïne werd een OS-observatievlucht
uitgevoerd boven het grondgebied van de Benelux. Nederland voerde in multilateraal
verband CSE-inspecties uit in Rusland en Georgië, alsmede observatievluchten
boven Rusland, Georgië en Bosnië-Herzegovina. Ook werd een bescheiden
aantal activiteiten uitgevoerd in het kader van het Weens Document.
Op het vlak van het internationale wapenbeheersingsoverleg duurt de politieke
impasse in Wenen voort rond de ratificatie van het aangepaste CSE-verdrag.
Dit is het gevolg van onvoldoende bevonden voortgang met betrekking tot de
terugtrekking door Rusland van militair personeel en materieel uit Georgië
en Moldavië. In VN-kader is in Genève geen vooruitgang geboekt
in het overleg over eventuele beperkingen op het gebruik van anti-voertuigmijnen,
maar in New York is een politiek bindend instrument tot stand gekomen met
afspraken inzake het identificeren en traceren van kleine en lichte wapens.
In Wenen is in 2005 de eerste toetsingsconferentie van het OS-verdrag gehouden.
6. NIET-BELEIDSARTIKELEN
Inleiding tot de niet-beleidsartikelen
In dit onderdeel van het jaarverslag worden de navolgende niet-beleidsartikelen
toegelicht:
– 60 Ondersteuning krijgsmacht,
– 70 Geheime uitgaven,
– 80 Nominaal en onvoorzien en
– 90 Algemeen.
De verschillen tussen de budgettaire raming voor 2005 en de realisatie
in 2005 worden toegelicht. De belangrijkste begrotingswijzigingen zijn met
de Voor- en Najaarsnota verwerkt. Zo zijn ten laste van het generieke beeld
de loon- en prijsbijstelling aan Defensie toegekend. Daarnaast is van invloed
de doorwerking van de eindejaarsmarge uit 2004 en de mutaties op de (hogere)
ontvangsten. Met de Voorjaarsnota is tevens een aantal maatregelen verwerkt
zoals de herziening van de (niet-relevante) raming voor ouderdomspensioenen.
Met de Najaarsnota is het budget verlaagd door de raming aan te passen voor
militaire pensioenen en uitkeringen. Aanleiding hiertoe is uitvoering te geven
aan het ontmoedigingsbeleid van het kabinet om de instroom in VUT- en prepensioenregelingen
te beperken. Hiertegenover staat wel de afdracht (hogere ontvangsten) door
de baten- en lastendiensten aan het moederdepartement.
De met de begroting 2006 in gang gezette wijzigingen in de organisatie
om te komen tot een «Nieuw evenwicht» heeft eveneens gevolgen
gehad voor de uitvoering van de begroting 2005. Het heeft eveneens geleid
tot herschikkingen van budgetten voor exploitatie en investeringen bij de
niet-beleidsartikelen. Van invloed op het totaalbeeld van de realisatie is
het artikel Nominaal en Onvoorzien. De hier gestalde gelden ten behoeve van
de arbeidsvoorwaarden zijn, in overleg met het ministerie van Financiën,
doorgeschoven naar het jaar 2006 omdat in dit jaar geen CAO-overeenkomst tot
stand is gekomen. De realisatie van de overige ramingen is voorspoedig verlopen.
Dit geldt vooral voor de diverse investeringsprojecten die geraamd waren bij
het Commando Dienstencentra en de uitgaven voor de materiële exploitatie
ten behoeve van de ondersteuning van de krijgsmacht.
Niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning Krijgsmacht
In dit artikel zijn de uitgaven en ontvangsten van alle ondersteunende
eenheden van de krijgsmacht opgenomen. Het Commando Dienstencentra (CDC),
dat per 1 januari 2005 officieel in werking is getreden, levert ondersteuning
van velerlei aard aan de krijgsmachtdelen. De voormalige eenheden van het
Defensie Interservice Commando (DICO), zijn in het nieuwe CDC opgegaan.
Bij de inrichting van het CDC zijn, op basis van diverse criteria, negen
bedrijfsgroepen opgericht zodat synergievoordelen kunnen worden behaald.
Het CDC groeit verder naar een klantgerichte en kostenbewuste «shared-service-organisatie»
door het inzichtelijk maken van de prijs, kwantiteit en kwaliteit van de producten
en diensten van het CDC.
Door vergelijkende onderzoeken, CDV-trajecten en onderzoeken naar de prijsvorming
wordt zorggedragen voor zo laag mogelijke prijzen voor de interne dienstverlening.
Budgettaire gevolgen van niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning
krijgsmacht
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen
voor 2005.
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Verplichtingen
675 564
1 238 832
1 460 185
1 595 833
1 552 687
1 404 676
148 011
Uitgaven
Ondersteuning Koninklijke marine
304 066
309 372
318 510
287 434
297 495
285 089
12 406
Ondersteuning Koninklijke landmacht
837 768
600 626
599 274
570 556
570 135
556 043
14 092
Ondersteuning Koninklijke luchtmacht
177 696
226 175
246 641
199 332
189 169
217 591
– 28 422
Ondersteuning Koninklijke marechaussee
52 442
38 057
41 992
37 551
31 687
32 667
– 980
Ondersteuning Commando Dienstencentra
269 728
246 166
263 678
283 014
382 559
292 305
90 254
Bijdragen aan baten-lastendiensten
5 319
6 267
6 116
151
Totaal uitgaven
1 641 700
1 420 396
1 470 095
1 383 206
1 477 312
1 389 811
87 501
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
26 875
48 998
58 314
55 062
50 983
45 556
5 427
Toelichting bij de verschillen
Verplichtingen
Het verschil tussen de budgettaire raming van de verplichtingen en de
realisatie in het verslagjaar is € 148,0 miljoen. Dit verschil houdt
verband met een groot aantal mutaties waarvan de meest opmerkelijke zijn:
de overheveling van IV-investeringen (waaronder het project SPEER voor € 48,3 miljoen) van de defensieonderdelen naar het Commando
Dienstencentra (in totaal € 57,3 miljoen), de verplichting voor
het Dienstencentrum Human Resources (DC HR) in Enschede (€ 13,9
miljoen), hogere verplichtingen voor MULAN (€ 14,0 miljoen), de
herschikking van budgetten voor exploitatie en investeringen op basis van
de uitwerking van de migratieplannen en de hieruit voortvloeiende realisatie
in het kader van «Op weg naar een nieuw evenwicht» (€ 56,6
miljoen) en prijspeilcorrecties (€ 6,2 miljoen).
Uitgaven
Budgettaire gevolgen Ondersteuning Koninklijke marine
Algemeen
De budgettaire raming (€ 285,1 miljoen) bestaat uit € 193,4
miljoen voor personele uitgaven en € 91,7 miljoen voor materiële
uitgaven. De realisatie in het verslagjaar (€ 297,5 miljoen) bestaat
uit € 196,9 miljoen uit personele uitgaven en voor € 100,6
miljoen uit materiële uitgaven.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming voor personele uitgaven en de
realisatie in het verslagjaar is € 3,5 miljoen. Dit verschil is
mede veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen,
als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw
evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan
(Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 6,2
miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling
(€ 1,7 miljoen) en minderuitgaven (– € 4,4
miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie werd grotendeels
veroorzaakt door het later dan gepland op gang komen van de instroom van de
categorie BBT-personeel. Hierdoor bleef de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer
160 vte’n achter op de planning.
Materiële uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming voor materiële uitgaven
en de realisatie in 2005 is € 8,9 miljoen. Dit verschil is deels
het gevolg van meer dan begrote uitbesteding van werkzaamheden door het Marinebedrijf
(€ 8,2 miljoen) en door vertraging in 2004, naar 2005 uitgestelde
betaling van onderzeebootbatterijen (€ 2,7 miljoen). Het resterende
verschil van – € 2,0 miljoen, is het saldo van verschillende
kleine mutaties.
Budgettaire gevolgen Ondersteuning Koninklijke landmacht
Algemeen
De budgettaire raming (€ 556,0 miljoen) bestaat uit € 363,1
miljoen voor personele uitgaven en € 192,9 miljoen voor materiële
uitgaven. De realisatie in het verslagjaar (€ 570,1 miljoen) bestaat
uit € 372,3 miljoen personele uitgaven en voor € 197,8
miljoen uit materiële uitgaven.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming voor personele uitgaven en de
realisatie in het verslagjaar is € 8,2 miljoen. Dit verschil is
met name veroorzaakt door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen,
als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw
evenwicht. Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan
(Kamerstuk 29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 8,5
miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg
van de loonbijstelling (€ 3,1 miljoen) en minderuitgaven (– € 3,4
miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. De onderrealisatie werd veroorzaakt
door een afwijkend gemiddelde ten opzichte van de planningen. Hierbij is sprake
van een achterblijvende gemiddelde realisatie in de categorieën burger-
en BOT-personeel van respectievelijk 190 vte’n en 55 vte’n en
een hogere gemiddelde realisatie bij de categorie BBT-personeel van ongeveer
240 vte’n.
Materiële uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
is € 4,9 miljoen. Dit verschil is het gevolg van een groot aantal
kleine mutaties.
Budgettaire gevolgen Ondersteuning Koninklijke luchtmacht
Algemeen
De budgettaire raming (€ 217,6 miljoen) bestaat uit € 100,3
miljoen voor personele uitgaven en € 117,3 miljoen voor materiële
uitgaven. De realisatie in het verslagjaar (€ 189,2 miljoen) bestaat
uit € 93,2 miljoen uit personele uitgaven en voor € 96,0
miljoen uit materiële uitgaven.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
is – € 7,1 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt
door de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat
van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht.
Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk
29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 3,3
miljoen op de gemiddelde loonsom en minderuitgaven (– € 1,8
miljoen) vanwege de sterkteontwikkeling. Deze onderrealisatie wordt grotendeels
verklaard door het later dan gepland op gang komen van de instroom categorie
BBT-personeel. Hierdoor blijft de gemiddelde BBT-sterkte ongeveer 130 vte’n
achter op de planning. Het verschil is ook een gevolg van minder overige personele
uitgaven (– € 8,6 miljoen) door een andere fasering van
de FMS-betalingen bij de opleidingen voor de F-16.
Materiële uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar
is – € 21,3 miljoen. Dit verschil is het gevolg van vertragingen
in contractonderhandelingen en een groot aantal kleine realisatieverschillen.
Budgettaire gevolgen Ondersteuning Commando Dienstencentra
(CDC)
Algemeen
De budgettaire raming (€ 292,3 miljoen) bestaat uit € 138,7
miljoen voor personele uitgaven, € 77,5 miljoen voor materiële
uitgaven, € 69,4 miljoen voor investeringen en € 6,7 miljoen
voor wachtgelden en inactiviteitswedden. De realisatie in het verslagjaar
(€ 382,6 miljoen) bestaat uit € 160,8 miljoen voor personele
uitgaven, voor € 112,4 miljoen voor materiële uitgaven, € 101,7
miljoen voor investeringen en € 7,7 miljoen voor wachtgelden en
inactiviteitswedden.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming voor personele uitgaven en de
realisatie is € 22,1 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door
de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen, als resultaat van de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht.
Deze herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk
29 800 X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 5,7
miljoen op de gemiddelde loonsom. Het verschil is ook een gevolg van de loonbijstelling
(€ 1,2 miljoen) en meeruitgaven (€ 11,7 miljoen) vanwege
de sterkteontwikkeling. Deze hogere realisatie wordt grotendeels veroorzaakt
door een hogere gemiddelde realisatie dan gepland van de categorie burgerpersoneel
met ongeveer 300 vte’n. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben
per saldo (€ 3,5 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
Materiële uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming voor materiële uitgaven
en de realisatie is € 34,9 miljoen. Dit verschil is het gevolg van
de centralisatie van de budgetten voor Informatievoorziening (€ 15,6
miljoen), de toevoeging van nieuwe organisatie-eenheden binnen het CDC (€ 7,8
miljoen) en hogere uitgaven voor de inhuur van transport (€ 11,5
miljoen).
Investeringen
Het verschil tussen de budgettaire raming voor investeringen en de realisatie
is € 32,3 miljoen. Dit verschil is met name het gevolg van de herschikking
van de budgetten voor Informatievoorziening en meeruitgaven voor het project
Mulan. Deze meeruitgaven (€ 14,0 miljoen) zijn een gevolg van de
wijzigingen van het besturingssysteem en applicatiesanering. Aanvullend is
sprake van niet geraamde uitgaven (€ 13,9 miljoen) voor infrastructuur
(het DC HR in Enschede). De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben
per saldo (€ 4,4 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
Ontvangsten
De € 5,4 miljoen hogere ontvangsten zijn het gevolg van de verrekening
van wachtgelden van het personeel dat werkzaam is bij de DTO en de DGW&T
en verrekening van trekkingsrechten van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie.
Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Grondslag van het artikel
Overeenkomstig artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling
Rijksbegrotingsvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie
aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.
Budgettaire gevolgen van niet-beleidsartikel 70 Geheime
uitgaven
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen
voor 2005.
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Uitgaven en verplichtingen
908
910
2 017
925
1 760
1 407
353
Geheime uitgaven
908
910
2 017
925
1 760
1 407
353
Totaal uitgaven/verplichtingen
908
910
2 017
925
1 760
1 407
353
De geheime uitgaven, die worden verantwoord door de Militaire Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (MIVD), worden gecontroleerd door de President van de
Algemene Rekenkamer en een daartoe aangewezen accountant van de departementale
auditdienst. Het streven is erop gericht de onder dit artikel verantwoorde
uitgaven tot het strikt noodzakelijke te beperken.
Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
Grondslag van het artikel
In dit begrotingsartikel worden primair de door het ministerie van Financiën
toegekende bedragen voor de loonbijstelling, de incidentele looncomponent
en de prijsbijstelling, als nieuwe mutaties opgenomen. Vervolgens worden deze
bedragen over de begrotingsartikelen verdeeld.
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Uitgaven en verplichtingen
Loonbijstelling
70 637
– 70 637
Prijsbijstelling
10 546
– 10 546
Taakstelling SA en HA
46 081
– 46 081
Totaal uitgaven/verplichtingen
127 264
– 127 264
Loonbijstelling
Het bedrag van de oorspronkelijke begroting 2005 op dit artikelonderdeel
(€ 70,6 miljoen) is met de Voorjaarsnota 2005 verhoogd met € 105,5
miljoen. Hiervan bedraagt de door het ministerie van Financiën beschikbaar
gestelde bedrag voor de loonbijstelling 2005 € 45,7 miljoen. Daarnaast
is toegevoegd het in 2004 op dit artikelonderdeel gestalde bedrag van € 59,9
miljoen arbeidsvoorwaardengeld dat, als gevolg van het uitblijven van een
CAO in 2004, niet tot realisatie is gekomen. Dit bedrag bleef, zoals overeengekomen
was met het ministerie van Financiën, ter invulling van de arbeidsvoorwaarden,
beschikbaar in 2005.
Een deel van de loonbijstelling (€ 34,9 miljoen) is verdeeld
over de daarvoor in aanmerking komende begrotingsartikelen en er heeft, in
het kader van het streven naar nieuw evenwicht, een herfasering van middelen
(– € 55,6 miljoen) plaatsgevonden.
Het resterende bedrag van € 85,6 miljoen, een gevolg van het
opnieuw uitblijven van een CAO-akkoord, blijft ter invulling van de arbeidsvoorwaarden
beschikbaar in 2006.
Prijsbijstelling
Op dit artikelonderdeel zijn de verwerkingen van de taakstellingen en
herschikkingen verwerkt, die vooral betrekking hebben op de uitvoering van
de ingezette weg om te komen tot «Nieuw evenwicht» bij de defensieonderdelen.
Daarnaast is het bij Voorjaarsnota 2005 door het ministerie van Financiën
toegekende bedrag voor prijsbijstelling via dit artikelonderdeel verwerkt.
Dit geldt ook voor de correcties op de IV-exploitatie die zijn doorgevoerd
in verband met de gewijzigde tarieven en budgetteringsstructuur voor de werkplekdiensten
die door de DTO worden verricht.
Tevens is hier de uitkering van de DTO en de DGW&T aan het moederdepartement
en het resultaat van de doorwerking naar 2005 van de eindejaarsmarge van de
door het ministerie van Defensie gerealiseerde bedragen in 2004 gestald.
Het ultimo 2005 resterende bedrag, is conform de regels van de eindejaarsmarge,
meegenomen naar 2006.
Taakstelling Strategisch Akkoord en Hoofdlijnenakkoord
Op dit artikelonderdeel zijn gelden gereserveerd voor het Sociaal Beleidskader
(SBK) en zijn grotendeels aangewend ter dekking van de hogere uitgaven bij
de begrotingsartikelen, in het bijzonder bij de artikelonderdelen «Wachtgelden».
Deze dekking hangt samen met de inkrimping van de defensieorganisatie.
Niet-beleidsartikel 90 Algemeen
Grondslag van het artikel
In dit niet-beleidsartikel worden de uitgaven en ontvangsten van het Kerndepartement,
per 1 januari 2005 opgericht als Bestuursstaf, en de Militaire Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst verantwoord.
De bestuursstaf is een beleidsadviserende en ondersteunende staf voor
de minister en de staatssecretaris. De bestuursstaf voert hiertoe de volgende
hoofdactiviteiten uit:
a. in- en extern verzamelen van gegevens en op basis hiervan opstellen
van adviezen voor de bewindslieden;
b. integrale sturing op hoofdlijnen van de onderdelen van de defensieorganisatie
en
c. initiëren, ontwikkelen, overdragen, regisseren en evalueren van
het strategisch beleid van Defensie, het beleid ten aanzien van personeel,
materieel, financiën, voorlichting en informatie en het juridische beleid.
De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) ondersteunt de
departementsleiding en de krijgsmacht bij het realiseren van de algemene beleidsdoelstellingen
door het leveren van kwalitatief hoogwaardige inlichtingen en veiligheidsinformatie.
De MIVD opereert binnen de kaders van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
2003 en de Wet Veiligheidsonderzoeken.
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 90 Algemeen
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen
voor 2005.
Bedragen x € 1 000
Realisatie 2001
Realisatie 2002
Realisatie 2003
Realisatie 2004
Realisatie 2005
Begroting 2005
Verschil
Verplichtingen
1 194 321
1 436 781
1 108 849
1 371 472
1 386 145
1 470 248
– 84 103
Apparaatsuitgaven
Kerndepartement (inclusief wachtgelden)
129 119
107 296
100 238
99 100
128 827
97 596
31 231
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
47 298
52 437
50 372
48 647
52 586
55 743
– 3 157
Bijdragen aan baten-lastendiensten
183
3 980
186
3 794
Totaal Apparaatsuitgaven
176 417
159 733
150 610
147 930
185 393
153 525
31 868
Programmauitgaven
Investeringen
0
22 576
29 122
25 964
19 281
27 486
– 8 205
Departementsbrede uitgaven
– Milieu-uitgaven
5 553
3 250
6 272
6 123
5 457
18 994
– 13 537
– Subsidies en bijdragen
22 858
21 424
13 006
10 323
10 458
10 439
19
– Pensioenen en uitkeringen*
860 894
939 399
948 748
1 007 000
1 040 723
1 111 806
– 71 083
– Wetenschappelijk onderzoek
64 258
66 512
60 969
63 407
62 133
62 476
– 343
– Ziektekostenvoorziening
28 263
29 467
29 967
32 719
35 121
34 119
1 002
– Overige departementsbrede
uitgaven
189 553
186 123
36 492
36 649
36 572
42 148
– 5 576
Totaal programmauitgaven*
1 171 379
1 268 751
1 124 576
1 182 185
1 209 745
1 307 468
– 97 723
Totaal uitgaven
1 347 796
1 428 484
1 275 186
1 330 115
1 395 138
1 460 993
– 65 855
Ontvangsten
Totaal ontvangsten
8 994
8 893
7 110
109 644
219 880
201 257
18 623
* waarvan niet relevant
0
59 130
97 501
– 38 371
Verplichtingen
Het verschil tussen de geraamde en realiseerde verplichtingen is – € 84,1
miljoen. Dit verschil heeft een groot aantal oorzaken. Door de hogere aantallen
personeel en de hogere middensommen zijn de verplichtingen met € 22,5
miljoen toegenomen. Door de herverdeling van budgetten voor IV-investeringen
is het verplichtingenniveau met € 20,9 miljoen verminderd.
De realisatie van verplichtingen voor milieu-uitgaven zijn lager (€ 17,8
miljoen) dan geraamd. Dit verschil is, naast een groot aantal kleinere mutaties,
met name veroorzaakt door verschuivingen in het project Windturbinepark Coevorden
(– € 8,0 miljoen), een lager aantal door gemeenten verrekende
vergunningen voor brandveiligheid (– € 2,2 miljoen),
vertraging in de onderhandelingen over de inname van asbesthoudend afval van
de Cannerberg (– € 1,1 miljoen) en de overheveling van
projecten naar de defensieonderdelen.
De realisatie van de verplichtingen voor pensioenen en uitkeringen is
per saldo € 70,8 miljoen lager dan geraamd. Dit komt met name door
het vervallen van het militaire prepensioen (– € 75,4
miljoen), de afhandeling met terugwerkende kracht van de reserve-overdracht
aan het ABP (€ 26,6 miljoen) en de actualisering van de ramingen
voor kapitaaldekking van het militair ouderdomspensioen (– € 24,8
miljoen).
De resterende, niet opmerkelijke oorzaken bij de overige artikelonderdelen,
hebben per saldo tot € 2,9 miljoen hogere verplichtingen geleid.
Uitgaven
Algemeen
De budgettaire raming van apparaatsuitgaven van de Bestuursstaf en de
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bestaat voor € 106,6
miljoen uit personele uitgaven (inclusief € 3,8 miljoen wachtgelden)
en voor € 46,7 miljoen uit materiële uitgaven. De realisatie
hiervan bestaat voor € 133,6 miljoen uit personele uitgaven (inclusief € 5,6
miljoen wachtgelden) en voor € 47,8 miljoen uit materiële uitgaven.
Personele uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming voor personele uitgaven en de
realisatie is € 25,3 miljoen. Dit verschil is mede veroorzaakt door
de herschikking van budgetten tussen defensieonderdelen als resultaat van
de eerste beleidsprioriteit: het tot stand brengen van nieuw evenwicht. Deze
herschikking is aangekondigd in het Defensie Migratieplan (Kamerstuk 29 800
X, nr. 62). De herschikking betreft een correctie van € 8,0 miljoen
op de gemiddelde loonsom en meeruitgaven van € 14,6 miljoen vanwege
de sterkteontwikkeling. Deze hogere realisatie wordt grotendeels veroorzaakt
door een hogere gemiddelde realisatie dan gepland van de categorie burger-
en de categorie BOT-personeel met respectievelijk ongeveer 100 vte’n
en 160 vte’n. De resterende, niet opmerkelijke oorzaken, hebben per
saldo (€ 2,7 miljoen) tot hogere uitgaven geleid.
Investeringen
Het verschil tussen de budgettaire raming voor investeringen en de realisatie
in het verslagjaar is – € 8,2 miljoen. Dit heeft hoofdzakelijk
te maken met de herverdeling van budgetten voor IV-investeringen (beleidsontwikkelingsgelden
als onderdeel van de centralisatie van IV-investeringen en P&O-systemen).
Milieu-uitgaven
Het verschil tussen de budgettaire raming voor milieu-uitgaven en de realisatie
in het verslagjaar is – € 13,5 miljoen. Dit verschil
is met name veroorzaakt doordat minder milieuprojecten zijn uitgevoerd dan
voorzien en projecten in de tijd zijn verschoven, zoals het windturbinepark
in Coevorden. Bovendien zijn budgetten voor de uitvoering van milieuprojecten
verschoven naar de defensieonderdelen.
Pensioenen en uitkeringen
Het verschil tussen de budgettaire raming voor pensioenen en uitkeringen
en de realisatie in het verslagjaar is – € 71,1 miljoen.
Dit verschil is met name veroorzaakt door het vervallen van het militaire
prepensioen (– € 75,4 miljoen) vanwege het voornemen
van het kabinet om de instroom in VUT- en prepensioenregelingen vanaf 1 januari
2006 te ontmoedigen. Daarnaast is met terugwerkende kracht een reserve-overdracht
aan het ABP afgewikkeld (€ 26,6 miljoen) en zijn vanwege de introductie van kapitaaldekking van het militair ouderdomspensioen
de ramingen van het ABP voor niet-relevante uitgaven (– € 24,8
miljoen) aangepast. Het resterende niet toegelichte verschil bedraagt– € 2,5
miljoen.
Ontvangsten
Het verschil tussen de budgettaire raming van de ontvangsten en de realisatie
in het verslagjaar is € 18,6 miljoen. Dit verschil is veroorzaakt
door de niet begrote bijdragen van de baten-lastendiensten DTO(€ 28,3
miljoen) en DGWT (€ 2,3 miljoen) aan het moederdepartement en de
verkoop van investeringsgoederen aan de baten-lastendienst Paresto (€ 3,2
miljoen). Tegenover deze hogere ontvangsten staan lagere ontvangsten bij de
afstoting van defensiematerieel (– € 15,7 miljoen). Dit
laatste doordat een in 2005 verwachte termijnbetaling van € 11,6
miljoen voor de aan Griekenland verkochte S-fregatten in 2006 plaatsvindt.
Het resterende niet toegelichte verschil bedraagt + € 0,5 miljoen.
7. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
Inleiding
In het Interdepartementale Beleidsonderzoek «regeldruk en controletoren»
zijn aanbevelingen gedaan om de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag
een nieuwe inhoud te geven. De bedrijfsvoeringsparagraaf over 2005 bevat daarom
voor het eerst een rechtmatigheidsverklaring. Per begrotingsartikel is een
oordeel gegeven over de rechtmatigheid van de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen.
Indien een tolerantiegrens is overschreden, is de oorzaak toegelicht en aangegeven
welke maatregelen worden getroffen om de knelpunten op te lossen.
Met de bedrijfsvoeringsverklaring wordt in en door de «lijn»
een uitspraak gedaan over de kwaliteit van de bedrijfsvoering van Defensie.
Deze uitspraak omvat minimaal de kwaliteit van het financieel beheer en materieelbeheer
en de daartoe bijgehouden administraties.
De bedrijfsvoeringsparagraaf is bottom up tot
stand gekomen op basis van de mededelingen over de bedrijfsvoering van het
management van defensieonderdelen. In deze mededelingen zijn minimaal appreciaties
opgenomen over de kwaliteit van het financieel- en materieelbeheer binnen
het eigen defensieonderdeel.
Naast de genoemde deelmededelingen is tevens informatie uit het managementcontrolsysteem
gebruikt voor het opstellen van de bedrijfsvoeringsparagraaf. Met name de
resultaten van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005, de defensiebrede
risicoanalyse, de defensiebrede audits en evaluaties zijn gebruikt ter onderbouwing
van de onderstaande bedrijfsvoeringsverklaring.
Bedrijfsvoeringsverklaring: aanvaardbaar minimumniveau
behouden!
In het uitvoeringsjaar 2005 viel de deelname aan meerdere crisisbeheersingsoperaties
gelijktijdig met het doorvoeren van een ingrijpende reorganisatie van de defensieorganisatie.
Onder meer werd een nieuw besturingsmodel ingevoerd, de topstructuur gewijzigd
en de ondersteuning samengevoegd. Maar ook is het personeelsbestand fors ingekrompen,
is veel materieel afgestoten en zijn diverse eenheden opgeheven. Deze veranderingen
maken Defensie als geheel slagvaardiger en verbeteren uiteindelijk de kwaliteit
van de bedrijfsvoering. Elke reorganisatie leidt echter tijdelijk tot een
teruggang in het financieel beheer.
De transitie is in 2005 naar verwachting gevorderd, maar heeft een grote
wissel getrokken op de gehele organisatie. Voor 2005 was de mogelijkheid van
een tijdelijke teruggang in de kwaliteit van de bedrijfsvoering onderkend
en als een aanvaardbaar risico geaccepteerd. Het Minimumprogramma Bedrijfsvoering
2005 sloot aan bij dit realisme en was gericht op het aanpakken van de door
de Algemene Rekenkamer geconstateerde ernstige onvolkomenheden en het daarnaast
vasthouden van een aanvaardbaar minimumniveau van beheer.
In 2005 had het management op alle niveaus aandacht voor het vasthouden
van het basis kwaliteitsniveau van de bedrijfsvoering en het uitvoeren van
de maatregelen uit het Minimumprogramma Bedrijfsvoering. Het Minimumprogramma
Bedrijfsvoering is grotendeels uitgevoerd en de positieve effecten ervan op
de bedrijfsvoering zijn merkbaar. Deze inspanningen hebben ertoe geleid dat
in 2005, zowel de kwaliteit van dedefensiebrede bedrijfsvoering
als de bedrijfsvoering van de defensieonderdelen op het beoogde aanvaardbare
minimumniveau is gebleven, terwijl verscheidene crisisbeheersingsoperaties
en grootschalige reorganisaties werden uitgevoerd.
Uiteraard zijn er gedurende 2005 ook tekortkomingen geconstateerd op deelaspecten
en/of bij kleinere organisatiedelen. Hiervoor zijn direct corrigerende of
aanvullende maatregelen getroffen. Er moet nog veel werk worden verzet om
ook in 2006 het bereikte basisniveau vast te houden en de nog bestaande onvolkomenheden
weg te nemen.
Het jaar 2006 zal voor Defensie wederom een druk jaar worden. De operatie
in Afghanistan zal veel managementaandacht en personele capaciteit vergen.
Dit betekent niet dat er geen tijd en ruimte zal worden gemaakt om een aantal
defensiebrede onvolkomenheden aan te pakken in het financieel- en materieelbeheer.
De belangrijkste defensiebrede financiële regelgeving zal worden bijgesteld
en de afstemming op de koppelvlakken in de financiële processen zal worden
verbeterd. De frictie op de koppelvlakken is een direct gevolg van de reorganisatie
en de introductie van een nieuw besturingsmodel.
Structurele verbetering van de bedrijfsvoering bij Defensie vergt een
aantal jaren. Daarom wordt in 2006 een meerjarig verbeterprogramma opgezet
dat aansluit en voortbouwt op de Minimumprogramma’s Bedrijfsvoering
2005 en 2006. In dit Kwaliteitsplan Bedrijfsvoering Defensie voor de periode
2007–2011 worden ook de resultaten van de defensiebrede evaluatie van
de reorganisatie verwerkt.
Rechtmatigheidsverklaring
De controle van de rechtmatigheid van de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen
is, onder regie van de ADD, gezamenlijk uitgevoerd door de afdelingen OIB
van de defensieonderdelen en de ADD.
De rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering van het ministerie van Defensie
voldoet aan de daaraan te stellen eisen met uitzondering van 2 overschrijdingen
van de artikeltolerantie. Deze overschrijdingen worden hieronder per artikel
toegelicht.
Artikel 60 Ondersteuning krijgsmacht, verplichtingen: De tolerantie voor fouten op dit artikel
bedraagt € 15,5 miljoen. Deze is met € 5,1 miljoen overschreden.
Deze overschrijding is voor het overgrote deel terug te voeren op het in onvoldoende
mate naleven van de regels voor Europese aanbesteding (€ 20,6 miljoen)
voor ICT-uitgaven, inhuur en onderhoudscontracten. Om Europese aanbestedingsfouten
in de toekomst te voorkomen, is regelgeving in de maak die standaard voorziet
in een aanvullend toetsingsmoment door het centrale Kenniscentrum Europese
aanbesteding. Als aanvullende beheersmaatregel is voor 2006 de grens voor
voorafgaand toezicht voor ICT-uitgaven verlaagd.
Artikel 60 Ondersteuning krijgsmacht, uitgaven:
De tolerantie voor onzekerheden bedraagt op dit
artikel € 44,3 miljoen. Deze tolerantie is met € 7,8 miljoen
overschreden. Deze overschrijding hangt samen met de herinrichting van de
defensieorganisatie. Als gevolg daarvan zijn sommige processen (waaronder
het betaalproces) opnieuw ingericht. Hierdoor komt het voor dat betaaldossiers
bij controle niet (geheel) compleet zijn. Daardoor kan de rechtmatigheid van
de uitgaven niet met zekerheid worden vastgesteld. Dit verschijnsel is debet
aan de overschrijding van de tolerantie. In het Minimumprogramma Bedrijfsvoering
2006 ligt de nadruk met name op het verbeteren van de defensiebrede
processen, die door de herinrichting zijn gewijzigd.
Financieel- en materieelbeheer
Door de verbetermaatregelen die als onderdeel van het Minimumprogramma
Bedrijfsvoering zijn doorgevoerd is het financieel beheer ultimo 2005 verbeterd.
De achteruitgang in het financieel beheer dat de ADD in het laatste kwartaal
van 2004 constateerde in vergelijking met de eerste drie kwartalen van 2004
is daarmee grotendeels weggewerkt. De verbetering van het financieel beheer
gedurende het jaar bleek ook uit de Monitor Financieel Beheer. Hiermee wordt
maandelijks het financieel beheer per defensieonderdeel op een groot aantal
indicatoren gemeten.
Ondanks de verbeteringen waren er in 2005 nog steeds onvolkomenheden in
het financieel beheer die met voorrang zullen worden opgelost, met name de
koppelvlakken en het direct doorbelasten. De mogelijkheden om de koppelvlakken
in de financiële processen te verbeteren is onderzocht en heeft geleid
tot concrete aanbevelingen die direct worden geïmplementeerd. Ook de
verbetering van het direct doorbelasten is een prioriteit voor 2006. Daarnaast
is er nog een aantal aandachtspunten in het financieel beheer waarvoor inmiddels
maatregelen zijn getroffen maar nog doorlopen in 2006. Dit betreft de administratieve
discipline, de kwaliteit van de dossiers, het tijdig betalen en de naleving
van regels voor Europese aanbesteding.
Materieelbeheer geeft een gemengd beeld. De mogelijkheden tot verbetering
zijn beperkt door de manco’s in de huidige geautomatiseerde systemen.
Met de geplande invoering van een ERP-systeem wordt een aantal van de huidige
knelpunten op termijn opgelost. Tot deze invoering worden hogere voorraadverschillen
en bestandsverschillen, binnen vast te stellen grenzen, geaccepteerd. Toch
zijn op enkele onderdelen van het materieelbeheer wel resultaten bereikt.
Onder meer bij het wapenbeheer en de magazijnvoorraadadministratie. Het wapen-
en munitiebeheer zijn verbeterd als een direct gevolg van de aandacht van,
en strakke coördinatie van de verbetermaatregelen door, de CDS. Het wapenbeheer
heeft nu grotendeels de gewenste minimum kwaliteit, maar het munitiebeheer
voldoet nog niet volledig aan de norm. Voor de magazijnvoorraadadministraties
geldt dat er sprake is van een aanvaardbare minimumsituatie doordat twee van
de drie voorraadbedrijven sterk verbeterd zijn.
In 2006 wordt de regelgeving voor het materieelbeheer aangepast. Directe
aanleiding is de nieuwe Regeling Materieelbeheer Rijksoverheid 2006 van het
ministerie van Financiën. Dit maakt meer differentiatie van normen op
basis van risicoanalyse mogelijk.
Hieronder zijn onderdelen van de bedrijfsvoering toegelicht die in 2005
extra aandacht vroegen.
Onderwerpen uit het Minimumprogramma Bedrijfsvoering
Centraal Betaalkantoor Defensie (CBD)
In 2004 is het CBD opgericht met als doel het centraliseren van de betaalfunctie
binnen Defensie. De beginfase kende een aantal knelpunten. Een knelpunt betrof
de betaaltermijn, als gevolg waarvan een fors bedrag aan wettelijke rente
moest worden uitbetaald. Inmiddels is de regelgeving op dit punt aangepast
en zal de betaaltermijn verder worden teruggebracht. Daarnaast speelde prominent
de problematiek van ontbrekende dossierstukken die in 2005 nog niet in voldoende
mate is opgelost. Als beheersmaatregel is een werkgroep ingesteld die veel
dossiers alsnog heeft gecompleteerd. Mede hierdoor worden uiteindelijk
relatief weinig rechtmatigheidsfouten in de administatie geconstateerd. De
werkzaamheden van de werkgroep zullen minimaal voor 2006 worden voortgezet.
Magazijnvoorraadadministraties
De Algemene Rekenkamer heeft enkele jaren achtereen de magazijnvoorraadadministraties
bij het Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht (LCKLu) en het Landelijk
Bevoorradingsbedrijf/Kleding en Persoonsgebonden Uitrustingsbedrijf (LBB/KPU)
als onvolkomenheid aangemerkt. De grootste knelpunten werden veroorzaakt doordat
verouderde en vervuilde batchverwerkende systemen zijn gekoppeld aan moderne
realtimesystemen, waardoor bestandsverschillen ontstaan.
Er worden al jaren maatregelen getroffen om bovenstaande problematiek
zodanig beheersbaar te maken dat er sprake is van een acceptabele situatie.
De magazijnvoorraadadministratie van het Marinebedrijf was in 2004 al
voldoende en is verder verbeterd in 2005. De meerjarige inspanningen en voortdurende
verbeteringen hebben er voor het LCKLu toe geleid dat er nu sprake is van
een in de transitiefase voldoende situatie. Bij het KPU-bedrijf hebben de
getroffen maatregelen in 2005 nog niet het gewenste effect gesorteerd. Inmiddels
zijn hiervoor aanvullende meerjarige maatregelen getroffen.
Voor de drie grote magazijnvoorraadadministraties geldt dat mede met de
invoering van het Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem pas definitief
een einde kan worden gemaakt aan de bestandsverschillen die veroorzaakt worden
door gebruik van diverse verouderde systemen.
Wapen- en munitiebeheer
In 2005 is onder leiding van de CDS veel aandacht besteed aan het op orde
brengen van het wapen- en munitiebeheer. De focus was vooral gericht op het
borgen en controleren van de kwaliteit van het wapen- en munitiebeheer. Ook
tijdens crisisbeheersingsoperaties zijn controles van het wapen- en munitiebeheer
uitgevoerd. In 2005 is het wapenbeheer fors vooruitgegaan en heeft nu een
aanvaardbaar minimum kwaliteitsniveau. Er doen zich slechts incidenteel nog
problemen voor, waarop snel en adequaat wordt gereageerd. In 2006 worden de
resterende knelpunten aangepakt.
Ook het munitiebeheer is in 2005 verbeterd, maar nog niet geheel van voldoende
kwaliteit. Dit wordt mede veroorzaakt door een nieuw aandachtspunt dat voortkomt
uit de reorganisatie. De systemen voor het beheer van centrale voorraden en
de systemen voor het beheer van de gebruikersvoorraden bij verschillende organisatieonderdelen
zijn niet altijd volledig op elkaar afgestemd. Doordat munitie een hoge omloopsnelheid
heeft, wordt de tijdigheid van registratie een knelpunt als de diverse systemen
niet optimaal op elkaar zijn afgestemd. Met de geplande invoering van ERP
in 2010 wordt dit probleem minder. Tot die tijd zullen investeringen in legacy-systemen worden beperkt tot het minimaal noodzakelijke
om het beheer op een aanvaardbaar niveau te krijgen en houden.
Er zijn inmiddels aanvullende maatregelen getroffen waarvan de werking
nu en in de loop van 2006 zichtbaar zal zijn. Het munitiebeheer zal in 2006
verder verbeteren en naar verwachting op het minimale kwaliteitsniveau komen.
Het wapen- en munitiebeheer kan in 2006 en volgende jaren rekenen op onverminderde
aandacht op het hoogste managementniveau.
Peoplesoft
Het personeelssysteem Peoplesoft werd door de Algemene Rekenkamer in 2004
als ernstige onvolkomenheid aangemerkt omdat het risico bestond
op fouten in de salarisbetalingen. Het knelpunt zat met name in de onbetrouwbaarheid
van de kwaliteit van de gegevens.
In juni 2005 is Defensie onder aansturing van een projectgroep gestart
met een verbetertraject met als doel te komen tot een systeem dat de gewenste
functionaliteiten levert, correcte data bevat en adequaat wordt beheerd. De
AO/IC heeft extra aandacht gekregen. De risico’s voor de datakwaliteit
zijn geminimaliseerd door een tijdelijk vangnet en overige aanvullende maatregelen.
Naar verwachting kan door de invoering van structurele maatregelen in 2006
met de vangnetconstructie worden gestopt. In 2005 was de rechtmatigheid van
de salarisbetalingen in orde.
Overige onderwerpen
Paresto
Met de oprichting van de Paresto is de oude decentrale voedingsvoorziening
vervangen door een grote moderne defensiecateraar. De Paresto is per 1 januari
2005 omgevormd tot een baten-lastendienst. De ontwikkeling tot moderne cateraar
ging evenwel sneller dan de ontwikkeling van het bijbehorende financieel beheer.
Het financieel beheer vertoonde bij de oprichting nog ernstige onvolkomenheden.
Ondanks diverse genomen maatregelen en gerealiseerde verbeteringen was het
financieel beheer ultimo 2005 nog niet ordelijk en kon voor Paresto nog geen
goedkeurende accountantsverklaring worden afgegeven.
De onvolkomenheden waren het gevolg van een niet dekkend stelsel van controlemaatregelen.
Inmiddels is een aanvullende set van controlemaatregelen opgesteld, waaronder
het aanstellen van een controller «Food&Beverage», met een
ondersteunende afdeling van 25 vte’n. Tezamen met andere maatregelen
zal dit naar verwachting leiden tot een ordelijk financieel beheer en goedkeurende
accountantsverklaring over 2006.
DTO
Naast een accountantsverklaring bij de jaarrekening van de batenlastendienst
DTO wordt door de ADD voor de DTO als verwerkingsorganisatie tevens een Third
Party Mededeling (TPM) afgegeven. Voor de DTO is een goedkeurende accountantsverklaring
afgegeven, maar de TPM was niet goedkeurend. De DTO heeft in 2005 niet voldaan
aan de betrouwbaarheidseisen die gesteld worden aan een leverancier van computer-
en netwerkdiensten. Een positieve uitzondering wordt gemaakt voor de systemen
die een rol spelen bij de financiële verantwoording en de jaarrekeningcontrole.
Deze voldeden wel aan de eisen. Er is dan ook vastgesteld dat de centrale
verwerkingsorganisatie dusdanige waarborgen biedt dat de gegevensverwerking
voor het Nieuw salarissysteem krijgsmacht (NSK) en het GVKKA geen bijzonder
risico heeft gelopen. Er is inmiddels een omvangrijk verbeterplan opgesteld
dat moet leiden tot een goedkeurende TPM.
SPEER
Het programma SPEER voert de regie over de voorbereiding en de defensiebrede
invoering van het Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem SAP. Dit moet
leiden tot betere besturing en bedrijfsvoering in het materieellogistieke
en financiële domein van Defensie. SPEER werkt in een viertal –
elkaar deels overlappende – plateaus aan de standaardisatie van alle
financiële en materieellogistieke processen binnen Defensie en aan de
invoering van SAP ter ondersteuning van deze nieuwe processen. In 2005 zijn
de processen, zoals in plateau 1 gedefinieerd, (her)ontworpen en is de start
van de bouwfase voorbereid. Op basis van nieuwe inzichten over
de interactie tussen de oude systemen en SAP is begin 2006 de migratiestrategie
herijkt en zal het daarop gebaseerde masterplan worden aangepast. Het inzicht
in de factoren product, tijd en geld zal in het nieuwe masterplan worden opgenomen.
Publiek Private Samenwerking
Voor de huisvesting van de staf van de Commandant Landstrijdkrachten en
andere staven is een nieuwbouwproject op de Kromhoutkazerne in Utrecht voorzien.
Het ministerie van Defensie heeft in 2005 besloten dit te realiseren als pilotproject
Publiek-Private Samenwerking (PPS). Met een zogenaamd DBFMO-contract (Design, Build, Finance, Maintain and Operate) wordt zowel
het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud als de facilitaire ondersteuning
voor ruim tweeduizend werkplekken aanbesteed.
Onderzoeken Interne Beheersing (OIB)
Met ingang van januari 2005 is als onderdeel van de controlfunctie, voor
de toetsing van de beheersing van de bedrijfsprocessen, de OIB-functie ingericht.
De meeste defensieonderdelen beschikten in 2005 over een OIB-afdeling van
voldoende omvang en kwaliteit om de werkzaamheden in het kader van het Minimumprogramma
Bedrijfsvoering 2005 te ondersteunen. De resultaten van de afdelingen OIB
verschaffen de managers en commandanten op de diverse niveaus tijdig het noodzakelijke
inzicht om bedrijfsprocessen bij te sturen en erover te verantwoorden. De
geplande OIB-onderzoeken voor 2005 zijn grotendeels uitgevoerd. Hiermee is
het financieel beheer, het materieelbeheer en het wapen- en munitiebeheer
vrijwel geheel afgedekt. De kwaliteit en vulling van de OIB-afdelingen kan
nog verder toenemen om de mogelijkheid voor het «Single-audit principe»
ook daadwerkelijk binnen Defensie in te gaan voeren.
Beveiliging militaire objecten
In 2005 was Defensie meermalen in het nieuws vanwege enkele publicitair
breed uitgemeten veiligheidsincidenten. Onder andere naar aanleiding van het
onderzoek van Commissie van der Aa is een reeks verbetermaatregelen gestart
die voorzien in kwaliteitsimpulsen op alle aspecten van de beveiliging. Op
26 augustus 2005 is de Kamer schriftelijk geïnformeerd over het onderzoek
en het bijgestelde Kwaliteitsplan Beveiliging Defensie 2005–2007. Eind
2005 sprak de Algemene Rekenkamer, naar aanleiding van een vervolgonderzoek
naar de beveiliging van militaire objecten, een positief oordeel uit over
alle door Defensie in gang gezette verbetermaatregelen.
Totstandkoming niet-financiële beleidsinformatie
De ontwikkeling en inrichting van de bestuurlijke informatievoorziening
volgt het nieuwe besturingsmodel dat zich richt op doelbereiking. De informatie
over de gereedheid en ondersteuning van de operationele eenheden is daarom
de kern van de nieuwe maandrapportage. Hoewel voor de totstandkoming een aantal
controlemechanismen is ingebouwd, was de kwaliteit van de gereedheidsinformatie
nog niet optimaal. De (niet-financiële) informatievoorziening over de
operationele gereedheid en de hierbij te hanteren systematiek voor het bepalen
van de gereedheid wordt in de eerste helft van 2006 nog verder ontwikkeld.
De tweede helft van 2006 verschuift het accent van ontwikkeling naar borging
van een constante kwaliteit van de informatie.
C. JAARREKENING
8. VERANTWOORDINGSSTATEN
8.1. Departementale verantwoordingsstaat 2005 van
het Ministerie van Defensie (X)
De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale
verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.
Bedragen in EUR 1000
(1)
(2)
(3)=(2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie1
Verschil realisatie oorspronkelijk vastgestelde
begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
TOTAAL
7 673 084
397 633
7 693 372
427 750
20 288
30 117
Beleidsartikelen
4 693 609
150 820
4 819 162
156 887
125 553
6 067
01
Koninklijke marine
821 220
1 007 725
36 908
1 011 874
1 068 592
36 626
190 654
60 867
– 282
02
Koninklijke landmacht
1 619 201
1 793 077
34 721
1 441 037
1 842 434
52 837
– 178 164
49 357
18 116
03
Koninklijke luchtmacht
1 143 654
1 106 125
36 997
1 103 366
1 187 629
26 834
– 40 288
81 504
– 10 163
04
Koninklijke marechaussee
356 180
345 179
8 000
361 257
351 643
12 419
5 077
6 464
4 419
09
Uitvoering crisisbeheersingsoperaties
195 000
195 000
1 407
213 799
215 104
10 643
18 799
20 104
9 236
10
Civiele taken
35 234
35 077
1 072
26 701
26 811
4 747
– 8 533
– 8 266
3 675
11
Internationale samenwerking
210 714
211 426
31 715
120 682
126 949
12 781
– 90 032
– 84 477
– 18 934
Niet-beleidsartikelen
2 979 475
246 813
2 874 210
270 863
– 105 265
24 050
60
Ondersteuning krijgsmacht
1 404 676
1 389 811
45 556
1 552 687
1 477 312
50 983
148 011
87 501
5 427
70
Geheime uitgaven
1 407
1 407
0
1 760
1 760
0
353
353
0
80
Nominaal en onvoorzien
127 264
127 264
0
0
0
0
– 127 264
– 127 264
0
90
Algemeen
1 470 248
1 460 993
201 257
1 386 145
1 395 138
219 880
– 84 103
– 65 855
18 623
1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar
boven (op 1000 Euro)
Mij bekend,
De minister van Defensie,
8.2. Samenvattende verantwoordingsstaat 2005 inzake
baten-lastendiensten van het Ministerie van Defensie (X)
Bedragen in EUR1000
1
2
3=2–1
Omschrijving
Oorspronkelijk
vastgestelde begroting
Realisatie1
Verschil realisatie en oorspronkelijk
vastgestelde begroting
01
Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie
Totale baten
221 467
290 856
69 389
Totale lasten
221 467
306 531
85 064
Saldo van baten en lasten
0
– 15 675
– 15 675
Totale kapitaalontvangsten
69 900
55 595
– 14 305
Totale kapitaaluitgaven
103 701
85 752
– 17 949
02
Baten-lastendienst Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen
Totale baten
85 320
124 372
39 052
Totale lasten
83 900
121 375
37 475
Saldo van baten en lasten
1 420
2 997
1 577
Totale kapitaalontvangsten
30 600
5 110
– 25 490
Totale kapitaaluitgaven
32 920
8 564
– 24 356
03
Baten-lastendienst Paresto
Totale baten
118 845
120 608
1 763
Totale lasten
117 565
128 883
11 318
Saldo van baten en lasten
1 280
– 8 275
– 9 555
Totale kapitaalontvangsten
4 765
3 225
– 1 540
Totale kapitaaluitgaven
5 724
5 303
– 421
1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar
boven (op 1000 Euro)
Mij bekend,
De Minister van Defensie,
9. FINANCIELE TOELICHTING BIJ DE VERANTWOORDINGSSTAAT
VAN DE BATEN-LASTENDIENSTEN
9.1. Defensie Telematica Organisatie (DTO)
9.1.1. Rekening van baten en lasten
(bedragen x € 1 000)
(1)
(2)
(3)=(2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk
vastgestelde begroting
Baten
Opbrengst moederdepartement
200 467
255 777
55 310
Opbrengst overige departementen
20 920
28 948
8 028
Opbrengst derden
80
15
– 65
Rentebaten
0
1 443
1 443
Buitengewone baten
0
0
0
Vrijval voorzieningen
0
4 673
4 673
Totaal baten
221 467
290 856
69 389
Lasten
Apparaatskosten
– personele kosten
128 305
176 059
47 754
– materiële kosten
54 748
83 930
29 182
Rentelasten
6 234
6 436
202
Afschrijvingskosten
– materieel
29 451
36 371
6 920
– immaterieel
2 729
2 002
– 727
Dotaties voorzieningen
0
1 733
1 733
Buitengewone lasten
0
0
0
Totaal lasten
221 467
306 531
85 064
Saldo van baten en lasten
0
– 15 675
– 15 675
Personeel
De personele uitgaven zijn hoger dan geraamd door de noodzakelijke verlenging
van de inhuur van personeel door de vertraagde uitrol van het project MULAN
en daarmee het langer in de lucht houden van de LAN2000-omgeving.
Verder is er sprake van een groei in de reguliere dienstverlening en in
de projectmatige werkzaamheden. Ook hiervoor moet inhuur van personeel plaatsvinden,
daar de werving van vast personeel moeizaam verloopt.
Materieel
De stijging van de omzet leidt eveneens tot hogere uitgaven dan geraamd
in de directe kosten. Voorts spelen de huisvestingskosten en de meerkosten
van de Microsoft-basisbundel een rol in de hogere uitgaven.
Uiteindelijk is door de hogere uitgaven een negatief vermogen van € 2,9
miljoen ontstaan, waarvoor het moederdepartement, conform de regelgeving,
garant staat.
9.1.2. Balans per 31 december 2005
(bedragen x € 1 000)
Stand 31 december 2005
Stand 31 december
2004
Activa
Immateriële activa
4 773
5 193
Materiële activa
– gebouwen
20 168
15 530
– machines en installaties
11 381
8 290
– computerapparatuur
137 875
131 146
– overige bedrijfsmiddelen
2 244
1 985
Voorraden
8 577
2 775
Debiteuren
15 711
49 388
Nog te ontvangen/overlopende activa
17 995
24 537
Liquide middelen
84 250
99 517
Totaal activa
302 974
338 361
Passiva
Eigen vermogen
– exploitatiereserve
12 801
12 800
– verplichte reserves
– onverdeeld resultaat
– 15 675
28 288
Leningen bij het ministerie van Financiën 1)
142 785
127 858
Voorzieningen
8 336
13 204
Crediteuren
39 359
24 516
Nog te betalen/overlopende passiva 1)
115 368
131 695
Totaal passiva
302 974
338 361
1 Gecorrigeerd voor kortlopend deel van de lening.
9.1.3. Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000
(1)
(2)
(3)=(2)-(1)
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie
en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 2005
48 432
99 517
51 085
2. Totaal operationele kasstroom
24 932
14 890
– 10 402
Totaal investeringen (-/-)
– 69 900
– 53 264
16 636
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
0
595
595
3. Totaal investeringskasstroom
– 69 900
– 52 669
17 231
Eénmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
– 1 000
– 28 288
– 27 288
Eénmalige storting door moederdepartement (+)
0
0
0
Aflossingen op leningen (-/-)
– 32 801
– 4 200
28 601
Beroep op leenfaciliteit (+)
69 900
55 000
14 900
4. Totaal financieringskasstroom
36 099
22 512
– 13 587
5. Rekening-courant RIC 31 december 2005
(+1+2+3+4)
39 563
84 250
44 687
De geringe operationele kasstroom is grotendeels toe te schrijven aan
de veel hoger dan geplande personele en materiële uitgaven in 2005.
Omdat de voorbereidingen van enkele grote investeringen meer tijd hebben
gevergd dan voorzien bij het opstellen van het bedrijfsplan, is het investeringsniveau
onder het bedrijfsplanniveau uitgekomen.
9.2. Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T)
9.2.1. Rekening van baten en lasten
(bedragen x € 1 000)
(1)
(2)
(3)=(2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk
vastgestelde begroting
Baten
Opbrengst moederdepartement
81 800
93 502
11 702
– overloop programmafacturen
0
25 198
25 198
Opbrengst overige departementen
200
277
77
Opbrengst derden
1 000
568
– 432
Rentebaten
2 320
1 567
– 753
Bijzondere baten
0
1 899
1 899
Mutatie onderhanden werk
0
1 361
1 361
Totaal baten
85 320
124 372
39 052
Lasten
Apparaatskosten
– personele kosten
61 200
67 595
6 395
– materiële kosten
11 100
9 967
– 1 133
– uitbesteding
4 800
3 188
– 1 612
– overloop programmafacturen
0
25 198
25 198
Rentelasten
3 600
2 751
– 849
Afschrijvingskosten
– materieel
2 700
1 582
– 1 118
Dotaties voorzieningen
500
10 290
9 790
Bijzondere lasten
0
804
804
Totaal lasten
83 900
121 375
37 475
Saldo van baten en lasten
1 420
2 997
1 577
Personeel
De personele uitgaven liggen hoger dan geraamd door onder andere een hogere
uitstroom van personeel dan verwacht (57+-maatregel) en de daardoor toegenomen
inhuur van personeel, daar de werklast niet is verminderd.
De omzet van de DGW&T is hoger dan verwacht, mede hierdoor is een
positief vermogen ontstaan van € 7,4 miljoen. In verband met de
regelgeving terzake (5%-grens) wordt, conform de regelgeving, hiervan
een bedrag van € 2,5 afgedragen aan het moederdepartement, zodat
een positief vermogen van € 4,9 miljoen resteert.
9.2.2. Balans per 31 december 2005
(bedragen x € 1 000)
Stand 31 december 2005
Stand 31 december
2004
Activa
Materiële activa
– grond en gebouwen
50 073
48 124
– automatiseringsmiddelen
431
1 572
– transportmiddelen
2 567
2 121
– overige bedrijfsmiddelen
1 393
1 747
Onderhanden werk
7 412
6 051
Debiteuren
6 409
5 754
Nog te ontvangen/overlopende activa
30 116
8 379
Liquide middelen
38 656
28 070
Totaal activa
137 057
101 818
Passiva
Eigen vermogen
– exploitatiereserve
4 361
4 633
– verplichte reserves
– onverdeeld resultaat
2 997
2 022
Leningen bij het ministerie van Financiën
52 631
58 391
Voorzieningen
21 391
13 496
Crediteuren
22 266
3 541
Nog te betalen/overlopende passiva
33 411
19 735
Totaal passiva
137 057
101 818
9.2.3. Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000
(1)
(2)
(3)=(2)-(1)
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie
en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 2005
21 328
28 117
6 789
2. Totaal operationele kasstroom
4 120
13 963
9 843
Totaal investeringen (-/-)
– 30 500
– 3 872
26 628
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
100
1 390
1 290
3. Totaal investeringskasstroom
– 30 400
– 2 482
27 918
Eénmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
0
– 2 294
– 2 294
Eénmalige storting door moederdepartement (+)
0
0
0
Aflossingen op leningen (-/-)
– 2 420
– 2 398
22
Beroep op leenfaciliteit (+)
30 500
3 720
– 26 780
4. Totaal financieringskasstroom
28 080
– 972
– 29 052
5. Rekening-courant RIC 31 december 2005
(+1+2+3+4)
23 128
38 626
15 498
9.3. Paresto
9.3.1. Rekening van baten en lasten
(bedragen x € 1 000)
(1)
(2)
(3)=(2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk
vastgestelde begroting
Baten
Opbrengst moederdepartement
117 796
117 800
4
Opbrengst derden
545
1 953
1 408
Rentebaten
4
344
340
Bijzondere baten
500
511
11
Totaal baten
118 845
120 608
1 763
Lasten
Apparaatskosten
– personele kosten
77 707
75 602
– 2 105
– materiële kosten
38 804
51 873
13 069
Rentelasten
95
103
8
Afschrijvingskosten
959
992
33
Bijzondere lasten
0
313
313
Buitengewone lasten
0
0
0
Totaal lasten
117 565
128 883
11 318
Saldo van baten en lasten
1 280
– 8 275
– 9 555
Personeel
De personele uitgaven zijn lager dan geraamd door een verschuiving van
de uitgaven voor vast personeel naar parttime-inhuurpersoneel.
Materieel
De materiële uitgaven zijn hoger dan geraamd door hogere aankoopprijzen
van ingrediënten. Deze hogere aankoopprijzen zijn op een te laat moment
aan de kassa in rekening gebracht.
Uiteindelijk is door de hogere uitgaven een negatief vermogen ontstaan
van € 8,3 miljoen, waarvoor het moederdepartement, conform de regelgeving,
garant staat.
9.3.2. Balans per 31 december 2005
(bedragen x € 1 000)
Stand 31 december 2005
Stand 1 januari
2005
Activa
Materiële activa
3 648
3 189
Voorraden
1 462
431
Vorderingen
5 215
2 106
Liquide middelen
8 753
41
Overige vlottende activa
1 795
5 609
Totaal activa
20 873
11 376
Passiva
Eigen vermogen
– 8 275
0
Leningen bij het ministerie van Financiën
1 741
3 189
Voorzieningen
343
0
Crediteuren
17 008
4 969
Overige schulden
10 056
3 218
Totaal passiva
20 873
11 376
9.3.3. Kasstroomoverzicht voor het jaar 2005
Bedragen x € 1 000
(1)
(2)
(3)=(2)-(1)
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie
en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 2005
80
0
– 80
2. Totaal operationele kasstroom
2 239
9 536
7 297
Totaal investeringen (-/-)
– 953
– 1 362
– 409
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
0
36
36
Correctie beginbalans (-/-)
0
– 125
– 125
3. Totaal investeringskasstroom
– 953
– 1 451
– 498
Eénmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
– 3 812
– 3 189
623
Eénmalige storting door moederdepartement (+)
0
0
0
Aflossingen op leningen (-/-)
– 959
0
959
Beroep op leenfaciliteit (+)
4 765
3 189
– 1 576
4. Totaal financieringskasstroom
– 6
0
6
5. Rekening-courant RIC 31 december 2005
(+1+2+3+4)
1 360
8 085
6 725
10. SALDIBALANS 2005 VAN HET MINISTERIE
VAN DEFENSIE (X)
Saldibalans per 31 december
2005 (€ 1 000)
1)
Uitgaven ten laste van de begroting
7 693 366
2)
Ontvangsten ten gunste van de begroting
427 750
3)
Liquide
middelen
50 628
4a)
Rekening-courant RHB
7 254 778
4)
Rekening-courant
RHB
0
6)
Ontvangsten
buiten begrotingsverband
134 592
5)
Uitgaven buiten begrotingsverband
73 126
7)
Openstaande
rechten
0
7a)
Tegenrekening
openstaande rechten
0
8)
Extra-comptabele
vorderingen
124 877
8a)
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen
124 877
9a)
Tegenrekening
extra-comptabele schulden
0
9)
Extra-comptabele schulden
0
10)
Voorschotten
1 692 678
10a)
Tegenrekening voorschotten
1 692 678
11a)
Tegenrekening
garantieverplichtingen
0
11)
Garantieverplichtingen
0
12a)
Tegenrekening
openstaande verplichtingen
5 869 096
12)
Openstaande verplichtingen
5 869 096
13)
Deelnemingen
0
13a)
Tegenrekening deelnemingen
0
Totaal
15 503 771
Totaal
15 503 771
Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie
van Defensie per 31 december 2005 (alle bedragen x € 1 000)
ad 3. Liquide middelen
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 50 628 en bestaat
uit de volgende saldi:
Kasbeheerders
39 951
Concernrekeningen
0
Valutarekeningen
10 677
Totaal
50 628
De verdeling is als volgt:
Kas
19 878
Bank
30 750
Totaal
50 628
ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (derdenrekeningen
vordering)
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 73 126.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een
grensbedrag van > € 2 500. Hieronder volgt, voor zover van
toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
Koninklijke landmacht
Een contract van € 3 500 betreft de verrekening van de
maandelijkse salariskosten van het Nederlands Defensiepersoneel werkzaam bij
het USA Garrisson Schinnen (voorheen US/ 254th Base Support Battalion) te
Schinnen in Limburg. Het saldo betreft de bij de VS in rekening gebrachte
salariskosten en nog in rekening te brengen salariskosten van 2005. De overgang
van de burgersalarisadministratie naar het NSK heeft in eerste instantie geleid
tot een vertraging in het in rekening brengen bij de Amerikanen. Vervolgens
ontstond er, door de grote bulk aanlevering, bij de Amerikanen vertraging
in de uiteindelijke verwerking. Over de afdoening van de openstaande vorderingen
is wekelijks contact met de Amerikanen en de verwachting is dat alle uitgaven
in 2006 zullen worden terugontvangen.
Commando Dienstencentra
Drie contracten met de baten-lastendiensten DGW&T, DTO en Paresto
inzake salariskosten, waar respectievelijk € 5 300, € 19 000
en € 9 500 van te ontvangen was per 31–12–2005.
Deze bedragen zijn inmiddels ontvangen.
Een contract van € 3 100 betreffende AWBZ-claims. In dit
bedrag zitten rest-claims over de jaren 2001 en 2002 van € 700 die
in de eerste helft van 2006 zullen worden ontvangen, aangezien de goedkeurende
accountantsverklaringen hieromtrent recentelijk afgekomen zijn. Voor de rest
van de vorderingen is het wachten op de af te geven accountantsverklaringen.
Uitgaven buiten begrotingsverband, groter dan € 500, gedaan
in 2004 of eerder en die in 2005 nog niet werden terugontvangen.
Een bedrag van € 1 300 (onderdeel uitmakend van de hierboven
vermelde € 3 100), te ontvangen van het College voor Zorgverzekeringen.
Dit betreft rest-claims over de jaren 2001 tot en met 2004; het afronden van
de benodigde accountantscontroles vergt de nodige tijd. De ontvangst van de
rest van de bedragen over de jaren 2001 en 2002 (€ 700) wordt in
het eerste kwartaal van 2006 verwacht.
ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (derdenrekeningen
schuld)
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 134 592.
Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale
lasten (€ 85 638), voor € 36 376 uit vooruitontvangen
gelden van derden voor nog te maken uitgaven (de zogenaamde negatieve derdenrekeningen-vorderingen)
en het restant (€ 12 578) betreft gelden die aangehouden worden
(bij onze kassiers) voor derden.
ad 7. Openstaande rechten
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele
vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.
ad 8. Extra-comptabele vorderingen
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 124 877.
Opgave van vorderingen per 31 december 2005:
Aard van de vordering
Bedrag
Actief personeel
15 473
Niet-actief personeel
617
Baten-lastendiensten Defensie
13 463
Belastingdienst teruggaaf btw
7 453
CMH/MRC
4 011
Eindafrekening energie
3 090
Diversen
5 211
Exploitatiekosten buitenlandse mogendheden
10 808
Facilitaire dienstverlening
5 323
Infrastructuur
3 090
Koninklijke Schelde Groep lening
20 420
Materiële aanschaffingen
10 613
Schadeverhaal
1 676
Univé-SZVK
7 093
Verkoop via de dienst der Domeinen
35 457
Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties
6 510
Subtotaal
150 308
Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband,
zg. derdenrekeningen
– 25 431
Balanssaldo extra-comptabele vorderingen
124 877
Uit hoofde van bestaande verkoopcontracten inzake de verkoop van overtollige
goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2006 tot
en met 2012 via de Dienst der Domeinen een bedrag tegoed van ongeveer € 1 200 000.
De Dienst der Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen
bedragen met Defensie.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deze bedragen niet zijn opgenomen
in de saldibalans.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een
grensbedrag van > € 2 500. Hieronder volgt, voor zover van
toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
Bestuursstaf
Een vordering op de Dienst der Domeinen van € 35 457. Het
betreft de opbrengst van de verkopen van materieel en onroerende zaken die
in december ontvangen is door de dienst der Domeinen maar in januari 2006
op de bankrekening van Defensie zijn bijgeschreven.
Een vordering op de belastingdienst van € 3 591. Het betreft
de teruggaaf van betaalde BTW op Navo-investeringsprojecten. De belastingdienst
beraadt zich over de zaak.
Koninklijke marine
Een vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V.
van € 20 420. Het betreft een vordering ten behoeve van een
aan de Koninklijke Schelde Groep verstrekt krediet. Dit krediet dient ter
(gedeeltelijke) financiering van de investeringen (herinrichting/verhuizing)
die noodzakelijk zijn voor een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op
de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt
per 31–07–2009.
Koninklijke landmacht
Een vordering, ingesteld in 2005, op de belastingdienst van € 3 551.
Het betreft een vordering inzake teruggaaf BTW over het betaalde voorschot
in 2002 voor het Fennek-project aan de failliete firma SP; ontvangst wordt
in de eerste helft van 2006 verwacht.
Crisisbeheersingsoperaties
Een aantal vorderingen op de Verenigde Naties, ingesteld in 1995, met
een totaal waarde van € 5 518, betreft de operatie UNTAC in
Cambodja. De hoogte van de claim is gecertificeerd door de UN-Claimoffice,
maar betaling is afhankelijk van de beschikbare middelen voor UNTAC die door
de lidstaten nog moeten worden opgebracht. Het is meer dan twijfelachtig dat
de lidstaten alsnog voor deze operatie zullen bijdragen, maar om de claims
niet te vergeten, worden zij vooralsnog aangehouden.
Verdeling vorderingen naar ouderdom
De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder
in een grafiek weergegeven.
Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo
2005: € 124 900)
Vorderingen groter dan € 500 die zijn ingesteld vóór
2005. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een
specificatie (mits niet reeds hierboven opgenomen).
Algemeen
Een vordering uit 1997 op Simon Engineering van € 532 (£
360). Een procedure tegen de Lloyds Bank, inzake betaling van de bankgarantie,
heeft geen resultaat opgeleverd. Een verhaalsmogelijkheid op Simon Engineering
is onderzocht, maar het verhaalsrecht wordt minimaal geacht. In samenwerking
met de Koninklijke luchtmacht, die ook een procedure tegen Simon Engineering
heeft lopen, is alsnog geprobeerd een deel te verhalen. Maar ook dit heeft
geen resultaat opgeleverd. Vordering is voor advies overgedragen aan onze
juridische afdeling die zich nog beraad.
Koninklijke marine
Een vordering op Navo-partner Italië van € 882 inzake de
levering van brandstof. Tot op heden geen reactie op de verstuurde rappels.
In 2006 zal hier extra druk op uitgevoerd worden.
Koninklijke landmacht
Een vordering uit 2002 op de firma RDM Technology B.V. van € 601.
Dit bedrijf is in 2004 failliet gegaan. In de periode die daaraan vooraf is
gegaan, heeft men getracht om met de RDM tot een schuldvereffening te komen.
Op dit moment is niet duidelijk welk deel nog ontvangen zal worden uit de
boedel. De behandeling van deze vordering is in handen van de landsadvocaat.
Koninklijke luchtmacht
Een bedrag van € 1 452 betreft de bijdrage van de civiele
medegebruiker van vliegbasis Twenthe, Enschede Airport Twenthe (EAT), voor
het verzwaren van de start- en landingsbaan. De vordering is ontstaan in augustus
2001. Van medio 2002 tot medio 2003 verkeerde EAT in surseance van betaling.
Gezien het feit dat in de periode na het opheffen van de surseance van betaling
en privatisering nauwelijks enige vooruitgang is geboekt om EAT te bewegen
over te gaan tot het betalen van de vordering, is deze kwestie voorgelegd
aan de landsadvocaat. Een verzoek tot definitieve afdoening ligt nu voor,
rekening houdend met de vormen van ondersteuning die Defensie momenteel aan
EAT verleend. In afwachting hiervan is dit bedrag op de begroting van 2005
verantwoord als uitgaven in plaats van op het derdencontract (buitenbegrotingsverband).
Ontvangsten zullen nu op de middelen verantwoord worden.
ad 9. Extra-comptabele schulden
Het saldo op de saldibalans is nihil.
ad 10. Voorschotten
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 1 692 678.
De voorschotten zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende
koers.
De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande
tabel.
Jaar van ontstaan
BS
KM
KL
KLU
CBops
Overige
Totaal
2001
2
59 824
10 559
54 502
1 208
56
126 151
2002
584
62 366
948
18 676
2 583
0
85 157
2003
11 258
88 651
14 155
121 221
4 694
66
240 045
2004
7 125
167 156
181 689
279 984
2 083
2 156
640 193
2005
59 081
163 904
118 412
251 956
1 656
6 123
601 132
Totaal
78 050
541 901
325 763
726 339
12 224
8 401
1 692 678
De post «Overige» bestaat uit de defensieonderdelen CDC (€ 7 724)
en de KMar(€ 677).
Ten opzichte van de stand t/m 31–12–2004 is een bedrag verrekend
van € 455 849. In 2005 zijn voorschotten verstrekt voor totaal € 660 088, waarvan in 2005 reeds € 58 955 werd verrekend. De
totale mutatie in de voorschottenstand ten opzichte van 2005 komt daardoor
uit op€ 145 284.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van voorschotten geldt
een grensbedrag van > € 25 000. Hieronder volgt, voor zover
van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
Loyalis voorschotten
De declaraties van Loyalis met betrekking tot de post-actieven zijn voor
een bedrag van € 7 799 als voorschot betaald en in de financiële
verantwoording 2005 als extra-comptabele voorschotten (qua ouderdom) volledig
opgenomen in 2005. De verdeling over de defensieonderdelen is als volgt:
Bestuursstaf € 285
Koninklijke marine € 1 492
Koninklijke landmacht € 3 926
Koninklijke luchtmacht € 899
Koninklijke marechaussee € 409
Commando Dienstencentra € 788
Algemeen
De declaraties met betrekking tot de regeling «Ziektekostenvoorziening
Defensiepersoneel» (ZVD) en de declaraties met betrekking tot de Stichting
Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) zijn in de saldibalans verwerkt
als extra-comptabele voorschotten voor een totaal bedrag van respectievelijk € 35 121
en € 4 500 (qua ouderdom volledig opgenomen in 2005). De definitieve
vaststelling van het te verrekenen bedrag zal plaatsvinden in 2006.
De subsidie inzake de Stichting Bijzondere scholen voor onderwijs op algemene
grondslag (STOAG) is in de saldibalans verwerkt als extra-comptabel voorschot
voor een totaal bedrag van € 4 818 (qua ouderdom volledig opgenomen
in 2005). De definitieve vaststelling van het te verrekenen bedrag zal plaatsvinden
in 2006.
Koninklijke marine
Een voorschot van € 94 400 is verstrekt voor de productie
en levering van NH-90 helikopters.
Een voorschot van € 72 600 is verstrekt voor de verwerving
van sonar-C2 systemen ten behoeve van de mijnenbestrijdingsvaartuigen (IMCMS).
Een voorschot van € 33 200 is verstrekt voor de modernisering
van 10 P3C Orion maritieme patrouillevliegtuigen.
Een voorschot van € 26 600 is verstrekt voor het bouwmeestercontract
ten behoeve van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten.
Een voorschot van € 58 600 is verstrekt voor het verwerven
van 55 Standard-Missiles 2 ten behoeve van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten
van de Koninklijke marine. De verwerving vindt plaats op basis van een Memorandum
Of Understanding (MOU) door het Standard Missile Project Office van het Program
Executive Office for Intregrated Warfare Systems (PEO IWS) in de VS.
Levering en verrekening van bovenstaande voorschotten zijn conform de
schema’s die zijn opgenomen in de contracten.
Koninklijke landmacht
Een voorschot van € 44 800 betreft de aanschaf van 410
Fennek-voertuigen.
Een voorschot van € 163 000 betreft de aanschaf van 184
Infanterie-gevechtsvoertuigen (IGV).
Een voorschot van € 31 400 betreft de aanschaf van een
serie tactische indoor-simulatiesystemen (TACTIS).
Een voorschot van € 28 200 betreft de aanschaf van een
vuurleidings- en commandovoeringsysteem.
Levering en verrekening van bovenstaande voorschotten zijn conform de
schema’s die zijn opgenomen in de contracten.
Koninklijke luchtmacht
Vervanging F-16 (JSF). Dit betreft openstaande voorschotten voor een totaal
bedrag van € 200 087 voor deelname aan de SDD-fase van het
JSF-programma. De basis voor de verrekening is opgenomen in het Financial
Management Procedures Document (FMPD) en het verificatieplan van de Koninklijke
luchtmacht. Op grond hiervan is in 2004 met de verrekening gestart.
Follow on support F-16 (QBK). Een nog openstaand voorschot van € 53 600
voor de follow-on-Support F-16. Het betreft technische ondersteuning van het
wapensysteem waarbij leveringen en daarmee gelijkopgaande verrekeningen zullen
plaatsvinden tot medio 2008.
ad 11. Garantieverplichtingen
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Voor de garantieverplichtingen wordt geen separate administratie gevoerd.
Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande
verplichtingen».
Per 31 december 2005 is er één openstaande garantie. Het
betreft een overeenkomst met de Vereninging Verbond van Verzekeraars inzake
verzekerbaarheid personeel. Sinds de ondertekening van deze overeenkomst in
1998 is er nog geen aanspraak op gemaakt. De looptijd is onbepaald en er is
geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding
tussen Defensie en de Vereniging met als doel om de belemmeringen die Defensieambtenaren
in het maatschappelijk verkeer kunnen ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules
bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg
te nemen.
ad 12. Openstaande verplichtingen
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 5 869 096.
De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de
betreffende termijnkoers.
De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen
een koers van € 0,83.
Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van
het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen
van oude verplichtingen. Daar waar nieuw aangegane verplichtingen negatief
zouden uitvallen is deze stand op nihil gesteld, waardoor voor
die artikelen (op VBTB-niveau) wel een negatieve bijstelling is opgenomen.
Verplichtingen 1/1/2005
6 327 943
Aangegane verplichtingen in verslagjaar
7 529 437
Subtotaal
13 857 380
Tot betaling gekomen in verslagjaar
7 988 284
Openstaande verplichtingen per 31/12/2005
5 869 096
Als criterium voor de toelichting naar grootte van openstaande verplichtingen
geldt een grensbedrag van > € 50 000. Hieronder volgt, voor
zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.
Koninklijke marine
Een openstaande verplichting van € 437 500 inzake het opstarten
van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De leverancier
is NAHEMA en de levering vindt plaats in 2007 tot en met 2012.
Een openstaande verplichting van € 65 400 inzake de verwerving
van sonar-C2-systemen ten behoeve van de mijnenbestrijdingsvaartuigen (IMCMS).
De leverancier is Atlas Elektronik GmbH in Duitsland. Het betreft hier een
samenwerkingsverband met België. Daarom is van het totale bedrag van
de openstaande verplichting een bedrag van € 23 500 geregistreerd
op een contract buitenbegrotingsverband (derdenrekening vordering).
Een openstaande verplichting van € 49 900 inzake de verwerving
van het Landing Platform Dock 2 (LPD-2). De overeenkomst is gesloten met de
Koninklijke Schelde Groep. Het project eindigt in 2007.
Een openstaande verplichting van € 74 000 inzake de levering
van communicatie-apparatuur ten behoeve van het Korps Mariniers door General
Dynamics UK Ltd. Levering vindt plaats in 2007.
Een openstaande verplichting van € 74 000 inzake de levering
van Armoured All Terrain Vehicles ter vervanging van de thans in gebruik zijnde
BV 206 door de firma Land System Hägglunds AB uit Zweden, levering vindt
plaats in 2006 en 2007.
Een openstaande verplichting van € 121 400 inzake de levering
van Integrale werkplekdiensten. De overeenkomst is door tussenkomst van de
Defensie ICT-Uitvoeringsorganisatie afgesloten met de Defensie Telematica
Organisatie en heeft een looptijd tot en met 2009.
Koninklijke landmacht
Een verplichting van € 487 800 betreft de levering van
202 lichte verkennings- en bewakingsvoertuigen (LVB Fennek) en 208 MRAT/AD-voertuigen
door de leverancier Krauss Maffei Wegmann GMBH.
Een verplichting van € 892 600 betreft de levering van
184 Infanterie-gevechtsvoertuigen (IGV), inclusief munitie, door de leverancier
Lands Systems Hägglunds AB uit Zweden. Levering vindt plaats tot en met
2010.
Een verplichting van € 77 900 betreft de levering van 515
wissellaadsystemen (WLS) door Scania. Levering vindt plaats in 2006.
Een verplichting van € 395 400 betreft de levering van
57 Pantserhouwitsers door Krauss Maffei Wegmann. Levering vindt plaats in
de periode 2006 tot en met 2010.
Een verplichting van € 254 400 betreft de levering van
de Integrale werkplekdiensten (IWD) aan de Koninklijke landmacht door de Defensie
Telematica Organisatie (DTO) en heeft een looptijd tot en met 2009.
Koninklijke luchtmacht
PAC-3 (WBV). Dit betreft de verbetering van
de Patriot-capaciteit voor de verdediging tegen ballistische raketten en omvat
de aanpassing van de lanceerinrichtingen naar PAC-3 standaard en de verwerving
van 32 PAC-3 raketten. De openstaande verplichting bedraagt € 77 900.
MTADS (WBW). Dit betreft een openstaande verplichting
van € 82 800 inzake de verbetering van de doelaanwijzing en
richtmiddelen van de AH-64D door middel van de aanschaf van de benodigde modificatiekits
en reservedelen, het uitvoeren van de modificatie zelf en de bijbehorende
ondersteuning.
Vervanging F-16 (JSF). De Nederlandse bijdrage
aan de SDD-fase van het JSF-programma bedraagt $ 800 000. Van deze bijdrage
wordt $ 750 000 rechtstreeks aan de Amerikaanse overheid betaald en $
50 000 aan leveranciers die rechtstreeks door Nederland worden ingeschakeld
voor JSF-gerelateerde opdrachten. De (openstaande) verplichting van € 317 500
(prijspeil 2005) wordt in de periode 2006 t/m 2012 betaald.
Follow on support F-16 (QBK). Het betreft
de technische ondersteuning aan het F-16 wapensysteem en de openstaande verplichting
bedraagt € 61 800 en heeft een looptijd tot en met 2010.
Integrale werkplekdiensten Koninklijke luchtmacht. Dit betreft de levering van Integrale werkplekdiensten door de DTO.
De verplichting van € 142 700 heeft een looptijd tot en met
2009.
ad 13. Deelnemingen
Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.
D. BIJLAGEN
11. BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S
De ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van Defensie
beperkt zich tot één rechtspersoon met een wettelijke taak,
de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK).
De SZVK is namens het ministerie van Defensie belast met de uitvoering
van de Ziektekostenverzekering Krijgsmacht.
Bijzonderheden bij de goedkeuring van de begroting en
de jaarrekening
De begroting wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van de SZVK.
De minister van Defensie stelt jaarlijks de premie vast op basis van een op
de begroting gebaseerd premievoorstel van de zijde van het bestuur.
Bijzonderheden met betrekking tot de vermogenspositie
Het bereik van de SZVK is in het kader van de Zorgverzekeringswet (ZVW)
per 1 januari 2006 gewijzigd. De activiteiten van de SZVK richten zich alleen
nog op militairen in actieve dienst, omdat militairen niet onder de werking
van de ZVW komen te vallen.
De activiteiten die SZVK tot 1 januari 2006 verrichtte ten behoeve van
gezinsleden van militairen, (gewezen) militairen met leeftijdsontslag en hun
gezinsleden zijn per die datum komen te vervallen, omdat deze personen onder
de werking van de ZVW vallen. Wel zal de SZVK voor deze laatste groep nog
activiteiten na 1 januari 2006 verrichten voor zover deze betrekking hebben
op de periode voor 1 januari 2006.
Het vermogen van de stichting is als gevolg van deze inkrimping van de
activiteiten per 1 januari 2006 aanmerkelijk beperkt.
Onderstaande gegevens hebben betrekking op het verslagjaar 2004:
Aantal verzekerden
Actief dienende militairen en gewezen militairen met een uitkering op
basis van de Uitkeringswet Gewezen Militairen nemen verplicht deel. Gezinsleden
kunnen op vrijwillige basis deelnemen. Het totaal deelnemers bedroeg per ultimo
2004 104 431.
Vermogen 31–12 x € 1 000
2004
2005
Solvabiliteitsreserve
7 386
7 534
Overige reserve
15 022
5 713
Totale reserve
22 408
13 247
Overzicht van de staat van baten en lasten
Deze informatie kan nog niet worden verstrekt omdat de SZVK, conform de
vigerende overeenkomst, uiterlijk 1 juni haar jaarverslag over het voorgaande
kalenderjaar indient.
12. BIJLAGE 2: TOEZEGGINGEN AAN DE ALGEMENE
REKENKAMER
In onderstaande tabel wordt ingegaan op de toezeggingen aan de Algemene
Rekenkamer naar aanleiding van het Rapport bij het Jaarverslag Defensie 2004
en de getroffen maatregelen.
Toezegging
Resultaten 2005
Financieel beheerEr zijn
maatregelen getroffen om de tijdelijke problemen in het financieel beheer
op te lossen. De kwaliteit van het financieel beheer wordt in 2005 nauwlettend
gemonitord, onder andere met behulp van een specifiek hiervoor ontwikkelde
monitor Financieel beheer.
De defensieonderdelen
hebben als onderdeel van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 de tijdelijke
problemen in het financieel beheer aangepakt. De monitor Financieel beheer
is verder ontwikkeld en wordt gebruikt bij het volgen van en verantwoorden
over de verbeterprogramma’s. Speciale aandacht is gegeven aan het handhaven
van de administratieve discipline.
Inhuur derden (DICTU)Dit
punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 worden opgenomen.
De procedure «voorafgaande toetsing»
is gereed en wordt gemonitord. Er wordt nu voor geheel Defensie een procedure
opgesteld met aanwijzingen voor externe inhuur. Voor DICTU geldt een strakker
regiem.
Oprichting baten-lastendienst
ParestoIn december 2004 is een verbeterplan geaccordeerd dat een
doorlooptijd heeft tot augustus 2005. De voortgang zal nauwlettend gevolgd
worden. Indien noodzakelijk worden extra maatregelen genomen.
Ondanks diverse in gang gezette verbeterpunten heeft
Paresto over 2005 geen goedkeurende accountantsverklaring verkregen. Inmiddels
is een aanvullende set van maatregelen genomen waaronder het aanstellen van
een Food&Beverage-controller die wordt ondersteund door een team van 25
personen. Maandelijks wordt een deel van de goederenstroom gevolgd en wordt
een betere omzetregistratie ingevoerd die maandelijks wordt geanalyseerd.
Procedure voorafgaand financieel
toezicht (VFT)Dit punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering
2005 worden opgenomen.
De procedure
voor het VFT is aangepast, evenals de AO-beschrijving. Tevens is er een administratief
volgsysteem ingevoerd. Bovenstaande maatregelen hebben in 2005 tot dusdanige
verbeteringen geleid dat het ministerie van Financiën in 2006 de regels
voor Defensie heeft verruimd.
VerplichtingenbeheerDit
punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 worden opgenomen.
De defensieonderdelen hebben de tijdige en
juiste vastlegging van verplichtingen opgenomen als verbeterpunt in het Minimumprogramma
Bedrijfsvoering 2005. De stand van zaken wordt maandelijks gemonitord middels
de monitor Financieel beheer.
MagazijnvoorraadadministratiesDit punt zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 worden
opgenomen.
Meerjarige inspanningen
hebben geleid tot structurele verbeteringen in de grote magazijnvoorraadadmini-
straties. Bij twee van de drie bedrij- ven hebben de meerjarige inspanningen
geleid tot een acceptabele situatie. Alleen bij het KPU-bedrijf zijn nog problemen
met het vinden van structurele oplossingen. Hiervoor zijn inmiddels nieuwe
maatregelen in gang gezet.
MaterieelinventarisadministratiesDe materieelbeheervoorschriften naleven en de administratieve discipline
verbeteren. Maatregelen treffen om het beheer van apparaatsgoederen te borgen.
Deze problematiek zal één van de onderwerpen in het Minimumprogramma
Bedrijfsvoering 2005 zijn.
De materieelinventarisadministraties
zijn als gevolg van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 bij alle defensieonderdelen
als verbeterpunt opgenomen en aan het eind van 2005 zijn de verbeteringen
vrijwel overal gerealiseerd.
Financieel en materieelbeheer
bij crisisbeheer- singsoperatiesIn 2005 zal nieuwe regelgeving worden
opgesteld, die meer is toegespitst op de specifieke omstandigheden bij crisisbeheersingsoperaties.
Binnen Defensie is een procedure
aangepast, op basis waarvan CDS regelgeving kan toespitsen op specifieke omstandigheden.De
specifieke regelgeving door CDS is nog in ontwikkeling.
WapenbeheerBlijven toezien
op de naleving van de aangescherpte procedures rond wapenbeheer. De taken,
bevoegdheden en de registratie voor bijzondere categorieën wapens helder
maken. De minister zegt toe dat deze problematiek één van de
onderwerpen in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 zal zijn.
De coördinatie van de sturing en beheersing
en de controles van het wapenbeheer, bij de operationele commando’s
en tijdens CVH-opera- ties, zijn belegd bij CDS (met uitzondering van Kmar).
MunitiebeheerHet
munitiebeheer zal in het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2005 de hoogste
prioriteit krijgen. Het begrip nultolerantie zal nader gedefinieerd worden
en er komt een beheer- singssysteem. Ook verwacht de minister een positieve
impuls door de in 2005 voorziene implementatie van een nieuw geautomatiseerd
systeem.
Het munitiebeheer heeft de
hoogste prioriteit in alle verbeterplannen gekregen.De implementatie van systemen
heeft een lichte vertraging opgelopen. Met de aanwijzing SG V25, Besluit gevoelig
materieel, is een nieuwe invulling gegeven aan het begrip nultolerantie.
Materieeladministraties (baten-lastendienst
DTO)De uitvoering van de verbeteracties is reeds gestart en deze
verbeteringen zullen doorlopen tot begin 2006.
Dit verbeterpunt is in verschillende deelpunten opgepakt en uitgewerkt
en ligt op schema.
P&O2000+ PeoplesoftIn
overleg met de Audit Dienst Defensie is inmiddels een vangnetconstructie ingevoerd.
Met de werking van deze constructie kan een voldoende betrouwbaarheid worden
gerealiseerd, totdat het systeem aan alle eisen voldoet. De meest dreigende
risico’s worden geïnventariseerd en in verbeterplannen met maatregelen
uitgewerkt.
De voortgang van het verbeterplan
wordt maandelijks gerapporteerd aan de Algemene Rekenkamer. Half oktober is
een externe audit gestart naar de werking van het vangnet. De opzet van de
verbetermaatregelen voldoet inmiddels aan de te stellen eisen.
VBTB-conformiteitDe begroting
2004 biedt in hoofdlijnen goed inzicht. De aansluiting tussen begroting en
jaarverslag is goed. Het jaarverslag biedt echter weinig zicht op de koppeling
tussen doelen en besteding van middelen. Dit punt zal in het Minimumprogramma
Bedrijfsvoering 2005 worden opgenomen.
Door de grootschalige reorganisatie waarbij eenheden zijn opgeheven en nieuwe
organisatiedelen zijn opgericht is de aansluiting tussen de begroting en het
jaarverslag, voor wat betreft de besteding van de middelen, niet eenvoudig.Met
de nieuwe begrotingsindeling, zoals die voor het eerst in de begroting 2006
is toegepast, is het eenvoudiger om de relatie te leggen tussen de doelstellingen
en de besteding van de middelen.
13. Bijlage 3: Publicatieplicht op grond van
de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij
het departement van Defensie
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit
publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient
elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen
van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde
belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is
voor 2005 vastgesteld op € 158 000 (zie de Mededeling van de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 februari
2006 in de Staatscourant van 14 maart 2006 (Stcrt.
2006, 52, blz. 9). Voor dit departement heeft de publicatieplicht
betrekking op de navolgende functionarissen1.
Bedragen in euro’s.
Functie
Belastbaar jaarloon
2004
Pensioenbijdrage werkgever 2004
Totaal 2004
Belastbaar jaarloon 2005
Pensioenbijdrage werkgever 2005
Ontslagvergoeding
Totaal 2005
Motivatie
Opmerkingen
Commandant der Strijdkrachten
151 966
16 849
168 815
172 438
18 377
190 815
40-urige
werkweek en bij functie passende emolumenten.
Inkomsten betreffen niet alleen salaris, ook garantievliegtoelage ad € 13 500,
emolument huisvesting t.b.v. zijn representatief functioneren als CDS € 36 000,
40-urige werkweek € 7 800.
Secretaris-Generaal
114 572
15 241
129 813
149 852
16 342
166 194
40-urige werkweek.
Eenmalige opwaartse correctie in 2005 over te lage salarisbetalingen
2003–2005 ad € 35 000.
1 De salarisopbouw en pensioenopbouw van burgers en militairen
verschilt significant waardoor de vergelijkbaarheid van inkomens bemoeilijkt
wordt. Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het salarissysteem Defensie.
14. BIJLAGE 4: OVERZICHT PERSONELE EN MATERIELE
INZET BIJ CRISISBEHEERSINGSOPERATIES
De personele aantallen in onderstaande tabellen betreffen de gemiddelde
bezetting voor de duur van de missie. Om deze functies permanent te vullen
roteert het defensiepersoneel gedurende de loop van het jaar. In 2005 zijn
hiervoor totaal voor alle operaties 7 200 militairen uitgezonden.
RESULTATEN
Bescherming van de integriteit van eigen en bondgenootschappelijke
territorium incl. de Nederlandse Antillen en Aruba
Operatie
Locatie
Periode
Bijdrage
Materieel
Personele aantallen
MIDDELLANDSE ZEE
Active Endeavour
Middellandse zeegebied
28/04 tot 18/05
29/05 tot 14/0629/11 tot 29/12
Maritieme
patrouille
1x fregat
155
Bevordering internationale rechtsorde en stabiliteit c.q.
deelname crisisbeheersingsoperaties
Operatie
Locatie
Periode
Bijdrage
Materieel
Personele aantallen
EUROPA
EUFOR (per 2–12–2004)
Bosnië-Herzegovina
Gehele verslagperiode
National Support Element (NSE);
Normal framework operations (NFO); Liason Observation teams (LOT); Kmar-detach.
Diverse voertui- gen waaronder:
wielvoertuigen, terreinvoertuigen (MB’s) en YPR’s
424
European Union Police Mission (EUPM)
Bosnië-Herzegovina
Gehele verslagperiode
Marechaussees
Geen
20 (+ 12 civiele politie)
EU Police Mission «Proxima»
in Former Yugoslavian Republic of Macedonia
FYROM
26/01/05
tot 15/12/05
Politieadviseurs
en -mentoren
Voertuigen
4 KMar (+ 6 civiele politie)
EU Monitoring Mission (EUMM)
Servië/ Kosovo/ Albanië
Gehele verslagperiode
Waarnemers
Voertuigen
3
Kosovo Force (KFOR)
11/10/05 tot 10/06
Waarnemers
Voertuigen
3
MIDDEN-OOSTEN
Stabilisation Force Irak (SFIR)
Irak
Tot 30/03/05
Infanteriebataljon; verkenningsbat.;
contigentscom- mando; SSR- ver- sterking; KMar Peloton en Genieconstructie
detachement
Patria’s;
wielvoertuigen, field dressing station (MOGOS)
In feb 1 660 militairen; gemid. bezetting periode
jan-mrt 1 395 militairen
Helikopterdetachement
3 Cougars en 6 Apaches
Gehele verslagperiode
Personeel bij diverse
hoofdkwartieren
–
Bagdad 1 Basrah 3
Nato Training Mission Irak
Bagdad
20/02/05 tot 20/02/06
Stafofficieren
Geen
15
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)
Israël/Syrië/Libanon
Gehele verslagperiode
Waarnemers
Geen
12
AFGHANISTAN
ISAF
Afghanistan
Vanaf 08/04
Militairen deel uitmakend van het Navo
HQ en andere ondersteuning aan ISAF
Geen
65 militairen
22/07/05 tot 20/08/05 en vanaf
17/10/05
Transport detachement
C-130
17 militairen
24/03/05 tot 10/06
F-16 detachement
4 x F-16
107 militairen
29/03/04 tot 31/03/05
Apache-detache- ment
6 Apache-gevechtsheli’s
104 militairen
Vanaf 25/08/04
Provincial Reconstruction Team
Wielvtgn, w.o. 5 Patria’s,10 MB’s 4 &
5 tonners
155 militairen
08/05 tot 07/11/05
Election Support Force Bataljon ter ondersteuning
van Afghaanse verkiezingen
Diverse types wielvtgn, patria’s, MB’s en veldhospitaal
744 militairen
Special Forces
Vanaf 18/04/05
Korps Commando
Troepen aangevuld met speciale eenheden van Korps Mariniers, ondersteund door
helidetachement
Diverse
types wielvtgn o.a. soft tops MB’s en 4 chinook-transport- heli’s
165 SF militairen + 85
heli-detach
Enduring Freedom CTF 150
Golfregio
Vanaf 02/10/04 tot 15/01/05
Waarnemers, inlichtingen, escorte- en patrouilletaken
1x fregat
167 militairen
Vanaf 12/12/05
t/m 24/04/06
Waarnemers,
inlichtingen, escorte- en patrouilletaken en commando over Task Force 150
incl. liasionteams hoofdkwartier Bahrein en VS (Tampa)
Twee fregatten en een onderzeeboot
431 militairen
AFRIKA
UN Organisation Mission in Democratic Rep of Congo
Hoofdkwartier MONUC Kisangani
Vanaf 02/05
Stafofficier
Geen
1
Oostelijke MONUC-divisie
Divisie-commandant
Geen
1
Demobilisatieprogramma in Democratic Republic
of Congo
Ambassade Kinshasa
SSR-projecten
Geen
2
EUPOL in Congo
Kinshasa
Tot 04/05
Stafofficier
Geen
1
Combined Joint Task Force «Horn
of Africa»
Djibouti
2 Stafoffieren
Geen
2
Ondersteuning AMIS
Darfur
08/05 t/m 09/05
Ondersteuning
wordt geleverd door militairen die op internationale hoofdkwartieren zijn
geplaatst
Ziekenauto’s,
vrachtwagens en waterwagens
Internationaal geplaatste militairen
ONUB
Burundi
Tot
22/09/05
CIMIC-officier
Geen
1
Overige bijdrages en
Noodhulp
Indonesia Atjeh Monitoring Mission
Atjeh
Vanaf 09/09/05
Decommissioning teams (waarnemers)
Geen
5 militairen en 5 civielen
Noodhulp Katrina
New Orleans
Van 01/09/05 tot 15/09/05
Wegpompen water; invliegen pompen; verstrek- ken van verbandmiddelen,
etc
1x fregat + inhuur
Antonov
162 militairen
Noodhulp Azië
Zuid-oost Azië
12/04 t/m 01/05
Leveren van noodhulp en identificatie van slachtoffers door tandartsen
Brugmateriaal en communicatie-app.;
inzet KDC-10
11 militairen
Noodhulp Pakistan
Regio Jumma en Kasmir
Vanaf 08/10/05
tot 01/02/06
Steunverlening
Veldhospitaal; inhuur Antonov
123 militairen
15. BIJLAGE 5: TOELICHTING GROTE INVESTERINGSPROJECTEN
1. Koninklijke marine
NH90
Het huidige contract gaat nog uit van 20 fregattenhelikopters, waarvan
14 met een volledig missiesysteem en 6 met voorzieningen voor de inbouw van
een dergelijk systeem. Inmiddels is de behoefte gewijzigd in 12 fregattenhelikopters
met een volledig missiesysteem en acht maritieme transporthelikopters (plus
een optie op twee). Hiertoe wordt een wijziging van het contract voorbereid.
De eerste NH90-helikopter wordt eind 2007 geleverd. Op basis van het huidige
contract zullen alle twintig NH90-helikopters naar verwachting in 2012 zijn
afgeleverd. Het project NH90 is een multinationaal project waarin vijf landen
samenwerken in aanschaf en exploitatie. Daarnaast hebben ook diverse andere
landen besloten tot de aanschaf van NH90.
De «Design en Development» activiteiten voor de NH90-helikopter
zijn grotendeels voltooid. De kwalificatieactiviteiten lopen achter op de
planning, waardoor vertraging is ontstaan in de aflevering van seriehelikopters.
De industrie heeft extra capaciteit beschikbaar gemaakt voor het inlopen van
de achterstand. De gevolgen voor de aflevering van de Nederlandse helikopters
zijn vooralsnog beperkt tot een mogelijke vertraging van enkele maanden voor
de eerste helikopter.
Multinationale samenwerking bij de verwerving van trainingsmiddelen, waaronder
een vluchtsimulator, is niet gelukt, omdat de deelnemende landen en de industrie
niet tot overeenstemming zijn gekomen. Alternatieve verwerving is in onderzoek.
Ondanks de latere verwerving van de simulator kan wel gevlogen worden met
de NH90. Vanaf 2008 zullen de NH90-bemanningen op de eerste NH’s worden
opgeleid.
De aangegane financiële verplichtingen zijn in 2005 achtergebleven
ten opzichte van de begroting 2005. Het niet doorgaan van het contract voor
trainingsmiddelen is hiervan de voornaamste oorzaak. De contractueel verplichte
termijnbetaling met betrekking tot het eerste kwartaal 2006 voor de NH90,
die tussen december 2005 en januari 2006 zou moeten plaatsvinden, is eind
december 2005 betaald, waardoor het uitgavenniveau in 2005 hoger was dan geprognosticeerd.
Het projectbudget bedraagt € 995,5 miljoen.
Project luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF)
Het project behelst de bouw van vier luchtverdedigings- en commandofregatten
(LCF), inclusief daarbij behorende sensor-, wapen- en commando (Sewaco)-systemen,
de platformsystemen alsmede de boordreservedelen. Na de geslaagde platformproeftocht
in april 2005 is het laatste fregat, Hr. Ms. Evertsen, door de Koninklijke
Schelde Groep (KSG), op 12 mei 2005 aan de Koninklijke marine overgedragen.
Ook zijn in 2005 nagenoeg alle Sewaco-systemen geleverd en in bedrijf gesteld.
Een belangrijke mijlpaal was de succesvolle finale lancering van 6 missiles
(Evolved Sea Sparrow en Standard-2 missiles) in februari 2005 met het eerste
fregat, Hr. Ms. De Zeven Provinciën. De definitieve vuurleidingsoftware
is in juni 2005, na simulatieproeven, opgeleverd.
In november 2005 is de ontwikkeling van het luchtverdedigingssegment (Anti
Air Warfare (AAW)) voltooid. Daarnaast zijn in november 2005 met Hr. Ms. Evertsen
schokproeven uitgevoerd in Zweden om de schokbestendigheid van
het schip te testen. De resultaten van de schokproeven worden nu geëvalueerd.
Tevens zijn in november 2005 de onderhandelingen voltooid voor de verwerving
van het laatste Sewaco-systeem, het «Long range infrared search and
tracking system» Sirius, in een samenwerkingsverband met Canada. De
Kamer is begin februari 2006 geïnformeerd over de resultaten van de verwervingsvoorbereiding.
Voor de activiteiten van 2005 was een begroting ingediend van € 72,7
miljoen. Hiervan is uiteindelijk € 33,3 miljoen gerealiseerd. Een
gewijzigd betaalschema aan de KSG als gevolg van de restpunten, maar ook de
vertraagde leveringen van Sewaco-systemen als Sirius en leveringen op het
gebied van exploitatievoorbereiding hebben een lagere realisatie tot gevolg
gehad.
2. Koninklijke landmacht
Verbetering Mobiliteit Stinger (Stingerplatform)
Het project omvat de verwerving van 36 met het Future Ground Based Air
Defence System (zie onderstaand) geïntegreerde Stingerplatform: 18 op
de Fennek en 18 op de Mercedes Benz. Op 15 september 2005 heeft de Vaste Commissie
voor Defensie van de Tweede Kamer ingestemd met een ophoging van het budget.
Het contract voor de Stingerplatforms op de Fenneks is op 29 september
2005 getekend. Het contract voor de aankoop van minder geavanceerde systemen
voor op de Mercedes Benz wordt begin 2006 verwacht. Voor 2005 was een uitgave
voorzien van € 7 miljoen. Uiteindelijk is hiervan € 4,8
miljoen gerealiseerd, als gevolg van een lager dan verwachte aanbetaling op
het contract voor de Stingerplatforms op de Fennek.
Pantserwielvoertuig
Het project Pantserwielvoertuig (PWV) omvat de ontwikkeling en de aanschaf
van grote pantserwielvoertuigen. Op 29 september 2005 is de Kamer in de achtste
halfjaarrapportage geïnformeerd over de voortgang van het project.
De offerte voor de serie is op 14 november 2005 in behandeling genomen.
Op 16 december 2005 is de Kamer gemeld dat de prijs voor zowel Nederland als
Duitsland onbevredigend is en dat OCCAR is opgedragen namens Duitsland en
Nederland te onderhandelen met het consortium Artec over een significant lagere
stuksprijs. Over de voortgang van de onderhandelingen is de Kamer met de brief
van 28 februari 2006 geïnformeerd.
Voor de activiteiten van de ontwikkelingsfase was in 2005 een bedrag voorzien
van € 7,8 miljoen. Hiervan is uiteindelijk € 3,7 miljoen
betaald. Een gewijzigd betaalschema, in afwachting van de verdere financiële
ontwikkeling van het project, heeft tot deze lagere realisatie in 2005 geleid.
Future Ground Based Air Defence Systems (FGBADS)
Het project FGBADS betreft de verwerving van het vuurleidings- en commandovoeringsysteem
(BMC4I), inclusief SHORAD-wapensystemen. Het contract voor fase 1 van het
BMC4I-deel is 1 oktober 2004 getekend. Fase 2 van het BMC4I-deel bevindt zich
in de DMP-D-fase. De SHORAD-wapensystemen maakten deel uit van de vroegtijdig
beëindigde voorgenomen materieelruil met Noorwegen. De CDS heeft besloten
om minimaal de helft van de capaciteit te faliciteren en tegelijkertijd, door
op zoek te gaan naar internationale samenwerking, het resterende
deel van de behoefte aan Shorad Shooter Capaciteit (SSC) af te dekken.
Voor de activiteiten van het BMC4I-deel in fase 1 was in 2005 een uitgave
van € 12,0 miljoen voorzien. Uiteindelijk is € 22,0 miljoen
gerealiseerd. De hogere betaling is te verklaren uit het feit dat achterstallige
BTW is voldaan en een eerder dan verwachte termijnbetaling heeft plaatsgevonden.
Project Battlefield Management Systeem (BMS)
Het project geeft invulling aan de C2 (Command en Control) ondersteuning
van grondgebonden eenheden van de CLAS. Met het BMS wordt beoogd de operationele
informatievoorziening en daarmee de commandovoering, op de niveau’s
peloton, compagnie en bataljon, te verbeteren door met name de «situational
awareness» bij deze eenheden te bevorderen. Het systeem is onderdeel
van het grotere geheel van operationele commandovoeringssystemen die gebaseerd
zijn op de C3I-architectuur. BMS werkt tevens als «Blue Force Tracker»,
waarmee eigen voertuigen kunnen worden gevolgd.
Tijdens de DMP-C-fase is een pilot uitgevoerd teneinde de operationele
meerwaarde van het BMS voor de onderscheiden niveaus vast te stellen en in
het verlengde daarvan te komen tot een definitieve vaststelling van de kwalitatieve
en kwantitatieve behoefte. Verder is er een «proof of concept»
uitgevoerd om vast te stellen of BMS technisch uitvoerbaar is. Tevens is de
aanvullende behoefte aan benodigde datacommunicatiemiddelen inzichtelijk gemaakt.
De resultaten worden opgenomen in de DMP-C-brief die in de eerste helft van
2006 wordt verwacht.
Genie-/mijndoorbraaktank
Het project omvat de aanschaf van een tank, gebaseerd op het onderstel
van een Leopard 2, met verschillende mogelijkheden. Door ombouw van het basissysteem
ontstaat een configuratie met een mijndoorbraakfunctie en een configuratie
voor het uitvoeren van geniewerkzaamheden. Na het wegvallen van de beoogde
overeenkomst tussen Noorwegen en Nederland is het project in de begroting
opgenomen. Het project wordt eind 2006 afgesloten in een gecombineerde B-C-D-fase.
Over de voortzetting van het project zal de Kamer in de eerste helft van 2006
worden geïnformeerd.
Bruglegger
Dit project betreft de ontwikkeling en serielevering van brugleggende
tanks in samenwerking met Duitsland. Na het niet doorgaan van de voorgenomen
materieelruil met Noorwegen wordt, in overleg met Duitsland, onderzocht welke
mogelijkheden er zijn om het project voort te zetten en welke consequenties
de verschillende alternatieven hebben voor de projectplanning. Afronding van
de D-fase wordt in 2006 verwacht.
Fennek (LVB)
Dit project omvat de vervanging van de M113 C&V en de Landrover 7,5
kN (verkenning) door het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB). Het
project wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Over de voortgang
van het project is de Kamer op 17 februari en 23 mei 2005 ingelicht. Aan de
firma Krauss Maffei Wegmann (KMW) is toestemming verleend tot versnelde levering
over te gaan. In de begroting 2005 was voor 2005 een budget
voorzien van € 19 miljoen. Als gevolg van de versnelde levering
is uiteindelijk € 43,7 miljoen in 2005 gerealiseerd.
Infanteriegevechtsvoertuig (IGV)
Dit project omvat de verwerving van 184 infanteriegevechtsvoertuigen,
inclusief de verwerving van initiële munitie en opleidingsleermiddelen.
Het contract is in december 2004 getekend. De kwalificatiebeproevingen zijn
in het tweede kwartaal 2005 gestart. Over de voortgang van het project zal
in de komende zevende jaarrapportage over het project «Vervanging Pantservoertuigen
YPR 765 en M577» worden gerapporteerd.
Pantserhouwitser 2000 (inclusief munitie)
Het project omvat de vervanging van de vuurmonden M109 en M114 door in
eerste instantie 57 stuks van het type Pantserhouwitser 2000, inclusief de
verwerving van langedrachtmunitie. Het leveringscontract is op 1 mei 2002
getekend.
De eerste vier vuurmonden zijn in 2005 geleverd. De verificatiebeproevingen
van deze levering worden in de eerste helft van 2006 afgerond.
De eventuele verkoop van de achttien overtollige houwitsers wordt nader
onderzocht. Op 29 november 2005 is de Kamer geïnformeerd over de verwervingsvoorbereidingsfase
van de langedrachtmunitie. Op 22 december 2005 is het contract voor deze munitie
getekend.
In de begroting 2005 was een bedrag voorzien van € 37,8 miljoen.
Vanwege de langer dan verwachte duur van de verificatiebeproevingen en vanwege
enige vertraging bij de levering van het logistieke deel (onderwijsleermiddelen,
reservedelen en documentatie) is in 2005 minder, namelijk € 11,9
miljoen, betaald.
3. Koninklijke luchtmacht
Vervanging F-16
Het project is erop gericht tijdig te voorzien in een adequate vervanging
van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht. Naast de verwerving
van jachtvliegtuigen gaat het tevens om de verwerving van bijbehorende simulatoren,
initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet-
en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen, transport, alsmede
de betaling van BTW en mogelijke invoerrechten.
De resultaten van de activiteiten in het kader van de verwervingsvoorbereiding,
de transitievoorbereiding en de deelname aan de System Development and Demonstration
fase van het JSF-programma zijn inmiddels opgetekend in 19 aspectstudies,
26 deelstudies en een overkoepelend D-Document. De betrokkenheid van het Parlement
was gedurende 2005 onverminderd groot, getuige de Kamervragen, verschillende
Kamerbrieven en twee keer een Algemeen Overleg.
In de jaarlijkse evaluatie van het JSF-programma, heeft de Amerikaanse
Government Accountability Office (GAO) een stap-voor-stap benadering voorgesteld
voor de ontwikkeling en productie. Het Amerikaanse Department of Defense (DoD)
heeft evenwel besloten vast te houden aan het huidige «spiral development
plan». Dat wil zeggen dat de start van de productiefase niet wordt vertraagd
en een voor DoD aanvaardbare overlap blijft bestaan tussen de ontwikkelingsfase
en de productiefase. Pogingen van het Amerikaanse House of Representatives
om via een budgetkorting alsnog het programma te vertragen,
zijn na een behandeling in het «Armed Service Conference» gestaakt.
Het benodigde budget voor 2007 is weliswaar met $ 32 miljoen gekort, maar
dit zal niet leiden tot vertraging van het programma.
Het Amerikaanse DoD heeft gedurende 2005 gewerkt aan de Quadrennial Defense
Review (QDR). In dit proces wordt elke vier jaar het Amerikaanse defensiebeleid
opnieuw bezien. In de aanloop naar de QDR worden alle Amerikaanse defensieprogramma’s
onder de loep genomen, dus ook het JSF-programma.
F-16 Luchtverkenningsysteem (LVS)
Defensie heeft naast de behoefte aan strategische- en operationele lucht-grondwaarnemingen
zoals Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s) behoefte aan luchtverkenningsystemen
waarmee een goed tactisch beeld van de omgeving rond het doel kan worden verkregen,
de zogenaamde tactische luchtverkenningsystemen (LVS). Het huidige tactische
LVS voor de F-16 jachtvliegtuigen zijn operationeel en technisch verouderd.
De Vaste Kamercommissie voor Defensie heeft medio november 2004 ingestemd
met de verwerving van F-16 LVS.
In de eerste helft van 2005 heeft de verwervingsvoorbereiding plaatsgevonden.
De offerte van de Israëlische firma Rafaël is in februari ontvangen.
De contractonderhandeling hebben in augustus plaatsgevonden. Uit deze onderhandelingen
bleek dat het budget van € 35 miljoen onvoldoende was om de volledige
behoefte adequaat in te vullen. In oktober 2005 is daarom het budget verhoogd
tot € 40,6 miljoen. Hiermee kunnen zes systemen, twee grondstations
en twee draagbare stations, twee beveiligde verbindingen, documentatie en
reservedelen worden aangekocht om aan het operationele inzetconcept te kunnen
voldoen. De opdracht tot productie is op 17 november 2005 gegeven. Als gevolg
van het langer dan verwachte verwervingstraject is de levering van de eerste
systemen vertraagd tot december 2006. Invoering van het systeem vindt plaats
in 2007 en 2008.
3e en 4e Hercules
In het eerste kwartaal 2005 bleek dat de in december 2004 van het Verenigd
Koninkrijk aangekochte C-130 Hercules niet tijdig geleverd kon worden. Hierop
is in het tweede kwartaal van 2005 de overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk
opgezegd en is een nieuwe offerte gevraagd, waarbij naar de mogelijkheid om
tevens een vierde C-130 Hercules te verwerven werd geïnformeerd.
In juni–juli 2005 zijn onderhandelingen gevoerd en is een principeakkoord
bereikt. Het oorspronkelijke budget bleek niet toereikend voor de aanschaf
en vlootstandaardisatie van deze andere vliegtuigen. In september 2005 is
hierop de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijzigingen in het project
3e C-130 Hercules en de behoefte aan een 4e C-130 Hercules. Na instemming
van de Tweede Kamer is het contract in november 2005 getekend.
De vliegtuigen worden vanuit de Verenigde Staten overgebracht naar het
Verenigd Koninkrijk, waar ze groot onderhoud en modificaties zullen ondergaan,
waaronder een volledige «Cockpit Update» en een «Cabin Safety
Improvement Programme». Na een «Operationele Test en Evaluatie»-programma
zullen de derde en vierde C-130 Hercules vliegtuigen vanaf medio 2007 beschikbaar
zijn.
Uitbreiding Chinookvloot
Naar aanleiding van de «Prinsjesdagbrief» is een studie uitgevoerd
naar de «integrale helikoptercapaciteit» van de Nederlandse krijgsmacht.
De minister van Defensie heeft de aanbevelingen uit deze studie onderschreven
en heeft deze met de brief «Grote Studies» op 20 september 2004
aan de Tweede Kamer aangeboden.
In de studie naar de integrale helikoptercapaciteit is een behoefte geformuleerd
aan een Chinookvloot van 20 toestellen. In verband met de beperkte financiële
middelen wordt de vloot uitgebreid tot 17 toestellen, met de mogelijkheid
de totale behoefte later in te vullen. Daarnaast is aangegeven dat er een
behoefte is aan voorzieningen voor de Special Forces (SF), zijnde vier SF-kits.
Inmiddels is de behoefte uitgebreid met twee extra toestellen ter vervanging
van de twee verloren gegane Chinooks.
De Chinook-helikopter zoals de KLu die nu gebruikt, van het type CH-47D,
is in dezelfde configuratie niet meer leverbaar. De aanschaf van nieuwe Chinooks
heeft dan ook, met het oog op standaardisatie, tot gevolg dat de huidige helikopters
moeten worden aangepast.
De Tweede Kamer is op 28 september 2005 per brief geïnformeerd over
de versterking en uitbreiding van de Chinook-helikoptercapaciteit (Kamerstuk
30 300 X, nr. 5). In deze brief is gemeld dat een vijfde Chinook zou
worden verworven om de (eerste) verloren gegane Chinook snel te vervangen.
De behoefte heeft tot diverse kamervragen geleid, die op 9 november 2005 zijn
beantwoord (Kamerstuk 30 300 X, nr. 25). Over de vervanging van het tweede
verloren gegane toestel is tijdens de Begrotingsbehandeling op 16 en 17 november
2005 aan de Tweede Kamer medegedeeld dat ook dit toestel snel wordt vervangen.
Het totaal aantal te verwerven Chinook-helikopters bedraagt daarmee zes.
16. BIJLAGE 6: OVERZICHT UITGAVEN T.B.V.
HET KONINKLIJK HUIS
De uitgaven voor het Koninklijk Huis in 2005 zijn in onderstaande tabel
opgenomen.
Omschrijving
Bedrag x € 1 000,-
Beveiliging
25 878
Personele inzet
1 992
Onderhoudskosten
304
Kosten vlieguren
270
Totaal uitgaven
28 444
Zie ook de Kamerbrief «Nieuw evenwicht op Koers» d.d. 28 oktober
2005.