nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 april 2006
Hierbij bied ik u de nota naar aanleiding van het verslag en een nota
van wijziging aan inzake het voorstel van wet Algemene bepalingen betreffende
de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet
algemene bepalingen burgerservicenummer) (kamerstukken 30 312).
De overheid heeft een stelsel van persoonsnummers nodig. Niet voor de
nummers op zich, maar omdat het uitwisselen van persoonsgegevens noodzakelijk
is voor het uitvoeren van tal van overheidstaken. Deze uitwisseling –
in geautomatiseerde vorm – is noodzakelijk voor een goede dienstverlening
aan de burger, om minder gegevens aan de burger te vragen als de overheid
de gegevens al kent en om de administratieve lasten te drukken. Een goed nummerstelsel
is een onontbeerlijk hulpmiddel voor een betrouwbare geautomatiseerde uitwisseling
van persoonsgegevens op individueel niveau. De invoering van het burgerservicenummer
is daarmee een belangrijk hulpmiddel voor het bereiken van de doelstellingen
van het programma Elektronische overheid zoals de eenmalige gegevensverstrekking
(voorkómen dat de burger telkens opnieuw zijn gegevens moet opgeven).
Op dit moment gebruikt de overheid in veel gevallen het sofi-nummer als
hulpmiddel bij het uitwisselen van persoonsgegevens. Dat stelsel – is
voor verbetering vatbaar – en het voorliggende wetsvoorstel biedt die
verbeteringen met de invoering van het burgerservicenummer.
Mede uit het verslag van de Tweede Kamer blijkt dat de vernieuwing van
het nummerstelsel opnieuw aandacht vestigt op de uitwisseling van gegevens
die nu met behulp van (met name) het sofi-nummer wordt uitgevoerd en straks
met behulp van het burgerservicenummer zal worden uitgevoerd. De grenzen aan
en de eisen bij de uitwisseling van persoonsgegevens worden in algemene zin
geregeld door de Wet bescherming persoonsgegevens en in veel gevallen door
specifieke wetgeving uit de desbetreffende sector. Die wetgeving
beoogt ook om de kenbaarheid van de uitwisseling te verzekeren.
Het voorliggende wetsvoorstel biedt juist om die kenbaarheid te verbeteren
een nieuw fenomeen: de «Landkaart». Met de Landkaart kan iedere
burger op interactieve wijze zien welke gegevensuitwisselingen met behulp
van het burgerservicenummer plaats vinden en welke wettelijke grondslag daarvoor
aanwezig is.
Hoewel de Landkaart pas opengesteld kan worden als het voorliggende wetsvoorstel
tot wet is verheven en in werking is getreden (tot dan toe zijn er immers
geen uitwisselingen met het burgerservicenummer), is het goed mogelijk om
de werking van de Landkaart te tonen, bijvoorbeeld door een presentatie voor
uw vaste commissie. Bij zo’n gelegenheid kan eventueel – ter voorbereiding
op de verdere discussie over het wetsvoorstel – de nodige technische
informatie over het nieuwe stelsel verschaft worden.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
A. Pechtold