30 300 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2006

17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 63
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 november 2005

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 27 oktober 2005 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie over:

– brief d.d. 26 mei 2005 inzake Jaarbericht OM 2004 en Goed Beschouwd 2005 (Just050438);

– brief d.d. 7 juli 2005 van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake Jaarverslag BIBOB (29 800-VI, nr. 160);

– brief d.d. 12 juli 2005 inzake Jaaroverzicht MOT 2004 (17 050, nr. 304);

– brief d.d. 11 augustus 2005 inzake Circulaire Wapens en Munitie (Just050 613);

– brief van 24 september 2005 over het Aanvalsplan tegen wapengeweld van de LPF-fractie (28 684, nr. 63);

– antwoorden op de vragen van de leden Koopmans en Van Haersma Buma (TK 2005–2006, Aanhangsel 232).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Haersma Buma (CDA) constateert dat het beeld dat veel Nederlanders hebben van het Openbaar Ministerie (OM), wordt bepaald door de uitschieters en incidenten, terwijl het jaarverslag de mogelijkheid biedt om te kijken wat er structureel is gebeurd. Het jaarverslag bevat indrukwekkende cijfers over de toename van het aantal afgedane zaken, de hogere doorloopsnelheid en de afname van het aantal zaken dat wordt geseponeerd. De waardering hiervoor is groot. Het feit dat er bij het OM sprake is van een bijzonder laag ziekteverzuim, te weten 5,25%, wijst ook op grote motivatie en inzet van het personeel. Verloopt het project «Het OM verandert» volgens plan en is dit uitvoerbaar met de krappe budgetten die er zijn?

Door de nieuwe wetgeving is de rol van het OM bij het onderzoek naar rampen minder belangrijk geworden dan in het verleden. De nadruk wordt meer gelegd op het onderzoek naar de ramp zelf, omdat wat gezegd wordt tegen de Onderzoeksraad voor veiligheid niet in een strafrechtelijke procedure kan worden gebruikt. Het jaarverslag wekt de indruk dat er nog twijfel bestaat bij het OM of dit wel de juiste aanpak is van het onderzoek naar rampen.

In het jaarverslag is moeilijk te vinden hoe de geweldscriminaliteit zich ontwikkelt. Het aandeel geweld in de totale criminaliteit is volgens de slachtofferenquêtes niet toegenomen. Als de totale criminaliteit daalt, moet de geweldscriminaliteit ook afnemen, maar er zijn veel berichten dat deze vorm van criminaliteit stijgt. De instroom van geweldszaken is bijvoorbeeld met 12% toegenomen.

Gezien het grote belang van de bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (BIBOB) kan men er geen genoegen mee nemen dat slechts 101 bestuursorganen een beleidslijn hebben vastgesteld. Er is veel onderzoek gedaan dat leidt tot de adviescategorie risico of gevaar. Alle ministeries hebben al een beleidslijn, maar dat geldt nog niet voor alle provincies, gemeenten, waterschappen en zbo’s. Hoe kan worden bevorderd dat dit breder wordt toegepast?

In het jaaroverzicht 2004 van het Meldpunt ongebruikelijke transacties (MOT) zijn wel cijfers opgenomen over het aantal meldingen en doormeldingen, maar er staat niet in hoeveel doorgemelde zaken hebben geleid tot een strafzaak. Het is niet juist om mensen te vragen om te melden, als niet duidelijk is of er een veroordeling uit komt.

De indruk bestaat bij het meldpunt dat er veel meer zaken gemeld zouden moeten worden dan er feitelijk worden gemeld. Er zijn 20 000 meldingsplichtige instellingen, maar er waren slechts 133 meldingen. Verder is er een groot verschil in meldingsbereidheid tussen vrijeberoepsbeoefenaren en handelaren in grote zaken. Bij juridische beroepen, zoals advocaat of notaris, mag een hoge morele standaard worden verondersteld. Voor de zomer is er een debat geweest over de rol van de notaris op de woningmarkt. Er hoeft niet meteen bij wet te worden geregeld dat deze beroepsgroepen de verantwoordelijkheid nemen om te melden, maar er moet wel worden benadrukt dat melden in het belang van iedereen is. Er kan bijvoorbeeld ook worden afgesproken om minder contant geld aan te nemen, zoals in de autobranche is gebeurd.

De bedoeling van de herziening van het indicatorenstelsel, waarbij het aantal meldingen wordt teruggebracht naar 10 000, is niet dat er zaken worden gemist die gemeld moeten worden, maar dat er minder administratieve lasten zijn doordat het systeem wat preciezer werkt. Het MOT is bezorgd dat hierdoor zaken buiten de boot vallen. Is hierover overleg gevoerd? Wat is de reactie van de minister op deze kritiek?

Nadat er een aantal incidenten heeft plaatsgevonden op het gebied van wapenbezit en munitie, zijn er stappen gezet door de Koninklijke Nederlandse Schuttersassociatie (KNSA) en andere betrokkenen om te zorgen dat deze organisaties zo veilig mogelijk werken. Dit is een goed voorbeeld hoe zelfregulering kan werken. Deze sector bestaat uit verschillende groepen, zoals olympische sporters en schutterijen en organisaties in het zuiden en het oosten van Nederland die allemaal moeten kunnen blijven functioneren. Vooral de schutterijen vragen zich af of zij hun hobby, waarbij zij op een bijzondere manier werken met hun geweren, nog wel kunnen beoefenen. Het schijnt dat de schutterijen niet met het departement hebben gesproken over de totstandkoming van de circulaire. Kan de minister met de KNSA en de schutterijen in overleg treden om te zoeken naar een oplossing waar deze sector, die bereid is om de veiligheid voorop te stellen, zich in herkent?

De heer Wolfsen (PvdA) merkt op dat de minister van Justitie aan het OM zal vragen voor het driehoeksoverleg te agenderen dat slechts 101 bestuursorganen een beleidslijn BIBOB hebben vastgesteld en dat er meer gebruik moet worden gemaakt van de tipfunctie van het OM. Er is al vaak gesproken over de goede voornemens met BIBOB. Wat is hier concreet aan gedaan sinds 29 juni, toen het jaarverslag van Justitie werd besproken?

Bij de bespreking van het jaarverslag over 2002 van het MOT in november 2003 werd geconstateerd dat er weinig follow-up is als er ongebruikelijk transacties worden gemeld. Het Kamerlid Griffith stelde destijds voor om alles wat met financieel-economische criminaliteit samenhangt, weg te halen bij de minister van Justitie en onder te brengen bij de minister van Financiën, omdat er zo weinig gebeurde op dit gebied.

In de brieven bij de jaarverslagen wordt elk jaar een toename van het aantal verdachte transacties geconstateerd. In 2004 waren het er 41 003, waarbij het ging om 3,2 mld., een buitengewoon groot bedrag. Er was een melding bij van een transactie ten bedrage van 1 mld., terwijl negen andere in totaal ook ongeveer 1 mld. beliepen. Er wordt weinig met deze meldingen gedaan, gezien het feit dat er nog geen honderd veroordelingen uit voort zijn gekomen.

Volgens een artikel in het Nederlands Dagblad in augustus 2005 waren er in 2003 119 strafzaken, in 2002 75 en in 2004 maar 69. De heer Steenhuis, die met dit onderwerp belast is binnen het college van procureurs-generaal, noemt het hoopgevend dat er ondanks de reorganisatie toch het een en ander is gedaan. Zo lijkt er elk jaar wel weer een andere reden aanwezig om weinig te doen. In de begeleidende brief voor de bespreking van het jaarverslag in november 2003 staat dat de kennis bij het OM en bij de politie te dun is. Dit betekent dat men te weinig kennis van dit soort zaken heeft. Is dat inmiddels verbeterd?

In het Justitie Magazine waarschuwt Harald Koppe dat er weliswaar terecht prioriteit wordt gegeven aan het bestrijden van de zichtbare onveiligheid, maar dat de onzichtbare aantasting van de maatschappij door witwassen en crimineel geld een corrumperend effect heeft waar te weinig aan wordt gedaan. Is de veronderstelling juist dat er bij politie en justitie in het algemeen te weinig prioriteit wordt gegeven aan deze financieel-economische zaken?

In het jaarverslag van het OM over 2003 stond nog een overzicht hoeveel zaken er waren binnengekomen en in behandeling genomen, terwijl niet bekend was wat er feitelijk mee gebeurde, maar in het laatste verslag staat niets over financieel-economische criminaliteit. De minister heeft indertijd een overzicht toegezegd van wat er met dit soort zaken gebeurt, maar die brief is er nog niet. Is dit een teken dat dit langzaam maar zeker in de vergetelheid raakt?

Volgens het Jaarbericht OM 2004 is het aantal misdrijven stabiel en daalt het aandeel geweldsmisdrijven enigszins. De Rotterdamse korpschef Meijboom was verontwaardigd over deze cijfers, maar volgens het CBS kloppen ze wel. Er zijn iets meer zaken binnengekomen op het gebied van drugs, geweld en jeugd. Er wordt duidelijk hard gewerkt bij het OM. Dit wordt soms te weinig benadrukt, omdat er veel aandacht wordt besteed aan incidenten.

Een constatering in het jaarbericht is dat het aantal nietige dagvaardingen terugloopt, maar dat kan ook komen doordat een officier van justitie vlak voordat een dagvaarding nietig wordt verklaard, de zaak intrekt. Het aantal intrekkingen zou daarom ook vermeld moeten worden.

Verder is er een daling van het aantal kale sepots, doordat een parketsecretaris bij de politie al een voorselectie doet. Dat is een efficiënte manier van werken. Het aantal kale sepots liep in juli 2005 bij verschillende districten in Amsterdam uiteen van 7 tot 63%. Dit cijfer zou in het jaarbericht toegelicht moeten worden, omdat anders de indruk is dat deze zaken door de politie in de prullenbak zijn gegooid, zoals De Telegraaf berichtte.

Er zijn regelmatig klachten van de reclassering over het gebrek aan steun bij het OM en bij de rechterlijke macht als een taakstraf niet lukt. In de Provinciale Zeeuwse Courant wordt een medewerker geciteerd die klaagt over het gebrek aan rugdekking. De heer Wolfsen sprak hierover in een radioprogramma met de directeur van de reclassering, die van mening is dat er vaak geen adequate follow-up is, als een taakstraf mislukt en een zaak wordt teruggestuurd. Daardoor wordt het gezag van de medewerkers van de reclassering aangetast. Is de minister hiervan op de hoogte en wat gaat hij eraan doen?

Er wordt heel weinig gedaan aan de niet-strafrechtelijke taken van het OM, zoals het toezicht op stichtingen, en daarover staat dan ook niets in het jaarbericht. Op vragen van de commissie heeft de minister geantwoord dat dit minder prioriteit heeft. Als er in het jaarbericht aandacht wordt besteed aan deze taak, die ook van belang is voor de bestrijding van terrorisme, kan de Kamer beoordelen wat er op dit gebied gebeurt.

Het is moeilijk te accepteren dat het beleid van het OM is om niet te vervolgen bij verkeersovertredingen in 30 km-gebieden, als er geen fysieke maatregelen zijn genomen door gemeenten. Wellicht kan hierbij gebruik worden gemaakt van het instrument bestuurlijke boete.

De heer Wolfsen hoort bij bezoeken in het land vaak dat het OM en de politie op een goede manier omgaan met huiselijk geweld, in die zin dat er sprake is van goede controle en registratie. Positieve ontwikkelingen bij het onderwerp jeugd zijn dat er sneller wordt opgetreden, dat de doorstroming is verbeterd en dat zaken eerder op een zitting worden behandeld, maar een negatieve ontwikkeling hierbij is dat er meer geweldsdelicten zijn.

Het Openbaar Ministerie heeft een krant uitgebracht over spijbelen, getiteld «Vet verkeerd». Een misverstand bij veel mensen is dat de politie en het OM niets doen tegen spijbelen. Er worden wel veel zaken in behandeling genomen, maar daarna schijnt het niet erg snel te gaan. In Twente is een speciale spijbelrechter, en waarschijnlijk ook een spijbelofficier, zodat er snel gereageerd kan worden en de kans kleiner wordt dat deze jongeren het verkeerde pad op gaan. In de Achterhoek is een project voor eerste hulp bij spijbelen. Als iemand spijbelt, wordt dat gemeld door een ambtenaar en dan komt er onmiddellijk iemand om het kind naar school te sturen, en hij betrekt de ouders erbij. Kan de minister voor de begrotingsbehandeling laten weten of hij van mening is dat deze projecten landelijk overgenomen kunnen worden?

In het jaarbericht is een kleine paragraaf gewijd aan de evaluatie van strafzaken. In de brief over de commissie-Posthumus schrijft de minister dat hij het idee om een commissie in te stellen die regelmatig kritisch terugkijkt, niet overneemt, omdat er al verschillende correctiemechanismen in het systeem zijn ingebouwd. De manier waarop er bij de Schiedamse parkmoord is omgegaan met bewijs, deskundigen en getuige Michael, en waarop het parket leiding heeft gegeven, leidt tot de vraag of deze juridische weerlegging bijdraagt aan een verbetering van het functioneren van het OM. Uit de brief van de minister krijgt men de indruk dat hij niet goed op de hoogte is van de werkwijze van het OM. Wordt hij daarover voldoende geïnformeerd?

De heer Weekers (VVD) signaleert een aantal positieve ontwikkelingen in het Jaarbericht OM 2004, zoals een grotere productie, kortere doorlooptijden, minder kale beleidssepots, het vaker horen van verdachten en meer aandacht besteden aan de handhaving bij overlast. Een belangrijke factor bij deze successen is dat de zittingscapaciteit bij de rechtbanken is toegenomen. Als de zittingscapaciteit verder wordt uitgebreid, kan dat leiden tot nog betere prestaties, behalve als er knelpunten bestaan op andere terreinen. In New York is een night court, waar men tot één uur ’s nachts doorwerkt, zodat elke verdachte binnen 24 uur in een openbare zitting voor de rechter is geweest.

Er is uitgebreid gesproken over de Schiedamse parkmoord en er zijn stappen gezet om het gebrek aan tegenspraak weg te nemen. Er kan niet worden gezegd dat hoge prestaties als vanzelf leiden tot weinig zelfkritiek, omdat dit laatste een vast onderdeel is van een professioneel werkende organisatie en dus juist bij hoge prestaties past.

Er is waarschijnlijk geen sluitende oplossing om de toename van de jeugdcriminaliteit tegen te gaan, maar hierover bestaan wellicht wel ideeën bij het OM. Is de minister bereid om het OM te vragen op grond van de daar aanwezige expertise, een beschouwing te wijden aan de vraag hoe men kan komen tot een betere aanpak en welke rol het OM daarbij kan vervullen, en deze met een reactie aan de Kamer te doen toekomen? De suggestie van de heer Wolfsen over een spijbelrechter verdient nadere overweging, omdat snel en adequaat optreden van groot belang is als remedie tegen ongewenst gedrag.

Een andere vraag is of er wordt gewerkt met een strategische analyse van misdaadgegevens, zoals ook bij het dreigingsbeeld gebeurt.

Zowel bij de advocatuur als bij het notariaat bestaat er wel bereidheid om ongebruikelijke transacties te melden, maar men heeft de indruk dat er niets mee gebeurt. De meldingsbereidheid kan worden gestimuleerd door feedback te geven aan de beroepsorganisaties, zodat zij weten waar de hulp bij de opsporing van witwaspraktijken en dergelijke toe heeft geleid. Als advocaten en notarissen werkelijk te weinig melden, wat nog maar de vraag is, moet worden gezorgd dat zij zich aan de wettelijke verplichting houden.

De reactie van de minister op het jaarverslag van het Bureau BIBOB komt erop neer dat de officiële evaluatie in juni 2006 plaatsvindt, maar er staan wel degelijk suggesties in waar de minister wat mee had kunnen doen. De toepassing van de Wet BIBOB door bestuursorganen is bepalend voor het succes ervan. Als verklaring van het feit dat er minder adviezen zijn aangevraagd dan verwacht, wordt genoemd dat er een preventieve werking van de wet uitgaat. Waar is deze verklaring op gebaseerd? Verder wordt er nauwelijks gebruikgemaakt van de tipfunctie van het OM. Wordt er gedacht aan uitbreiding van de werkingssfeer van de wet, bijvoorbeeld naar belhuizen? Is er al iets te melden over de uitkomst van de quick scan bij bestuursorganen die geen BIBOB-beleidslijn hebben vastgesteld? Is de minister van plan om het vaststellen van een dergelijke beleidslijn verplicht te stellen, zoals de begeleidingscommissie heeft aanbevolen? De hoofdvraag is of het misbruik van vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten is afgenomen door de Wet BIBOB.

In het jaarverslag BIBOB worden kritische kanttekeningen geplaatst bij de internationale gegevensuitwisseling. De reactie van de minister is dat hierover afspraken zijn gemaakt binnen de Europese Unie. Het kan zinvol zijn om ook bilaterale verdragen af te sluiten met andere landen in plaats van de moeilijkheden in internationaal verband als een gegeven te beschouwen. Is de minister dat van plan?

De heer Weekers sluit zich aan bij de suggestie om ook met de KNSA te praten over de aanpak van wapengeweld. Veel mensen beleven plezier bij het beoefenen van de schietsport in een vereniging of op schuttersfeesten. Een vereiste in de nieuwe Circulaire Wapens en Munitie is dat iedereen lid wordt van een schietvereniging. Bij de traditionele schutterij in Limburg en Brabant kan hieraan wellicht met een collectief lidmaatschap worden voldaan, zodat de cultuurhistorie niet het onderspit hoeft te delven. De circulaire draagt bij aan het tegengaan van misbruik van wapenbezit, doordat de registratie van wapens en van munitie die op schietverenigingen wordt verkocht, wordt aangescherpt. Het plegen van een willekeurig misdrijf kan leiden tot weigering of intrekking van een wapenvergunning. Welk beleid zal hierbij worden gevoerd?

De heer Eerdmans (LPF) is verontrust door de toename van het aandeel wapengeweld binnen de geweldscriminaliteit. Het aantal vuurwapenmisdrijven is met 50% gestegen ten opzichte van 2002. Er bevinden zich ongeveer 75 000 illegale vuurwapens in Nederland. De LPF-fractie heeft daarom een aanvalsplan gemaakt over wapens, zowel de legale die door sportschutters worden gebruikt, als de illegale die een veel grotere bedreiging van de veiligheid vormen. Het is duidelijk dat elk illegaal wapen van de straat moet, terwijl elk legaal wapen in een kluis moet worden opgeborgen. De regering heeft een groot aantal maatregelen uit dit aanvalsplan overgenomen in de nieuwe circulaire, zoals meer controle op nieuwe sportschutters en het beter bijhouden van de munitie die bij verenigingen wordt uitgegeven.

Het is bekend dat Nederland een populair land is voor wapensmokkelaars. Er komen per jaar 10 000 tot 15 000 wapens over de grens. Uit onderzoek naar deze smokkel blijkt dat zij veelal uit het Oostblok komen. De grens bij Oostenrijk is het moeilijkst te nemen, maar de grenzen daarna vormen geen grote hobbel. Er is een vrij lage pakkans aan de Nederlandse grens. Deze kan worden vergroot door veel strakkere controles in te stellen. Als er een maand lang een stipte controle wordt uitgevoerd, waarbij alle auto’s worden gecontroleerd op wapens, is er een grotere kans op ontdekking. Volgens de minister zijn er al controles, maar deze werken kennelijk niet goed, want anders zouden zij wel meer wapens opleveren. Hoeveel smokkelaars worden er nu opgepakt aan de grens en welke straffen krijgen zij?

Volgens de voorgestelde regeling voor stiletto’s, vlindermessen en valmessen is een lemmet van 9 cm verboden, maar een lemmet van 5, 6 of 8,5 cm is ook heel gevaarlijk. Een mes is dodelijk wanneer het een dergelijk lemmet bevat en uit zo’n holster valt. Waarom wordt de grens bij 9 cm gelegd in plaats van steekmessen integraal te verbieden?

De minister zegt dat inleveracties van wapens alleen succesvol kunnen zijn als de wet wordt aangescherpt. Dan krijgt men nog één kans om het wapen vrijwillig in te leveren en daarna is er een zwaardere straf op wapens. De straf kan één keer kwijt worden gescholden en daarna moet er keihard worden opgetreden, met een zero-tolerancebeleid. Het feit dat de maximumstraf op het bezit van verboden messen is toegenomen van drie naar negen maanden, vormt een goede reden om in de grote steden nog een inleveractie te houden. De inleveractie in 1999–2000 heeft opgeleverd dat de politie heel veel wapens in handen kreeg. Elk wapen dat is ingeleverd, is er één.

De maximale straf op het illegale bezit van een verboden vuurwapen is door de wetgever verhoogd van negen maanden naar vier jaar, maar de standaardeis is gemiddeld drie maanden. Waarom negeert het OM het signaal van de wetgever? Kan de minister een reactie geven op dit grote verschil? Heeft hij de bevoegdheid om een standaard-strafeis van een jaar in te stellen voor illegaal vuurwapenbezit?

Er zijn grote risico’s, wanneer mensen snel bij een wapen kunnen komen, zoals blijkt uit het feit dat er in het afgelopen jaar elf doden zijn gevallen door toedoen van overspannen sportschutters. Er zijn adequate maatregelen voorgesteld om de sportschutters beter te controleren, maar er kan nog steeds makkelijk worden gereisd met wapens, als er wedstrijden zijn in het buitenland. Kan er nog meer worden gedaan op dit gebied?

Uit onderzoek van de universiteit van Tilburg blijkt dat het onder Antilliaanse jongeren heel gewoon is om een wapen bij zich te hebben. Het is schokkend dat de moeders van deze jongeren dit ook normaal vinden. Kan de minister bij het overleg van gemeenten met een grote Antilliaanse gemeenschap aandringen op maatregelen om dit wapenbezit tegen te gaan?

Verder steunt de heer Eerdmans het idee om een spijbelofficier of een spijbelrechter in te stellen. Het idee van een night court, zoals in New York bestaat, spreekt hem ook aan.

Het antwoord van de minister

De minister sluit zich aan bij de complimenten voor het Openbaar Ministerie, omdat er mogelijk een negatief beeld bestaat van het functioneren ervan, terwijl de werkkracht en de inzet in het afgelopen jaar weer zijn toegenomen. Dat vloeit voort uit de afspraken die zijn gemaakt bij het veiligheidsprogramma. Niet alleen is de productie toegenomen, maar de in dat plan nagestreefde afname van de criminaliteit is ook gerealiseerd. In de bijlage bij het veiligheidsprogramma is uiteengezet dat er zes indicatoren zijn op basis waarvan wordt gemeten of de criminaliteit toe- of afneemt. De geweldscijfers worden gebaseerd op slachtofferenquêtes, omdat deze het meest zuivere beeld geven. Cijfers die binnenkomen bij het Openbaar Ministerie, kunnen ook wijzen op een toe- of afname van de aangiftebereidheid die losstaat van het gepleegde geweld. Bij de CBS-cijfers gaat het om gegevens uit de registratie die betrekking hebben op de jaren vanaf 2000, toen er een grote toename was, terwijl er volgens de politierapportage bij verschillende gemeenten een daling is ingetreden in 2003 en 2004, en dat is de meetperiode van het veiligheidsprogramma. In het periodiek verslag over het veiligheidsprogramma worden deze cijfers nader uitgesplitst. In het Actieplan tegen geweld dat inmiddels is toegezonden aan de Kamer, wordt nader ingegaan op het verschijnsel geweld in de samenleving. Daarbij gaat het om het geweldsklimaat en de dalende drempels om geweld te gebruiken.

Bij rampen zoals de brand op Schiphol wordt er onmiddellijk een onderzoek ingesteld door de brandweer en de technische recherche om het verloop van de zaken vast te stellen. In de wet is de nadruk gelegd op het onderzoek naar de feiten en niet naar eventueel laakbaar handelen waardoor de ramp veroorzaakt kan zijn. De afweging is dat er uit die feiten lering kan worden getrokken om deze rampen in de toekomst te voorkomen.

Deze discussie doet zich ook voor bij het onderzoek naar bijna ongelukken in de burgerluchtvaart. De bereidheid van piloten om deze gevallen te melden, neemt toe als er vrijwel immuniteit wordt geboden wat betreft de eventuele strafbaarheid bij het veroorzaken daarvan. Die afweging moet steeds worden gemaakt. Er is voor gekozen om deze immuniteit niet te geven, maar daarbij wordt wel terughoudendheid betracht. Het primaire belang bij rampenwetgeving en transportveiligheid is om te achterhalen wat de feiten zijn, om rampen in de toekomst te voorkomen.

Bij de justitiebegroting kan nader worden ingegaan op de suggestie van een spijbelrechter of eerste hulp bij spijbelen. Dit soort ervaringen kunnen worden ingebracht in andere arrondissementen, maar binnen de huidige structuur wordt aanvaard dat er in verschillende politieregio’s eigen prioriteiten worden gekozen. De minister is niet direct geneigd om centraal te dicteren dat dit een prioriteit moet zijn. Het kan zijn dat iets op een bepaalde plaats werkt, doordat iemand op dat idee is gekomen en daar enthousiast over is, of doordat er een rechter is die vaderlijk overkomt en de leerlingen weer naar school praat. In een ander arrondissement kan dat een plicht zijn, omdat men die kwaliteiten niet heeft. De jeugdproblematiek wordt in alle arrondissementen met veel enthousiasme opgepakt. Een snelle reactie is hierbij van groot belang. Dit moet niet afhangen van het toeval, maar de best practices moeten zo breed mogelijk worden verspreid.

Over het voorstel om een commissie in te stellen om de zaken te evalueren die misliepen voor de rechter, merkt de minister op dat de Schiedamse parkmoord daarbij niet getoetst zou zijn. Men dacht dat deze zaak wel goed was gegaan voor de rechter, omdat er een veroordeling was gekomen, totdat bleek dat er een rechterlijke misslag was. De minister zal op de bredere vraag van de kwaliteitscontrole op het Openbaar Ministerie ingaan in de brief over de Schiedamse parkmoord.

De informatievoorziening aan de minister over het functioneren van het Openbaar Ministerie is als volgt geregeld. Er is een maandelijkse overlegvergadering met het college van procureurs-generaal, een tweewekelijkse vergadering met de voorzitter en er zijn bijna dagelijks ambtsberichten over zaken die in de pers zijn gekomen. Daarnaast worden er werkbezoeken afgelegd en komen er brieven bij het departement binnen over klachten, waarnaar vervolgens weer wordt geïnformeerd. Er zijn in het algemeen ook ambtelijke contacten met het parketgeneraal. Het is geen eenzijdige informatiestroom, waardoor een eenzijdig beeld zou kunnen ontstaan.

In het landelijk executieoverleg, waaraan de reclassering deelneemt, is de follow-up bij taakstraffen niet aan de orde gesteld. Eventuele bezwaren kunnen op lokaal niveau naar voren worden gebracht in het jeugdberaad van het OM met de jeugdreclassering en andere diensten dat per arrondissement is ingesteld om te toetsen hoe de straffen bij verschillende personen worden uitgevoerd. De minister zegt toe dat hij er bij de reclassering naar zal informeren, maar hij heeft hierover nog geen signalen gekregen via de bestaande overleggen.

In het afgelopen jaar zijn de afspraken tussen OM en rechterlijke macht over het strafrecht neerwaarts bijgesteld, omdat er meer capaciteit was gereserveerd dan nodig was. Dit verschilt per arrondissement, maar de capaciteit die bij de rechter beschikbaar is, vormde geen grote beperking. Het bestaan van night courts in New York hangt ermee samen dat in het Engelse recht «habeas corpus» is gewaarborgd. Dat houdt in dat men binnen 24 uur voor een magistraat gebracht moet worden. In Nederland moet iemand binnen drie dagen voor de rechter-commissaris worden gebracht. ’s Nachts is er wel een officier van justitie om vast te stellen dat de voorlopige hechtenis kan aanvangen, maar er is geen behoefte aan nachtrechters. Hoe de capaciteit beter benut kan worden, is een andere vraag.

Een punt van zorg bij het OM is dat er geen verkapt sepot moet zijn doordat de politie zaken niet voortzet. Het OM is afhankelijk van wat er wordt aangeleverd door de politie. Bij het veiligheidsprogramma is door het OM de aanwijzing gegeven dat ingeval van bepaalde misdrijven begonnen moet worden met opsporingsonderzoek, al is het maar om te zorgen dat er sporenonderzoek wordt gedaan. De capaciteit van het OM is beperkt, zodat er gekozen moet worden. Bij de handhaving van de 30 km-zone wordt heel bewust door het OM tegen gemeenten gezegd dat zij eerst een aantal maatregelen moeten nemen die te hard rijden feitelijk tegengaan, bijvoorbeeld door verkeersdrempels aan te leggen of door links en rechts bloembakken neer te zetten. Het is niet de bedoeling om in een woonwijk flitspalen neer te zetten en om het OM bij die zaken te betrekken als er is geflitst. Er vindt op verschillende terreinen overleg plaats over de handhaving en over andere punten van zorg, zoals gevaarlijke oversteekplaatsen. Het OM maakt gericht afspraken met gemeenten om een flexibele inzet mogelijk te maken.

Over de strategische planning merkt de minister op dat er aparte dreigingsbeelden worden opgesteld voor bepaalde vormen van criminaliteit. Er is een verkenning geweest van de zwakke plekken bij de handhaving bij milieucriminaliteit. Daarna is strategisch verkend waar de nadruk op gelegd moet worden. Als de handhavings- en controlediensten een bepaalde inzet hebben, wordt vervolgens afgesproken dat het Openbaar Ministerie deze zaken zal opvangen. Er vindt op een breed vlak overleg plaats om te komen tot een effectieve handhaving, zodat de beperkte capaciteit zo goed mogelijk wordt ingezet.

Het Openbaar Ministerie is volledig betrokken bij het ontwikkelen van programma’s op het gebied van jeugdcriminaliteit, maar er kan niet worden verwacht dat het OM als deskundige wordt gebruikt, terwijl de minister verantwoordelijk wordt gehouden voor wat er op schrift staat. In het komende jaar worden er extra inspanningen geleverd om gericht te kunnen reageren op bepaalde groepen jongeren met een zeer hoge criminaliteit. Er komt een wetsvoorstel over gedragsbeïnvloeding, waarin meer mogelijkheden zijn opgenomen om gedragsmaatregelen op te leggen en daarmee de recidive te laten afnemen. Het OM zit in alle overleggen, zodat het niet zinvol is om separaat te vragen om een advies.

In voorgaande jaren is al gesproken over de discrepantie tussen het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties en het aantal acties dat daarop volgt. Een van de punten hierbij is dat er in de lokale driehoek prioriteiten worden gesteld. De door de regering voorgestane verandering van het politiebestel biedt hiervoor een betere uitgangspositie. Er ligt een wetsvoorstel voor bij de Kamer om te zorgen dat men niet geheel afhankelijk is van de prioriteiten die op lokaal niveau worden gesteld, maar er moet ook geschipperd worden met de capaciteit die er is.

Er wordt een nieuw wetsvoorstel MOT voorbereid, waarin de terugkoppeling van informatie wordt geregeld. Door het korps Rotterdam/Rijnmond is een aantal verbeteringen bij de opsporing ingevoerd, waarbij men zich concentreert op kleine netwerken rond bepaalde personen op grond van informatie over verdacht verklaarde transacties. Door het combineren van informatie uit het financiële netwerk kan deze efficiënter worden gebruikt en worden langdurige telefoontaps overbodig. Uit de brief over de resultaten van de bestrijding van financieel-economische criminaliteit die inmiddels is toegezonden aan de Kamer, blijkt dat er een aantal verbeteringen is geweest en dat de activiteit op dit terrein is toegenomen. Over de verdere ontwikkeling hiervan is contact opgenomen met het Bureau Financieel Toezicht, met de Nederlandse Orde van Advocaten en met de andere beroepsgroepen. Er is een bepaalde tijd nodig om dit te laten inwerken, zodat mensen zich bewust worden van het belang ervan. Het blijft een punt van zorg om dit verder te stimuleren.

Na de discussie over BIBOB heeft er vooruitlopend op de evaluatie een quick scan plaatsgevonden over de invoering. De resultaten daarvan zijn in augustus beschikbaar gekomen en geven een positiever beeld dan er tot dusver was. Ongeveer 40% van de gemeenten heeft inmiddels een beleidslijn en bij 20% is deze in voorbereiding. Naar verwachting is er eind 2006 in het merendeel van de gemeenten een beleidslijn BIBOB. Verder blijkt uit de quick scan dat de verwachtingen over het aantal aanvragen te hoog waren. Deze worden bijgesteld. Er wordt meer publiciteit gegeven, waarbij voorbeelden worden gegeven van het op grond van BIBOB weigeren of intrekken van een exploitatievergunning in de horeca, zodat dit instrument vaker kan worden gehanteerd. De resultaten van de quick scan worden voor 1 december naar de Kamer gezonden.

Er zijn tot nu toe zo weinig aanvragen uit het buitenland geweest dat er geen aanleiding is om hierover bilaterale verdragen te sluiten. Dat zou pas een punt worden als dat toeneemt.

De voorstellen uit het plan van de LPF werken niet alleen door in de wapencirculaire, maar ook in het Actieplan tegen geweld, behalve als zij echt niet bruikbaar zijn. In de circulaire staat wat het beleid is op het terrein van wapenvergunningen. Er wordt geen verlof gegeven als er in de voorafgaande acht jaar gevangenisstraf of in de voorafgaande vier jaar een geldboete voor een misdrijf is opgelegd, als er een overtreding is geweest van de Opiumwet, of als er sprake is geweest van het verkeren in criminele kringen of het plegen van of dreigen met geweld. Deze indicatoren leiden zonder meer tot weigering c.q. intrekking van de wapenvergunning. De minister is hiervan goed op de hoogte, omdat hij tekent, als iemand in beroep gaat tegen dit soort beslissingen.

Bij de voorbereiding van de circulaire over wapens en munitie heeft er telefonisch overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de schutterijen. De verscherping ten opzichte van de oude situatie betreft het lidmaatschap van de KNSA en de eisen die daaruit voortvloeien. Hierbij zijn verschillende modaliteiten mogelijk, waarover nog overleg kan worden gevoerd. Als dat overleg niet tot een bevredigend resultaat leidt, is de minister bereid om met partijen om de tafel te gaan zitten en te bekijken of er onnodige beperkingen zijn, gezien de functies van schutterijen, maar daarbij moeten de risico’s wel in acht worden genomen.

De Oostenrijkse grens is een buitengrens van het Schengengebied, waar controles plaatsvinden die in Nederland niet meer plaatsvinden. Het is te overwegen om steekproefsgewijze controles uit te voeren. Als deze steekproeven inhouden dat alle auto’s die langskomen, worden gecontroleerd, ontstaan er files tot in Frankrijk of tot in het Ruhrgebied en dat levert ook weer klachten op. De vraag is dan wat het rendement is van dat soort acties. Het bestrijden van wapenbezit is ook een van de onderdelen van het Actieplan tegen geweld.

Hoewel de wetgever de maximumstraffen heeft verhoogd, kan het OM drie maanden eisen bij wapenbezit, want dat is geen instructie aan de rechter. De ervaring is dat de rechter, als instantie die grondwettelijk belast is met het bestraffen, vooralsnog niet bereid is om de straffen voor dit soort zaken verder te verhogen. Als het OM met een eis van zes maanden komt, terwijl de rechter systematisch op de oude straf terechtkomt, kan het beeld ontstaan dat het OM in die eisen toch niet wordt gevolgd. Dat moet worden voorkomen, omdat dit kan worden opgevat als een uitnodiging om meer wapens te gaan dragen. Op langere termijn is er wel een tendens dat er zwaarder wordt gestraft, maar dat gaat niet zo snel als het tempo waarin wetten gewijzigd kunnen worden.

Op grond van de circulaire mogen wapens alleen worden vervoerd tussen huis en de schietbaan. De wapens moeten ongeladen en verpakt zijn. Bij reizen in het binnenland of naar het buitenland moet er een aparte schriftelijke uitnodiging zijn van een wedstrijdorganisatie.

De maatregelen op het gebied van preventief fouilleren worden uitgebreid om te kunnen vaststellen of er wapens zijn. Er wordt bekeken wat er nog meer kan gebeuren om illegaal wapenbezit terug te dringen, omdat dit vermoedelijk nog te veel voorkomt. Het heeft niet zoveel zin om regelmatig wapeninleveracties te houden, als daarna het wapenbezit gewoon weer toeneemt. Dan moet er ook voldoende capaciteit zijn om een zero-tolerancebeleid te handhaven. In het Actieplan tegen geweld zijn ook maatregelen opgenomen om het wapenbezit op probleemscholen tegen te gaan.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Haersma Buma (CDA) merkt op dat zijn vraag over de relatie tussen het proces «Het OM verandert», de financiële krapte en de grote werkdruk ook bij de begrotingsbehandeling kan worden beantwoord. Volgens de minister zijn er grote vorderingen gemaakt bij MOT en BIBOB, maar de Kamer is bezorgd over deze belangrijke onderwerpen en wil graag concrete resultaten zien. Wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de uitkomst van het overleg met KNSA en de schutterijen over het wapenbeleid?

De heer Wolfsen (PvdA) vraagt nogmaals met hoeveel meldingen van ongebruikelijke transacties er feitelijk iets is gedaan. Er wordt heel veel gevraagd van organisaties om te melden, dus dan moet ook duidelijk zijn of er wat mee gebeurt en of dat leidt tot een strafzaak. Er kan bijvoorbeeld steekproefsgewijs worden nagegaan wat er is gebeurd met meldingen uit 2003. Kan de minister de Kamer voor de begrotingsbehandeling een brief met concrete cijfers hierover doen toekomen? In de begroting is de ambitie bij de Pluk-ze-wetgeving in neerwaartse richting bijgesteld. Dat is in strijd met de mededeling van de minister vorig jaar en het jaar daarvoor dat het allemaal beter wordt.

Het is tegenstrijdig en voor veel burgers onacceptabel dat er wel wordt gehandhaafd op vierbaanswegen, waar men 50 km/u mag rijden en waar geen drempels liggen, maar niet in 30 km-gebieden. Kan de minister hierover overleg voeren met het OM?

Er wordt heel weinig gedaan aan de niet-strafrechtelijke taken van het OM, zoals het toezicht op vennootschappen en stichtingen; daarover staat niets in het jaarbericht. Er kan ook iets worden geschreven over iets wat men laat liggen, maar dit moet wel in het jaarbericht, zodat de Kamer daarover kan oordelen. Dit is ook van belang bij de bestrijding van terrorisme.

De heer Weekers (VVD) vraagt de minister om nog specifiek in te gaan op eventuele knelpunten bij het verder verbeteren van de prestaties van het OM, los van het feit dat het OM afhankelijk is van wat er wordt aangeleverd door de politie. De suggestie om mensen uit de praktijk van het OM onafhankelijk en los van de overlegorganen te laten adviseren over jeugdcriminaliteit is niet overgenomen door de minister. Het OM treedt wel vaker op als adviseur, bijvoorbeeld bij wetgeving. Een resterende vraag over BIBOB is waarom er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de tipfunctie van het OM.

De minister onderstreept dat er bij de reorganisatie van het OM naar wordt gestreefd om bulkzaken efficiënter af te doen en specialismen in zetten als dat nodig is. Vanaf 1 november zal er een centrale verwerking van zaken bij het OM plaatsvinden, zodat de verschillende werkstromen doelmatiger kunnen worden verwerkt. De verwachting is dat de prestaties daardoor zullen verbeteren.

De minister is van mening dat er een te somber beeld is geschetst van de resultaten van BIBOB. Bij MOT gaat het beter dan vorig jaar, maar het kan nog altijd beter. Een probleem bij het uitsplitsen van wat er is gedaan met die 40 000 meldingen, is dat er in 2005 nog 155 zaken uit 2004 doorlopen. Die zaken hebben soms betrekking op honderden meldingen. Doordat er een cumulatie van zaken is, ontstaat het beeld dat er een persoon of bedrijf aangepakt moet worden. De minister zal nagaan of er kan worden aangegeven wat hiermee is gebeurd.

Bij de Pluk-ze-wetgeving was overeengekomen dat een betere opbrengst zou inhouden dat deze dit jaar ten minste anderhalf miljoen meer zou zijn dan vorig jaar. De verwachting is dat dit wordt gerealiseerd.

Over de sepots bij de politie merkt de minister op dat het risico hiervan is dat de politie het vervolgingsbeleid bepaalt, doordat zij zaken wegdoet. Deze beslissing moet mede gedragen worden door het Openbaar Ministerie.

De klacht dat de maximumsnelheid van 30 km/u in woonwijken slecht wordt gehandhaafd, komt niet van burgers, maar van gemeenten die graag flitspalen willen neerzetten om de eventuele boetes te ontvangen en dat daarbij het OM wordt ingezet, maar het strafrecht moet ultimum remedium zijn. Daarom is de beleidslijn volstrekt te verantwoorden dat men eerst de infrastructurele voorzieningen moet treffen die mogelijk zijn om het verkeer te reguleren. Op een grote weg met 50 km/u kan men geen verkeersdrempels invoeren, behalve als de snelheid geminderd moet worden, maar in woonwijken kan dat wel.

Een onderdeel van de veranderingen bij het OM is dat er bij een functioneel parket een officier bijkomt voor meldingen die geen betrekking hebben op het strafrecht, maar op het toezicht op stichtingen. Er is inmiddels een brief naar de Kamer gezonden over het preventief toezicht op stichtingen. Verder loopt er een zaak over de ontbinding van een stichting in het kader van de bestrijding van terrorisme. Daarbij wordt ook ervaring opgedaan met de ruimte die de wet op dit punt biedt.

De minister zegt toe dat hij het Openbaar Ministerie zal vragen om volgend jaar in een bijlage bij het jaarbericht aandacht te besteden aan de jeugdcriminaliteit. De minister kan uitvoerende diensten waarvoor hij verantwoordelijk is, niet tegelijkertijd om advies vragen, behalve als dit wordt verwerkt in wetgeving.

Er zal binnenkort overleg plaatsvinden met recherche- en CID-officieren, waarin de mogelijkheden van BIBOB en de tipfunctie van het OM worden besproken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie,

De Groot


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GroenLinks), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA), Vergeer (SP).

Naar boven