Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2005-2006
KST90538
2005-2006
30 246
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra
onder meer in verband met aanpassing van de methode van jaarlijkse prijsbijstelling
ten aanzien van de materiële voorzieningen
Nr.
4
VERSLAG
Vastgesteld 14 oktober 2005
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft
de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin
gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord,
acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
I. ALGEMEEN
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Zij hebben wel enige vragen aan de regering.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de voorliggende wetswijziging. Zij hebben daar wel enige vragen en opmerkingen
bij.
De leden van de SP-fractie zijn geen voorstander van het invoeren van
lumpsumfinanciering in het primair onderwijs op de wijze waarop deze invoering
nu vorm krijgt. Zij zien in deze wetswijziging een extra argument om te pleiten
tegen deze aanpassing van de bekostigingswijze.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel
hetgeen onder meer beoogt de automatische prijscompensatie voor de materiële
kosten van instandhouding in het primair onderwijs af te schaffen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zij constateren dat de regering van mening is dat nu ook in
het primair onderwijs lumpsumfinanciering wordt ingevoerd, daarbij ook de
in het voortgezet onderwijs gehanteerde methode van prijsbijstelling kan worden
gehanteerd. Een andere motivatie ligt in de vereenvoudiging van procedures.
Deze leden begrijpen de gedachtegang van de regering, maar wijzen
op enkele overwegingen die ervoor pleiten om deze stap niet nu te nemen.
Prijsbijstelling
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering het schrappen
van de automatische prijsbijstelling relateert aan de invoering van de lumpsumfinanciering.
Bedoelt de regering dat scholen voor primair onderwijs dan gemakkelijker een
korting op de prijsbijstelling kunnen opvangen? De leden van deze fractie
vragen de regering nog eens toe te lichten waarom scholen met lumpsumfinanciering
daartoe beter in staat zouden zijn. Is dat ook niet afhankelijk van de schaal
van de school, zo vragen deze leden. Acht de regering het mogelijk dat het
onderhavige wetsvoorstel verdere schaalvergroting in de hand zal werken?
Deze leden zijn beducht voor het, als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel,
aantasten van het draagvlak voor de lumpsumfinanciering. Kan de regering deze
zorg wegnemen?
Met dit wetsvoorstel krijgt de regering de mogelijkheid om de prijsbijstelling
af te wegen tegen andere onderwijsprioriteiten, zo stelt de regering in de
memorie van toelichting. Maar zijn eerdere kortingen op de prijsbijstellingen
voor het onderwijs niet ten goede gekomen aan de algemene middelen, zo vragen
de leden van deze fractie. In de voorgestelde wetstekst wordt niet voor niets
gesproken van «indien de toestand van 's Rijks schatkist zich
daartegen niet verzet». Welke garantie geeft de regering dat een korting
op de prijsbijstelling voor het primair onderwijs ook werkelijk ten goede
komt aan andere onderwijsprioriteiten?
De aan het woord zijnde leden vragen hoe groot (absoluut en relatief)
de prijsbijstelling voor de materiële voorzieningen in het primair onderwijs
in de afgelopen vijf jaar geweest is.
De leden van de PvdA-fractie hebben als voorwaarde voor de jaarlijkse
bijstelling ten aanzien van de materiële voorzieningen dat dit in gelijke
tred gaat met het prijsniveau. Het voortgezet onderwijs heeft namelijk een
aantal jaren geen prijscompensatie gehad. De leden van deze fractie vinden
dit betreurenswaardig. Voor 2005 en 2006 is er wel enige aanpassing maar de
hoogte van de prijsstelling blijkt afhankelijk te zijn van de budgettaire
ruimte in plaats van de reële prijsontwikkeling. Waarom wordt niet de
reële prijs ontwikkeling gekeken? Komen scholen hierdoor niet in financiële
problemen, zo vragen deze leden. Wat zal de aanpak hiervoor zijn in het primair
onderwijs? De bovengenoemde leden vragen de regering de garantie dat er een
reële prijscompensatie voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs
wordt gedaan. Daarnaast zouden de leden van deze fractie graag willen weten
met welke onderwijsorganisaties de regering heeft overlegd over het voornemen
tot de afschaffing van de automatische prijscompensatie. Kan de regering het
uitgangspunt van het huidige bekostigingsstelsel (sobere bekostiging) nog
steeds garanderen voor het nieuwe bekostigingsstelsel? Bij de invoering van
de lumpsumfinanciering is steeds gesteld dat dit budgettair neutraal zal plaatsvinden.
In hoeverre staat de budgettair neutraliteit door invoering van de prijsbijstellingen
ter discussie, zo vragen de leden van deze fractie.
De leden van de SP-fractie vragen of met het afschaffen van de automatische
prijscompensatie niet het uitgangspunt van de adequate, maar sobere bekostiging
wordt verlaten. De praktijk in het voortgezet onderwijs leert immers dat een
afweging van prioriteiten op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
er toe kan leiden dat prijscompensatie achterwege blijft. Door het uitblijven
van prijsbijstelling in het voortgezet onderwijs is er bij een aantal scholen
sprake van, door de besturenorganisaties zo genoemde, verborgen schade aan
het onderwijs. Deze leden vragen de regering om hierop een reactie
te geven. De leden van deze fractie stellen dat van een adequate bekostiging
in steeds meer gevallen geen sprake is. Door allerlei ontwikkelingen van de
afgelopen jaren staat de huidige bekostiging flink onder druk. Een signaal
dat ook door het veld wordt afgegeven. Heeft de regering dit signaal ook ontvangen
en wat onderneemt zij om te voorkomen dat de bekostiging door deze wetswijziging
verder onder druk komt te staan?
De wetswijziging hangt samen met de invoering van de lumpsumbekostiging,
daarover is en wordt veelvuldig overleg gevoerd met alle betrokkenen. Deze
leden betreuren het dan ook dat over deze wetswijziging geen overleg met het
veld heeft plaatsgevonden. Er is begrip voor de stelling van de besturenorganisaties
dat het vertrouwen van de scholen dat er sprake is van een budgettair neutrale
operatie steeds kleiner wordt. Waarom is er over deze wetswijziging geen overleg
gevoerd met het onderwijsveld, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke wijze het wetsvoorstel
tot stand gekomen is. Is er overleg geweest met de besturenorganisaties? Zo
neen, waarom niet? Tevens vragen deze leden aan de regering in te gaan op
de bezwaren die de besturenorganisaties hebben geuit in hun commentaar op
onderhavig wetsvoorstel, met name op het punt van de huidige praktijk in het
voortgezet onderwijs.
De leden van de SGP-fractie merken op dat in vergelijking met het voortgezet
onderwijs er in het primair onderwijs gemiddeld genomen sprake is van een
kleinere schaal en daardoor een grotere financiële gevoeligheid. De praktijk
leert bovendien dat prijsbijstellingen in het voortgezet onderwijs tamelijk
gemakkelijk achterwege (kunnen) worden gelaten. Daarnaast heeft het primair
onderwijs door de introductie van de lumpsumfinanciering al met grote veranderingen
te maken. Dit alles is voor de leden van deze fractie aanleiding van de regering
te vragen de voorgestelde wijziging voor dit moment te heroverwegen.
Vereenvoudiging procedures
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering stelt dat de Kamer
altijd voortijdig op de hoogte wordt gesteld van een wijziging van de programma's
van eisen. Geldt dat ook voor de bekostigingsbedragen, zo vragen deze leden.
Begrijpen zij het goed dat het begrotingsrecht van de Kamer volledig in stand
blijft. Worden de onderwijsorganisaties voortijdig geconsulteerd in het geval
de regering een aanpassing van de bekostigingsbedragen of van de programma's
van eisen overweegt? Zo ja, hoe worden zij geconsulteerd, zo vragen deze leden.
De leden van deze fractie hebben altijd zeer veel waardering voor een vermindering
van de administratieve lastendruk. Maar zal, als gevolg van het onderhavige
wetsvoorstel, de verminderende lastendruk substantieel zal zijn? Zo ja, hoe
hoog, zo vragen de leden van deze fractie.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I
Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat om budgettaire redenen
het programma van eisen naar beneden toe kan worden bijgesteld? Kan dat juist
niet strijdig zijn met de onderwijskundige kwaliteit, zo vragen deze leden.
Artikel IV
Moet de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel niet worden
uitgesteld indien ook de inwerkingtreding van de lumpsumfinanciering onverhoopt
wordt uitgesteld tot na 1 augustus 2006, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Is het daarom niet beter om de inwerkingtreding vast te stellen op een nader
te bepalen tijdstip?
De voorzitter van de commissie
Aptroot
Adjunct-griffier van de commissie,
Jaspers
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP),
Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer (SP), Tichelaar
(PvdA), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted
Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA),
ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), Van Miltenburg (VVD),
Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GL),
Roefs (PvdA) en Jungbluth (GL).
Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Vacature (SP),
Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP),
Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove
(CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA),
Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Herben (LPF), Adelmund (PvdA),
Vacature (algemeen), Halsema (GL), Kalsbeek (PvdA) en Vendrik (GL).