30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 88
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2009

In vervolg op mijn brieven van 1 oktober en 17 november jl. (Kamerstuk 30 196/21 501-33, nr. 79 en Kamerstuk 30 196, nr. 87) over de herziening van de Richtlijn Energieprestatie van gebouwen (recast EPBD), ontvangt u hierbij – mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer – informatie naar aanleiding van de laatste triloog van 17 november jl. Tijdens deze vergadering van het Voorzitterschap van de Raad met het Europees Parlement en de Europese Commissie is een principe-akkoord bereikt over de herziening van de EPBD. In deze brief wordt u geïnformeerd over de inhoud van dit principe-akkoord en de finale appreciatie van het kabinet.

Het kabinet ziet de herziening van de EPBD-richtlijn als een voorwaarde voor realisatie van het nationale beleid voor energiebesparing in de gebouwde omgeving. In de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel heeft het kabinet voortdurend ingezet op het realiseren van een effectieve richtlijn, welke bijdraagt aan energiebesparing en CO2-reductie in de gebouwde omgeving tegen lagere kosten en minder regeldruk. Dit is in lijn met de positie die Nederland inneemt als één van de koplopers in de Europese Unie als het gaat om energiebesparing in gebouwen.

Om energiebesparing in de gebouwde omgeving in Nederland verder te bevorderen, is het cruciaal om de marktontwikkeling van energiebesparende producten te stimuleren. Een Europees gelijk speelveld voor de aanbieders van deze producten kan hierbij helpen. Op nationaal en Europees niveau wordt de herziening van de EPBD, door bijvoorbeeld de isolatie-industrie, dan ook gezien als een stap in de goede richting om dit speelveld te creëren.

In de brief van 17 november zijn de Nederlandse voorstellen die door het voorzitterschap waren verwerkt in een compromisvoorstel toegelicht. Deze punten zijn in de laatste onderhandelingen met het Europees Parlement niet meer in het geding gekomen. De in de brief van 17 november genoemde openstaande punten zijn als volgt in het principe-akkoord terecht gekomen.

Financieel instrumentarium

In het principe-akkoord is een verwijzing naar de Richtlijn inzake verlaagde BTW-tarieven (2009/47/EC) opgenomen als voorbeeld van een mogelijk instrument waarmee energiebesparing bereikt zou kunnen worden. Verder worden de lidstaten gevraagd om elke drie jaar een overzicht naar de Europese Commissie te sturen van hun financiële en fiscale instrumenten op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, eventueel geïntegreerd in het nationale actieplan voor energie-efficiëntie dat opgesteld moet worden in het kader van de Richtlijn Energie efficiëntie en Energiediensten (2006/32/EC). De Commissie zal dan met aanbevelingen komen in reactie op dit overzicht. Ook kan de Europese Commissie een analyse uitbrengen over het effectieve en adequate gebruik van de structuurfondsen. De analyse van de Europese Commissie over het financieel en fiscaal instrumentarium kan ondersteuning bieden in de beoordeling van de effectieve en efficiënte inzet van het fiscaal en financieel instrumentarium en het bereiken van beleidsdoelstellingen, op nationaal of Europees niveau.

In dit verband kan erop worden gewezen dat adviezen en aanbevelingen juridisch niet verbindend zijn. Dat volgt uit artikel 288 van het EU-Werkingsverdrag. Adviezen en aanbevelingen van de Commissie kunnen dus ook geen verplichtingen voor lidstaten of hun fiscale autoriteiten met zich brengen. Deze nationale fiscale autoriteiten zullen dus hoe dan ook het laatste woord hebben over de besteding van hun algemene middelen en de effectiviteit ervan.

Europese raamwerk voor de berekening en de toepassing van de kostenoptimale niveaus voor de energieprestatie-eisen voor de nieuwbouw

In het principe-akkoord is een nog te ontwikkelen Europees raamwerk voor de berekening van kostenoptimale niveaus voor de energieprestatie-eisen in de nieuwbouw opgenomen. De bedoeling is om deze methode te gebruiken voor een vergelijking tussen de hoogte van de energieprestatie-eis op nationaal niveau en de resultaten van de Europese berekening. Indien het verschil bij vergelijking tussen de hoogte van de nationale energieprestatie-eis en de Europese berekening groter is dan 15% moet een lidstaat hierover uitleg geven aan de Europese Commissie.

De Europese methodiek is vooral van belang voor lidstaten met een relatief laag niveau van energieprestatie-eisen voor de nieuwbouw. Nederland hoort bij de lidstaten met een streng eisenpakket. In het kader van de al bestaande nationale doelstelling om te komen tot energieneutrale woningbouw in 2020 vervullen deze strenge eisen een belangrijke rol. Bovendien heeft Nederland in de onderhandelingen bereikt dat in de richtlijn is opgenomen dat het vaststellen van de hoogte van de energieprestatie-eisen een nationale verantwoordelijkheid is. De subsidiariteit van de lidstaten wordt hiermee expliciet weergegeven in het principe-akkoord als het gaat om het bepalen van energieprestatie-eisen. Ook hebben de lidstaten veel vrijheden in het vaststellen van de parameters die gebruikt worden voor de berekening van kostenoptimale niveaus. Deze parameters kunnen aangepast worden aan het nationale beleid.

De wederzijdse erkenning van nationale energielabels voor gebouwen tussen lidstaten

Dit punt bleek minder belangrijk dan gedacht voor het Europees Parlement. Wederzijdse erkenning van nationale energielabels is in de laatste triloog dan ook niet meer aan de orde geweest.

Naast deze drie punten die door het Europees Parlement naar voren zijn gebracht is er nog een aantal andere inhoudelijke onderwerpen besproken tijdens de laatste onderhandelingen. Er is een discussie gevoerd over het begrip energiezuinige gebouwen («very low energy building»). Het begrip is gewijzigd in «bijna nul energiegebouw» (nearly zero energy building»). Daarnaast is overeengekomen dat een significant deel van de energie met duurzame bronnen zou moeten worden opgewekt. De verandering van het begrip heeft voor Nederland géén gevolgen. Daarnaast sluit het begrip aan bij de aanpassing die Nederland doorvoert voor de Energieprestatienorm (EPN). Er wordt een Energienorm Maatregelen Gebiedsgericht (EMG) ontwikkeld, die verplicht tot het opnemen van lokaal of op gebiedsniveau opgewekte duurzame energie. Overigens is dit vanuit de Europese Richtlijn Energie uit Hernieuwbare bronnen (2009/28/EC) ook een vereiste.

Ook is er op het laatst nog gesproken over het begrip «grootschalige renovatie». Het begrip grootschalige renovatie uit het principe-akkoord omvat meer dan de definitie van «vernieuwbouw» zoals in het bouwbesluit is bepaald. In de onderhandelingen heeft Nederland, met steun van onder meer Denemarken, bewerkstelligd dat lidstaten eisen op componentenniveau mogen vaststellen. Dit betekent dat Nederland de huidige componenteisen in het Bouwbesluit, die van toepassing zijn op isolatie en ventilatie, zal moeten uitbreiden. Componenteisen kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan verdere energiebesparing in de gebouwde omgeving, vooral in de bestaande bouw. De invoering van componenteisen kent een aantal voordelen. Ze zorgen voor minder regeldruk en er hoeven veel minder bouwvergunningen afgegeven te worden bij renovatie ten opzichte van het oorspronkelijke plan van de Europese Commissie.

Conclusie

Uw kamer is steeds kritisch geweest en vreest voor stijging van de administratieve lasten. Op dat punt is juist grote vooruitgang geboekt. Tijdens de terugkoppeling in het Coreper van 19 november bleek dat een overgrote meerderheid in de Raad kon instemmen met het bereikte resultaat. Er is geen Lidstaat die een tegenstem overweegt. Het kabinet kan op basis van de inhoud instemmen met het bereikte principe-akkoord.

Daarbij zijn de volgende overwegingen van doorslaggevend belang.

Er is grote vooruitgang geboekt in de onderhandelingen om de overbodige administratieve lasten te reduceren, waarbij de belangrijkste Nederlandse bezwaarpunten zijn weggenomen, De herziene richtlijn is belangrijk als basis voor het nationale energiebesparingsbeleid in de gebouwde omgeving, De herziene richtlijn is van belang voor een sterke Europese markt voor energiebesparende producten in gebouwen, De herziene richtlijn zorgt ervoor dat de minder vooruitstrevende landen binnen de Europese Unie, net als Nederland, energieneutrale nieuwbouw moeten gaan realiseren vanaf 2020, Steun voor het bereikte compromis is in lijn met de positie van Nederland als voortrekker in de Europese Unie aan de vooravond van de mondiale top in Kopenhagen over de opvolger van het Kyoto-protocol.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

Naar boven