30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 71
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2009

Tijdens het Algemeen Overleg over energiebesparing in de gebouwde omgeving op 3 juni 2009, heb ik een aantal toezeggingen gedaan en hebben leden van uw Kamer diverse vragen gesteld. Daarbij heb ik toegezegd de vragen die tijdens het overleg niet zijn beantwoord schriftelijk te beantwoorden. Bij deze ontvangt u onze reactie op de toezeggingen en de antwoorden op de nog openstaande vragen.

Toezegging isolatieglasregeling

De eerste toezegging betreft het verstrekken van informatie over de opzet van een subsidieregeling voor isolatieglas. De isolatieglasregeling behelst een subsidieregeling voor eigenaar-bewoners voor de aanschaf van HR++ glas 13 (en hogere isolatiewaarden), waarbij woningen van voor 1995 in aanmerking komen voor de subsidie. De regeling zal uiterlijk ingaan per 1 oktober 2009, en met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2009 in werking treden om zodoende een kopersstaking te voorkomen. De regeling zal sluiten per 31 december 2010. Uit een eerste verkenning is naar voren gekomen dat een waardebonsysteem als subsidievorm aantrekkelijk is omdat de verwachting is dat een dergelijk systeem de burger meer zal aanspreken dan een reguliere subsidie. Met name op communicatief vlak scoort een waardebonsysteem goed. Daarnaast is de eerste inschatting dat voor wat betreft de Administratieve Lasten een waardebonsysteem voordelig kan uitpakken door beperking van de behandelmomenten per aanvraag.

Als de woning voldoet aan de geldende voorwaarden en de eigenaar-bewoner isolatieglas HR++ 13 (en hogere isolatiewaarden) wil laten plaatsen. Heeft hij recht op een waardebon. Uitgangspunt daarbij is dat de waardebon gebruikt mag worden voor maximaal 20% van de investering (isolatieglas en plaatsingskosten). Wanneer er bijvoorbeeld € 500 geïnvesteerd wordt, is de waardebon € 100 waard. De waardebonnen hebben echter een maximale waarde van € 1500,= voor grondgebonden woningen en € 750 voor appartementen. Om recht te hebben over een subsidie van € 1500 is dus een investering nodig van minimaal€ 7500. De waardebon zal daarnaast een beperkte geldigheid hebben, zodat de eigenaar-bewoner wordt aangespoord snel over te gaan tot plaatsing van isolatieglas. Indien waardebonnen niet tijdig worden ingeleverd, kan het daarvoor gereserveerde budget opnieuw worden ingezet voor de verstrekking van waardebonnen. De waardebon kan worden aangevraagd bij de website van Meer met Minder (door een koppeling met een budgetreserveringssysteem wat door SenterNovem wordt uitgevoerd). De waardebon kan worden ingewisseld bij de leverancier of glaszetter, welke de bon kan declareren bij SenterNovem. Handhaving van de regeling kan zowel bij uitgifte van de waardebonnen plaatsvinden als bij declaratie van de waardebonnen. Ik zal bovenstaande informatie zo snel mogelijk bekend stellen aan consumenten. Aan de publicatie van de regeling zal te zijner tijd ruime bekendheid worden gegeven.

Het budget bedraagt in totaal € 50 miljoen voor de gehele looptijd van de regeling inclusief uitvoeringskosten. Hiervan wordt € 30 miljoen gefinancierd uit de EnergieInvesteringsAftrek 2009, door het budget uit de EIA-impuls van het stimuleringspakket te verlagen met dit bedrag. Deze € 30 miljoen is geoormerkt voor de glasregeling en staat tot het moment van uitgeven op de aanvullende post van het crisisbudget bij het Ministerie van Financiën. De aanvullende € 20 miljoen wordt beschikbaar gesteld vanuit het «Meer met Minder» budget en is reeds op de begroting van WWI beschikbaar.

Bij Najaarsnota zal ik dat deel van de € 30 miljoen van de EIA-gelden over te laten boeken naar de WWI-begroting dat noodzakelijk is om alle aanvragen in 2009 te kunnen honoreren. Bij de beantwoording van uw vragen op de 1e suppletoire begroting ben ik uitgegaan van een overboeking van € 10 miljoen voor de betalingen in 2009. Indien op basis van de aanvragen in de periode tot 13 oktober (deadline Najaarsnota) blijkt dat voor de betalingen in 2009 een ander bedrag noodzakelijk is zal ik daarnaar handelen. U wordt hierover nader geinformeerd bij Najaarsnota. De bedragen die resteren op de WWI-begroting en de aanvullende post bij het ministerie van Financien zijn beschikbaar voor 2010.

Toezeggingen rijksgebouwen

Het jaarverslag 2008 van de Rijksgebouwendienst vindt u als bijlage bij deze brief.1 De Rijksgebouwendienst zal op basis van de informatie van de verschillende rijksinkoopcollectieven en energieleveranciers een monitoring van het totale verbruik in rijksgebouwen opzetten. Op basis daarvan zeg ik toe om U met de verantwoordingsrapportage in mei 2010 de totale verbruikgegevens te leveren over 2008 en 2009. 2008 geldt als nulmeting en vervolgens zal jaarlijks gerapporteerd worden over het verbruik in rijksgebouwen.

Toezegging Woningwaarderingstelsel

In het Algemeen Overleg van 28 januari jongstleden (Kamerstuk 30 196, nr. 49), heb ik u toegezegd dat ik met belangenpartijen uit het Landelijk Overleg Huurders/Verhuurders overleg zou voeren over de wijzigingen van het Woningwaarderingstelsel waarbij de maximale huurprijs mede bepaald wordt op basis van de energieprestatie van de woning. Deze wijziging heeft tot doel verhuurders te stimuleren de energieprestatie van hun huurwoningen te verbeteren. De inzet daarbij is, dat de mogelijkheden tot aanscherping van het WWS – waarvan de brief van mijn ambtsvoorgangster van 7 juli 2008 (31 196, nr. 36) aangaf dat die pas per 2011 zouden worden bezien – al direct worden gerealiseerd, in combinatie met een aantal overgangsmaatregelen.

Het overleg wordt in de week van 29 juni afgerond, zodat de Tweede Kamer die week ook het voorstel tot aanpassing zal ontvangen.

Openstaande vragen

Onderstaand ga ik in op de vragen die ik tijdens het Algemeen Overleg niet heb kunnen beantwoorden en waarvan ik u een schriftelijke beantwoording heb toegezegd.

Mevrouw Spies en mevrouw Ortega-Martijn vroegen naar de omvang van de markt voor energiebesparingkredieten. Deze omvang is niet op voorhand te geven. Doel van de kredietgarantie is dat ook mensen zonder eigen geld tegen een voordelig tarief kunnen lenen voor investeringen in energiebesparing. Met het beschikbare budget voor de garantie kan voor ca € 300 miljoen aan energiekredieten worden verstrekt. Op basis van ervaringscijfers uit de proefprojecten van Meer met Minder, waaruit blijkt dat een gemiddelde investering ongeveer € 10 000 bedraagt,wordt er van uitgegaan dat hiermee 30 000 woningen kunnen worden verbeterd.

Mevrouw Van der Burg heeft gevraagd naar de gezondheidskundige kwaliteit van de woningen in het geval er isolatiemaatregelen worden getroffen. Bij de uitvoering van energiebesparende maatregelen moet in alle gevallen rekening worden gehouden met de minimale eisen uit het Bouwbesluit op het gebied van het binnenklimaat. Het betreft eisen ten aanzien van ventilatie, geluid, binnentemperatuur, etc. Consumenten en marktpartijen worden er op gewezen bij de keuze voor de energiebesparingsmaatregelen rekening te houden met (eisen) voor bijvoorbeeld ventilatie en oververhitting. Een maatwerkadvies gaat nog een stap verder. Voordat tot energiebesparende maatregelen wordt overgegaan, wordt expliciet gekeken naar verbetermogelijkheden voor het binnenklimaat van de woning.

Mevrouw Van der Burg vroeg of er een koppeling kan worden gemaakt tussen het energielabel en groenfinanciering. Dit is zeker mogelijk. Voor particuliere eigenaar/bewoners is die koppeling nu al opgenomen in de Regeling Groenprojecten. Afhankelijk van het aantal labelstappen (3 of meer) kan € 50 000 of € 100 000 groen worden gefinancierd. Voor niet-particuliere gebouweigenaren is dit opgenomen in de wijziging van de regeling die nu ter toetsing in Brussel voorligt. Naar verwachting zal de wijziging nog in 2009 in werking treden. Naar aanleiding van het verzoek om behalve zonne-energie-installaties ook isolatie onder de Groenregeling te laten vallen wil ik aangeven dat er in de Regeling Groenprojecten is gekozen voor het meten van de energetische verbetering van de woning in labelstappen en niet in individuele maatregelen zoals isolatie. Belangrijkste reden daarvoor is dat de labelstappen makkelijk en eenduidig controleerbaar zijn; bij individuele isolatiemaatregelen is dat moeilijk. Dit zou de regeling misbruikgevoelig maken. De individuele isolatiemaatregelen komen wel in aanmerking voor het verlaagd BTW tarief.

De heer Jansen heeft gevraagd of het eenvoudiger wordt om geld te lenen met de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) voor isolatie en energiebesparende maatregelen. Deze vraag spitst zich toe tot het mogelijk kunnen laten vervallen van een taxatie in geval van het nemen van energiebesparende maatregelen Deze vraag is reeds door mijn collega van VROM beantwoord op 15 januari dit jaar in een brief aan uw Kamer. (31 209, nr. 70). Daarbij is aangegeven dat er nog steeds een taxatiebehoefte bij financiers bestaat en dat er geen draagvlak is bij financiers om de taxatie te minimaliseren of te laten vervallen. Het zogenaamde energiebesparingskrediet vergt geen taxatie. Uiteraard wel een inkomenstoets.

De heer Jansen heeft ook gevraagd of de Rc – isolatiewaarde kan worden opgehoogd naar 5. In reactie daarop kan ik aangeven dat een isolatiewaarde tot 3,5 kostenneutraal kan worden doorgevoerd. Indien hogere Rc waarden generiek worden voorgeschreven zal de kosteneffectiviteit nadelig worden beïnvloed. Een hogere Rc moet, met het oog op de kosteneffectiviteit, eigenlijk ook nog naar gebouwonderdeel worden gespecificeerd. Dit acht ik uit het oogpunt van deregulering en handhaafbaarheid ongewenst. De verhoging naar een Rc-waarde van 3,5 is onderdeel van de wijziging van het derde wijzigingspakket Bouwbesluit welke 1 januari in werking zal treden.

De heer Jansen vroeg of innovatieve technieken, zoals decentrale balansventilatie, snel in het label kunnen worden opgenomen. Innovatieve technieken die nu nog niet in het label zijn verwerkt maar zich inmiddels wel hebben bewezen zoals de decentrale balansventilatie, worden meegenomen bij de actualisatie van het label in oktober. Daarna zal regelmatig een update plaats vinden waarbij nieuwe, innovatieve technieken die zich dan hebben bewezen, in het label worden verwerkt.

Het stimuleren van een collectieve aanpak van woningbouwcomplexen door eigen woningbezitters, ook bij eengezinswoningen waar geen Vereniging van Eigenaren actief is zoals de heer Jansen voorstelt, past in de filosofie van Meer met Minder. In die context wordt dit dan ook reeds opgepakt. De kosten worden hierdoor gedrukt waardoor eigenaren eerder bereid zullen zijn om ook energiebesparende maatregelen te nemen. In de proefprojecten Meer met Minder wordt nadrukkelijk ingezet op het beproeven en optimaliseren van de aanpak per blok of per wijk.

Hoewel er enige positieve ervaringen zijn met energiebesparinginitiatieven bij verenigingen van eigenaren en andere collectieven, is deze doelgroep toch lastig te bedienen. Omdat er veel soorten wooneenheden zijn is maatwerk nodig voor wat betreft de te nemen maatregelen en de benodigde financiering. Bovendien kan het gezamenlijke belang van een vereniging van eigenaren conflicteren met het individuele belang van de eigenaar. Dit neemt niet weg dat er hard wordt getrokken aan het ontwikkelen van toepasbare aanpakken voor deze doelgroepen.

Op de vraag van mevrouw Ortega-Martijn of nog niet alle instrumenten door ECN in haar verkenning (ECN 2009) zijn meegenomen, kan ik aangeven dat dit wel het geval is met uitzondering van de subsidie op isolatieglas. Hiervoor is de keuze gemaakt nadat de verkenning aan uw Kamer gezonden is. De bijdrage hiervan bedraagt additioneel 2 PJ. Opgemerkt moet worden dat een aantal instrumenten zich in de uitwerkingsfase bevinden waardoor er nog kleine wijzigingen kunnen optreden. ECN geeft in haar verkenning aan dat het instrumentarium uit het aanvullend beleidsakkoord vooral bijdraagt aan de mate van zekerheid waarmee de doelstellingen gehaald zullen worden.

Mevrouw Ortega-Martijn vroeg naar het risico van het wegvallen huurtoeslag bij energiemaatregelen. Mijn ambtsvoorgangster heeft uw Kamer hierover al geïnformeerd in de brief van 6 juni 2008 (31 200 XVIII, nr. 65). Ik ben met haar van mening dat de regelgeving op het gebied van huurtoeslag juist geen belemmering vormt voor een verhuurder om te investeren in energiebesparende maatregelen, ook niet wanneer hij deze investering gedeeltelijk of geheel wil doorberekenen in de huurprijs van de woning. Als de betrokken huurder huurtoeslag ontvangt, heeft de huurverhoging geen nadelige gevolgen voor het recht op huurtoeslag. Er kan zelfs sprake zijn van een hogere toeslag, afhankelijk de huurhoogte na verbetering. Ook een opvolgend huurder kan zonder problemen een beroep op huurtoeslag doen, zolang de huurprijs de maximale huurgrens in de huurtoeslag (per 1 juli 2009 € 647,53)) maar niet overschrijdt. Aangezien het huidige huurprijsniveau van verreweg de meeste sociale huurwoningen ruim beneden deze grens ligt, moet het geen probleem zijn om potentiële ontvangers van huurtoeslag beneden die grens te huisvesten, ook wanneer de energieprestatie van de voorraad wordt verbeterd.

Op de vraag van mevrouw Ortega-Martijn naar de uitvoering van de motie Ortega-Martijn kan ik melden dat onderzoek plaats vindt naar de mogelijkheid van huurverlaging bij onvoldoende energiebesparing door particuliere verhuurders. De resultaten hiervan zullen aan de Kamer kenbaar worden gemaakt in de toegezegde brief over het woningwaarderingstelsel.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft mij gevraagd wat er nodig is om ook bij particulieren in 2020 een besparing te realiseren van 50% in plaats van 20 tot 30%. Uit diverse onderzoeken blijkt dat een integrale aanpak en maatwerk van groot belang zijn voor een effectieve aanpak van energiebesparing bij eigenaar-bewoners. De Meer Met Minder-werkwijze voorziet in een dergelijke aanpak. Hierbij wordt vraag en aanbod bij elkaar gebracht en wordt aldus een markt voor energiebesparende maatregelen gecreëerd. Aanbieders en hun klanten worden geïnformeerd en gefaciliteerd om zo veel mogelijk praktische drempels weg te nemen.Daarnaast zullen veel eigenaar-bewoners over de investeringsdrempel heen geholpen moeten worden met een financiële of fiscale faciliteit, zoals een subsidie, een lening tegen lage rente of een belastingmaatregel. Met de huidige en de in ontwikkeling zijnde instrumenten wordt daarin voorzien. In het najaar zal een publiekscampagne worden opgestart over energiebesparing in de eigen woning.

Op het pleidooi van mevrouw Ortega-Martijn om bij de besteding van middelen meetbare doelen te formuleren voor de utiliteitsbouw, wil ik als volgt reageren. In het beleid voor de bestaande bouw wordt ingezet op een doelstelling van 24 PJ (Peta Joule) voor de utiliteitsbouw. Hiervan komt 14 PJ voor rekening van kantoren, 6 PJ voor de zorg en 4 PJ voor scholen. Het Kabinet streeft er naar om de invulling van de stimuleringsmaatregelen voor onderhoud en bouw in de zorg en het onderwijs als gevolg van het aanvullend akkoord, nog vóór het zomerreces naar uw Kamer te sturen. In deze stimuleringsmaatregelen wordt energiebesparing integraal meegenomen.

Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Ortega-Martijn over het aanbrengen van energiezuinige verlichting als lange termijn maatregel in Rijksgebouwen kan ik u melden dat verlichting gefaseerd energiezuiniger wordt gemaakt. Binnen enkele jaren wordt energie-efficiënte schakeling aan de verlichting toegevoegd. Om de volgende slag te maken moeten meestal gehele plafondsystemen worden vervangen. Dit wordt gerealiseerd op momenten van planmatig onderhoud dan wel bij renovatie van het gebouw.

Op de vraag of er aandacht voor de langere terugverdientijden door lagere energieprijzen van investeringen in energiebesparing kan ik nog niet voldoende duidelijkheid geven. Op dit moment is het nog niet duidelijk of de prijzen van gas en elektriciteit daadwerkelijk zullen dalen als gevolg van de lagere olieprijzen. Mocht dat inderdaad gebeuren, dan lopen de terugverdientijden van isolerende maatregelen uiteraard op. Dat neemt niet weg dat met name isolatiemaatregelen als gevel-, vloer- en dakisolatie ook in dat geval voor de meeste woningen renderend blijven. Daarnaast heeft isolatie nog andere voordelen zoals een verhoogd comfort.

Verschillende leden van uw commissie hebben vragen gesteld over het energielabel. Tijdens het Algemeen Overleg ben ik op veel van de punten reeds ingegaan. Aanvullend zou ik het volgende aan u willen melden.

De marktpartijen, die bezig zijn met de aanpassing van het energielabel, hebben als opdracht meegekregen om dit in oktober afgerond te hebben. De aangepaste Regeling Energieprestatie Gebouwen wordt eind oktober gepubliceerd en zal per 1 januari 2010 in werking treden. Dit biedt de aanbieders van energielabels de gelegenheid om hun dienstverlening aan te passen aan het verbeterde energielabel. Zoals aangegeven in het overleg loopt de planning op schema.

Er is door u voor gepleit om in het opnameprotocol voor het label de eis te verwerken om de opname altijd ter plaatse uit te voeren. Het uitgangspunt van de beoordelingsrichtlijn 9500–01, waar de procesbeschrijving voor het verstrekken van energielabels in staat omschreven, is dat de energielabel – adviseur in de woning de gegevens opneemt die nodig zijn voor het verstrekken van een energielabel. Het is toegestaan om gebruik te maken van informatie van de woningeigenaar of van bestektekeningen. De energielabel – adviseur moet deze informatie echter wel controleren. In het verbeterproces wordt de beoordelingsrichtlijn aangepast zodat uit de formulering duidelijker naar voren komt dat een daadwerkelijke opname de basis vormt. Overigens blijft het wel mogelijk om woningen op basis van een referentiewoning te labelen.

Er was een vraag of complexen met studentenkamers met één label per complex voorzien kunnen worden. De huidige labelmethode staat dit nog niet toe. Bij de actualisatie van de methode in oktober 2009 kunnen woonvormen met gemeenschappelijke douche/toiletruimten en/of keukens én verwarmingssysteem -zoals complexen met studentenkamers- als complex één energielabel krijgen.

Naar aanleiding van het verzoek om met sancties te komen wil ik het volgende opmerken. Een belangrijke randvoorwaarde voor het stellen van sancties om het percentage energielabels bij verkoop en verhuur te verhogen is, dat het energielabel van goede kwaliteit is. Mijn inzet is allereerst gericht op het verbeteren van het energielabel en het herstellen van het consumentenvertrouwen voordat ik een beslissing neem over het instellen van sancties. In de tussentijd zijn mijn ambtenaren bezig om de mogelijkheden voor sanctionering te verkennen.

Het voorstel om bij uitgifte van het energielabel meteen een maatwerkadvies af te geven, stimuleer ik. In de praktijk kan een woningeigenaar heel gemakkelijk een maatwerkadvies aanvragen bij het energielabel. Het maatwerkadvies wordt vanaf 1 juli ondersteund met een subsidieregeling. Een verplichting tot het afgeven van een maatwerkadvies bij het energielabel lijkt me niet wenselijk. Het energielabel moet door de verkoper aangeschaft worden terwijl het maatwerkadvies juist voor de koper relevant kan zijn.

Tot slot wil ik kort ingaan op de opmerkingen die door de verschillende leden van uw commissie zijn gemaakt over de herziening van de EPBD Op 25 mei bent u schriftelijk geïnformeerd over de laatste stand van zaken ten aanzien van de herziening van de EPBD-richtlijn. U heeft tijdens het Algemeen Overleg Energiebesparing Gebouwde Omgeving op 3 juni 2009 gevraagd op welke manier ik denk invulling te geven aan uw bezwaren ten aanzien van de herziening van deze richtlijn.

Nederland deelt de opvatting van de Commissie dat er een groot besparingspotentieel bestaat in de gebouwde omgeving en ondersteunt de wens om de bestaande richtlijn te verduidelijken en te vereenvoudigen. Nederland is echter zeer kritisch over de voorgenomen aanscherping van een aantal maatregelen en twijfelt eraan of die maatregelen wel tot de beoogde energiebesparing leiden.

De herziening moet immers niet leiden tot een forse toename van de administratieve lasten en detailregelgeving. Daarom heeft Nederland, tezamen met een aantal andere vooruitstrevende lidstaten, ervoor gekozen om alternatieve tekstvoorstellen te formuleren. Deze voorstellen moeten de lidstaten bij de uitwerking in hun nationale regelgeving meer ruimte bieden om dezelfde energiebesparing en CO2-reductie te behalen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de administratieve lasten en regeldruk zo min mogelijk worden beïnvloed. . Deze alternatieve voorstellen worden begin juli aangeboden aan de Europese Commissie. Dit in verband met de aanvang van het Zweedse voorzitterschap van de Europese Unie vanaf 1 juli 2009. Zweden heeft aangegeven prioriteit te geven aan het Energie Efficiency pakket waar de herziening van de EPBD deel van uit maakt.De inzet van Zweden is om in december 2009 tot definitieve besluitvorming te komen. Ik acht het effectiever om draagvlak te verwerven voor alternatieve tekstvoorstellen dan bijvoorbeeld een minderheidsstandpunt in te nemen tegen de herziening van de richtlijn. Nederland zal daarin namelijk nagenoeg alleen komen te staan en afhankelijk zijn van de inbreng van en onderhandelingen tussen de andere lidstaten en de Europese Commissie.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven