30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 57
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2009

In haar brief van 19 december 2008 (Kamerstuk 30 196, nr. 46) heeft de minister van VROM u beloofd in het eerste kwartaal van 2009 de resultaten toe te zenden van het verkennende onderzoek naar mogelijke economische instrumenten die het aandeel duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse markt zouden kunnen vergroten. Hierbij ontvangt u de door CE Delft uitgevoerde verkenning.1 In deze brief gaan wij mede namens de staatssecretaris van Financiën en van Economische Zaken in op de resultaten van de verkenning.

In opdracht van VROM heeft onderzoeksbureau CE een belastingmaatregel en twee vormen van private vergroening bekeken. Hoofdvraag was of deze instrumenten juridisch houdbaar en effectief zouden zijn.

Ten aanzien van de juridische houdbaarheid concludeert CE dat de onderzochte instrumenten waarschijnlijk aan EG-recht kunnen voldoen wanneer duurzaam geproduceerd hout uitsluitend is gedefinieerd volgens ecologische criteria. Het is mogelijk dat bepaalde ecologische criteria niet WTO-conform zijn. EG- en WTO-recht lijken het toepassen van sociale en economische criteria voor een belasting of een vorm van private vergroening te verbieden. CE adviseert daarom nader te onderzoeken welke individuele criteria voor duurzaam geproduceerd hout internationaal-juridisch het best verdedigbaar zijn. Ten aanzien van de effectiviteit schat CE in dat economische instrumenten een positief effect hebben op het vergroten van het aandeel duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse markt, omdat ze het prijsverschil tussen duurzaam en onduurzaam geproduceerd hout deels of volledig wegnemen. CE adviseert tevens om onderzoek te doen naar de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Het Kabinet meent dat een eventuele nieuwe economische beleidsmaatregel niet alleen juridisch houdbaar en effectief moet zijn, maar ook efficiënt en uitvoerbaar en niet mag leiden tot onevenredige administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Het Kabinet zet vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van een belasting op niet-duurzaam geproduceerd hout, mede gezien de verwachte administratieve lasten. Daarnaast meent het Kabinet dat de eventuele inzet van economische instrumenten mede moet worden beoordeeld in relatie tot de verwachte resultaten van andere maatregelen die beogen de productie en verkoop van legaal en/of duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse en Europese markt te stimuleren. Naast het duurzaam inkoopbeleid van de overheid en de FLEGT-initiatieven van de Europese Commissie die de productie van legaal geproduceerd hout in ontwikkelingslanden moeten bevorderen, heeft de Europese Commissie een verordeningsvoorstel gepubliceerd ter voorkoming van het op de EU-markt brengen van illegaal gekapt hout en houtproducten. Dit voorstel is een eerste stap op weg naar algehele duurzaamheid in de houtproductie en -handel. Dat wil zeggen dat in het streven naar de duurzame productie van èn handel in hout wereldwijd, legaliteit van de productie en handel een basisvoorwaarde is. Zodra bekend is welke eisen worden gesteld aan legaal geproduceerd hout in bovengenoemd verordeningssvoorstel, kan een inschatting worden gemaakt over de meerwaarde van economische instrumenten op niet duurzaam geproduceerd hout in relatie tot bovengenoemde vraagstukken.

Gezien bovengenoemd EU-verordeningsvoorstel en de juridische onzekerheid in het kader van met name WTO-recht, maar ook vanwege de onzekerheid ten aanzien van de administratieve lasten, de vraagtekens bij de uitvoerbaarheid en de huidige economische situatie zal er deze kabinetsperiode geen belasting op niet-duurzaam geproduceerd hout worden voorgesteld.

Vanwege het ontbreken van de benodigde wettelijke kaders kan in deze kabinetsperiode evenmin het gebruik van duurzaam geproduceerd hout worden gestimuleerd door middel van private vergroening, waarbij de overheid een initiatief van een sector of industrie algemeen verbindend verklaart voor de gehele sector. Hiervoor is een wijziging van de Wet Milieubeheer noodzakelijk die inmiddels in gang is gezet. De afronding van deze wijziging wordt verwacht in 2011.

Nederland zal sterk blijven inzetten op het beleid voor duurzaam overheidsinkopen van hout. Wij zullen dan ook de Europese Commissie steunen in de ontwikkeling van criteria voor duurzaam inkopen en er bij andere Europese overheden op aandringen om over te gaan tot inkopen van duurzaam geproduceerd hout.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven