30 158 (R1793)
Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind; New York, 25 mei 2000

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 9 februari 2004 en het nader rapport d.d. 13 mei 2005, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 9 januari 2004, no. 04.000033, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind; New York, 25 mei 2000 (Trb. 2001, 63 en 130), met toelichtende nota.

De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het Facultatief Protocol maar maakt opmerkingen met betrekking tot de onduidelijkheid omtrent doublures en het tijdspad waarbinnen de Nederlandse Antillen en Aruba aan de uit het Protocol voortvloeiende verplichtingen zullen voldoen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 januari 2004, nr. 04 000033, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde Protocol rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 9 februari 2004, nr. W03.04 0013/I/K, bied ik U hierbij aan.

1. In de toelichtende nota wordt aangegeven dat er op het door het Facultatief Protocol bestreken terrein reeds een aantal mondiale en regionale verdragen tot stand is gekomen1. Dit blijkt ook uit het overzicht dat is opgenomen in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet houdende uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel2. Voor het onderhavige Protocol zijn vooral de volgende mondiale verdragen van belang: het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie van 1999 betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid,3 dat de verdragstaten onder meer verplicht het gebruik, het verschaffen en het aanbieden van kinderen voor prostitutie, kinderpornografische shows en kinderpornografie strafbaar te stellen, en het Protocol van 2000 inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel4. Nu bekrachtiging van al deze verdragen door het Koninkrijk niet alleen tot daaraan specifiek gerelateerde implementatiewetgeving noopt, maar daardoor ook verschillende toezichtmechanismen en rapportageverplichtingen gaan gelden, dienen doublures, althans onduidelijkheid omtrent het bestaan daarvan, zo mogelijk te worden voorkomen. In de toelichtende nota dient daarom te worden uiteengezet, wat de aanleiding vormde tot opstelling van het Facultatief Protocol en in welke opzichten de daarin opgenomen verplichtingen een aanvulling vormen op in andere verdragen neergelegde verplichtingen dan wel een doublure daarvan vormen. Op basis daarvan kan dan worden toegelicht waarin voor het Koninkrijk het belang van bekrachtiging is gelegen.

De Raad van State beveelt aan de toelichtende nota in dit opzicht aan te vullen en geeft in overweging een concordantietabel op te nemen waarin per verdragsverplichting de implementatie wordt aangegeven.

1. In de toelichtende nota is overeenkomstig het advies van de Raad aandacht besteed aan het bestaan van doublures van internationale instrumenten op dit terrein.

Het wordt niet nodig geacht om naast de transponeringstabel , gevoegd bij de memorie van toelichting inzake het voorstel van wet uitvoering internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, nog een afzonderlijke concordantietabel op te nemen.

2. De toelichtende nota geeft aan dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba medegelding van het Protocol wensen1. Anders dan voor Nederland wordt voor deze beide delen van het Koninkrijk niet gedetailleerd aangegeven in hoeverre de uit het Protocol voortvloeiende verplichtingen in de nationale wetgeving zijn verwerkt en hoe het staat met de nog te nemen wetgevende maatregelen.

Een land moet in beginsel kunnen voldoen aan de verplichtingen die voor dat land uit een verdrag voortvloeien op het moment dat het verdrag voor dat land in werking treedt. Daarom dient in de toelichtende nota het tijdpad te worden aangegeven van de implementatiewetgeving in de Nederlandse Antillen en Aruba.

2. Medegelding van het Protocol zal voor de Nederlandse Antillen en Aruba uiteraard pas tot stand worden gebracht nadat de benodigde uitvoeringswetgeving is geïmplementeerd. Het geven van een tijdpad waarop die wetgeving gereed zal zijn, is niet mogelijk daar het tot stand brengen van wetgeving van teveel verschillende factoren afhankelijk is.

3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Aan de redactionele kanttekening is gevolg gegeven.

4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de toelichting op enkele punten te actualiseren.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft u in overweging goed te vinden dat bedoeld Protocol wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het Protocol vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk van 9 februari 2004, no. W03.04.0013/I met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

Toelichtende nota

– In de toelichting op artikel 8 eerst de inhoud van het artikel weergegeven alvorens op de implementatie in de Nederlandse wetgeving wordt ingegaan.


XNoot
1

Toelichtende nota, algemeen deel.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2003–2004, 29 291, nr. 3, p. 1.

XNoot
3

Trb. 2000, 52.

XNoot
4

Protocol tot aanvulling van het VN Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; Trb. 2001, 69; Over dit Protocol wordt heden eveneens advies uitgebracht, W03.04.0008.

XNoot
1

Toelichtende nota, onder koninkrijkspositie.

Naar boven