30 015
Voortgang bodemsanering

nr. 15
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 februari 2007

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 18 januari 2007 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 29 november 2006 over de voortgang van de Maatschappelijke Kosten- en Batenanalyse van de Nederlandse bodemsaneringsoperatie (MKBA) (30 015, nr. 12);

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 12 januari 2007 over de herziening van de Maatschappelijke Kosten- en Batenanalyse van de Nederlandse bodemsaneringsoperatie (MKBA) van de Nederlandse bodemsaneringsoperatie, Bijlage 1, Bijlage 2 (30 015, nr. 13);

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 16 januari 2007 over de Maatschappelijke Kosten- en Batenanalyse van de Nederlandse bodemsaneringsoperatie (30 015, nr. 14).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Koopmans (CDA) uit zijn verbazing over het feit dat in de maatschappelijke kosten-batenanalyse van de Nederlandse bodemsaneringsoperatie (MKBA) fouten staan en hij hier via Google achter moest komen. Waarom heeft de staatssecretaris of het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) dit de Kamer niet laten weten? Klopt het dat het Centraal Planbureau (CPB) slechts zijdelings bij de opstelling van de analyse betrokken is?

Zijn er daarom fouten in geslopen? Dat dit is gebeurd, toont aan dat dergelijke ingewikkelde analyses een hoog theoretisch gehalte hebben. Er hoeft maar iets in een bepaalde systematiek te worden gewijzigd, of andere (politieke) conclusies worden getrokken. Bovendien is het kwantificeren van gezondheidseffecten erg moeilijk. Daarom is ook vaag gebleven wat de baten van bodemsanering zijn. Toch is het goed om lering uit dergelijke analyses te trekken. Deze analyse was ook niet bedoeld om een politiek besluit te nemen over het al dan niet doorgaan met bodemsanering, maar om er prioritering in aan te brengen en vast te stellen welke instrumenten in welk tempo moesten worden ingezet. Dit is nodig, want het onmiddellijk saneren van alle vervuilde gebieden is door geldgebrek niet haalbaar. Hoe denkt de staatssecretaris dit te doen? Er zijn al zo’n drie nadere differentiaties in vier jaar tijd aangebracht. Het woord spoedlocatie kan ook beter worden afgeschaft, want het heeft aan betekenis ingeboet.

Het MNP heeft in de analyse het beleid ten aanzien van bodemkwaliteit buiten beschouwing gelaten, terwijl dat nauw verband houdt met de operatie. Volgens de Kamer kan de wijziging van de Wet bodembescherming dan ook niet voor de bespreking van de MKBA worden behandeld. In het aanstaande Besluit bodemkwaliteit (Bbk) voor bouwstoffen en grond & bagger wordt het nieuwe beleidskader geschetst. Nagegaan moet worden of de kosten van bodemsanering kunnen worden verlaagd en of voor grond & bagger nieuwe normwaarden kunnen worden opgesteld zonder dat de gevolgen voor hergebruik ervan negatief zijn. Keurings- en meldingsfrequenties mogen niet leiden tot extra kosten en administratieve lasten. Tevens moet ervoor worden gewaakt dat verdringingseffecten tussen bouwstoffen en grond & bagger optreden, want daardoor komt het doel om de administratieve lasten met 50% te reduceren in gevaar.

Op de begroting van VROM is 37,5 mln. extra, afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES), voor bodemsaneringsoperaties tot 2009 opgenomen. Kan hiermee versneld worden gehandeld? Uit de rapportage blijkt dat voor de sanering van de 11 000 spoedlocaties veel meer geld nodig is. Is voor de nadere differentiatie die de staatssecretaris voor ogen staat, wel genoeg geld beschikbaar?

Saneringen buiten bebouwd gebied zouden worden gefinancierd uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Na 2010 is daar 17 mln. voor beschikbaar onder voorbehoud van de midterm review, op grond waarvan doorgaans het budget vermindert. In binnenstedelijk gebied kan door herstructureringen geld beschikbaar komen voor saneringen. Hoe kunnen procedures ten aanzien van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) sneller en eenvoudiger verlopen?

Denkt de staatssecretaris dat het Bodemcentrum, een publiek-privaat-samenwerkingsverband (PPS), besparingen op bodemsaneringskosten kan realiseren? Hoe lang blijft dat nog bestaan?

Bij Gouderak zitten drins op slechts 5 meter van de IJssel in de grond. De sanering daarvan vereist grote spoed.

De MKBA levert niet veel aanknopingspunten op. Wil de staatssecretaris voor beleidsalternatief 2 kiezen, dus voor het huidige beleid met een extra differentiatie, moet duidelijk zijn dat er genoeg geld voor die differentiatie is.

De heer Poppe (SP) merkt op dat sinds het ontstaan van het besef in de jaren tachtig dat Nederland langzamerhand vergiftigd werd, er meer geld aan onderzoek dan aan het daadwerkelijk saneren van de bodem is besteed. Onder voormalig minister De Boer van VROM waren er zo’n 60 000 risicolocaties; nu is er sprake van 400 000 verontreinigde locaties, waarvan er 56 000 een ernstige bedreiging voor mens, milieu en natuur vormen en er zich 11 000 in een stedelijke omgeving bevinden. Het doel om binnen 25 jaar een beheersbare situatie te hebben, is in plaats gekomen van het streven om Nederland binnen 100 jaar schoon te hebben. De MKBA geeft niet meer dan een globaal inzicht in de kosten en baten van bodemsanering. Van welke saneringsmethoden is daarin uitgegaan? Het illegaal dumpen van verontreinigende stoffen is ook een gevolg van een kosten-batenafweging, gemaakt door bedrijven. Dit dreigt de gemeenschap veel geld te gaan kosten, maar dat mag nooit een belemmering voor sanering vormen. In de analyse staat dat op individuele locaties de kosten en baten anders kunnen uitvallen, maar alle locaties zijn individueel.

Volgens de heer De Krom kan de markt 10 000 saneringen voor zijn rekening nemen. Dat moet ook wel. Zo niet, dan moet het bedrijfsleven de rekening via het kostenverhaal gepresenteerd krijgen. De overige 46 000 risicolocaties moeten zo snel mogelijk worden gesaneerd. De staatssecretaris zou dus voor variant 3 moeten kiezen. In hoeverre overlappen de 10 000 locaties die de markt zou kunnen saneren de 11 000 verontreinigde locaties in het stedelijk gebied?

De sanering van de Stort van Troost in de Biesbosch kostte eerst 20 mln., maar nu 80 mln. De kosten van sanering lopen dus met de jaren op. Waarom wordt er desondanks gekozen voor beheersing? De beheerskosten kunnen de kosten van sanering ook gaan overstijgen.

Waarom is de asbestsanering niet bij de analyse betrokken? Wat is volgens de staatssecretaris het nut van de MKBA? Het principe is dat de vervuiler betaalt, maar in de analyse wordt geen schatting gemaakt van de mogelijkheid om kosten te verhalen op de vervuilers en zodoende geld beschikbaar te krijgen voor sanering. Hoeveel verhaalzaken lopen er? Hoeveel gaan er over vervuilde locaties van voor 1975? Hoeveel procedures lopen er tegen veroorzakers van vervuiling, die na 1975 zijn ontdekt? Hoe zit het met de verjaringstermijn van die zaken? Om welk geldbedrag gaat het in totaal? Als duidelijk is wie de vervuiler is, kan de bewijslast toch worden omgedraaid, zodat er ook tegen gevallen van voor 1975 kan worden opgetreden? Via Google is gemakkelijk te achterhalen welke bedrijven op grond van hun kosten-batenanalyse vroeger gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om goedkoop gif te storten. Grote bedrijven die zeggen maatschappelijk verantwoord te ondernemen en zich in een brancheorganisatie hebben verenigd, kunnen bovendien worden gemaand tot het voor hun rekening nemen van de kosten van sanering van de 56 000 door hen vervuilde locaties. Dat scheelt juridische procedures om de kosten op hen te verhalen.

Wordt de loodvervangende stof methyl tertiair butylether (MTBE) in benzine net als in Denemarken verboden? Wie betaalt de kosten van de sanering van met die stof vervuilde grond en drinkwater?

Mevrouw Neppérus (VVD) waardeert het dat de staatssecretaris zo eerlijk is geweest om te zeggen dat er fouten in de MKBA zaten en dat hij de Kamer een nieuwe versie heeft gestuurd, maar betreurt dat de Kamer maar twee dagen de tijd heeft gehad, die te bestuderen voor dit overleg. De kosten zijn helder in beeld gebracht, maar de baten niet. Dit zou te wijten zijn aan het feit dat internationale onderzoeken elkaar tegenspreken. Toch is het onthutsend dat de zaken zo vaag zijn. Het is meer het maatschappelijk gevoel dat mevrouw Neppérus aangeeft dat bodemsanering toch baten heeft voor de volksgezondheid.

Tot 2030 wordt er 12 mld. aan bodemsanering besteed. De kosten zijn hoog en de baten onduidelijk, maar er moet wat worden gedaan, want er zijn 400 000 verontreinigde locaties, waarvan er 56 000 risico’s voor mens of ecosysteem opleveren. 11 000 daarvan worden spoedlocaties genoemd en liggen in en om steden. Daarop moet het accent worden gelegd. Bovendien zijn de baten van een saneringsoperatie die 12 mld. kost, niet altijd even helder. Hoe denkt de staatssecretaris een differentiatie aan te brengen in de 11 000 spoedlocaties? Vindt hij net als de VVD-fractie dat er maatwerk moet worden geleverd?

Heeft het Rijk, de provincie of de gemeente het voortouw? Kan er meer tempo worden gemaakt, bij voorbeeld door gemeenten in hun bestemmingsplannen saneringslocaties op te laten nemen?

De heer Samsom (PvdA) is op grond van de MKBA tot de conclusie gekomen dat de meest vergaande variant de beste kosten-batenverhouding oplevert en wel zonder onzekere factoren zoals een discontovoet van 4%, die hoog is, maar lager kan zijn, en de waardering van een levensjaar. Die factoren spelen een rol, maar de verhouding tussen de varianten wordt er niet door beïnvloed. Waarom heeft de regering gekozen voor het verlenen van prioriteit aan sanering van spoedlocaties, terwijl de grootste winst voor de volksgezondheid valt te boeken door sanering van de locaties die daar buiten vallen?

Het voorstel van de heer Poppe om de kosten via gerechtelijke procedures op de vervuilers te verhalen, is interessant. Wellicht kan ook geld voor sanering beschikbaar komen via PPS en het FES. De economische structuur van het land wordt namelijk beter op schone grond. Wordt hierover gediscussieerd en, zo ja, wat is de stand van zaken in die discussies?

Door het introduceren van bodemverontreinigingseenheden kan gemakkelijker en sneller een impuls worden gegeven aan het saneren van de bodem. Het genereert namelijk geld, net zoals de emissiehandel dat doet voor het reduceren van CO2.

De heer Madlener (PVV) vraagt hoe het kan dat producten, afkomstig van landbouwgrond die als spoedlocatie wordt bestempeld, geschikt voor consumptie zijn. Hij merkt op dat ieder natuurpark verontreinigd gebied kan zijn, maar daarin wel de mooiste bomen kunnen groeien. Waarom is de ene boom beter dan de andere? Het accent moet worden gelegd op het saneren van spoedlocaties die gevaren voor de mens opleveren en niet voor het milieu. Het is dus beter om geld uit te geven aan beroepsziekten die schilders en lassers oplopen. Locaties waar micro-organismen zelf de verontreiniging oplossen en grond onder snelwegen en kantoren hoeven niet meteen te worden gesaneerd. Het geschikt maken van vervuilde landbouwgrond voor bewoning is wel een goed idee, want het levert huizen op en kost de belastingbetaler geen geld. Ook moeten gemeenten meer verantwoordelijkheid voor het saneren van de bodem krijgen.

«De vervuiler betaalt», is een goed uitgangspunt. Als niet alle vervuilers hun verantwoordelijkheid nemen, moeten zij daarop worden aangesproken, maar niet via juridische procedures. Bodem- en luchtkwaliteit zouden in samenhang met elkaar moeten worden gezien. Met het oog daarop kan beter geld worden uitgegeven aan roetfilters.

Loodverontreiniging is van invloed op het IQ, maar mensen moet niet onnodig angst worden aangejaagd.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris betreurt net als de Kamer dat in de MKBA fouten zijn geslopen en vindt dat hij de Kamer daarvan op de hoogte had moeten stellen voordat hij wist om welke fouten het ging, zodat zij kon wachten op de nieuwe versie in plaats van de oude nodeloos te lezen.

Het plan van aanpak van de analyse is in overleg met het CPB opgesteld. De Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO) heeft in overleg met het CPB de economische aspecten bepaald. Het CPB heeft verder in een klankbordgroep gezeten, maar geen verantwoordelijkheid willen nemen voor de gezondheidsaspecten omdat het daar geen ervaring mee heeft. Over de discontovoet kan inderdaad een politieke discussie worden gevoerd; het CPB had daar ook al vraagtekens bij gezet. Daarom is aan de Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek (RMNO) gevraagd, advies uit te brengen over het hanteren van de discontovoet. Die speelt ook in veel andere onderzoeken naar onder andere de besteding van FES-gelden een rol.

De MKBA is vanuit puur monetair standpunt gemaakt. Dat wil zeggen dat men vanuit dat oogpunt pas van baten spreekt als er schaarste aan fysieke goederen of goederen in overdrachtelijke zin is. Grond in de buitengebieden acht men niet schaars. Stedelijke herstructurering wordt dus vanuit monetair oogpunt minder interessant. Uit maatschappelijk oogpunt is die wel interessant. Daar wordt bij een politieke afweging ook rekening gehouden. De MKBA is dus maar een element dat in de politieke afweging wordt betrokken. Daarnaast wordt gekeken naar het welzijn van mensen en de ecologische effecten.

De analyse geeft aanleiding tot de vraag of op een aantal locaties het criterium voor sanering moet worden aangepast, net zoals het Rotterdamse onderzoek naar de effecten van lood tot andere inzichten kan leiden en epidemiologisch onderzoek wellicht uitwijst dat bepaalde stoffen ook via andere blootstellingsroutes risico’s voor de gezondheid opleveren.

Ten tijde van de ontdekking van bodemvervuiling bij Lekkerkerk werd er een ander beleid gevoerd. Nu worden prioriteiten gesteld met het oog op het doel dat er in 2015 geen locaties meer bestaan die volgens huidig gebruik schade voor de volksgezondheid en het milieu opleveren. Wellicht zijn er wel meer dan 11 000 locaties te saneren. Na 2015 zal de overheid in samenspraak met het bedrijfsleven op het vlak van stedelijke ontwikkeling optreden. De kosten van sanering zullen zij delen, mocht een bepaald gebied geschikt moeten worden gemaakt voor ander gebruik dan het huidige. Volgens het huidige beleid is er 900 mln. tot 2015 nodig, 250 mln. voor het landelijk gebied en de rest voor het stedelijk gebied. In het FES is bodemsanering expliciet als belang voor de economische structuur genoemd, dus daar is 50 mln. uit beschikbaar gesteld. 12,5 mln. is daarvan al uitgegeven. Ook wordt de smeerpijp in Groningen uit het FES betaald. Dat betreft geen sanering, maar het voorkomen van nadere verontreiniging, dus beheersing. Op sommige stortplaatsen is een ander ecologisch systeem ontstaan. De vraag is of het via kostbare saneringen terugbrengen in oorspronkelijke staat van die plaatsen zo veel beter is. Bovendien zal afval toch nog ergens anders naartoe moeten worden gebracht. Daarbij komt dat micro-organismen dergelijke stortplaatsen soms saneren. De kern van het beleid is dat de risico’s voor mens en milieu van het huidige gebruik van een bepaald stuk grond voor 2015 teniet worden gedaan door die te saneren of te beheersen. Na 2015 heeft de overheid volgens de staatssecretaris de verantwoordelijkheid, bij te dragen aan de sanering van een stuk grond als men wenst dat die van maatschappelijk functie verandert en zodoende risico’s voor de gezondheid van mens en milieu oplevert. Een natuurgebied waarin de vervuiling door het huidige gebruik ervan wordt beheerst, wordt dan gesaneerd indien het bewoonbaar wordt gemaakt en dus anders wordt gebruikt. Dan is het inderdaad jammer dat een dergelijk gebied niet meteen is gesaneerd, maar het zal niet veel voorkomen.

De analyse geeft enige aanleiding tot het bijstellen van de criteria aan de hand waarvan wordt bepaald wat risicovol is. Dit kan tot meer spoedlocaties dan de huidige 11 000 leiden. Bij het aanbrengen van een nadere differentiatie in de te saneren spoedlocaties zal ook de invloed van de water- en luchtkwaliteit in overweging worden genomen.

Het is een goed idee, de kosten op vervuilers te verhalen en zodoende geld beschikbaar te krijgen voor bodemsanering, al is het moeilijk om dat te doen ten aanzien van vervuiling van voor 1975. Het kostenverhaal zal ook nooit meer dan enkele procenten van het benodigde budget dekken. Het ministerie van VROM heeft al veel juridische procedures verloren. Het ministerie van VROM zet kostenverhaalszaken wel door. De verjaringstermijn van vorderingen op vervuilers van na 1975 is gestuit. De staatssecretaris heeft de captains of industry, die tegenwoordig zeer milieubewust zijn, aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Die is juridisch niet afdwingbaar.

Of het Bodemcentrum blijft bestaan, hangt af van de wil van de samenwerkende partners. Er zijn inderdaad goede ervaringen mee opgedaan.

Er is veel geld in onderzoek naar bodemvervuiling gestopt. Dat heeft wel een goede inventarisatie van de situatie in het hele land opgeleverd aan de hand waarvan prioriteiten kunnen worden gesteld. Deze inventarisatie wordt jaarlijks geactualiseerd.

Het rapport over MTBE wordt in februari 2007 formeel gepubliceerd. De staatssecretaris zal in overleg met de begeleidingscommissie die zich met deze stof bezighoudt, in het eerste kwartaal van 2007 de norm en de risiconorm beschrijven en aan de Technische commissie bodembescherming (TCB) aanbieden. Daarna krijgt de Kamer er een brief over en worden na overleg met de Kamer de normen medio dit jaar vastgesteld. De staatssecretaris is ook voornemens, een inventariserend onderzoek naar het voorkomen van MTBE in drinkwaterbeschermingsgebieden te starten.

Het is inderdaad nuttig om via epidemiologisch onderzoek de baten van sanering duidelijker te omschrijven.

In sommige gebieden is de bodem door benzinepompen, industrie of wasserijen vervuild en dringt die vervuiling door tot het grondwater, in andere is de lucht door chloorverbranding met dioxine verontreinigd en slaat die verontreiniging op de bodem neer. Nu de meeste puntbronnen in het water zijn aangepakt, moet vooral aandacht worden besteed aan het voorkomen van dergelijke diffuse verontreiniging die de bodem bedreigt. Zodra landbouwproducten door een te hoog dioxinegehalte in de lucht niet meer geschikt zijn voor consumptie, grijpt de overheid in. Omgekeerd kunnen landbouwgewassen een bijdrage leveren aan de sanering van bij voorbeeld verontreiniging met cadmium of zware metalen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Koopmans (CDA) vindt dat de bewoners van Gouderak snel duidelijkheid moeten krijgen over de vraag of de nadere differentiatie die de staatssecretaris voornemens is aan te brengen in het aantal spoedlocaties, van invloed is op het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld voor de bodemsanering in dat gebied. Een van de financieringsmogelijkheden schuilt in het versnellen en vereenvoudigen van de toekenning van geld uit het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV).

De heer Poppe (SP) hoopt dat na de afgelopen 25 jaar, waarin veel geld aan onderzoek is besteed, nu overal de vervuilde bodems worden gesaneerd.

Mevrouw Neppérus (VVD) vraagt nogmaals welke rol gemeenten en provincies op het vlak van bodemsanering kunnen spelen en of zij daarover iets in de bestemmingsplannen kunnen opnemen. Voorts wacht zij af hoe deze staatssecretaris of zijn opvolger de criteria voor «spoedlocatie» bij zal stellen.

De heer Samsom (PvdA) vindt ook dat Gouderak zo snel mogelijk moet worden gesaneerd. Een nadere differentiatie kan voor die locatie wellicht goed uitvallen, maar zal dan voor een andere locatie automatisch slecht uitvallen. Uiteindelijk moet er een systeem worden ontwikkeld waardoor bodemsanering sneller en op grotere schaal kan worden uitgevoerd. Dat kost extra geld, maar dat hoeft niet per se op de begroting te verschijnen.

De heer Madlener (PVV) verzoekt de staatssecretaris om in zijn schriftelijke reactie onderscheid te maken tussen de kosten van het saneren van locaties die als spoedlocatie worden bestempeld wegens de risico’s voor de mens en de kosten van het saneren van locaties die als spoedlocatie worden bestempeld wegens risico’s voor het ecosysteem.

De staatssecretaris antwoordt dat de burger moet worden geïnformeerd over het aan te passen beleid indien de 900 mln. niet beschikbaar komt, die nodig is om het doel te halen dat voor 2015 de risico’s van vervuilde gebieden voor mens en milieu teniet zijn gedaan. Die burger zal namelijk teleurgesteld zijn in de verwachtingen die bij hem zijn gewekt. De belofte aan de inwoners in Gouderak dat de bodem van de Zellingwijk wordt gesaneerd en dat de ruimtelijke kwaliteit, de Hollandsche IJssel en de oevers daarvan worden verbeterd, wordt nagekomen, al vormt de vervuiling ervan geen risico voor de mens en belopen de kosten maar liefst 25 mln.

De administratieve lasten die gepaard gaan met toekenningen uit het ISV-II zijn verminderd, dus dat is voordelig.

De staatssecretaris zal bij zijn evaluatie betrekken in hoeverre grote bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen en of dat iets oplevert voor het dekken van de kosten van sanering.

De staatssecretaris beschouwt de MKBA als het begin van een proces dat tot nadere verzakelijking leidt. Hij juicht een dergelijk proces toe.

In de bodemsaneringsoperatie zorgt de rijksoverheid voor normering en voor 25% van de kosten. De rest wordt op termijn door PPS, initiatiefnemers en het bedrijfsleven gefinancierd. De budgetten zijn dankzij de decentralisatie overgeheveld aan de provincies en de 30 grote gemeenten. Elk initiatief, gebaseerd op de landsdekkende inventarisatie, valt onder de verantwoordelijkheid van deze lagere overheden. Voor de uitvoering wordt goed samengewerkt met Bodem+ en aanverwante organisaties. Hierbij wordt steeds gestreefd naar een vermindering van de bureaucratie.

Toezeggingen

– Bij de evaluatie van het kostenverhaal bodemsanering (of eerder) zal worden ingegaan op uitstaande vorderingen, lopende processen en verhaalacties op vervuilers, tevens zal uiteengezet worden of, en hoe verschuiving plaatsvindt naar het accent op maatschappelijke verantwoording (naast juridisering);

– Na overleg met deskundigen (o.a. de TCB) over het in februari 2007 te verschijnen rapport van het RIVM over normering van MTBE (methyl-tert-butylether), ontvangt de Kamer medio 2007 een brief die ingaat op de normering;

– Er zal een inventarisatie worden gestart naar MTBE in drinkwaterbeschermingsgebieden;

– Bij de spoedlocaties zal de Kamer worden geïnformeerd over de wijze waarop onderscheid wordt aangebracht tussen locaties die vooral risico vormen voor de mens en locaties die vooral een risico vormen voor de ecologie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Blok

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van Halen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Jules Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV) en Ouwehand (PvdD).

Plv. leden: Sterk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Crone (PvdA), Hessels (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Kamp (VVD), Smeets (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Haverkamp (CDA), Van Beek (VVD), Mastwijk (CDA), Dijksma (PvdA), Agema (PVV) en Thieme (PvdD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Atsma (CDA), Verburg (CDA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), Joldersma (CDA), Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Voordewind (ChristenUnie), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP) en Bouwmeester (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), Azough (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Van Hijum (CDA), Haverkamp (CDA), Spekman (PvdA), Verdonk (VVD), Griffith (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van der Ham (D66), Gill’ard (PvdA), Van de Camp (CDA), Langkamp (SP), Jacobi (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blom (PvdA), Kamp (VVD), De Wit (SP), Thieme (PvdD), Graus (PVV), Luijben (SP) en Hamer (PvdA).

Naar boven