29 984
Spoor: vervoer- en beheerplan

nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2006

Naar aanleiding van de toezegging van de Staatssecretaris informeer ik u met deze brief over de uitkomsten van de gesprekken met NS over een aantal daluitsnijdingen en de verschuiving van enkele laatste treinen in de dienstregeling 2007. Daarnaast heb ik u in het debat van 30 augustus toegezegd na te gaan of er mogelijkheden zijn de dienstregeling 2007 voor een vijftal relaties te verbeteren. Onderstaand ga ik hier op in. Dit beide in het licht van medio september, het moment tot waarop – zoals eerder gemeld – kleine aanpassingen in de dienstregeling mogelijk zijn. Tot slot heeft het lid Duyvendak mij het verzoek gedaan om nadere informatie omtrent reistijden. Dit heeft geleid tot een nieuw inzicht dat ik verderop verwoord.

Daluren

In haar brief van 10 augustus jongstleden (kamerstuk 29 984, nr. 59) heeft de Staatssecretaris aangegeven bedenkingen te hebben ten aanzien van daluitsnijdingen op enkele specifieke verbindingen. Dit betreft de corridors Lelystad–Amsterdam, Rotterdam–Amersfoort en Den Haag–Arnhem. Tot op heden heeft NS mij geen informatie (over de match tussen vervoervraag en aanbod, conform artikel 9, eerste lid, sub b van de vervoerconcessie) geleverd die deze wijzigingen in het aangeboden vervoer voldoende motiveert. Ik heb NS nadere informatie gevraagd. Indien ook deze informatie mij niet overtuigt, zal ik niet met dit onderdeel van het vervoerplan 2007 instemmen.

Ten aanzien van de verschuiving van enkele laatste treinen heeft NS het advies van de consumentenorganisaties in het Locov overgenomen. Onder meer zal een latere trein van Utrecht naar Flevoland rijden dan eerst door NS was voorgenomen.

Mogelijkheden aanpassing dienstregeling 2007

In het debat op 30 augustus jongstleden heb ik u toegezegd voor een vijftal relaties te bezien of er (kleine) verbetermogelijkheden zijn voor de dienstregeling 2007. Dit betreft Amsterdam–Utrecht, de Veluwelijn (Zwolle–Utrecht), Oss–Rotterdam, Nijmegen–Apeldoorn en Den Haag–Utrecht (meer specifiek de bediening van Voorburg en Zoetermeer). Ik heb deze relaties bezien en ik heb geconstateerd dat voor enkele van deze relaties aanpassingen mogelijk zijn die een vooruitgang betekenen voor de reizigers op de betreffende relatie. Echter, deze aanpassingen zorgen in 2007 elders op het net voor een (groter) nadeel, waardoor andere reizigers worden getroffen. Zoals ook in het debat besproken zijn – binnen de complexe logistieke puzzel die het maken van de dienstregeling op de huidige infrastructuur is – niet alle wensen integraal realiseerbaar. Er moeten keuzes worden gemaakt, met voor- en nadelen waarbij zich dilemma’s voordoen. Bijvoorbeeld tussen betrouwbaarheid en reistijd, tussen het bedienen van nieuwe stations en reistijd en tussen goederenvervoer en personenvervoer. In bijlage I is voor elk van de vijf relaties het onderzoek naar verbetermogelijkheden uitgewerkt.1 Ter illustratie geef ik een tweetal mogelijkheden weer:

• Voor de Veluwelijn is het mogelijk om de IC’s tussen Zwolle en Utrecht een extra stop in Harderwijk en Nijkerk te geven. Hiermee zouden 890 reizigers op de Veluwelijn een snellere verbinding met Utrecht Centraal krijgen. Echter, deze optie heeft negatieve consequenties voor de circa 32 000 reizigers tussen Amersfoort en Zwolle (en verder). Zo worden alle reistijden tussen Noord-Nederland en de Randstad hierdoor enkele minuten langer. Bovendien is de perroncapaciteit in Harderwijk en Nijkerk beperkt, waardoor NS gedwongen zal zijn kortere treinen in te zetten. Dat betekent dat de vervoerscapaciteit op het traject Amersfoort–Rotterdam niet toereikend zal zijn en dat niet alle reizigers op dat traject in de trein passen.

• Voor station Voorburg is de mogelijkheid bekeken van een snelle verbinding met Utrecht Centraal door de IC’s van Den Haag Centraal naar Utrecht Centraal in Voorburg te laten stoppen. Daarmee wordt de circa 1100 reizigers tussen Voorburg–Utrecht (en verder naar Noord- en Oost-Nederland) een snellere verbinding zonder overstap naar Utrecht geboden. Echter 25 000 doorgaande reizigers op het traject Den Haag–Utrecht zouden een langere reistijd krijgen, waaronder de reizigers naar Noord- en Oost-Nederland. Ook kan de dienstregeling hierdoor minder betrouwbaar worden.

Reistijd

Het lid Duyvendak vraagt om specifieke informatie waarover ik vanuit mijn rol ten aanzien van de vervoerconcessie en meer specifiek de toetsing van het aangeboden vervoer niet beschik. Ik heb de gestelde vragen dan ook aan NS voorgelegd. De brief van NS in reactie hierop treft u bijgevoegd aan (bijlage II1). Deze brief roept bij mij vragen op en daarover zal ik morgenochtend met de NS overleggen.

Over de uitkomsten van dit gesprek informeer ik u zo spoedig mogelijk.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven