29 984
Spoor: vervoer- en beheerplan

nr. 73
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 september 2006

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 17 augustus 2006 overleg gevoerd met staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Verkeer en Waterstaat over:

– de brieven van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over de NS-dienstregeling 2007 d.d. 10 augustus 2006 (29 984, nr. 59), 14 augustus 2006 (29 984, nr. 60), 15 augustus 2006 (29 984, nr. 61) en 16 augustus 2006 (29 984, nr. 62).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Hijum (CDA) spreekt mede namens de VVD-fractie en merkt op, onaangenaam verrast te zijn over het feit dat de staatssecretaris in haar brieven schrijft dat de dienstregeling die de NS voor 2007 heeft opgesteld, per 15 augustus onomkeerbaar is, terwijl zij in eerdere brieven stelde, daarover pas op 10 oktober en 1 november in het kader van het Vervoerplan haar oordeel te vellen en zij met de Kamer duidelijke afspraken had over de manier waarop de nieuwe dienstregeling zou worden vastgesteld. Tijdens het algemeen overleg van 21 juni jongstleden zei zij nog dat de NS zonder medeweten van het ministerie geen onomkeerbare stappen mocht zetten voor 26 juli jongstleden, het moment waarop zij haar capaciteitsaanvraag zou indienen bij ProRail. Heeft de NS de staatssecretaris inderdaad op dat moment geïnformeerd over de onomkeerbaarheid van de dienstregeling? Zo ja, waarom heeft zij de Kamer dan pas op 10 augustus jongstleden een brief gestuurd? Het algemeen overleg van 21 juni jongstleden zou vlak na het zomerreces worden voortgezet. Daardoor dacht de Kamer dat de NS-dienstregeling 2007 niet voordien definitief kon worden.

Heeft de staatssecretaris inhoudelijk een weloverwogen oordeel kunnen vellen over de dienstregeling? En heeft de NS het pas op 31 juli uitgebrachte advies van LOKOV en de adviezen van de provincies in haar eindbod verwerkt? Heeft de staatssecretaris alleen maar haar bedenkingen geuit over het schrappen en verminderen van treinen in de vroege, late en daluren of ook over de slechtere bereikbaarheid van bepaalde landsdelen, waar de Kamer en LOKOV zich vooral zorgen over maken, ook omdat die indruist tegen de concessie? De nieuwe dienstregeling bevat verbeteringen, maar waarom is er zo veel druk van de Kamer nodig om kortere reistijden te bewerkstelligen, via een pilot nog wel, terwijl ProRail jarenlang met krappere plannormen heeft gewerkt? Welke juridische mogelijkheden heeft de Kamer nog om in de nieuwe dienstregeling wijzigingen aan te brengen?

Mevrouw Dijksma (PvdA) haalt allereerst brieven van burgers aan waaruit blijkt dat de nieuwe dienstregeling, die voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog grootschalig wordt aangepast, voor veel regio’s buiten de Randstad onacceptabele consequenties heeft. Reistijden worden er langer, er moet vaker worden overgestapt en bepaalde aansluitingen worden geschrapt. De bewoners van die landsdelen worden dus gedwongen massaal de auto te nemen. Is dat wat de staatssecretaris beoogt? De experimenten met verlengde reistijden waarover de staatssecretaris op 10 augustus schreef, lijken te dienen tot het sussen van de Kamer en gebaseerd te zijn op drijfzand. Zij zijn namelijk gekoppeld aan punctualiteit. Als dat de norm is, is het logisch dat de experimenten met verlengde reistijden snel worden stopgezet, want die brengen de punctualiteit alleen maar in gevaar. Dit mag niet gebeuren. De nieuwe dienstregeling bevat voordelen, maar de prijs die de reizigers daar buiten de Randstad voor moeten betalen, is te hoog. Waarom heeft de staatssecretaris op 15 augustus haar goedkeuring verleend aan de nieuwe dienstregeling, terwijl veel Kamerfracties de afgelopen maanden tegen een aantal punten in die dienstregeling onoverkomelijke bezwaren hebben geuit en het debat daarover nog niet was afgerond? Dit is onfatsoenlijk. De staatssecretaris moet hier verantwoording voor afleggen.

Over de inpassing van de HSL en de viersporigheid tussen Amsterdam en Utrecht heeft mevrouw Dijksma de nodige vragen, maar zij legt er allereerst de nadruk op dat de staatssecretaris haar goedkeuring niet had mogen verlenen aan de NS, die in haar ogen harder doordendert dan haar eigen treinen.

De heer Duyvendak (GroenLinks) wijst op het indicatieve spoorboekje op de website van de NS waaruit blijkt dat niet alleen de reistijden van de Randstad naar het Noorden des lands langer worden, maar ook die in het Oosten en Noorden en zelfs die van forensensteden naar grote steden. Dit is onaanvaardbaar. Ook is het geen vertoning dat de trein uit Berlijn volgens de nieuwe dienstregeling niet op Amsterdam-Centraal aankomt, maar op het troosteloze Amsterdam Zuid-WTC. Door al tegen de NS te hebben gezegd dat zij door mocht gaan met de dienstregeling in plaats van de NS twee weken te laten wachten, namelijk tot na de voortzetting van het debat dat de staatssecretaris vlak na het zomerreces nog met de Kamer zou voeren, heeft de staatssecretaris de indruk gewekt, zich door de NS voor het blok te hebben laten zetten in plaats van het publieke belang te behartigen. Dat moet de Kamer dus maar doen.

De nieuwe dienstregeling vertoont vier gebreken. Allereerst is de bediening van het Noorden en Oosten ondermaats. Verder gaat er tussen Utrecht en Amsterdam maar een extra stoptrein rijden, terwijl er een miljard is geïnvesteerd om twee extra sporen tussen die steden aan te leggen en er extra rijstroken voor auto’s worden aangelegd. Dat komt niet doordat er te weinig capaciteit is op Schiphol, want treinen uit Utrecht kunnen ook ergens anders dan op Schiphol aankomen. Wellicht zegt de staatssecretaris dit alleen maar omdat zij graag ziet dat er een verbindingsweg tussen de A6 en de A9 wordt aangelegd.

Ten derde vertrekt volgens de nieuwe avond- en weekenddienstregeling de laatste trein veel eerder en moet er veel vaker worden overgestapt, zeker als men naar het Noorden reist. Ten vierde zijn er forse verslechteringen op knooppunten buiten de Randstad, zoals Zwolle, Apeldoorn, Hengelo, Zutphen, Breda en Leeuwarden, waardoor slechtere verbindingen en vertragingen ontstaan. De staatssecretaris mag de dienstregeling in haar huidige vorm niet goedkeuren, maar moet de onderhandelingen erover heropenen. Het is niet te verantwoorden dat dit het resultaat is van de grote hoeveelheid publiek geld dat in het spoor is gestoken.

De heer Slob (ChristenUnie) begrijpt niet dat de staatssecretaris akkoord lijkt te zijn gegaan met de nieuwe dienstregeling van de NS, terwijl de minister-president op 7 juli jongstleden de Kamer heeft beloofd dat er voor het einde van het reces geen onomkeerbare besluiten zouden worden genomen en dat de geplande voortzetting van algemeen overleggen, die door de val van het kabinet waren komen te vervallen, alsnog na het zomerreces zouden worden gehouden. Daarbij hoorde ook dat over de NS-dienstregeling 2007, omdat de Kamer die op veel punten onacceptabel vond. De staatssecretaris heeft door haar optreden de Kamer in een onacceptabele positie gemanoeuvreerd en zich niet aan de afspraken gehouden. Wat is haar visie hierop?

Net als de heer Duyvendak vindt de heer Slob het onaanvaardbaar dat van de extra sporen tussen Amsterdam en Utrecht, waarin fors is geïnvesteerd, nauwelijks gebruik zal worden gemaakt, mede doordat de extra sporen vertraagd worden opgeleverd en wellicht doordat daarnaast extra rijstroken voor het autoverkeer worden aangelegd.

Heeft de Kamer nog de mogelijkheid om wijzigingen in de nieuwe dienstregeling aan te brengen? Eerst kon zij dat toch tot 1 november aanstaande doen? De Kamer zou zich hier vlak na het reces toch over uitspreken? Is de consumentenorganisaties ook de pas afgesneden?

Mevrouw Van Velzen (SP) citeert om te beginnen de brief van de minister-president waarin staat dat het kabinet geen onomkeerbare beslissingen neemt ten aanzien van de geplande vao-debatten die op vrijdag 7 juli 2006 nog niet in de Kamer hadden plaatsgevonden alvorens over de onderwerpen daarvan in de eerste week na het zomerreces in de Kamer is gedebatteerd. De staatssecretaris heeft zich niet aan deze afspraak gehouden doordat zij haar handtekening onder de NS-dienstregeling 2007 heeft gezet. Is het juridisch nog mogelijk om haar naam daaronder te verwijderen? Waarom heeft zij overhaast en ondemocratisch haar handtekening gezet, terwijl de onderhandeling met de NS nog liep en zij geen onomkeerbare beslissingen mocht nemen tijdens het zomerreces? De deadline voor de NS was toch 10 oktober aanstaande? Staat de Kamer voor een voldongen feit?

Er zijn wel verbeteringen doorgevoerd ten opzichte van de eerste plannen, maar de SP-fractie kan pas met de nieuwe dienstregeling instemmen als er even vaak als nu een intercity tussen Amsterdam, Rotterdam en Breda rijdt in plaats van minder vaak een veredelde stoptrein om reizigers min of meer te dwingen, van de HSL gebruik te maken, als de vier sporen tussen Amsterdam en Utrecht beter worden benut en als de verbindingen van de Randstad naar het Noorden en het Oosten en die tussen het Noorden en het Oosten beter worden in plaats van slechter. Zij vindt ook de weekend- en nachtdiensten niet nodig of wenselijk, zeker niet gezien het vele publieke geld dat in het spoor is gestoken om meer automobilisten per trein te laten reizen. Die ambitie wordt niet gerealiseerd met het nieuwe spoorboekje, zeker niet als er zo veel wordt geïnvesteerd in asfalt. De staatssecretaris moet de onderhandelingen heropenen, wil zij daadwerkelijk opkomen voor treinreizigers. Zij heeft daar genoeg macht voor als enige aandeelhoudster van de NS. Bovendien weet zij zich gesteund door de Tweede Kamer als zij dat doet.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris antwoordt dat zij geen goedkeuring aan de dienstregeling 2007 heeft verleend en dus geen handtekening hoeft te verwijderen. Zij controleert achteraf of het past binnen de concessie. De NS gaat over de dienstregeling. Zij heeft de Kamer geïnformeerd, omdat het gaat om een grote verandering van de dienstregeling. De NS kon de staatssecretaris meedelen welke onomkeerbare elementen in de dienstregeling zaten, zodra zij haar capaciteitsaanvraag zou indienen bij ProRail, dus oorspronkelijk op 26 juli jongstleden. Deze datum van 26 juli had zij de kamer al eerder gemeld. Hoewel de staatssecretaris de dienstregeling officieel pas achteraf toetst, vond zij het, gezien de op handen zijnde drastische veranderingen wenselijk om tijdens de opstelling ervan duidelijk te maken of die al dan niet zou stroken met de concessie. Zij kon daar niet tot eind augustus mee wachten, omdat volgens internationale regelingen de afspraken tussen de NS, ProRail en andere vervoerders op 10 december van ieder jaar moeten vastliggen en die datum anders niet kon worden gehaald. Met het oog daarop moesten op 26 juli jongstleden ook de basiskeuzes ten aanzien van de grote veranderingen gemaakt zijn. Door het verwerken van de onderhandelingen met de Kamer en het advies van het LOKOV heeft NS begin augustus nog wijzigingen moeten verwerken. Ook werd rond 7/8 augustus tussen Pro Rail en NS overlegd over de vertraagde oplevering van sommige sporen tussen Amsterdam en Utrecht en de gevolgen voor de dienstregeling. Op 9 augustus heeft de staatssecretaris vernomen wat de uitkomsten waren en wat NS voornemens was. Op 10 augustus heeft de staatssecretaris de Kamer een brief gestuurd, juist om haar de gelegenheid te bieden, nog met haar van gedachten te wisselen. Op 14 augustus hebben de NS en ProRail definitief besloten om uit te gaan van de dienstregeling voor 2007, behalve voor de trajecten waarop de sporen nog niet opgeleverd waren. Daarvoor zou de huidige dienstregeling doorlopen. De staatssecretaris moest op 15 augustus wel een uitspraak doen. Als zij dat later had gedaan, konden andere deadlines in het traject niet meer worden gehaald die uiteindelijk leiden tot het halen van de datum van 10 december. Als zij op 15 augustus jongstleden vanwege het verzoek van de Kamer van 14 augustus jongstleden om geen onomkeerbare te stappen te zetten, had gezegd dat de NS niet door kon gaan met het opstellen van de nieuwe dienstregeling, had de huidige dienstregeling automatisch doorgelopen en was er net zo goed een onomkeerbare stap gezet. Op het moment dat zij uitspraak deed, had de staatssecretaris inderdaad nog geen algemeen overleg met de Kamer gevoerd en evenmin contact gehad met de minister-president. Zij vond dat niet nodig, omdat zij in haar ogen geen onomkeerbaar besluit nam en haar verantwoordelijkheid moest nemen. Dat zij de woorden «onomkeerbaar besluit» heeft gebezigd in haar brief van 15 augustus is onhandig geweest, te meer daar zij niet eens onomkeerbare besluiten kan nemen over dienstregelingen van de NS. Zij heeft slechts de bevoegdheid om die achteraf aan de concessie te toetsen. De staatssecretaris merkt desgevraagd op dat zij wel gebruik kan maken van de mogelijkheid om de dienstregeling in januari 2007 aan te passen, maar dat dan de aansluitingen op het stads- en streekvervoer in gedrang komen.

In haar brief van 14 maart jongstleden heeft de staatssecretaris de datum van 26 juli genoemd, de dag waarop de NS haar capaciteitsaanvraag bij ProRail zou indienen. Daarover heeft zij opgemerkt dat vanaf dat moment alle andere vervoerders en betrokkenen hun personeel en materieel daarop zouden afstemmen. Zo moet NS per 16 augustus haar rangeerdiensten vastgelegd hebben en moeten de internationale paden per 19 augustus zijn toebedeeld. Zij dacht dat de Kamer daaruit zou opmaken dat de capaciteitsaanvraag een onomkeerbaar moment vormde en betreurt het dat zij dat er niet explicieter bij heeft vermeld, noch in genoemde brief, noch tijdens het algemeen overleg van 21 juni jongstleden.

Pas op 9 augustus wist de staatssecretaris dat de NS door wilde gaan met het opstellen van de nieuwe dienstregeling. Daarom heeft zij op 10 augustus de Kamer laten weten, voornemens te zijn daarmee akkoord te gaan en heeft zij dat op 15 augustus inderdaad gedaan. Sinds die datum zijn er nog slechts kleine wijzigingen in aan te brengen. Er is wel al rekening gehouden met de wensen die de Kamer in het algemeen overleg van 21 juni jongstleden heeft geuit en vooruitlopende op de moties die tijdens het verslag van het algemeen overleg zouden worden ingediend. De voordelen van de nieuwe dienstregeling wegen sowieso op tegen de nadelen ervan en maken een reizigersgroei met 5% mogelijk, hetgeen niet het geval is op grond van de huidige dienstregeling. Bovendien voldoet de nieuwe dienstregeling aan de criteria van de concessie.

Op de vraag van de heer Van Hijum hoe het kan dat de Kamer, die dankzij de communicatie tussen haar en het ministerie van Verkeer en Waterstaat steeds in de veronderstelling verkeerde dat er tot 10 oktober aanstaande inhoudelijk kon worden gediscussieerd over de dienstregeling en wachtte op het vlak na het zomerreces geplande voortgezette algemeen overleg, zich overvallen voelt door deze onomkeerbare stap van de staatssecretaris, antwoordt zij dat zij in haar brief van 14 maart jongstleden kennelijk duidelijker had moeten stellen dat de NS met de geplande capaciteitsaanvraag op 26 juli een onomkeerbare stap zou zetten, omdat die de basis vormt voor de dienstregeling 2007 en daardoor de hoofdinpassing van de dienstregeling definitief zou worden. Dat de in eerste instantie vervallen voortzetting van het algemeen overleg van 21 juni jongstleden alsnog zou plaatsvinden, is de staatssecretaris pas sinds kort bekend, maar dat neemt niet weg dat zij, de motie-Van Hijum over de bediening van de landsdelen indachtig, daarover nog voor 9 augustus jongstleden met de NS heeft onderhandeld. De Kamer heeft, zoals altijd het geval is geweest, de ruimte om achteraf de handelswijze van de staatssecretaris te beoordelen als zij de dienstregeling aan de concessie heeft getoetst. Met het plan om de dienstregeling 2007 drastisch te wijzigen ten opzichte van voorgaande jaren is besloten om de Kamer vooraf te laten meekijken. Daarom heeft de staatssecretaris in november 2005 al duidelijk gemaakt langs welke lijnen zij voornemens was, te opereren en heeft zij de wensen van de Kamer in haar onderhandelingen met de NS zo veel mogelijk proberen vorm te geven. Voor die ten aanzien van het Noorden des lands kon zij die niet allemaal in vervulling laten gaan. De Kamer kan haar wensen ten aanzien van de weekend- en dalurenregeling én die ten aanzien van het Noorden nu nog wel kenbaar maken, maar substantiële wijzigingen in de dienstregeling 2007 zijn niet meer mogelijk.

Op het verwijt dat de staatssecretaris de Kamer de mogelijkheid heeft ontnomen, de huidige dienstregeling te vergelijken met de dienstregeling 2007 en daarover een oordeel te vellen door zonder overleg met de Kamer een onomkeerbaar besluit te nemen, ondanks het verzoek van de Kamer om dit niet te doen, antwoordt de staatssecretaris dat zij haar verantwoordelijkheid moest nemen en niet de bevoegdheid had om de NS te verhinderen, haar capaciteitsaanvraag bij ProRail in te dienen. Op de vraag of de staatssecretaris tegen de NS heeft gezegd dat die nog twee weken op eigen risico moest doorgaan met het opstellen van de nieuwe dienstregeling met het oog op het algemeen overleg met de Kamer, dat gepland stond, antwoordt zij dat de Kamer kon weten dat het moment waarop de NS haar capaciteitsaanvraag bij ProRail zou indienen, een onomkeerbare stap in de basisdienstregeling 2007 vormde. Zij voegt daaraan toe dat zij dit wellicht explicieter had moeten verwoorden in het algemeen overleg van 21 juni jongstleden, maar stelt daar tegenover dat de Kamer niet over de dienstregeling beslist; die kan alleen de handelswijze van de staatssecretaris beoordelen en de dienstregeling aan de concessie toetsen. De staatssecretaris komt zo veel mogelijk aan de wensen van de Kamer én van lokale partijen tegemoet, maar niet alles kan. Het slagingspercentage was wel zo hoog dat zij geen bezwaar zag tegen een mededeling aan de NS dat die door kon gaan met de dienstregeling voor 2007, zeker gezien de infrastructurele maatregelen die zij in de nabije toekomst wil nemen om de verbindingen naar het Noorden te verbeteren en de wijzigingen die al in de loop van 2006 na overleg met veel betrokken partijen zijn aangebracht in het eerste concept van de nieuwe dienstregeling.

Desgevraagd antwoordt de staatssecretaris dat zij het algemeen overleg van 21 juni jongstleden onder andere als een discussie over de vraag heeft beschouwd of de prijs voor de verbeteringen in de nieuwe dienstregeling niet te hoog was. Zij heeft de Kamer de mogelijkheid om daarover een oordeel te vellen dus niet ontnomen. Een meerderheid van de betrokkenen bij het plan om de NS-dienstregeling ingrijpend te veranderen, waaraan al drie jaar wordt gewerkt, gaat akkoord met de nieuwe dienstregeling, waardoor in algemene zin de reistijden met 1 à 3% worden verkort en het aantal overstappen wordt verminderd. 3000 reizigers naar het Noorden krijgen te maken met langere reistijden, maar zo’n 200 000 tot 250 000 reizigers op de corridors naar het Noorden en Oosten wordt een betrouwbaarder product geboden. De staatssecretaris vond het niet nodig om de huidige dienstregeling aan te houden vanwege enkele wensen van de Kamer waaraan niet tegemoet kon worden gekomen. Desgevraagd antwoordt de staatssecretaris dat 15 augustus een keiharde deadline vormde; eigenlijk was 26 juli dat al. Zij kon de NS niet twee weken laten wachten.

Op de mededeling van de heer Duyvendak dat de Kamer in zijn ogen bij de huidige stand van zaken niet alleen een politiek oordeel moet vellen over de inhoud van het besluit over de dienstregeling 2007, maar ook over de omgang van de staatssecretaris met de Kamer, antwoordt zij dat de Kamer achteraf inderdaad de handelswijze van de staatssecretaris in verband met de concessie moet beoordelen, maar ook haar omgang met de Kamer. Zij vindt wel dat zij de inhoud van de nieuwe dienstregeling dan moet kunnen toelichten, zodat de Kamer daar een weloverwogen oordeel over kan vellen. Desgevraagd merkt zij op dat zij de minister-president niet over haar onomkeerbare stap heeft geïnformeerd, omdat voor zijn belofte dat het kabinet tijdens het reces geen onomkeerbare stappen zou zetten, al bekend was dat de capaciteitsaanvraag van de NS aan ProRail een onomkeerbaar moment vormde.

De voorzitter valt de Kamer bij door te zeggen dat sinds de mededeling van de staatssecretaris daarover in het laatste algemeen overleg de situatie ingrijpend veranderd is en de minister-president bekend heeft gemaakt wat er al dan niet tijdens het reces mocht worden gedaan.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Velzen (SP) stelt dat de staatssecretaris een blunder heeft gemaakt door een onomkeerbare stap te zetten, terwijl de Kamer de noodzaak had onderstreept om het algemeen overleg van 21 juni jongstleden na het reces voort te zetten en de premier had beloofd dat het kabinet in het reces geen onomkeerbare stappen zou zetten. De staatssecretaris heeft zich er niet aan gehouden en daarom overlegt mevrouw Van Velzen graag met haar fractie over de gevolgen hiervan voor haar positie.

Mevrouw Van Velzen vindt de dienstregeling 2007 niet goed genoeg. In haar ogen heeft de staatssecretaris de situatie gecreëerd dat door het tegenhouden van die dienstregeling de dienstregeling 2006 automatisch zou doorlopen. Daar kan de Kamer niets aan doen.

De heer Slob (ChristenUnie) concludeert dat de staatssecretaris, mede in het licht van de door de val van het kabinet ontstane situatie en de daaropvolgende afspraak van de premier met de Kamer, een grote inschattingsfout heeft gemaakt in verband met de positie van de Kamer. Er kan worden getwist over de betekenis van het woord «besluit» en over de formele bevoegdheid van de Kamer; zeker is dat de discussie over de dienstregeling 2007 nog volop gaande was en de Kamer veelvuldig heeft opgemerkt, enkele heikele punten in die dienstregeling met de staatssecretaris te willen bespreken alvorens die definitief werd. Door deze onomkeerbare stap te zetten, heeft de staatssecretaris de Kamer gebruuskeerd. De heer Slob begrijpt wel dat zij vanwege allerlei deadlines in een lastig parket verkeerde, maar wenst met zijn fractie te overleggen over het vervolg en gevolg en wil op een ander niveau opheldering vragen over wat in dezen gebeurd is in het licht van de belofte van de premier. Hij hoopt dat dit over 14 dagen mogelijk is. Dat dit is gebeurd, betreurt hij, zeker gezien de doorgaans goede omgang van de staatssecretaris met de Kamer.

De heer Duyvendak (GroenLinks) vindt dat de staatssecretaris het vertrouwen van de Kamer heeft beschaamd, onder andere door te zeggen dat zij niet wist dat de geplande voortzetting van het algemeen overleg van 21 juni jongstleden alsnog na het reces zou plaatsvinden. Hij vermoedt dat de staatssecretaris willens en wetens haar besluit heeft genomen zonder daar eerst over te overleggen met de Kamer en het vao af te wachten. Zij had zelf kunnen voorstellen om voor 15 augustus het algemeen overleg met de Kamer voort te zetten. Bovendien heeft zij nog voor 15 augustus een brief van de Kamer gekregen met het verzoek om geen onomkeerbare stap te zetten. Die heeft zij genegeerd. Zij heeft zodoende een politieke fout gemaakt op het vlak van de omgang tussen Kamer en kabinet.

De heer Duyvendak verzoekt de staatssecretaris om een brief waarin zij politieke verantwoording aflegt over de inhoudelijke aspecten van de nieuwe dienstregeling en over haar handelswijze. Hij wenst dat zij die mede namens de premier schrijft, aangezien die de Kamer over dit onderwerp toezeggingen heeft gedaan. Na het verschijnen van de brief moet er een debat volgen waarin een politiek oordeel wordt geveld over de handelswijze van de staatssecretaris.

Mevrouw Dijksma (PvdA) betreurt dat de NS-dienstregeling 2007 wordt ingevoerd en dat de staatssecretaris het de Kamer onmogelijk heeft gemaakt om daar nog substantiële wijzigingen in aan te brengen. De Kamer heeft inderdaad niet de bevoegdheid om die op te stellen, net zo min als de staatssecretaris, maar in dit geval hadden de staatssecretaris en de Kamer politieke afspraken met elkaar. Daar heeft de staatssecretaris zich niet aan gehouden. Dat geldt ook voor de afspraak tussen de Kamer en de premier, gemaakt na de val van kabinet Balkenende II en de doorstart van kabinet-Balkenende III.

Mevrouw Dijksma vermoedt dat de staatssecretaris heeft gegokt dat de Kamer zich bij haar besluit zou neerleggen, maar dit is niet het geval. De PvdA-fractie zal zich beraden over haar relatie met de staatssecretaris en op de vervolgstappen. Het lijkt mevrouw Dijksma verstandig dat het debat in aanwezigheid van de premier wordt vervolgd. Zij neemt het de staatssecretaris kwalijk dat er misverstanden zijn ontstaan, want die waren met het oog op de lange aanloop te vermijden.

De heer Van Hijum (CDA) merkt op dat het gehele proces de schoonheidsprijs niet verdiend. Hij vindt dat de Kamer onvoldoende duidelijk is gemaakt dat zij nauwelijks invloed meer kon uitoefenen na 26 juli jongstleden. Daardoor heeft de Kamer zich overvallen gevoeld door de brieven van 10, 15 en 16 augustus jongstleden. Zij wist niet dat het vaststellen van het basispatroon onomkeerbaar was. Formeel heeft de staatssecretaris geen besluit genomen, maar feitelijk is er een «point of no return» gepasseerd vanwege internationale afspraken en capaciteitsaanvragen.

Al is de dienstregeling in veel opzichten verbeterd, voor een aantal regio’s is die onder de maat, terwijl in de concessie is opgenomen dat de bereikbaarheid van alle landsdelen gewaarborgd moet zijn en er een motie is ingediend, gericht op Zeeland, het Noorden en het Oosten. De heer Van Hijum krijgt graag een brief over de inhoud van de dienstregeling, die de staatssecretaris vandaag had willen toelichten, want hij maakt zich zorgen over de uitkomst van de onderhandelingen over de bereikbaarheid van de gebieden waarvan sprake in de motie. Bovendien wil hij weten hoe het kan dat de reistijden naar het Noorden korter zijn en of die naar het Oosten en Zuiden niet ook al in 2007 kunnen worden verkort. Hij verneemt graag meer over het voorstel van de minister om voor de dienstregeling 2008 na te denken over een integraal herontwerp van de corridors.

De staatssecretaris merkt naar aanleiding van de ernstige bewoordingen over de relatie tussen de Kamer en haar op dat zij hecht aan een goede relatie met de Kamer. Zij geeft naar aanleiding van de opmerking dat door een verschil in politieke inschatting de staatssecretaris ervoor heeft gekozen om niet twee weken te wachten aan dat volgens haar in het algemeen overleg van 21 juni jongstleden duidelijker naar voren had moeten worden gebracht wat de consequenties van de capaciteitsaanvraag waren. Dan had de Kamer de voortzetting van het algemeen overleg op een eerder tijdstip kunnen plannen en op dat moment kunnen aangeven of zij de dienstregeling van 2006 wilde laten doorlopen of ermee instemde dat met de nieuwe dienstregeling werd doorgegaan. De staatssecretaris had niet het gevoel dat zij op 15 augustus jongstleden een onomkeerbare stap zette, maar zal nagaan hoe de onomkeerbare stappen, waarvan in die brief van de premier sprake, moeten worden uitgelegd. Zij betreurt dat de Kamer een andere indruk aan die brief heeft overgehouden dan zij.

De Kamer kan nog steeds een oordeel vellen over de inhoud van de dienstregeling en de handelswijze van de staatssecretaris. Zij zal de Kamer zo spoedig mogelijk inhoudelijke brieven over wat er al is gerealiseerd en over haar handelswijze sturen. Die zal zij afstemmen met de minister-president. Later zal zij de Kamer per brief informeren over de punten die in het traject nog open staan.

De staatssecretaris blijft erbij dat zij bestuurlijk en inhoudelijk de goede weg heeft genomen. In de brief zal zij ingaan op de gevolgen van het verder terugdraaien van enkele nadelen. Zij heeft daar niet voor gekozen, omdat zij zodoende ook de voordelen van de nieuwe dienstregeling ongedaan zou hebben gemaakt. Over de juistheid of wenselijkheid van de keuze van de staatssecretaris kan de Kamer een oordeel vellen, maar uiteindelijk is het aan de staatssecretaris om keuzes te maken.

De staatssecretaris stelt dat de onenigheid voornamelijk betrekking heeft op het gekozen moment en zet daarbij uiteen dat als zij twee weken had gewacht, de huidige dienstregeling was doorgelopen, hetgeen ook onomkeerbaar was. Zij ziet niet goed hoe zij anders had kunnen handelen. Zij heeft de Kamer op 10 augustus jongstleden duidelijk gemaakt dat 15 augustus een deadline was, zodat er nog een algemeen overleg kon worden gehouden. Het leek haar niet netjes om de Kamer in haar reactie op dier brief van 14 augustus jongstleden te dwingen om de volgende ochtend een algemeen overleg met haar te houden. Dat had zij misschien wel moeten doen. In ieder geval heeft zij de Kamer niet bewust genegeerd. Zij heeft met de te verwachten motie van de Kamer in haar achterhoofd nog met de NS onderhandeld en winst geboekt ten opzichte van de vorige conceptdienstregeling, al heeft zij niet alle wensen van de Kamer in vervulling kunnen laten gaan. Zij hoopt dat de standpunten van de fracties over haar positie nog voor de ingang van haar zwangerschapsverlof duidelijk worden, zodat zij zelf het debat daarover nog kan voeren. Zij zal de brieven over de inhoud en de gang van zaken ook nog voor die tijd aan de Kamer doen toekomen.

Door de verkrapping van de plannormen kan de reistijd naar het Noorden niet nog korter worden, want dat heeft gevolgen voor de punctualiteit. Om die reden wordt er een pilot gehouden. In de toekomst kan de reistijd wel worden verkort dankzij infrastructurele maatregelen en verbeteringen van stations. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het besluit over het al dan niet laten ingaan van NS-dienstregeling 2007. De nadelen ervan kunnen namelijk dankzij dergelijke maatregelen in 2008 of 2009 teniet worden gedaan. Zo wordt er gewerkt aan het oplossen van het knelpunt, gevormd door het niet-crossplatform bij station Amersfoort, onder andere dankzij een snellere oplevering van een extra perron bij Hilversum.

Toezeggingen

– De staatssecretaris stuurt de Kamer een brief over haar inhoudelijke afweging van de dienstregeling.

– De staatssecretaris stuurt de Kamer een brief over de afstemming met het ministerie van Algemene Zaken.

De voorzitter stelt ten slotte voor, enkele minuten na dit algemeen overleg een procedurevergadering te houden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Atsma

De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD), Knops (CDA) en Krähe (PvdA).

Plv. leden: Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Özütok (GroenLinks), Smeets (PvdA), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Oplaat (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD), Ten Hoopen (CDA) en Heemskerk (PvdA).

Naar boven