29 861
Arbeidsmigratie en sociale zekerheid

nr. 2
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2005

Bij het debat over het rapport van de commissie Blok in september 2004 heeft de Minister-president toegezegd om de Kamer te zullen informeren over mogelijkheden om de toegang van immigranten tot de sociale zekerheid te beperken. Met deze brief los ik mede namens de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie deze toezegging in.

De varianten die denkbaar zijn om de toegang tot de sociale zekerheid voor immigranten te beperken zijn talrijk en zeer uiteenlopend van aard. Dit is grondig onderzocht. Daarbij moet bedacht worden dat de sociale zekerheid al in belangrijke mate een opbouwkarakter kent.

Het kabinet streeft naar een redelijk evenwicht tussen het voorkomen van een aanzuigende werking enerzijds en inkomensbescherming voor degenen die al langer in Nederland zijn anderzijds. Een belangrijk kader in dit verband zijn de internationale verdragen en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Het kabinet respecteert deze. Wel wordt de mogelijkheid om hiervan bij de toepassing in de sociale zekerheid af te wijken, benut. Ook worden bij de verdere uitwerking de doelen van het bredere arbeidsmigratiebeleid betrokken. Voorts moeten de varianten een bijdrage leveren aan een effectieve uitvoering. Voor alle varianten geldt dan ook dat de administratieve en financiële consequenties voor de uitvoering nadrukkelijk worden betrokken bij de verdere uitwerking ervan.

Gelet op het bovengenoemde komen naar de mening van het kabinet in elk geval de volgende varianten voor directe toepassing in beeld:

1. geen recht op bijstand voor vreemdelingen met tijdelijke verblijfsvergunning die niet als ingezetene van Nederland kunnen worden beschouwd. Dit vloeit reeds voort uit de systematiek van de WWB, maar de desbetreffende regeling is vatbaar voor verduidelijking voor de betrokken uitvoerders en voor het maken van betere landelijk geldende afspraken tussen die uitvoerders.

2. herijking afspraken gemeenten en IND en effectievere uitvoering daarvan. Om het beroep op de bijstand door vreemdelingen te beperken zullen op uitvoeringsniveau de afspraken tussen gemeenten en de IND aangaande informatie-uitwisseling inzake het beroep op bijstand en de gevolgen hiervan voor het verblijfsrecht herijkt worden. Bezien zal worden of en hoe de werkprocessen omtrent een eventuele beëindiging van het verblijfsrecht vanwege het beroep op bijstand, efficiënter kunnen worden ingericht. Voor deze variant is geen wijziging van regelgeving nodig.

De navolgende varianten komen volgens het kabinet eveneens voor toepassing in aanmerking. Hiervoor is echter nader(e) uitwerking nodig/ uitzoekwerk vereist. Deze werkzaamheden zullen uiterlijk in september 2005 zijn afgerond. Het betreft de volgende varianten:

3. meer financiële verantwoordelijkheid bij partners en werkgevers migranten. Ingevolge de Vreemdelingenrechtelijke regelgeving kunnen financiële zekerheden worden gesteld aan de migrant en/of een (solvabele) derde. Het gaat hierbij om de reiskosten van de migrant alsmede de kosten die voor de Staat en andere openbare lichamen uit het verblijf van de migrant kunnen voortvloeien. Deze wettelijk verbindende relatie tussen referent en migrant is reeds in het kader van de «kennismigrantenregeling» voorzien door de mogelijkheid van garantstelling door de werkgever. Onderzocht zal worden of het stellen van deze financiële zekerheid kan worden ingevuld door van partners bij reguliere gezinsmigratie en/of werkgevers bij arbeidsmigratie afgifte van een bankgarantie te verlangen.

4. Verscherping garantstellingsregime. Personen die niet in staat zijn de toegezegde financiële zekerheid na te komen, zullen bij een volgende aanvraag van een vreemdeling als onbetrouwbare referent worden beschouwd. Hiermee wordt voorkomen dat een dergelijk persoon wederom (insolvabel) garant voor een toegelaten vreemdeling zal staan. Weigering als referent heeft de weigering van de toelating van de vreemdeling tot gevolg.

5. verlenging duur partnerafhankelijk verblijfsrecht.De duur van het partnerafhankelijke verblijfsrecht is momenteel 3 jaar. Overwogen kan worden deze termijn te verlengen tot 5 jaar. Om deze maatregel geen strijd te laten opleveren met het emancipatie-reïntegratiebeleid kan overwogen worden bepaalde groepen (waaronder bijvoorbeeld actieve inburgeraars) hiervan uit te zonderen.

6. stopzetting bijstand tijdens bezwaar en beroepsprocedures tegen beëindiging van het verblijfsrecht. Op dit moment kunnen vreemdelingen die in een procedure zijn van bezwaar en beroep tegen de beëindiging van het verblijfsrecht met behoud van een bijstand de onherroepelijke beslissing omtrent het verblijfsrecht afwachten. Deze regeling kan worden aangescherpt, in die zin, dat na de beslissing waarbij het recht op voortgezet verblijf wordt ontzegd in beginsel geen aanspraak op bijstand bestaat, ongeacht of terzake van die beslissing nog bezwaar- of beroepsprocedures aanhangig zijn. Om dit te kunnen realiseren, wordt de mogelijkheid onderzocht een daarop gericht voorbehoud bij het Europees Verdrag inzake Sociale en Medische Bijstand (EVSMB) te maken, in samenhang met de implementatie van de in mei 2004 tot stand gekomen EU-richtlijn 2004/38 inzake de verblijfsrechten van EU-burgers. Dit voorbehoud zou ertoe moeten leiden dat bijstandsverplichtingen jegens Europese staten slechts worden aanvaard voorzover ze niet verder gaan dan EG-verplichtingen.

Daarenboven ziet het kabinet aanknopingspunten -mede ingegeven door het zogenaamde «Deense model»- om twee nadere varianten in aanmerking te brengen voor nader onderzoek, uiteraard rekening houdend met de eerdere geformuleerde uitgangspunten.

7. de verplichte inkoop van AOW tijdvakken. De AOW biedt verzekerden de mogelijkheid om de jaren waarin zij niet verplicht verzekerd zijn geweest, bijvoorbeeld wegens wonen in het buitenland, vrijwillig te verzekeren. Zo wordt dan alsnog een volledig recht op AOW opgebouwd. Voorgesteld wordt van deze bepaling een verplichting te maken. Als gevolg van deze maatregel moet de immigrant een bedrag betalen t.b.v. de AOW voor hij/zij Nederland in mag komen. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan, zal een eventuele onvolledige AOW-uitkering niet meer via de WWB worden aangevuld tot het relevante sociale minimum. De consequenties hiervan voor arbeidsmigranten (inclusief kennismigranten) worden bij dit onderzoek betrokken.

8. het inbouwen van een referte-eis door het recht op c.q. hoogte van de bijstand te koppelen aan de verblijfsduur. Deze variant betekent differentiatie van het vangnetkarakter van de WWB. Personen die niet zelf in de kosten van het bestaan kunnen voorzien, en niet aan de referte-eis in de WWB voldoen, hebben als gevolg van deze maatregel geen recht op (aanvullende) bijstand.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Naar boven