29 800 IXB
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2005

28 479
Rechtspositie van politieke ambtsdragers

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2004

Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen is een vraag gesteld over de omvang van de overheidsinvesteringen. Deze brief geeft het antwoord op die vraag. Daarnaast ontvangt u informatie over topinkomens in de publieke en semi-publieke sector in aanvulling op hetgeen bij de Algemene Financiële Beschouwingen is besproken.

Vraag overheidsinvesteringen

De vraag over overheidsinvesteringen betrof het feit dat blijkens de grafiek op pagina 283 in de SCP-studie «Prestaties van de Publieke Sector» Nederland achterblijft bij het Europese gemiddelde wat betreft het aandeel overheidsinvesteringen in de collectieve uitgaven. Daarnaast werd gevraagd of er geen behoefte bestaat aan een Europese doelstelling op dit gebied.

Het antwoord hierop luidt als volgt: uit de voornoemde grafiek kan niet worden afgeleid dat de totale overheidsinvesteringen in Nederland achterblijven bij het Europese gemiddelde. Deze tabel geeft alleen de overheidsuitgaven voor de zogenaamde algemene publieke diensten weer. Algemene publieke diensten vormen een van de tien overheidsfuncties die door de classificatie van de VN (Verenigde Naties) wordt onderscheiden en beslaan beleidsvorming, wetgeving en beheer van de publieke sector. De totale uitgaven aan de functie algemene publieke diensten in Nederland bedroegen minder dan 3,5% BBP in 2001. De totale collectieve uitgaven in Nederland in 2001 bedroegen 46,6% BBP. De overheidsinvesteringen op de negen andere overheidsfuncties die de VN onderscheid (waaronder investeringen in infrastructuur) zijn dus niet opgenomen in de genoemde tabel.

Een meer gangbare methode om de omvang van de overheidsinvesteringen te bepalen is om uit te gaan van het totaal van de collectieve uitgaven. Volgens cijfers van de Europese Commissie liggen de overheidsinvesteringen als percentage van de collectieve uitgaven in Nederland boven het Europese gemiddelde. Zo blijkt uit de Spring Forecast 2004 dat de overheidsinvesteringen in Nederland (als % BBP) vanaf medio jaren'90 aanzienlijk hoger waren dan het gemiddelde van de EU-15. In 2001 lagen de overheidsinvesteringen in Nederland 1% BBP hoger dan het Europese gemiddelde (3,2% versus 2,3%), terwijl tegelijkertijd de gemiddelde collectieve uitgaven in Nederland lager waren dan het Europese gemiddelde (46,6% versus 47,2%).

In het Stabiliteits- en Groeipact zijn afspraken gemaakt over het saldo van de totale uitgaven en inkomsten en met de Lissabon Agenda zijn doelstellingen vastgelegd voor overheidsinvesteringen in R&D. De verdere beslissing over de samenstelling van de overheidsuitgaven is echter in eerste instantie een nationale verantwoordelijkheid. Dat past binnen het subsidiariteitsbeginsel.

Topinkomens

In aanvulling op hetgeen ik bij de Algemene Financiële Beschouwingen reeds met u heb gewisseld over de topinkomens in de publieke en semi-publieke sector, wil ik u nog over het volgende informeren.

De discussie omtrent de topinkomens richt zich enerzijds op de topinkomens in de publieke en anderzijds op die in de semi-publieke sector.

Het kabinet heeft in het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport van de commisie-Dijkstal voorgesteld om het salaris van een minister als plafond te laten gelden voor de salarissen in de publieke sector.

Het kabinet is daarnaast van mening dat topinkomens in de publieke en semi-publieke sector openbaar gemaakt dienen te worden. Van het openbaar maken van de topinkomens verwacht het kabinet namelijk een dempende werking op de ontwikkeling en op het niveau ervan.

De directe invloed van het kabinet op de topinkomens in de semi-publieke sector (zorg, woningbouwcorporaties) is echter zeer beperkt. Het kabinet is daar immers geen werkgever en sluit geen arbeidsovereenkomsten met individuele topfunctionarissen.

Mijn collega Hoogervorst heeft onlangs de situatie in de zorgsector geschetst in zijn brief van 6 oktober. Daarin heeft hij niet alleen aangegeven dat het kabinet de instrumenten ontbeert om tot een rechtens afdwingbare normering van de topinkomens in de zorg te komen, maar ook aangegeven wat hij toch kan en zal doen in de aanpak van de inkomens van bestuurders en toezichthouders van instellingen in de zorgsector. Deze maatregelen zijn verwoord in genoemde brief van collega Hoogervorst.

Het kabinet zal overigens dit najaar met u spreken over het rapport van de Commissie-Dijkstal en het bijbehorende kabinetsstandpunt.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven