29 741
RDM

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2004

Inleiding

Naar aanleiding van de faillissementen van verschillende bedrijven binnen het RDM-concern en de gevolgen daarvan voor betrokken defensieprojecten heb ik toegezegd u te informeren over onder andere het Fennek-project en de betrokkenheid van de Nederlandse industrie daarbij.

De wijze waarop betrokken defensieprojecten worden voortgezet heeft inmiddels dermate vaste vormen aangenomen, dat ik u met deze brief kan informeren over de laatste stand van zaken van de projecten Fennek en Pantserhouwitser 2000 (PzH 2000). Daarnaast ga ik in deze brief in op relevante aspecten van deze faillissementen waarbij sprake is van betrokkenheid van Defensie.

Fennek

Op 20 augustus jl. heb ik u per brief (kamerstuk 26 396 nr. 35) gemeld dat in het kader van de Fennek-productie een nieuw contract is gesloten met de firma Krauss Maffei Wegmann (KMW). Dit nieuwe contract is grotendeels gelijk aan de oorspronkelijke overeenkomst met ARGE uit 2001. De belangrijkste wijziging betreft het leveringsschema. De levering van de Nederlandse Fennek-voertuigen wordt, in afwijking van de informatie die ik u 20 augustus jl. verstrekte, al in het tweede kwartaal van 2005 voortgezet en zal eind 2005 volledig op gang zijn gekomen. De laatste voertuigen zullen met een vertraging van ongeveer een jaar worden afgeleverd (eind 2008).

KMW zal de voertuigen conform de oorspronkelijke voorwaarden (met uitzondering van het leveringsschema) leveren met dezelfde Nederlandse industriële betrokkenheid, te weten 46 procent. De wijze waarop KMW daaraan invulling geeft, is in beginsel een verantwoordelijkheid van de firma zelf. De inschakeling van toeleveranciers behoeft echter toestemming van Defensie. Hierbij geldt onder andere als criterium dat desbetreffende firma's over een gezonde financiële positie beschikken zodat mag worden verwacht dat zij hun verplichtingen tot een goed einde kunnen brengen.

KMW heeft de aan de Fennek gerelateerde activa van SP Aerospace & Vehicle Systems B.V. overgenomen voor de productie van de Fennek. Ook heeft KMW ongeveer 40 personeelsleden gevraagd voor KMW te komen werken. KMW heeft de activa en het personeel ondergebracht in de door haar opgerichte Nederlandse firma «Dutch Defence Vehicle Systems B.V.» (DDVS). De productie is inmiddels hervat op de locatie in Geldrop waar voorheen SP was gevestigd. DDVS maakt gebruik van dezelfde Nederlandse onderleveranciers onder dezelfde voorwaarden als het oorspronkelijke SP Aerospace & Vehicle Systems B.V., met uitzondering van RDM-T.

De productie van de aluminium rompen van de Fennek die oorspronkelijk in handen was van het inmiddels failliete RDM-T zal nu worden uitgevoerd door de firma «Bayards Aluminium Constructies B.V.» uit Nieuw Lekkerland. KMW heeft daartoe besloten vanwege de voortdurende onzekere financiële situatie van RDM-TDS, de doorstart van RDM-T. Op dinsdag 6 oktober jl. is RDM-TDS failliet verklaard.

Dezerzijds is ingestemd met de door KMW gekozen Nederlandse bedrijven.

PzH 2000

RDM-T was als onderleverancier van KMW en Rheinmetall Land Systeme (RLS) betrokken bij de uitvoering van de overeenkomst voor de levering van de pantserhouwitser 2000 (PzH 2000). De leveranties van RDM-T geschiedden in het kader van de compensatieverplichting van KMW die voortvloeide uit het PzH 2000-contract.

De overeenkomst waarmee de gebruikelijke compensatieverplichting van 100 procent met KMW was afgesproken, is als gevolg van het wegvallen van RDM-T als leverancier niet gewijzigd, maar de wijze waarop de compensatieverplichting zal worden ingevuld wél. Dit kan wellicht leiden tot een vermindering van het percentage directe compensatie.

Inmiddels heeft KMW een deel van de werkzaamheden die door RDM-T zouden worden uitgevoerd ondergebracht bij de firma «Van Halteren Metaal B.V.» te Bunschoten. Defensie heeft hiermee ingestemd. Daarmee is nog niet volledig aan de directe compensatieverplichting van KMW en RLS voldaan. Het verder nakomen van deze verplichtingen wordt door het ministerie van Economische Zaken gevolgd.

Luchtvaartgerelateerde («blauwe») productie

Op 16 september jl. heeft Stork een contract gesloten voor de overname van de activa en het personeel (160) van het «blauwe» deel van het failliete SP Aerospace & Vehicle Systems B.V. Stork heeft Stork SP Aerospace B.V. (Stork SP) opgericht waarin de activa en het personeel zijn ondergebracht. De productie is per 17 september hervat.

De Koninklijke marine en Koninklijke luchtmacht zijn tot dusver in staat geweest om de opgelopen vertraging van de onderhoudswerkzaamheden aan de landingsgestellen, ten behoeve van de Orion respectievelijk de F-16, op afdoende wijze te ondervangen. Er wordt op dit moment gewerkt aan de overname van de contracten door Stork SP.

De werkzaamheden in het kader van het NH-90 project zijn hervat. De opgelopen vertraging is gering en zal geen invloed hebben op de uiteindelijke levering van de Nederlandse NH-90 helikopters.

Onderzeeboten Zwaardvisklasse

De Nederlandse Staat (ministerie van Financiën/Domeinen) heeft eind 1995 twee onderzeeboten van de zwaardvisklasse (Hr.Ms. Zwaardvisen Hr.Ms.Tijgerhaai) aan RDM Technology Holding B.V. verkocht met het doel ze door te verkopen aan een voor de Staat, in termen van wapenexportbeleid, aanvaardbare derde partij.

In het contract van de Staat en RDM is opgenomen dat de boten, indien deze niet zouden kunnen worden verkocht, moeten worden verschroot volgens aanwijzingen van Defensie. De datum waarop de schepen verkocht hadden moeten zijn, was in het oorspronkelijk contract gesteld op 31 december 2000. Om de mogelijkheid te vergroten alsnog een koper voor de boten te vinden, is de einddatum in aanvulling op het contract verschoven naar 31 december 2004.

Binnen RDM was het inmiddels failliete RDM-Submarines B.V. (RDM-S) verantwoordelijk voor de doorverkoop. De Staat, vertegenwoordigd door de minister van Defensie, heeft in maart 1996 een contract gesloten met RDM-S waarin Defensie haar steun toezegde als de boten zouden worden verkocht (bijvoorbeeld door bemanning te leveren voor proefvaarten en de opleiding van een nieuwe bemanning). Omdat tot op heden nooit van verkoop sprake is geweest zijn deze diensten door Defensie niet verleend.

In het najaar van 2000 zijn de twee schepen door RDM naar Maleisië verscheept, in de verwachting dat verkoop van de boten aan Maleisië mogelijk zou zijn. Beide boten bevinden zich daar nog steeds.

Hoewel de twee boten geen bezit meer zijn van Defensie, zet Defensie zich samen met de ministeries van Financiën, van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken in om binnen de kaders van de wet- en regelgeving te zorgen voor een juiste naleving van het contract.

IV-Nevesbu

Zoals ik u in mijn brief van 17 mei jl. heb gemeld, is het oude maritieme ingenieursbureau Nevesbu doorgestart en onderdeel geworden van de Iv-groep onder de naam Iv-Nevesbu. De Iv-groep is een niet-beursgenoteerde Nederlandse particuliere onderneming en de beheersmaatschappij van verschillende advies- en ingenieursbureaus.

Het intellectueel eigendom van bouw- en ontwerpgegevens van marineschepen en onderzeeboten berust nagenoeg volledig bij de Staat. Iv-Nevesbu heeft de Staat verzocht om gebruik te mogen blijven maken van de ontwerp- en bouwgegevens waar het oude Nevesbu over beschikte. In overleg met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Economische Zaken is vastgesteld dat hiertegen in algemene zin geen bezwaar bestaat, mits hiervoor vooraf en per project toestemming wordt gevraagd. De projecten zullen worden getoetst aan het wapenexportbeleid. Indien toestemming wordt verleend kunnen aan het gebruik van deze gegevens per project voorwaarden worden gesteld, zoals het in rekening brengen van royalties. Met de Landsadvocaat is hiervoor een overeenkomst opgesteld die naar verwachting op korte termijn kan worden gesloten.

Eigendommen en claims

De eigendommen die Defensie nog bij RDM-T had staan, zijn eind juni door Defensie teruggehaald. Tevens zijn de bij SP Aerospace & Vehicles Systems B.V. aanwezige eigendommen van Defensie zeker gesteld. Voor de bouw- en ontwerpgegevens verwijs ik kortheidshalve naar de antwoorden op de vragen van het lid Blom (PvdA), Kamerstuk nr. 2215.

De vorderingen van de Staat op de failliete RDM-bedrijven zijn via de Landsadvocaat bij de curatoren ingediend. De vorderingen zijn aangemerkt als concurrente vorderingen.

De vorderingen van het ministerie van Defensie en van het ministerie van Financiën op RDM-T op de datum van het faillissement zijn, na verrekening van de openstaande vorderingen van RDM-T op de Staat, uiteindelijk vastgesteld op € 788 912,31 resp. € 1 511 220,65 (inclusief wettelijke rente).

Het agentschap Senter (van het Ministerie van Economische Zaken) heeft een vordering op RDM-T ter grootte van € 2 614 824,55. De vordering heeft betrekking op een verstrekt ontwikkelingskrediet voor de «Agri-jobber» een door RDM ontwikkeld landbouwwerktuig.

De firma Atradius Dutch State Business N.V. heeft een vordering op RDM-T ter hoogte van € 429 000. Het betreft de premie voor de garantie-risicoverzekering voor de geplande levering door RDM-T van Mobats (mobiele artillerie) aan Jordanië. Daarnaast heeft Atradius Dutch State Business N.V. een garantie afgegeven voor een aanbetalings- en uitvoeringsgarantie van in totaal 3,4 M€. Het ministerie van Financiën heeft de door de firma Atradius Dutch State Business N.V. verstrekte verzekering en garantie in herverzekering genomen.

De curator van RDM-T heeft inmiddels te kennen gegeven dat er rekening mee moet worden gehouden dat bovenstaande vorderingen niet kunnen worden voldaan.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Naar boven