29 689
Herziening Zorgstelsel

nr. 68
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2006

Hierbij ontvangt u mijn toezichtvisie voor het curatieve zorgstelsel, «Verdien(d) vertrouwen»1. Ik heb u die visie beloofd tijdens de behandeling in november 2005 van de begroting van het ministerie van VWS voor 2006 (Handelingen der kamer II, vergaderjaar 2005–2006 nr. 19, blz 1170–1204 en nr. 20, blz 1233–1276). De visie is een van de sectorale toezichtvisies die het kabinet in oktober 2005 aankondigt in zijn algemene visie op toezicht«Minder last; meer effect» van oktober 2005 (Kamerstukken II 2005–2006, 27 831, nr. 15).

Toezichtvisie onderhevig aan actuele ontwikkelingen

Een aantal recente ontwikkelingen dwingt tot nadenken over de organisatie van toezicht in de zorg. Eén daarvan is de introductie van marktwerking in de zorg met een andere verantwoordelijkheidsverdeling voor betrokken partijen. Het huidige kabinet kiest daarnaast in het Hoofdlijnenakkoord (2003) voor het verschuiven van verantwoordelijkheden van overheid naar samenleving. Daarnaast wil het kabinet minder regels en administratieve lasten voor burgers en instellingen. Tot slot richten toezichthoudende instanties hun werk in toenemende mate anders in: van algemeen toezicht naar specifiek op risico’s gericht toezicht. De nieuwe Zorgverzekeringswet en de nieuwe Wet toelating zorginstellingen markeren sinds 1 januari 2006 een aantal van die ontwikkelingen. Inmiddels heb ik ook de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) bij u ingediend. Graag geef ik u met deze toezichtvisie alvast een compleet beeld van – de werking van – het toezicht op het curatieve zorgstelsel zoals dat er uit ziet met aanvaarding van de WMG.

Deze visie neemt nog niet het toezicht op de Algemene Wet bijzondere Ziektekosten (AWBZ) mee. De nieuwe sectorale uitwerking van het toezicht op de AWBZ vindt plaats zodra duidelijkheid bestaat over de toekomstige uitvoeringsstructuur aan de hand van bijvoorbeeld het lopende Interdepartementale Onderzoek naar de AWBZ en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

De geschetste ontwikkelingen vragen een eigentijdse invulling van het toezicht in het nieuwe zorgstelsel. Dat geldt zowel voor toezicht door de overheid op het functioneren van zorgaanbieder en zorgverzekeraar, als voor hun interne toezicht en publieke verantwoording. Bijgaande nota bestaat mede daarom uit twee delen: één over mijn visie op toezicht en de keuzes die ik daarbij maak, en één over de concrete uitwerking voor zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Zij zijn als eerste verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de nieuwe zorgverzekering en de levering van zorg inclusief de kwaliteit daarvan.

Op het punt van kwaliteit zie ik echter een belangrijke rol voor de overheid waar het gaat om per zorgsector zorgaanbieders, patiënten/consumenten en verzekeraars – met betrokkenheid van de Inspectie voor de Gezondheidszorg – kwaliteitsprogramma’s af te laten spreken. Naast deze brief ontvangt u een aparte brief van de Staatssecretaris van VWS en mij over het vernieuwde kwaliteitsbeleid voor de zorg.

Overheid staat – ook bij toezicht – voor publieke belangen

Dat de overheid meer verantwoordelijkheid bij verzekeraars en aanbieders legt, mag niet mis worden verstaan; bijvoorbeeld dat de overheid zich minder verantwoordelijk voelt voor publieke belangen. Het tegendeel is het geval. De overheid staat, ook in haar visie op toezicht, voor het borgen van de publieke belangen: kwaliteit, toegankelijkheid en bereikbaarheid. Ik hanteer voor het toezicht tien uitgangspunten.

De toezichtvisie besteedt apart aandacht aan de rol van de klanten van de zorg. Die klant mag er aan de ene kant op vertrouwen dat de overheid toezicht goed regelt, maar heeft tegelijkertijd zelf ook een steeds sterkere positie om goede zorg af te dwingen. Cliënten hebben wettelijke rechten om zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder aan te spreken. Daarnaast juich ik initiatieven als van de Nederlandse Zorgautoriteit (i.o.) om ook cliënten meer te betrekken in hun visie-ontwikkeling van harte toe.

Goed intern toezicht verdient vertrouwen

Het tweede deel van deze toezichtvisie werkt het toezicht uit voor zorgaanbieder en zorgverzekeraar voor een goede uitvoering van de nieuwe zorgverzekering en de levering van zorg inclusief de kwaliteit daarvan. De eigen verantwoordelijkheid krijgt daarin een centrale plek. Dit deel gaat nadrukkelijk in op eigen inspanningen van verzekeraar en aanbieder op het terrein van intern toezicht en publieke verantwoording. Als dat op orde is, verdienen zij vertrouwen. Toezichthouders kunnen dan op afstand blijven. Als dat niet op orde is, zitten toezichthouders dichter op de huid van zorgaanbieder en zorgverzekeraar.

De sector vraagt om minder toezichtdruk. Dit past in het kabinetsstreven meer samenhang te brengen in het toezicht op de publieke sector en het toezicht «slimmer» (minder belastend voor de sector) te organiseren. Waar we dat kunnen, doen we dat ook. Het kabinet neemt dit aspect verder nadrukkelijk mee in zijn plannen voor een herordening van het rijkstoezicht en een verdere verschuiving van verantwoordelijkheden in de richting van de samenleving.

Tot slot

Deze visie schetst mijn perspectief op toezicht voor de komende jaren. Deze vorm van toezicht moet zich de komende tijd bewijzen. Dat geldt ook voor initiatieven van toezichthouders zelf om bijvoorbeeld met prestatie-indicatoren te werken. Maar ook voor normen die de sector zelf opstelt, bijvoorbeeld de zorgbrede code voor goed bestuur (governancecode). Ik heb er vertrouwen in dat zij bijdragen aan het veiligstellen van de publieke randvoorwaarden voor de zorg: kwaliteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid.

Sterk en onafhankelijk toezicht door de overheid is noodzakelijk, maar dit is nadrukkelijk geen zaak van de overheid alleen. Dit overheidstoezicht mag evenmin de ruimte of verantwoordelijkheden van zorgaanbieder en zorgverzekeraar wegnemen. Zij zijn aan zet voor een goede uitvoering van de nieuwe zorgverzekering en de levering van zorg inclusief de kwaliteit daarvan. Ik bied de zorgsector met deze toezichtvisie ruimte en vertrouwen. Voor velen is het dan een kwestie van «verdiend vertrouwen»; voor wie nog niet zo ver is, geldt het motto: «verdien vertrouwen».

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven