nr. 279
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2009
Tijdens het algemeen overleg over de Zorgverzekeringswet op 2 juli
2009 (29 689, nr. 270) heb ik toegezegd de Kamer te informeren over
de effectiviteit van de toetsingscriteria die samenhangen met preventie die
het CVZ gaat hanteren bij de herbeoordeling van het pakket. Ook heb ik de
toegezegd de Kamer te informeren over de uitkomsten van het overleg met het
CVZ over de Adviescommssie Pakket en de rol van de raad van bestuur.
Naar aanleiding van deze toezeggingen merk ik het volgende op.
a. Effectiviteit toetsingscriteria
Met betrekking tot de opname van het stoppen-met-rokenprogramma in het
pakket van de verzekerde Zvw-prestaties heb ik aangekondigd dat de opname
van deze preventieve interventie met ingang van 1 januari 2010 zou plaatsvinden,
als daarvoor de financiële ruimte beschikbar zou zijn. Dat was niet het
geval. Daarom zal deze opname nu op 1 januari 2011 plaatsvinden. Voor
de vraag van de heer Zijlstra bij het algemeen overleg betekent dit dat de
monitoring van de effecten van het stoppen met roken nog niet aan de orde
is. De invoering is nu per 1 januari 2011 voorzien. Het College voor
zorgverzekeringen (CVZ) heeft er in zijn rapport Stoppen-met-rokenprogramma:
te verzekeren zorg, van 21 april 2009, al op gewezen dat het voor de
pakketbeheercyclus en voor de taken op dat terrein noodzakelijk is de effecten
van het programma te monitoren. Het CVZ zal dat doen samen met de Nederlandse
Zorgautoriteit. Daardoor worden de feitelijke ontwikkelingen in kaart gebracht,
te weten de ontwikkelingen in de zorgvraag, het zorggebruik, waaronder het
aantal stoppers, en het zorgaanbod.
Op deze wijze wordt zicht verkregen op de vraag of het stoppen-met-rokenprogramma
effectief is in de ook door de heer Zijlstra beoogde zin. Uiteraard kan het
CVZ dat pas doen nadat de de opname heeft plaatsgevonden.
b. Adviescommissie Pakket
Ik heb toegezegd dat de Kamer zo snel mogelijk zou worden geïnformeerd
over de uitkomsten van het overleg met het CVZ over de Adviescommissie Pakket
en de rol van de raad van bestuur.
Allereerst merk ik op dat artikel 59a van de Zorgverzekeringswet de verhouding
tussen de Adviescommissie Pakket (ACP) en de raad van bestuur regelt. In artikel
59a is bepaald dat de leden van de raad van bestuur lid zijn van de ACP. Zowel
de leden van de ACP als de raad van bestuur hadden aanvankelijk het gevoel
dat de huidige wettelijke constructie, die immers vereist dat de leden van
het CVZ lid zijn van de adviescommissie, een belemmering zou vormen voor de
onafhankelijke advisering door de ACP.
Het overleg met het CVZ heeft tot de uitkomst geleid dat er op dit moment
geen grond is om wijzigingen aan te brengen in de wijze waarop de onderlinge
verhouding tussen ACP en raad van bestuur in artikel 59a is geregeld.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink