Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007-2008
NDS15218
KST120339
2007-2008
29 689
Herziening Zorgstelsel
Nr.
200
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 25 juni 2008
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen ter beantwoording
voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 28 mei 2008 inzake het ontwerpbesluit Dyslexie (29 689,
nr. 195).
De op 11 juni 2008 toegezonden vragen zijn met de door de minister
bij brief van 25 juni 2008 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Smeets
De griffier van de commissie,
Teunissen
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VAN DE COMMISSIE
Inbreng CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennisgenomen van het
voorliggende besluit. Deze leden zijn al langere tijd van mening dat dyslexie
opgenomen zou moeten worden in het basispakket. Verheugd zijn zij over het
feit dat daarvoor door het CVZ een protocol is ontwikkeld en het kabinet de
noodzakelijke middelen heeft vrijgemaakt.
Met de uitbreiding van het basispakket is ongeveer € 27,9 mln.
op jaarbasis gemoeid. Na 1 januari 2009 zal pas sprake zijn van de eerste
diagnoses. Verwacht het kabinet daarom dat dit volledige bedrag al nodig is
in het eerste jaar 2009? Zo niet, is er dan ruimte voor een beperkte overgangsregeling
voor kinderen geboren voor 1 januari 2001 en kan daarmee nu reeds gestart
worden?
Naar het oordeel van het kabinet is de behandeling volgens het protocol
effectief gebleken, en voldoet de zorg in verband met ernstige dyslexie aan
het criterium «stand van de wetenschap en praktijk». De leden
van de CDA-fractie vragen of er ook ruimte is voor andere vormen van behandeling
als die hun waarde hebben bewezen of in de toekomst kunnen bewijzen. Klopt
het bijvoorbeeld dat de «Van Gemert Therapie» tegen een geringere
kostprijs een goed resultaat oplevert? Kunnen verzekeraars in de contractering
zelfstandig besluiten over de keuze van een aanbieder en daarmee van een behandelmethode?
De leden van de CDA-fractie hechten zeer aan de «poortwachtersfunctie»
van de basisscholen. Zij vragen wel of de scholen daarvoor voldoende zijn
toegerust. Welke acties heeft het kabinet reeds ondernomen om de scholen te
informeren en toe te rusten voor hun nieuwe taak? De aan het woord zijnde
leden vragen ook of de taak van de basisscholen ook wordt meegenomen in de
monitoring en evaluatie.
Ook de objectiviteit en kwaliteit van het diagnostisch onderzoek is naar
het oordeel van de leden van de CDA-fractie van groot belang bij de vraag
of er sprake is van een ernstige vorm van dyslexie. Hoe is de objectiviteit
en kwaliteit gewaarborgd en hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat taal- en
of leesachterstanden worden gediagnostiseerd als dyslexie?
Inbreng PvdA-fractie
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen
van het ontwerpbesluit dyslexiezorg. De afgelopen jaren zijn veel inspanningen
geleverd door maatschappelijke groeperingen, dyslexiespecialisten, onderzoekers
en overheidsinstellingen om tot een adequaat beleid inzake dyslexie te komen.
Dit ontwerpbesluit is tot stand gekomen naar aanleiding van de Kamerbreed
aanvaarde motie-Van Miltenburg/Van der Veen waarin het kabinet wordt verzocht
om de behandeling van dyslexie per 1 januari 2009 op te nemen in het
basispakket. De leden van de fractie van de PvdA hebben nog de volgende vragen
over het ontwerpbesluit.
Zij vragen waarom er voor is gekozen om de verzekerde prestatie dyslexiezorg
met ingang van 1 januari 2009 te laten gelden voor kinderen geboren op
of na 1 januari 2001. Daarnaast krijgen kinderen recht op zorg voor ernstige
dyslexie bij wie de zorg aanvangt op zeven- of achtjarige leeftijd. Deze vragen
waarom er voor deze dubbele begrenzing is gekozen. Voorts vragen zij op grond
van welke feiten het CVZ heeft geconcludeerd dat in het algemeen bij kinderen
uit groep vier van de basisschool ernstige dyslexie wordt geconstateerd. Hoe
valt te verantwoorden dat je hiermee de groep 9-jarigen uitsluit die een extra
jaar «gekleuterd» of gedoubleerd hebben? De leden van de fractie
van de PvdA vragen of het kabinet de dubbele begrenzing ook heeft afgestemd
met de maatschappelijke groeperingen, dyslexiespecialisten en
zorgverzekeraars. Is het kabinet er van op de hoogte dat het veld veel vraagtekens
plaatst bij de voorgestelde leeftijdskeuze, terwijl het voor de totale kosten
niet uitmaakt? (immers, een kind uit groep 4 waarbij de diagnose dyslexie
gesteld is, wordt niet wederom in groep 5 gediagnosticeerd met dyslexie).
Kan het kabinet tot slot verduidelijken hoe zal worden omgegaan met de
door het CVZ gesuggereerde inhaalslag voor leerlingen die voor 2001 geboren
zijn. Komt dit aan bod na de evaluatie van de huidige regeling? De Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) zal de regeling gaan monitoren. Is het mogelijk om in
2010 en 2011 een tussenevaluatie van de regeling te ontvangen op basis van
de monitor van de Nza?
Inbreng VVD-fractie
Met belangstelling hebben de leden van de fractie van de VVD kennis genomen
van het ontwerpbesluit dyslexiezorg. Het kabinet heeft ervoor gekozen om tevens
een aantal andere zaken met dit besluit in het Besluit Zorgverzekeringen te
wijzigen. Dit ontwerpbesluit is tot stand gekomen in reactie op de aangenomen
motie-Van Miltenburg/Van der Veen die vroeg om de behandeling van dyslexie
per 1 januari 2009 op te nemen in het basispakket. De nota van toelichting
verwijst naar het lange traject dat aan het aannemen van genoemde motie vooraf
is gegaan. In 1995 adviseerde de Gezondheidsraad dat het opsporen en de behandeling
van dyslexie niet alleen een taak van het onderwijs is. In 2003 adviseerde
het CVZ over een vergoedingsregeling. In 2007 was het Protocol Dyslexie Diagnostiek
en Behandeling klaar. Hierin worden duidelijke afspraken gemaakt over de afbakening
van verantwoordelijkheden tussen onderwijs en behandelaren. Het CVZ adviseerde
in juli 2007 uiteindelijk positief over het opnemen van de diagnose en behandeling
van ernstige dyslexie in het basispakket.
Patiënten- en cliëntenorganisaties uit de wereld van dyslexie
hebben inmiddels met gemengde gevoelens gereageerd op het ontwerpbesluit.
Hun pleit heeft altijd iedereen gegolden bij wie dyslexie wordt vastgesteld.
De kennis van en over dyslexie is vrij recent. Het komt regelmatig voor dat
bij jongeren in de middelbare schoolleeftijd en zelfs bij volwassenen dyslexie
wordt vastgesteld. Vaak zijn hier vele jaren van problemen en onbegrip aan
vooraf gegaan. Het lijkt oneerlijk deze mensen dan van vergoeding van de behandeling
uit te sluiten. De leden van de VVD-fractie hebben echter begrip voor de beslissing
van het kabinet om de bij de vergoeding voor diagnose en behandeling van dyslexie
niet te kiezen voor een inhaalslag met «oude» gevallen, maar voor
een ingroeimodel. De focus moet liggen bij kinderen die aan het begin van
hun lees-leven staan. Zij zullen de meeste baat hebben bij vroegtijdige opsporing
en behandeling. Tevens lijkt het dat op deze wijze de kosten beheersbaar blijven.
Het is immers onduidelijk hoeveel mensen op het totaal van de bevolking dyslexie
hebben en in principe behandeld zouden kunnen worden. Door de regeling beperkt
open te stellen legt het kabinet prioriteit bij de nieuwe generatie. Het legt
ook tevens een grote verantwoordelijkheid bij het onderwijs. Het is immers
daar dat de dyslexie tijdig moet worden opgespoord. Op dit moment werken nog
niet alle scholen volgens het dyslexieprotocol. Op welke wijze gaat het kabinet
erop toezien dat alle kinderen gelijke toegang hebben tot de vergoedingsregeling
dyslexie? Scholen zijn tenslotte de poortwachter van de regeling. Gaat de
onderwijsinspectie controleren of scholen werken volgens het protocol? Op
welke manier kunnen ouders bij de school van hun kind afdwingen dat er volgens
het protocol wordt gewerkt?
De leden van de VVD-fractie zetten vraagtekens bij de keuze van de dubbele
begrenzing die in het ontwerpbesluit is opgenomen. Niet alleen is er een jaartal
genoemd, kinderen moeten op of na 1 januari 2001 zijn geboren, maar kinderen
mogen tevens niet jonger zijn dan zeven jaar en niet ouder dan
acht jaar. Waarom is voor deze dubbele begrenzing gekozen? In de nota van
toelichting wordt verwezen naar de uitspraak in het CVZ-advies dat «in
het algemeen bij kinderen in groep 4 ernstige dyslexie wordt gesignaleerd».
Op grond waarvan heeft het CVZ dit geconcludeerd? Volgens Leo Blomert, leider
van het onderzoek naar het CVZ protocolonderzoek, en auteur van het protocol,
is er geen onderzoek bekend waaruit blijkt dat in het algemeen bij kinderen
in groep 4 ernstige dyslexie wordt gesignaleerd. Hij heeft het CVZ geadviseerd
om het protocol en de vergoedingregeling van toepassing te laten zijn tijdens
de gehele basisschool periode. De leden van de VVD-fractie willen graag weten
op basis van welke gegevens het CVZ, en in navolging van de minister, het
wenselijk acht dat de vergoedingsregeling alleen op zeven- en achtjarigen
van toepassing is?
Deze leden vrezen dat aan de dubbele begrenzing een groot aantal nadelen
kleven die verder gaan dan de principiële keuze dat alle mensen die vóór
2001 zijn geboren in het geheel worden uitgesloten. Ten eerste is het volgens
hen niet zo dat ieder kind op hetzelfde momnet gaat lezen. Voor sommige kinderen
is het soms beter is om een jaar later naar groep 3 te gaan dan gebruikelijk.
Deze kinderen zullen een onevenredig groot nadeel ervaren wanneer later blijkt
dat zij lijden aan een ernstige vorm van dyslexie omdat het bij hen later
dan gebruikelijk zal worden vastgesteld. Het strenge protocol vraagt van het
onderwijs de nodige inspanning alvorens een kind überhaupt voor diagnose
en eventueel behandeling in aanmerking komt. Ook hierdoor is het mogelijk
dat kinderen buiten de boot vallen. Het onderwijs krijgt bovendien niet de
mogelijkheid om in een situatie waarin niet helemaal duidelijk is of een kind
een late lezer is of mogelijk dyslexie heeft, het gewoon even aan te zien.
Hierdoor wordt de ontwikkeling van het betreffende kind mogelijk onnodig onder
druk gezet. Tenslotte zijn er ook nogal wat kinderen bij wie ernstige dyslexie
pas later manifest wordt. Ook voor hen werkt de dubbele begrenzing in het
nadeel.
Is het kabinet het met de leden van de VVD-fractie eens dat onder druk
van de beperkte vergoedingsregeling kinderen soms te snel zullen worden doorgestuurd
voor een indicatie? Is het kabinet het tevens met deze leden eens dat door
de focus zo zeer op de leeftijd te leggen er wel een hele grote druk op kinderen
en scholen wordt gelegd en het maatwerk in het onderwijs, dat voor sommige
kinderen nodig is, heel erg onder druk komt te staan? Deze leden vragen verder
of door het noemen van een specifieke leeftijd er geen sprake is van leeftijdsdiscriminatie
welk volgens Nederlandse en Europese wetgeving verboden is.
Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen voor een enkele beperkende
bepaling, namelijk dat de regeling pas in werking treedt bij mensen die op
of na 1 januari 2001 zijn geboren? Is het, indien het kabinet een dubbele
begrenzing toch nodig acht, niet beter om in plaats van een leeftijd te bepalen
dat het om een kind moet gaan dat de basisschool bezoekt? Heeft het kabinet
dit überhaupt overwogen? Zo nee, is het kabinet dan bereid dit alsnog
te doen? Is het kabinet het overigens met de leden van de VVD-fractie eens
dat iedereen slechts een keer een beroep kan en zal doen op de mogelijkheid
van diagnose en behandeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het in dat licht
dan noodzakelijk om voor een dubbele begrenzing te kiezen? Zijn er in de Zorgverzekeringswet
voorbeelden van andere aanspraken waar een leeftijdsgrens geldt?
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zal de regeling gaan monitoren. Is
het mogelijk om in 2010 en 2011 een tussenevaluatie van de regeling te ontvangen
op basis van de monitor van de NZa?
De leden van de VVD-fractie hebben verder alleen nog opmerkingen over
de aanpassing van het besluit Zorgverzekering, onderdeel E.
Artikel 2.11 wordt aangepast teneinde de verpleging die noodzakelijk is
in verband met thuisbeademing of met terminale zorg thuis uit te sluiten van
artikel 2.11 van het Besluit Zorgverzekering. Deze verpleging komt voortaan
ten laste van de AWBZ. Deze leden zijn verbaasd over dit voornemen. Het kabinet
zegt al enige tijd dat zij zich grote zorgen maakt over de houdbaarheid van
de AWBZ en dat zij de AWBZ wil terugbrengen naar haar oorsprong. Kan het kabinet
aangeven waarom de voorgestelde zorg niet door een verzekeraar kan worden
gecontracteerd? Is het kabinet het met deze leden eens dat, indien er via
de AWBZ geen gespecialiseerde thuiszorg beschikbaar is voor verpleging die
nodig is voor thuisbeademing of terminale zorg, deze zorg dan altijd in het
ziekenhuis zal worden verleend, daar het noodzakelijke medische zorg betreft?
Is het dan ook niet zo dat het de zorgverzekeraar is die het voordeel heeft
dat de zorg thuis wordt gegeven in plaats van in het doorgaans duurdere ziekenhuisbed?
Zou het dan ook niet juist zijn dat de betreffende verzekeraar de hele keten
aanbesteedt? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dit niet alleen
een positief effect kan hebben op de prijs, maar dat het vooral ook de kwaliteit
van de keten ten goede zal komen. In het besluit ontbreekt op dit punt de
financiële onderbouwing. Kan het kabinet hier alsnog in voorzien? Kan
aan die onderbouwing dan tevens de financiële consequentie worden toegevoegd
die genoemde maatregel heeft voor de AWBZ?
Inbreng PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van de brief van de
minister van VWS d.d. 29 mei 2008 inzake de voorhangprocedure ontwerpbesluit
Besluit zorgverzekering wijziging prestaties 2009 dyslexie.
Zij hebben enkele vragen met betrekking tot de leeftijdsbegrenzing van
de vergoeding. Welke logica, behalve een financiële, schuilt er achter
de keuze om de dyslexiezorg voor kinderen bij wie pas op latere leeftijd dyslexie
wordt vastgesteld niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen? Daarnaast
vragen deze leden hoe het zit met kinderen bij wie ernstige dyslexie juist
al eerder wordt vastgesteld. Moet in hun geval, om voor vergoeding van dyslexiezorg
in aanmerking te komen, worden gewacht met het starten van de behandeling
tot het bereiken van het zevende levensjaar?
Inbreng GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennis genomen
van de wijziging van het Besluit Zorgverzekering. Zij hebben echter nog wel
een aantal vragen en opmerkingen.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om kinderen geboren op of na 1 januari
2001 in aanmerking te laten komen voor de diagnostiek en behandeling van ernstige
dyslexie. Deze leden vragen hoe het kabinet omgaat met kinderen die voor 2001
zijn geboren, maar wel voor hun negende op ernstige dyslexie zijn gediagnosticeerd?
Kan het kabinet aangeven om hoeveel financiële middelen het gaat om de
behandeling van alle gediagnosticeerde basisschoolleerlingen te vergoeden?
Is overwogen om bij wijze van overgangsmaatregel de wijziging van het besluit
eenmalig van toepassing te laten zijn voor alle basisschoolleerlingen?
Kan worden uitgelegd waarom de groep leerlingen die in aanmerking komt
voor behandeling is beperkt tot zeven- en achtjarigen? De leden van de GroenLinks-fractie
vragen of kinderen bij wie pas na hun achtste levensjaar ernstige dyslexie
wordt vastgesteld dan geen recht meer op vergoeding van de behandeling hebben.
Kan het kabinet inschatten hoe vaak kinderen met ernstige dyslexie pas na
hun achtste levensjaar worden gediagnosticeerd?
II. ANTWOORD VAN DE MINISTER
Inbreng CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennisgenomen van het
voorliggende besluit. Deze leden zijn al langere tijd van mening dat dyslexie
opgenomen zou moeten worden in het basispakket. Verheugd zijn zij over het
feit dat daarvoor door het CVZ een protocol is ontwikkeld en het kabinet de
noodzakelijke middelen heeft vrijgemaakt.
Met de uitbreiding van het basispakket is ongeveer € 27,9 mln.
op jaarbasis gemoeid. Na 1 januari 2009 zal pas sprake zijn van de eerste
diagnoses. Verwacht het kabinet daarom dat dit volledige bedrag al nodig is
in het eerste jaar 2009? Zo niet, is er dan ruimte voor een beperkte overgangsregeling
voor kinderen geboren voor 1 januari 2001 en kan daarmee nu reeds gestart
worden?
Antwoord
Het verheugt mij dat de leden van de CDA-fractie waardering hebben voor
het besluit van het kabinet om de diagnose en behandeling van ernstige dyslexie
als onderdeel van de verzekerde prestaties ingevolge de Zorgverzekeringswet
te regelen. Met dit besluit wordt na een langdurige periode van onderzoek
naar de plaats en de inhoud van deze vorm van zorg vergoeding hiervan mogelijk.
Aangezien alle betrokkenen al lang uitzien naar deze vergoeding verwacht
ik dat heel snel zal worden aangevangen met de diagnosestelling die de start
vormt voor de behandeling van ernstige dyslexie. Ik verwacht bovendien dat
er daardoor ook zeer snel zal worden aangevangen met het behandelen van dyslexie.
Ik heb een zo zorgvuldige raming van de kosten nagestreefd. Immers, vanuit
de budgetdiscipline van het rijk is compensatie van de met deze maatregel
gemoeide kosten door een besparing elders op het terrein van de verzekerde
zorg uitgangspunt. Alleen al om deze reden is een zo exact mogelijke raming
aangewezen. Ik verwacht dan ook niet dat er ruimte is voor een overgangsregeling.
Ook is er geen financiële ruimte om nu al te starten met de diagnosestelling
voor rekening van de zorgverzekering. Bovendien is dat nu niet op grond van
de Zorgverzekeringswet geregeld.
Naar het oordeel van het kabinet is de behandeling volgens het protocol
effectief gebleken, en voldoet de zorg in verband met ernstige dyslexie aan
het criterium «stand van de wetenschap en praktijk». De leden
van de CDA-fractie vragen of er ook ruimte is voor andere vormen van behandeling
als die hun waarde hebben bewezen of in de toekomst kunnen bewijzen. Klopt
het bijvoorbeeld dat de «Van Gemert Therapie» tegen een geringere
kostprijs een goed resultaat oplevert? Kunnen verzekeraars in de contractering
zelfstandig besluiten over de keuze van een aanbieder en daarmee van een behandelmethode?
Antwoord
Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft beoordeeld of diagnostiek
en behandeling van ernstige dyslexie tot de verzekerde zorg zou moeten behoren.
Het CVZ heeft deze interventie beoordeeld aan de hand van de pakketprincipes
en is tot de conclusie gekomen dat de diagnostiek en behandeling van ernstige
dyslexie inderdaad in het verzekerde pakket zou moeten instromen. Deze beoordeling
is mede gebaseerd op het ontwikkelde Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling.
Dat protocol voldoet volgens het CVZ aan de stand van de wetenschap en praktijk.
Het is daarmee voor alle betrokken beroepsgroepen een leidraad voor diagnosticeren,
indiceren en behandelen met als doel het leveren van zo optimaal mogelijke
zorg. Alleen diagnose en behandeling volgens de in het protocol geschetste
criteria komen op dit moment in aanmerking voor vergoeding. De betrokken beroepsgroepen
zijn zelf verantwoordelijk voor het naar de stand van de wetenschap onderhouden
van het bestaande protocol.
Voor de huidige situatie is dus het protocol bepalend voor wat behoort
tot de stand van de wetenschap en praktijk. De zorg is echter voortdurend
in beweging. Dit brengt met zich dat er nieuwe vormen van behandeling kunnen
ontstaan. Als die hun waarde hebben bewezen en dus in overeenstemming zijn
met de stand van de wetenschap, kunnen verzekerden ook op die interventies
een beroep doen. Dat geldt niet voor interventies waar dit nog niet van is
vastgesteld. Dus of een interventie in de toekomst haar waarde zou kunnen
bewijzen, is niet relevant.
Het door het CVZ geaccordeerde protocol bevestigt nogmaals dat er bij
kinderen met ernstige dyslexie sprake is van specifieke hersendysfuncties.
Ook de definitie zoals die door de WHO wordt gehanteerd gaat hiervan uit.
Dit betekent dat dyslexie niet is te herleiden tot algemene stoornissen van
cognitieve verwerking of basale waarneming. De Van Gemert therapie baseert
zich met name op het visuele systeem, met name de basale waarneming. Mede
om die reden ontbreekt voor zover mij bekend de wetenschappelijke en empirische
basis voor deze therapie. Het door het CVZ geaccordeerde protocol gaat expliciet
uit van een behandeling, die zich richt op het bij kinderen met ernstige dyslexie
geconstateerde fonologische taalverwerkingsprobleem. De inhoudelijke modules
hebben een functioneel niveau van technisch lezen en spellen tot doel. Dit
betekent dat er sprake is van een specialistische leestraining. Behandelingen
die zich richten op motoriek of beweging voldoen dus vooralsnog niet aan de
stand van de wetenschap en praktijk. Vergoeding daarvan is derhalve niet mogelijk.
Op basis van de functiegericht omschreven verzekerde prestaties binnen
de Zorgverzekeringswet dragen zorgverzekeraars de verantwoordelijkheid voor
het contracteren van verantwoorde zorg. Dit betekent dat zij zelfstandig beoordelen
welke zorgverleners hiervoor in aanmerking komen. Ook voor hen zal hierbij
het door het CVZ geaccordeerde protocol de belangrijkste leidraad zijn om
zo optimaal mogelijke zorg te garanderen. Volgens dit protocol kan adequate
zorg geleverd worden onder eindverantwoordelijkheid van psychologen en orthopedagogen;
het protocol leent zich voor multidisciplinaire samenwerking.
De leden van de CDA-fractie hechten zeer aan de «poortwachtersfunctie»
van de basisscholen. Zij vragen wel of de scholen daarvoor voldoende zijn
toegerust. Welke acties heeft het kabinet reeds ondernomen om de scholen te
informeren en toe te rusten voor hun nieuwe taak?
Antwoord
Het streven is om te komen tot een beheerste invoering van de vergoedingsmogelijkheid
voor kinderen met ernstige dyslexie. Een adequate uitvoering van de poortwachtersfunctie
door scholen is hierbij belangrijk. Het protocol biedt hiervoor ook voldoende
aanknopingspunten. De specifieke voorwaarden voor toerusting van scholen voor
hun toeleidende taak vallen onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Heldere informatievoorziening naar alle
betrokkenen vraagt om beleidsmatige afstemming, die op dit moment in voorbereiding
is. Het streven is om in de tweede helft van 2008 alle betrokkenen te informeren
over hun rol, zodat zij per 1 januari 2009 startklaar zijn voor hun aandeel
in de dyslexiezorg.
De aan het woord zijnde leden vragen ook of de taak van de basisscholen
ook wordt meegenomen in de monitoring en evaluatie.
Antwoord
De toeleiding naar dyslexiezorg zal zeker aandacht krijgen in de aangekondigde
evaluatiestudie; de specifieke voorwaarden voor toerusting van scholen voor
hun poortwachtersfunctie zijn hierbij de verantwoordelijkheid voor het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op dit moment wordt geïnventariseerd
wat de juiste tijdsplanning en inhoudelijke opzet is voor monitoring en evaluatie.
Ook de objectiviteit en kwaliteit van het diagnostisch onderzoek is naar
het oordeel van de leden van de CDA-fractie van groot belang bij de vraag
of er sprake is van een ernstige vorm van dyslexie. Hoe is de objectiviteit
en kwaliteit gewaarborgd en hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat taal- en
of leesachterstanden worden gediagnosticeerd als dyslexie?
Antwoord
Het CVZ heeft in zijn advies aangegeven dat het huidige protocol voldoende
waarborgen biedt voor diagnose en behandeling van kinderen met ernstige dyslexie
om te komen tot een vergoedingsregeling in het kader van de Zorgverzekeringswet.
De in het protocol omschreven procedure voor indicatiestelling biedt de benodigde
handvatten voor het vermijden van een verkeerde diagnose. Op deze wijze kan
met toepassing van het protocol worden voorkomen dat taal- en leesachterstanden
woorden gediagnosticeerd als ernstige dyslexie.
Inbreng PvdA-fractie
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen
van het ontwerpbesluit dyslexiezorg. De afgelopen jaren zijn veel inspanningen
geleverd door maatschappelijke groeperingen, dyslexiespecialisten, onderzoekers
en overheidsinstellingen om tot een adequaat beleid inzake dyslexie te komen.
Dit ontwerpbesluit is tot stand gekomen naar aanleiding van de Kamerbreed
aanvaarde motie-Van Miltenburg/Van der Veen waarin het kabinet wordt verzocht
om de behandeling van dyslexie per 1 januari 2009 op te nemen in het
basispakket. De leden van de fractie van de PvdA hebben nog de volgende vragen
over het ontwerpbesluit.
Zij vragen waarom er voor is gekozen om de verzekerde prestatie dyslexiezorg
met ingang van 1 januari 2009 te laten gelden voor kinderen geboren op
of na 1 januari 2001. Daarnaast krijgen kinderen recht op zorg voor ernstige
dyslexie bij wie de zorg aanvangt op zeven- of achtjarige leeftijd. Deze vragen
waarom er voor deze dubbele begrenzing is gekozen.
Antwoord
Bij de afbakening van de groep kinderen die recht krijgen op diagnose
en behandeling van ernstige dyslexie heeft het kabinet het advies van het
CVZ gevolgd. Het kabinet heeft echter niet gekozen voor de omschrijving dat
het gaat om kinderen die in groep 4 basisonderwijs volgen vanwege uitvoeringstechnische
redenen. Bij zorgverzekeraars is namelijk wel de leeftijd van verzekerden
bekend, niet in welke groep van het basisonderwijs een kind zit. Door te regelen
dat recht bestaat op de zorg indien de zorg op zeven- of achtjarige leeftijd
aanvangt wordt zorginhoudelijk hetzelfde bereikt als het CVZ heeft voorgesteld.
Bij de leerlingen van groep 4 (de leerlingen van zeven of acht jaar) signaleert
de school leesachterstand en onderwijsbelemmering en wordt het kind bij ernstige
dyslexie verwezen. Tijdige behandeling is voor het kind van belang.
Als overgangsmaatregel heeft het kabinet daarnaast gekozen voor de invoering van een geboortedatum. De reden hiervoor is dat er geen financiële
dekking voor een inhaalslag is. Dat betekent in de eerste plaats dat diagnose
en verder behandeling van kinderen met ernstige dyslexie die op 1 januari
2009 acht jaar of ouder zijn niet voor rekening van de zorgverzekering kan
komen. Dat betekent verder dat kinderen die op 1 januari 2009 acht jaar
of ouder zijn, maar bij wie de zorg (voor eigen rekening) wel op zeven- of
achtjarige leeftijd is gediagnosticeerd en gestart eveneens niet voor rekening
van de zorgverzekering kan komen.
Voorts vragen zij op grond van welke feiten het CVZ heeft geconcludeerd
dat in het algemeen bij kinderen uit groep vier van de basisschool ernstige
dyslexie wordt geconstateerd.
Antwoord
Het CVZ heeft zich geruime tijd verdiept in de diagnostiek en behandeling
van ernstige dyslexie. Gedurende lange tijd was niet duidelijk welke patiëntengroep
in aanmerking diende te komen voor de diagnostiek en behandeling hiervan.
Ook was niet duidelijk welke behandeling van dyslexie doelmatig is. Om tot
een standpunt op dit terrein te kunnen komen heeft het CVZ eerst opdracht
gegeven een protocol voor diagnostiek en behandeling te ontwikkelen. Dit heeft
geleid tot het op 26 maart 2007 aangeboden Protocol Dyslexie Diagnostiek
en Behandeling. Met behulp hiervan is het CVZ in staat geweest deze interventie
te beoordelen. Het CVZ heeft vervolgens ook de huidige praktijk betrokken
bij zijn oordeel. Zoals het CVZ heeft uiteengezet kan de diagnose dyslexie
al in groep drie worden gesteld. Toch heeft het CVZ geadviseerd om kinderen
in groep vier in aanmerking te laten komen en niet ook jongere kinderen.
Daarbij hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld. Scholen hebben
tijd nodig om vast te stellen wat de problemen zijn, het kind te begeleiden,
de ernst en hardnekkigheid van de lees- en spellingsproblemen vast te stellen,
de resultaten te beoordelen en daarover te rapporteren. Dit traject wordt
doorgaans pas in groep vier afgerond. Ten tweede zijn kinderen uit groep vier
rijper voor de diagnose dan kinderen uit groep drie. Bedacht moet ook worden
dat de behandeling van ernstige dyslexie van een kind veel vergt. Een intensievere
dyslexiebehandeling met dagelijkse thuistaken sluit ook beter aan bij leerlingen
van groep vier dan bij jongere leerlingen.
Hoe valt te verantwoorden dat je hiermee de groep 9-jarigen uitsluit die
een extra jaar «gekleuterd» of gedoubleerd hebben?
Antwoord
Het kabinet heeft gekozen voor een uitvoerbare en heldere afbakening van
de groep kinderen die in aanmerking komt voor de vergoeding van diagnostiek
en behandeling van ernstige dyslexie. Daardoor is niet te vermijden dat kinderen
die niet behoren tot de groep die voor deze zorg in aanmerking komt, geen
recht heeft op vergoeding. Door te kiezen voor een leeftijd en niet een bepaalde
groep in het basisonderwijs is kleuteren of doubleren niet relevant.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of het kabinet de dubbele begrenzing
ook heeft afgestemd met de maatschappelijke groeperingen, dyslexiespecialisten
en zorgverzekeraars.
Antwoord
Het kabinet heeft het advies van het CVZ als uitgangspunt genomen. Het CVZ heeft alvorens dit rapport uit te brengen alle belanghebbende
partijen geconsulteerd.
Met de keuze voor de leeftijd van zeven en achtjaar heeft het kabinet
inhoudelijk aangesloten bij het voorstel van het CVZ als voorwaarde voor de
prestatie groep vier van het basisonderwijs te nemen.
Het CVZ geeft in overweging een inhaalslag te maken. Ook een eventuele
inhaalslag is onderdeel geweest van de consultatieronde. Het kabinet heeft
vervolgens op grond van financiële overwegingen besloten dat voorstel
niet over te nemen en daarom tijdelijk als ondergrens een geboortedatum te
hanteren. Het kabinet heeft hierover niet opnieuw belanghebbende partijen
geraadpleegd.
Is het kabinet er van op de hoogte dat het veld veel vraagtekens plaatst
bij de voorgestelde leeftijdskeuze, terwijl het voor de totale kosten niet
uitmaakt? (immers, een kind uit groep 4 waarbij de diagnose dyslexie gesteld
is, wordt niet wederom in groep 5 gediagnosticeerd met dyslexie).
Antwoord
Anders dan de leden van de PvdA-fractie veronderstellen is de leeftijdskeuze
wel degelijk bepalend voor de kosten. Immers, een andere afbakening zou de
groep kinderen die in aanmerking komt voor vergoeding groter maken met als
gevolg dat hogere kosten ontstaan. De door het kabinet voorgestelde afbakening
voorkomt dat kinderen die in het verleden in groep vier zijn gediagnosticeerd
ook op oudere leeftijd nog in aanmerking komen voor vergoeding van kosten
van de behandeling.
Kan het kabinet tot slot verduidelijken hoe zal worden omgegaan met de
door het CVZ gesuggereerde inhaalslag voor leerlingen die voor 2001 geboren
zijn.
Komt dit aan bod na de evaluatie van de huidige regeling?
Antwoord
Zoals het kabinet heeft aangegeven, heeft het kabinet geen financiële
middelen voor een inhaalslag, zoals door het CVZ werd voorgesteld. Een dergelijke
inhaalslag raamt het CVZ op ruim € 43 mln. Ik acht deze raming aan
de voorzichtige kant.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zal de regeling gaan monitoren. Is
het mogelijk om in 2010 en 2011 een tussenevaluatie van de regeling te ontvangen
op basis van de monitor van de NZa?
Antwoord
Op dit moment wordt geïnventariseerd wat de juiste tijdsplanning
en inhoudelijke opzet voor een evaluatieonderzoek kan zijn. Behalve inzicht
in het volume van geleverde zorg, is er ook bijvoorbeeld ook behoefte aan
informatie over de kwaliteit van ketenzorg en de poortwachtersrol van scholen,
om op basis van de evaluatiestudie een beoordeling van de wenselijkheid van
voorzetting van de vergoedingsregeling te kunnen geven. De jaarlijkse monitor
van de NZa kan als tussenrapportage beschouwd worden. Deze zal, nadat de NZa
die heeft uitgebracht, ter kennis van de Kamer worden gebracht. Mogelijkerwijs
geven de eerste uitkomsten in deze monitor al zicht op de wijze waarop in
de praktijk met de diagnostiek en behandeling van ernstige dyslexiezorg wordt
omgegaan.
Inbreng VVD-fractie
Met belangstelling hebben de leden van de fractie van de VVD kennis genomen
van het ontwerpbesluit dyslexiezorg. Het kabinet heeft ervoor gekozen om tevens
een aantal andere zaken met dit besluit in het Besluit Zorgverzekeringen te
wijzigen. Dit ontwerpbesluit is tot stand gekomen in reactie op de aangenomen
motie-Van Miltenburg/Van der Veen die vroeg om de behandeling van dyslexie
per 1 januari 2009 op te nemen in het basispakket. De nota van toelichting
verwijst naar het lange traject dat aan het aannemen van genoemde motie vooraf
is gegaan. In 1995 adviseerde de Gezondheidsraad dat het opsporen en de behandeling
van dyslexie niet alleen een taak van het onderwijs is. In 2003 adviseerde
het CVZ over een vergoedingsregeling. In 2007 was het Protocol Dyslexie Diagnostiek
en Behandeling klaar. Hierin worden duidelijke afspraken gemaakt over de afbakening
van verantwoordelijkheden tussen onderwijs en behandelaren. Het CVZ adviseerde
in juli 2007 uiteindelijk positief over het opnemen van de diagnose en behandeling
van ernstige dyslexie in het basispakket.
Patiënten- en cliëntenorganisaties uit de wereld van dyslexie
hebben inmiddels met gemengde gevoelens gereageerd op het ontwerpbesluit.
Hun pleit heeft altijd iedereen gegolden bij wie dyslexie wordt vastgesteld.
De kennis van en over dyslexie is vrij recent. Het komt regelmatig voor dat
bij jongeren in de middelbare schoolleeftijd en zelfs bij volwassenen dyslexie
wordt vastgesteld. Vaak zijn hier vele jaren van problemen en onbegrip aan
vooraf gegaan. Het lijkt oneerlijk deze mensen dan van vergoeding van de behandeling
uit te sluiten. De leden van de VVD-fractie hebben echter begrip voor de beslissing
van het kabinet om de bij de vergoeding voor diagnose en behandeling van dyslexie
niet te kiezen voor een inhaalslag met «oude» gevallen, maar voor
een ingroeimodel. De focus moet liggen bij kinderen die aan het begin van
hun «leesleven» staan. Zij zullen de meeste baat hebben bij vroegtijdige
opsporing en behandeling. Tevens lijkt het dat op deze wijze de kosten beheersbaar
blijven. Het is immers onduidelijk hoeveel mensen op het totaal van de bevolking
dyslexie hebben en in principe behandeld zouden kunnen worden. Door de regeling
beperkt open te stellen legt het kabinet prioriteit bij de nieuwe generatie.
Het legt ook tevens een grote verantwoordelijkheid bij het onderwijs. Het
is immers daar dat de dyslexie tijdig moet worden opgespoord. Op dit moment
werken nog niet alle scholen volgens het dyslexieprotocol. Op welke wijze
gaat het kabinet erop toezien dat alle kinderen gelijke toegang hebben tot
de vergoedingsregeling dyslexie? Scholen zijn ten slotte de poortwachter van
de regeling. Gaat de onderwijsinspectie controleren of scholen werken volgens
het protocol? Op welke manier kunnen ouders bij de school van hun kind afdwingen
dat er volgens het protocol wordt gewerkt?
Antwoord
Een van de uitgangspunten van de Zorgverzekeringswet is het garanderen
van toegankelijkheid van zorg. De zorgverzekeraars spelen met hun contracteringsbeleid
hierbij een belangrijk rol. Omdat diagnose en behandeling van ernstige dyslexie
zich op het snijvlak van onderwijs en zorg bevindt, zijn zij hierbij mede
afhankelijk van de mate waarin scholen in staat zijn hun poortwachtersfunctie
goed te vervullen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk
als het gaat om het garanderen van de juiste voorwaarden hiervoor.
In het door het door het CVZ geaccordeerde protocol worden administratieve
voorwaarden gesteld aan de verwijzing en aanmelding van kinderen met mogelijk
ernstige dyslexie. De onderwijsinspectie speelt hierbij een stimulerende rol
om adequate toeleiding te garanderen. Zoals gebruikelijk bij alle vormen van
zorg die vallen onder de Zorgverzekeringswet is de Inspectie
voor de Gezondheidszorg verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit
van zorg, die onder eindverantwoordelijkheid van psychologen en orthopedagogen
volgens het protocol geleverd wordt.
Voor zover de vraag verwijst naar het in het onderwijsveld gebruikelijke
protocol «Leesproblemen en dyslexie» is het volgens het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot nu toe aan de scholen zelf om de
implementatie van dit protocol ter hand te nemen. Onder invloed van bijvoorbeeld
het Masterplan Dyslexie heeft een groot deel van de scholen hier al gevolg
aan gegeven. Wanneer ouders desondanks bezorgd zijn over het leesonderwijs
dat hun kind ontvangt, kunnen zij zich wenden tot de school en zonodig tot
de onderwijsinspectie.
De leden van de VVD-fractie zetten vraagtekens bij de keuze van de dubbele
begrenzing die in het ontwerpbesluit is opgenomen. Niet alleen is er een jaartal
genoemd, kinderen moeten op of na 1 januari 2001 zijn geboren, maar kinderen
mogen tevens niet jonger zijn dan zeven jaar en niet ouder dan acht jaar.
Waarom is voor deze dubbele begrenzing gekozen?
Antwoord
Zoals ik in het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie
heb uiteengezet, heeft het kabinet op grond van overwegingen van uitvoeringstechnische
aard en op grond van financiële overwegingen gekozen voor een dubbele
begrenzing. Het gaat om een tijdelijke dubbele begrenzing omdat het hanteren
van een geboortedatum op een gegeven moment is uitgewerkt en dan kan worden
geschrapt.
In de nota van toelichting wordt verwezen naar de uitspraak in het CVZ-advies
dat «in het algemeen bij kinderen in groep 4 ernstige dyslexie wordt
gesignaleerd». Op grond waarvan heeft het CVZ dit geconcludeerd? Volgens
Leo Blomert, leider van het onderzoek naar het CVZ protocolonderzoek, en auteur
van het protocol, is er geen onderzoek bekend waaruit blijkt dat in het algemeen
bij kinderen in groep 4 ernstige dyslexie wordt gesignaleerd. Hij heeft het
CVZ geadviseerd om het protocol en de vergoedingregeling van toepassing te
laten zijn tijdens de gehele basisschoolperiode. De leden van de VVD-fractie
willen graag weten op basis van welke gegevens het CVZ, en in navolging van
de minister, het wenselijk acht dat de vergoedingsregeling alleen op zeven-
en achtjarigen van toepassing is?
Antwoord
Zoals ik in mijn antwoord op de betreffende vraag van de PvdA-fractie
heb uiteengezet, heeft het CVZ met gebruikmaking van het op 26 maart
2007 aangeboden Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling de afweging gemaakt
bij welke groep kinderen de diagnostiek en start van behandeling van ernstige
dyslexie het meest effectief zou zijn. Bij die aanbeveling hebben blijkens
het advies van het CVZ de volgende overwegingen een rol gespeeld. Scholen
hebben tijd nodig om vast te stellen wat de problemen zijn, het kind te begeleiden,
de ernst en hardnekkigheid van de lees- en spellingsproblemen vast te stellen,
de resultaten te beoordelen en daarover te rapporteren. Dit traject wordt
doorgaans pas in groep vier afgerond. Ten tweede zijn kinderen uit groep vier
rijper voor de diagnose dan kinderen uit groep drie. Bedacht moet ook worden
dat de behandeling van ernstige dyslexie van een kind veel vergt. Een intensievere
dyslexiebehandeling met dagelijkse thuistaken sluit ook beter aan bij leerlingen
van groep vier dan bij jongere leerlingen.
Deze leden vrezen dat aan de dubbele begrenzing een groot aantal nadelen
kleven die verder gaan dan de principiële keuze dat alle mensen die vóór 2001 zijn geboren in het geheel worden uitgesloten.
Ten eerste is het volgens hen niet zo dat ieder kind op hetzelfde moment gaat
lezen. Voor sommige kinderen is het soms beter is om een jaar later naar groep
3 te gaan dan gebruikelijk. Deze kinderen zullen een onevenredig groot nadeel
ervaren wanneer later blijkt dat zij lijden aan een ernstige vorm van dyslexie
omdat het bij hen later dan gebruikelijk zal worden vastgesteld. Het strenge
protocol vraagt van het onderwijs de nodige inspanning alvorens een kind überhaupt
voor diagnose en eventueel behandeling in aanmerking komt. Ook hierdoor is
het mogelijk dat kinderen buiten de boot vallen. Het onderwijs krijgt bovendien
niet de mogelijkheid om in een situatie waarin niet helemaal duidelijk is
of een kind een late lezer is of mogelijk dyslexie heeft, het gewoon even
aan te zien. Hierdoor wordt de ontwikkeling van het betreffende kind mogelijk
onnodig onder druk gezet. Tenslotte zijn er ook nogal wat kinderen bij wie
ernstige dyslexie pas later manifest wordt. Ook voor hen werkt de dubbele
begrenzing in het nadeel.
Is het kabinet het met de leden van de VVD-fractie eens dat onder druk
van de beperkte vergoedingsregeling kinderen soms te snel zullen worden doorgestuurd
voor een indicatie? Is het kabinet het tevens met deze leden eens dat door
de focus zo zeer op de leeftijd te leggen er wel een hele grote druk op kinderen
en scholen wordt gelegd en het maatwerk in het onderwijs, dat voor sommige
kinderen nodig is, heel erg onder druk komt te staan?
Antwoord
Het tempo van aanmelding is mede afhankelijk van de wijze waarop een school
het in het onderwijs gehanteerde protocol «Leesproblemen en dyslexie»
hanteert. Zorgvuldige hantering van dit protocol maakt strategisch aanmeldingsgedrag
minder waarschijnlijk omdat stapsgewijs toegewerkt wordt naar een verwijzing
in groep vier, indien dit noodzakelijk is. Het protocol sluit aan bij de natuurlijke
gang van zaken in de klas wat betreft toetsing en begeleiding. Werken volgens
het in het onderwijs gangbare protocol is daarom maatwerk dat geleverd wordt
door de scholen zelf. De eisen voor aanmelding bij een zorgverlener voor diagnostiek
en behandeling van dyslexie zijn vergelijkbaar met die voor een aanmelding
voor een Rugzakje. Er kan dus aangesloten worden bij de al bestaande dossiervorming
en verwijsprocedures op scholen.
Deze leden vragen verder of door het noemen van een specifieke leeftijd
er geen sprake is van leeftijdsdiscriminatie welk volgens Nederlandse en Europese
wetgeving verboden is.
Antwoord
Bij deze afbakening is geen sprake van leeftijdsdiscriminatie. In feite
is sprake van een inhoudelijke afbakening die op grond van uitvoeringstechnische
overwegingen de vorm heeft gekregen van een afbakening op grond van leeftijd.
Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen voor een enkele beperkende
bepaling, namelijk dat de regeling pas in werking treedt bij mensen die op
of na 1 januari 2001 zijn geboren?
Antwoord
Het kabinet heeft aansluiting gezocht bij de aanbeveling van het CVZ en
daarom gekozen voor het criterium dat de zorg moet aanvangen op zeven- of
achtjarige leeftijd. Het CVZ acht dit de leeftijd waarop de diagnostiek en
behandeling het best kunnen worden aangeboden. Het uitsluitend
hanteren van het criterium dat het moet gaan om kinderen die op of na 1 januari
2001 geboren zijn, leidt er toe dat het recht op de start van behandeling
is gekoppeld aan het moment waarop het CVZ dit het meest aangewezen acht,
namelijk kinderen die zeven of acht jaar zijn en dus de facto meestal in groep
vier verblijven.
Is het, indien het kabinet een dubbele begrenzing toch nodig acht, niet
beter om in plaats van een leeftijd te bepalen dat het om een kind moet gaan
dat de basisschool bezoekt? Heeft het kabinet dit überhaupt overwogen?
Zo nee, is het kabinet dan bereid dit alsnog te doen?
Antwoord
Indien daartoe zou worden besloten, zouden ook kinderen die niet of nog
niet voldoende kunnen lezen, al recht krijgen op vergoeding van diagnostiek
en behandeling van ernstige dyslexie. Daarmee zou de zorg niet efficiënt
worden ingezet. Het kabinet heeft aangesloten bij het advies van het CVZ en
dit daarom niet overwogen. Het kabinet acht het daarom niet gewenst het afbakeningscriterium
aan te passen.
Is het kabinet het overigens met de leden van de VVD-fractie eens dat
iedereen slechts een keer een beroep kan en zal doen op de mogelijkheid van
diagnose en behandeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het in dat licht dan
noodzakelijk om voor een dubbele begrenzing te kiezen? Zijn er in de Zorgverzekeringswet
voorbeelden van andere aanspraken waar een leeftijdsgrens geldt?
Antwoord
Het kabinet sluit niet uit dat verzekerden herhaalde malen een beroep
zouden willen doen op – wellicht – de diagnose en in elk geval
de behandeling van ernstige dyslexie. Zelfs is denkbaar dat dit ook zou kunnen
geschieden bij personen met ernstige leesproblemen. Het gehanteerde criterium
sluit uit dat dit voor rekening van de Zorgverzekeringswet geschiedt. In de
Zorgverzekeringswet zijn meer voorbeelden van een leeftijdsgrens, bijvoorbeeld
bij de tandheelkundige zorg voor de jeugd (tot 22 jaar), bij de kinderfysiotherapie
(prestaties onder de 18 jaar ruimer dan bij volwassenen). Ook bij bepaalde
hulpmiddelen worden leeftijdsgrenzen gehanteerd, bijvoorbeeld bij de bijbetaling
voor orthopedisch schoeisel. Ook in die situaties gaat het feitelijk niet
om een leeftijdsgrens, maar om een zorginhoudelijke afbakening.
Het hanteren van een geboortedatum is gebruikelijk bij de invoeren van
nieuwe vaccinaties in het vaccinatieprogramma voor zuigelingen en jonge kinderen.
Om een inhaalslag te voorkomen, wordt dan bepaald dat de nieuwe vaccinatie
alleen geldt voor kinderen die geboren zijn na een bepaalde datum.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zal de regeling gaan monitoren. Is
het mogelijk om in 2010 en 2011 een tussenevaluatie van de regeling te ontvangen
op basis van de monitor van de NZa?
Antwoord
De jaarlijkse monitor geeft zicht op de ontwikkelingen op dit terrein
en kan daarom als eerste voorzichtige tussenevaluatie beschouwd worden. Ik
zal de monitor ter kennis van de Kamer brengen.
De leden van de VVD-fractie hebben verder alleen nog opmerkingen over
de aanpassing van het besluit Zorgverzekering, onderdeel E.
Artikel 2.11 wordt aangepast teneinde de verpleging die noodzakelijk is
in verband met thuisbeademing of met terminale zorg thuis uit te sluiten van
artikel 2.11 van het Besluit Zorgverzekering. Deze verpleging komt voortaan
ten laste van de AWBZ. Deze leden zijn verbaasd over dit voornemen. Het kabinet
zegt al enige tijd dat zij zich grote zorgen maakt over de houdbaarheid van
de AWBZ en dat zij de AWBZ wil terugbrengen naar haar oorsprong. Kan het kabinet
aangeven waarom de voorgestelde zorg niet door een verzekeraar kan worden
gecontracteerd? Is het kabinet het met deze leden eens dat, indien er via
de AWBZ geen gespecialiseerde thuiszorg beschikbaar is voor verpleging die
nodig is voor thuisbeademing of terminale zorg, deze zorg dan altijd in het
ziekenhuis zal worden verleend, daar het noodzakelijke medische zorg betreft?
Is het dan ook niet zo dat het de zorgverzekeraar is die het voordeel heeft
dat de zorg thuis wordt gegeven in plaats van in het doorgaans duurdere ziekenhuisbed?
Zou het dan ook niet juist zijn dat de betreffende verzekeraar de hele keten
aanbesteedt? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dit niet alleen
een positief effect kan hebben op de prijs, maar dat het vooral ook de kwaliteit
van de keten ten goede zal komen. In het besluit ontbreekt op dit punt de
financiële onderbouwing. Kan het kabinet hier alsnog in voorzien? Kan
aan die onderbouwing dan tevens de financiële consequentie worden toegevoegd
die genoemde maatregel heeft voor de AWBZ?
Antwoord
Toen de thuisbeademing rond 1955 werd geïntroduceerd leerden mantelzorgers,
zoals ouders, partners, broers en zussen, de bij de beademing noodzakelijke
verpleegkundige handelingen aan die thuis moesten worden verricht. Zij voerden
die handelingen om niet uit.
De situatie van het Nederlandse gezin en de Nederlandse samenleving is
sinds die tijd sterk veranderd. Gezinnen zijn kleiner, er is vaak geen partner
meer overdag thuis en hulp om niet is veelal niet meer aanwezig. In de praktijk
heeft dat er toe geleid dat de verpleging in de loop der jaren als AWBZ-zorg
is geïndiceerd. Met behulp van een persoonsgebonden budget, vaak ook
voor overige AWBZ-zorg, organiseert de verzekerde de benodigde zorg zelf.
Veelal zijn het mensen in de directie omgeving van de verzekerde (familie,
vrienden, buren, collega’s) die onder supervisie van het beademingscentrum
de desbetreffende verpleegkundige handelingen aanleren en tegen vergoeding
uitvoeren. Het gaat hier dus niet om door zorgkantoren gecontracteerde zorg,
maar om zorg die de verzekerde zelf inkoopt.
Thuisbeademing is medisch-specialistische zorg die onderdeel uitmaakt
van de te verzekerde prestaties Zorgverzekeringswet. De oorspronkelijk om
niet verrichte verpleegkundige handelingen door niet-professionals zijn gaandeweg
voor rekening van de AWBZ gaan komen. Het CVZ heeft geadviseerd deze bestaande
praktijk te handhaven. Ten behoeve van continuering van de zorgverlening aan
deze kwetsbare groep verzekerden heeft het kabinet deze aanbeveling gevolgd.
Een soortgelijke problematiek speelt met betrekking tot de terminale zorg.
Ook hier speelt dat een verzekerde deels is aangewezen op verpleegkundige
zorg in verband met medisch-specialistische zorg en deels in verband met AWBZ-zorg.
De heersende maatschappelijke overtuiging is dat terminale patiënten
de mogelijkheid moet worden geboden de laatste dagen van hun leven thuis moeten
kunnen blijven. Ook bij deze verpleging geldt dat praktijk is dat het CIZ
die als AWBZ-zorg indiceert, zoals ook voor de overige benodigde verpleging
wordt gedaan. Het CVZ adviseert ook hier de praktijk te handhaven. Het kabinet
heeft deze aanbeveling eveneens gevolgd.
Omdat het gaat om voortzetting van de bestaande praktijk leidt deze maatregel
niet tot een wijziging van de kosten.
Inbreng PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van de brief van de
minister van VWS d.d. 29 mei 2008 inzake de voorhangprocedure ontwerpbesluit
Besluit zorgverzekering wijziging prestaties 2009 dyslexie.
Zij hebben enkele vragen met betrekking tot de leeftijdsbegrenzing van
de vergoeding. Welke logica, behalve een financiële, schuilt er achter
de keuze om de dyslexiezorg voor kinderen bij wie pas op latere leeftijd dyslexie
wordt vastgesteld niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen?
Antwoord
De begrenzing van de omvang van de diagnostiek en behandeling van ernstige
dyslexiezorg is gebaseerd op zorginhoudelijke overwegingen. Het CVZ heeft
aangegeven dat diagnostiek en behandeling in de leeftijdsfase die ook het
kabinet voorstaat, namelijk voor kinderen in groep vier (kinderen van zeven
of acht jaar) feitelijk het best aansluit bij het probleem dat moet worden
opgelost. Het verzekeren van dyslexiezorg is dan feitelijk het meest (kosten)effectief.
Daarnaast vragen deze leden hoe het zit met kinderen bij wie ernstige
dyslexie juist al eerder wordt vastgesteld. Moet in hun geval, om voor vergoeding
van dyslexiezorg in aanmerking te komen, worden gewacht met het starten van
de behandeling tot het bereiken van het zevende levensjaar?
Antwoord
De geprotocolleerde behandeling van kinderen met ernstige dyslexie heeft
het behalen van een functioneel niveau van technisch lezen en spellen tot
doel. Hieruit volgt dat een belemmering in functioneren pas goed kan worden
geconstateerd voor zover het kind al in enige mate formeel leesonderwijs heeft
ontvangen. Dit start over het algemeen in het zesde levensjaar van een kind.
Het ligt met de huidige stand van wetenschap en praktijk dan ook voor de hand
dat vaststelling van ernstige dyslexie voor het zevende levensjaar niet vaak
zal voorkomen. Daarmee is de kans op wachttijd voor diagnose en behandeling
voor een kind op grond van zijn te jonge leeftijd nagenoeg uitgesloten. Dit
sluit aan bij de werkwijze zoals die door het in het onderwijs gangbare protocol
gepropageerd wordt. Wanneer beide protocollen adequaat en in samenhang worden
gehanteerd biedt dit de beste garanties voor vroegsignalering in het geval
van een vermoeden van ernstige dyslexie.
Inbreng GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennis genomen
van de wijziging van het Besluit Zorgverzekering. Zij hebben echter nog wel
een aantal vragen en opmerkingen.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om kinderen geboren op of na 1 januari
2001 in aanmerking te laten komen voor de diagnostiek en behandeling van ernstige
dyslexie. Deze leden vragen hoe het kabinet omgaat met kinderen die voor 2001
zijn geboren, maar wel voor hun negende op ernstige dyslexie zijn gediagnosticeerd?
Antwoord
Kinderen die voor 2001 zijn geboren komen niet in aanmerking voor de vergoeding
van de kosten van behandeling van ernstige dyslexie.
Kan het kabinet aangeven om hoeveel financiële middelen het gaat
om de behandeling van alle gediagnosticeerde basisschoolleerlingen te vergoeden?
Is overwogen om bij wijze van overgangsmaatregel de wijziging van het besluit
eenmalig van toepassing te laten zijn voor alle basisschoolleerlingen?
Antwoord
Niet is aan te geven om hoeveel financiële middelen het gaat om de
behandeling van alle gediagnosticeerde basisschoolleerlingen te vergoeden.
Niet is bekend om hoeveel kinderen dat zou gaan. Ik veronderstel dat de kosten
dan grosso modo overeen zullen komen met de kosten van een inhaalslag. Het
CVZ heeft in zijn advies van de daarmee gemoeide kosten een raming gegeven.
Het CVZ geeft aan dat in de huidige praktijk blijkt dat signalering en verwijzing
door de school vooral plaatsvindt bij kinderen uit groep vier. Daarvan uitgaande
heeft het CVZ ook een raming gegeven van de kosten van een inhaalslag.
Het CVZ raamt de kosten van een inhaalslag als volgt.
Aanname: de helft van de groep oudere kinderen doet een beroep op de inhaalregeling.
Het gaat dan dus niet om 12 000 maar om 6000 kinderen per jaar. Dat betekent
dat in vier jaar 24 000 kinderen een beroep doen op diagnostiek. Voor
de behandeling wordt dan ook aangenomen dat het aantal kinderen dat een beroep
doet op de behandeling, de helft is van het aantal kinderen dat structureel
een beroep op de behandeling doet. Dat gaat dus om 50 procent x 3600 = 1800
kinderen per jaar. In vier jaar zijn dit 7200 kinderen. Hiervan uitgaande
is, volgens het CVZ, met een inhaalslag een bedrag gemoeid van ruim € 43
mln over een periode van vier jaar. Voor een inhaalslag zijn echter geen financiële
middelen beschikbaar.
In het licht van het voorgaande is een overgangsmaatregel die van toepassing
is op alle basisschoolleerlingen, niet overwogen.
Kan worden uitgelegd waarom de groep leerlingen die in aanmerking komt
voor behandeling is beperkt tot zeven- en achtjarigen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of kinderen bij wie pas na hun
achtste levensjaar ernstige dyslexie wordt vastgesteld dan geen recht meer
op vergoeding van de behandeling hebben.
Antwoord
Op grond van het advies van het CVZ is tot deze begrenzing van het recht
op dyslexiezorg besloten. Het CVZ heeft daarbij als uitgangspunt genomen dat
in de huidige praktijk blijkt dat signalering en verwijzing door de school
vooral plaatsvindt bij kinderen uit groep vier (Dat zijn leerlingen in de
leeftijd van zeven en acht jaar). Dit betekent ook dat alleen kinderen die
tot die doelgroep behoren recht hebben op de vergoeding van deze zorg. Kinderen
bij wie na hun achtste levensjaar ernstige dyslexie wordt vastgesteld, hebben
geen recht op vergoeding daarvan.
Kan het kabinet inschatten hoe vaak kinderen met ernstige dyslexie pas
na hun achtste levensjaar worden gediagnosticeerd?
Antwoord
Niet is bekend hoeveel kinderen na hun achtste jaar worden gediagnosticeerd.
Het kabinet schat echter in dat, gezien de door het CVZ geschetste praktijk
op scholen, ernstige dyslexie doorgaans in het zevende of achtste levensjaar
wordt vastgesteld.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Halsema (GL), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff
(VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Smeets
(PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA),
Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA),
Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra
(VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van
Meppelen Scheppink (CU) en Vacature (algemeen).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GL), van Velzen (SP), Neppérus
(VVD), Vietsch (CDA), Uitslag (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk
(Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham
(D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Smilde (CDA),
Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), Thieme (PvdD), Bosma
(PVV), Luijben (SP), Tichelaar (PvdA), Ortega-Martijn (CU) en De Wit (SP).