29 689
Herziening Zorgstelsel

19 637
Vreemdelingenbeleid

nr. 116
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2006

In het AO van 5 oktober 2006 heeft uw Kamer mij gevraagd aan te geven welke zorg aan illegalen verleend moet worden en of deze zorg in geval van financiële onmacht van de betrokkenen voor een vorm van financiering in aanmerking kan komen.

Hieronder doe ik u mijn opvattingen omtrent het verlenen van zorg toekomen.

Aard en omvang van de te verlenen zorg

In de eerste plaats wil ik nog eens benadrukken dat er in Nederland geen wetgeving is die het verlenen van medische zorg aan wie dan ook verbiedt. Integendeel, uit hoofde van zijn professionele verantwoordelijkheid is de zorgverlener verplicht om in voorkomend geval in aanmerking komende zorg te verlenen.

Waar het hier om gaat is in welke omvang en onder welke omstandigheden verleende zorg in aanmerking komt voor financiering uit collectieve middelen, wanneer deze zorg verleend wordt aan illegaal in Nederland verblijvende personen. Eén en ander uiteraard mede in aanmerking genomen de internationale verdragen inzake het verlenen van medische bijstand die door Nederland zijn geratificeerd. Ik noem in dit verband het Europees Sociaal Handvest (herzien) en het VN Verdrag inzake de rechten van het kind.

Door de Koppelingswet hebben illegalen geen recht op zorg ingevolge de sociale ziektekostenverzekeringen. Wel is er ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) ruimte voor het verlenen van medisch noodzakelijke zorg. In eerste instantie was die ruimte in de Koppelingswet omschreven als «gezondheidszorg in acute noodsituaties». Door het amendement Rouvoet1 is die ruimte opgerekt tot «medisch noodzakelijke zorg». Over de duiding van het begrip «medisch noodzakelijke zorg» is vervolgens een uitvoerige parlementaire gedachtewisseling ontstaan tussen achtereenvolgende bewindslieden, het parlement en het zorgveld.

In principe gaat het hier om nagenoeg1 alle zorgvormen die zijn opgenomen in het Nederlandse sociale ziekteverzekeringspakket, maar slechts onder de voorwaarde dat de arts de vraag of het hier om medisch noodzakelijke zorg gaat, positief beantwoordt. Hierbij heeft de regering herhaaldelijk2 de voorwaarden benoemd waaronder aan illegalen verleende zorg in aanmerking komt voor financiële vergoeding door de Stichting Koppeling:

1) Zorg verleend in of ter voorkoming van situaties van levensbedreiging, dan wel in of ter voorkoming van situaties van blijvend verlies van essentiële functies.

2) Zorg verleend in situaties waarin zich gevaar voor derden voordoet. Dit geldt bijvoorbeeld voor bepaalde infectieziekten (in het bijzonder tbc) en bij psychische stoornissen die gepaard gaan met agressief gedrag. Ook zwangerschapszorg valt onder dit criterium.

Hierbij is ook herhaaldelijk aangegeven dat de vraag wat in een specifiek geval medisch noodzakelijke zorg is, aan de arts ter beoordeling is3.

Ook ik stel mij op het standpunt dat de beoordeling of in een concreet geval sprake is van medisch noodzakelijke zorg waarop iemand die niet rechtmatig in Nederland verblijft aanspraak kan maken, ter beoordeling is van de behandelend arts. De uitkomst van de beoordeling of in een specifiek geval sprake is van medisch noodzakelijke zorg, zal in het geval van iemand die niet rechtmatig in Nederland verblijft echter anders kunnen uitwerken dan iemand die rechtmatig in Nederland woont, aangezien er van iemand die niet rechtmatig in Nederland verblijft per definitie niet van mag worden uitgegaan dat deze hier gedurende onbeperkte tijd zal blijven.

De noodzaak van de medische zorg dient dus te worden bezien in samenhang met de duur van het verblijf. Dat dit, ook in internationaal opzicht, een gebruikelijke redenering is, kan worden geadstrueerd aan de hand van de gedachtevorming in het kader van de Europese sociale zekerheidsverordening (hierna: Verordening) over aard en omvang van te verlenen medische zorg gedurende tijdelijk verblijf van personen in een andere lidstaat dan waar men verzekerd is. De Europese discussie is erin geëindigd dat het moet gaan om zorg, die medisch noodzakelijk wordt gedurende het tijdelijk verblijf4. Het begrip «noodzakelijk worden» wordt daarbij gerelateerd aan de duur van het verblijf. De vraag welke medische zorg in relatie tot de duur van het verblijf als noodzakelijk dient te worden gekwalificeerd dient op grond van medische overwegingen te worden beantwoord. De Verordening stelt dus strikte voorwaarden aan medische zorg voor personen die legaal op het grondgebied verblijven van een andere staat dan waar zij verzekerd zijn.

Zelfs voor verzekerde zorg gelden dus aanzienlijke beperkingen om een ongewenste aanzuigende werking op personen in het buitenland te voorkomen. In het verlengde daarvan kan het voor onverzekerde zorg – waar het gaat om illegalen – uiteraard nooit de bedoeling zijn dat de regelgeving in Nederland zodanig ruim moet worden geïnterpreteerd dat daarvan een aanzuigende werking uit gaat op personen elders in de wereld om illegaal naar Nederland te komen met het oogmerk om een medische behandeling te ondergaan.

Ik concludeer dat zorg waarop illegalen aanspraak kunnen maken, nagenoeg alle zorgvormen betreft die zijn opgenomen in het Nederlandse wettelijke sociale verzekeringspakket (Zvw en AWBZ), maar slechts onder de voorwaarde dat de vraag of de zorg wel nu en hier moet worden verleend positief wordt beantwoord door de behandelend arts. De noodzaak van de medische zorg dient te worden bezien in samenhang met de duur van het verblijf. Daarbij geldt dat bij personen die hier niet rechtmatig verblijven er per definitie niet van mag worden uitgegaan dat deze hier gedurende onbeperkte tijd zullen blijven.

Ik heb u al eerder meegedeeld een stroomlijning te overwegen in de financieringsstructuur van verleende zorg in de gevallen waarin de zorgkosten niet verhaald kunnen worden op de betrokken patiënt. Voor het einde van dit jaar zal ik u hierover nader berichten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Kamerstukken II 1996/97, 24 233, nr. 43.

XNoot
1

Ik ga er daarbij vanuit dat IVF, cosmetische ingrepen en genderoperaties daartoe niet behoren.

XNoot
2

Zie onder andere Kamerstukken II 1995/96, 24 233, nr. 6, p. 59 en Kamerstukken II 1999/00, 19 637, nr. 518.

XNoot
3

Zie onder andere Kamerstukken II 1999/00, 19 637, nr. 521 en Kamerstukken II 2006/06, 29 689, nr. 83.

XNoot
4

Neergelegd in Verordening (EG) nr. 631/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 ter harmonisatie van de rechten en vereenvoudiging van de procedures.

Naar boven