29 689
Herziening Zorgstelsel

nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2006

In het algemeen overleg van 27 april jongstleden (29 689, nr. 92) is toegezegd dat wij samen een brief zullen sturen over de dekking van zorgkosten bij een terroristische aanslag, in het bijzonder bij een aanslag met meer dan één miljard euro schade.

Terroristische aanslagen kunnen tot grote verzekeringsschaden leiden en voor de verzekeringssector grote gevolgen hebben. Zo zijn herverzekeraars niet meer bereid terrorismeschaden onbeperkt te herverzekeren. Omdat aan verzekeraars uit hoofde van het prudentieel toezicht extra eisen worden gesteld om het risico, voor zover dat niet herverzekerd kan worden, zoveel mogelijk af te dekken, zagen verzekeraars zich genoodzaakt de dekking die hun verzekeringen in geval van terrorisme boden, te beperken.

Om terrorismeschaden niet geheel te hoeven uitsluiten van de dekking, hebben de in Nederland werkzame schade-, levens- en natura-uitvaartverzekeraars de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden NV (NHT) opgericht. Via de NHT zijn deze schaden sinds 15 augustus 2003 tot een bedrag van € 1 miljard per kalenderjaar herverzekerd. In de polissen van deze verzekeringen is een clausule opgenomen waarmee de dekking beperkt wordt tot een door de NHT te bepalen, voor alle begunstigden gelijk percentage van de overeengekomen verzekeringsuitkering, indien het totaalbedrag aan claims wegens terroristische handelingen in een kalenderjaar meer dan € 1 miljard bedraagt. Het percentage zal in dat geval zo worden vastgesteld, dat het totaal uit te keren bedrag op € 1 miljard uitkomt.

Ook zorgverzekeraars kunnen financiële problemen krijgen indien zij de, als gevolg van terroristische aanslagen, noodzakelijk geworden zorg ongelimiteerd zouden moeten dekken. Het bedrag dat zorgverzekeraars in geval van een terroristische aanslag aan zorg moeten betalen of vergoeden is daarom dan ook gemaximeerd. Het is echter niet mogelijk om vooraf in te schatten hoeveel zorg bij een terroristische aanslag nodig zal zijn. De ene terroristische aanslag kan immers veel meer schade aan personen opleveren, de andere juist meer schade aan zaken. Met het oog op de flexibiliteit is daarom besloten aan te sluiten bij de afspraken in NHT-verband. In de Zorgverzekeringswet (Zvw) en onderliggende regelgeving is geregeld dat de schaden uit de zorgverzekering meelopen in de bij de NHT herverzekerde totaalschade van € 1 miljard per kalenderjaar. Indien wegens terrorisme naar verwachting van de NHT bij alle verzekeraars samen (schadeverzekeringen, natura-uitvaartverzekeringen en een groot deel van de levensverzekeringen) meer dan het bij die maatschappij herverzekerde bedrag van € 1 miljard zal worden geclaimd, de op grond van de zorgverzekering te verzekeren prestaties beperkt worden tot het door de NHT vast te stellen uitkeringspercentage. Dit betekent dat alle zorgkosten geheel zullen worden betaald indien de schade voor alle verzekeraars samen beneden dit bedrag blijft. Verder betekent dit dat, indien de totale schade meer dan € 1 miljard bedraagt, het totaal voor zorg beschikbare bedrag een groter deel van de € 1 miljard bedraagt naarmate er minder andere verzekerde schade is. Kortom, als de schade als gevolg van een terroristische aanslag boven€ 1 miljard uitkomt, kunnen getroffenen een deel van hun zorgkosten– afhankelijk van de andere verzekerde schade – vergoed krijgen uit hoofde van hun zorgverzekering.

In geval van een terroristische aanslag met veel doden, veel zaakschade en nauwelijks gewonden, kan het dus zijn dat deze gewonden slechts een deel van hun zorg betaald krijgen. Indien de totale zorgkosten van deze getroffenen slechts beperkt zijn, valt dit niet goed te verenigen met het gegeven dat de zorgverzekering een sociale verzekering is, die uitgaat van solidariteit tussen alle burgers. Daarom is in artikel 2.3 van het Besluit zorgverzekering geregeld, dat het deel van de zorgkosten dat op grond van de NHT-afspraken wordt uitgekeerd (percentage van de werkelijke schade), kan worden aangevuld met extra vereveningsbijdrage op grond van artikel 33 Zvw of artikel 3.16 van dit besluit. Bij ministeriële regeling zal dan de omvang van de aanvulling worden geregeld. Aangezien de vereveningsbijdragen uit het zorgverzekeringsfonds worden gefinancierd, wordt aldus de solidariteit met het beperkte aantal getroffenen alsnog vormgegeven. Bovendien lopen de zorgverzekeraars, aangezien de aanvulling geheel ten laste van het zorgverzekeringsfonds wordt gefinancierd, aldus geen extra risico, zodat dit niet noopt tot verhoging van de eisen die uit hoofde van het prudentieel toezicht worden gesteld.

Indien het totaalbedrag aan claims wegens terrorisme in een jaar meer dan € 1 miljard bedraagt en het beslag van de zorgclaims daarbinnen aanzienlijk is, zal een beperkte extra vereveningsbijdrage geen uitkomst bieden. Het Kabinet kan dan besluiten om of een grotere extra vereveningsbijdrage ter beschikking te stellen of het College voor Zorgverzekeringen op grond van artikel 55 Zvw de taak te geven om buiten de verzekering om extra gelden ten laste van de algemene middelen te verstrekken.

In het algemeen overleg van 27 april jongstleden heeft de heer Omtzigt gevraagd om een gezamenlijke brief van minister van Financiën en VWS over het al dan niet beschikbaar stellen van deze extra middelen. De heer Omtzigt had de indruk dat wij hierover van mening verschillen.

Wij kunnen ons voorstellen dat in het geval van een zeer grote schade de Kamer voor de zorgsector een extra borging zou willen zien voor het direct beschikbaar stellen van geld voor zorg. Evenzo zal de Kamer mogelijk willen borgen dat de infrastructuur zo snel mogelijk wordt opgebouwd en dat de landbouwsector wordt gecompenseerd voor gederfde opbrengsten, etcetera. Het is echter niet mogelijk om reeds nu – derhalve vóór zich een dergelijke ramp heeft voorgedaan – een inschatting te maken van de mogelijke gevolgen van zo’n ramp voor de vele verschillende sectoren in Nederland, en om te beslissen welke categorieën benadeelden een ruimhartiger behandeling zullen krijgen dan andere. Bovendien speelt hier de interferentie met de verzekeringsmarkt en de kwestie van de aansprakelijkheid voor de schade, die per geval kan verschillen.

In het geval de totale schade de € 1 miljard euro overschrijdt, is er sprake van een situatie waarin het kabinet zal moeten nagaan:

• wat de aard en omvang van de rampsituatie is (bijv. één wijk of stad getroffen, of een regionale of landelijke ramp);

• welke andere fysieke en niet-fysieke schades zijn opgetreden. Hier geldt in het bijzonder nog de vraag of iemand aansprakelijk kan worden gesteld, en welke schades wel en niet via reguliere verzekeringen worden gedekt;

• welke prioriteit moet worden gegeven aan herstel van de infrastructuur en van strategische industrieën/diensten, inzet van defensie, extra inzet van zorgverlenend personeel, etcetera;

• of additionele (nood-)wetgeving vereist is om budgettaire middelen vrij te spelen en deze wetgeving door de Tweede Kamer te laten autoriseren.

Zoals steeds het geval is bij noodsituaties kan pas als dit totaalbeeld helder is, in overleg met het parlement, de mogelijkheid worden bezien van het eventueel aanvullen van de ongedekte zorgschade. Hierover verschillen wij niet van mening.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven