29 668
Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007

30 821
Nationale Veiligheid

nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2007

Uw kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang die wordt geboekt bij de bescherming van de vitale infrastructuur. Met deze brief breng ik u mede namens de ministers van Defensie, Economische zaken, Financiën, Justitie, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Verkeer en Waterstaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op de hoogte van de huidige stand van zaken. In het eerste deel van deze brief rapporteer ik over de behaalde resultaten. In het tweede deel van de brief ga ik wat verder in op de verantwoordelijkheidsverdeling die dit vraagstuk kenmerkt. Hierbij is het uitgangspunt dat de eigenaar van een vitaal object of proces primair verantwoordelijk is voor de continuïteit hiervan (ook tijdens een crisis).

Nationale veiligheid

De bescherming van de vitale infrastructuur is een specifiek en belangrijk aandachtsgebied in het kader van de Nationale veiligheid. Hierover heb ik u eerder gerapporteerd1. Bij Nationale Veiligheid gaat het om het beschermen van voor onze samenleving vitale belangen. Het voorkómen van crises en rampen of, wanneer ze toch optreden, het beperken van de impact op de samenleving wordt hierbij beoogd.

Wat is vitale infrastructuur?

We spreken van vitale infrastructuur als het gaat om producten, diensten en de onderliggende processen die, als zij uitvallen, maatschappelijke ontwrichting kunnen veroorzaken. Het gaat in andere termen dus om de vitale maatschappelijke functies. We spreken hierbij van mogelijke maatschappelijke ontwrichting omdat er sprake is van veel slachtoffers en/of grote economische schade, dan wel wanneer het herstel zeer lang gaat duren en er geen reële alternatieven voorhanden zijn, terwijl we deze producten en diensten niet kunnen missen. Omdat de gevolgen van de uitval van (delen van de) vitale infrastructuur voor grote delen van de Nederlandse samenleving zo ernstig kunnen zijn, vergt de bescherming daarvan extra aandacht. De bescherming is dus gericht op voorkomen en beheersen van discontinuïteit en betreft de bescherming tegen technisch-organisatorisch falen, overbelasting, extreme natuurlijke omstandigheden en onbewust of bewust menselijk handelen. Er zijn 12 vitale sectoren benoemd, die opgedeeld zijn in 33 producten en diensten, zoals de elektriciteitsvoorziening, de drinkwatervoorziening, het betalings- en effectenverkeer en de diensten voor openbare orde en veiligheid.

Beschermen van de vitale infrastructuur heeft bovendien een bijzonder karakter, omdat de vitale infrastructuur voor ca. 80% in handen is van private partijen. Deze groep behoeft en heeft recht op specifieke ondersteuning van de overheid om hen in staat te stellen hun verantwoordelijkheid te nemen en een vooraf bepaald niveau van continuïteit van de levering van vitale producten en diensten te waarborgen. Daarom bestaat er binnen de kaders van het beleid voor nationale veiligheid en crisisbeheersing extra aandacht voor de bescherming van vitale infrastructuur. Dit komt onder meer tot uiting in het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–20071 en de voortgangsrapportage beleidsplan Crisisbeheersing 2004–20072 die ik op 10 oktober jl. nog met u besproken heb.

Voortgang en resultaten

In het afgelopen jaar is, evenals de voorgaande jaren, aandacht besteed aan de bescherming van vitale infrastructuur binnen individuele sectoren. Er zijn door de sectoren grote en belangrijke stappen voorwaarts gezet. Daardoor zijn «destabiliserende» factoren scherper in beeld, is het bewustzijn binnen de sectoren gegroeid, zijn afhankelijkheden aan het licht gekomen en is het weerstandsvermogen van sectoren daadwerkelijk vergroot. Ik noem u hieronder de belangrijkste resultaten.

Destabiliserende factoren in beeld: De dreigingscenario’s en risicoanalyses die in het kader van de strategie Nationale veiligheid worden opgesteld gelden als uitgangspunt voor verdere analyse van de kwetsbaarheid van de vitale infrastructuur. In het afgelopen jaar zijn o.a. dreigingscenario’s uitgewerkt voor overstroming, pandemie en grootschalige stroomuitval. De ontwikkelde grieppandemie scenario’s zijn onder meer uitgangspunt bij het verder in kaart brengen van de maatschappelijke gevolgen van een grieppandemie in algemene zin en de invloed op de vitale infrastructuur in het bijzonder. De ministeries van VWS en BZK hebben gezamenlijk een project opgezet om deze maatschappelijke gevolgen aan te pakken. Hierbij wordt nauw samengewerkt met onder meer VNO-NCW.

Als verdieping/aanvulling op reeds ontwikkelde scenario’s worden bijvoorbeeld binnen de sector Energie de risico’s op het gebied van terrorisme periodiek door de NCTb geïnventariseerd.

In de sector Voedsel zijn de destabiliserende factoren, die de voedselzekerheid kunnen aantasten zoals klimaatverandering en de groeiende verwevenheid van ICT in de logistieke processen verder in beeld gebracht. De komende tijd wordt ingezet op het concretiseren en waar mogelijk hanteerbaar maken van de maatschappelijke effecten die hieruit kunnen voortkomen.

Door partijen uit de sectoren energie (gas en olie) en chemie is gezamenlijk bekeken hoe het gesteld is met de kwetsbaarheid van pijpleidingen. De AIVD is gevraagd om de komende tijd hier een aanvullende analyse op uit te voeren.

Bewustwording en kennis ontwikkeling: Meerdere sectoren investeren in specifieke opleidingen, in het opbouwen van (kennis)netwerken en in (deelname aan) oefeningen. Zo hebben belangrijke partijen uit de sectoren Financieel en Telecom/ICT deelgenomen aan de landelijke oefening «shift control», waarbij tot op ministerieel niveau met de uitval van ICT diensten is geoefend. Leerpunten uit deze oefening zijn onder meer gebruikt bij de recente oefening Voyager, waar ik u op korte termijn apart over zal informeren.

De sectoren Drinkwatervoorziening, Financieel en Nucleair hebben deelgenomen aan oefeningen met het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding van de NCTb. Ook leveren sectoren betrokkenheid en expertise voor het op- en uitbouwen van kennisnetwerken zoals de Nationale Infrastructuur Cybercrime (NICC) en het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI).

Het NAVI, dat zich specifiek richt op dreigingen voortkomend uit moedwillig menselijk handelen, is dit jaar voorvarend van start is gegaan. In april 2007 is de directeur aangetreden en op 13 juni jl. zijn het bedrijfsplan en het werkprogramma voor 2007 vastgesteld. Het NAVI is als organisatie inmiddels volledig operationeel. Met een groot aantal partners in het veld van de security, zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven, is de afgelopen periode contact gelegd en zijn afspraken gemaakt. Zo zijn er convenanten afgesloten of in voorbereiding met de AIVD en KLPD over de uitwisseling van informatie en met de sector chemie over de ontwikkeling van een security-leidraad. De eerste gezamenlijke activiteiten zijn gestart. Half september is de frontoffice en het steunpunt voor bedrijven de lucht ingaan. De formele opening van het NAVI heb ik op 8 november persoonlijk verricht.

Afhankelijkheden in beeld: Inmiddels heeft een geleidelijke accentverschuiving plaatsgevonden van sectorale ambities en maatregelen, naar een meer overkoepelende benadering. De onderlinge verwevenheid binnen en tussen sectoren maakt dat sectoren voor hun (bedrijfs)continuïteit in sterke mate afhankelijk zijn van elkaar. Uitval bij één sector kan een domino-effect teweeg brengen. De bescherming van de vitale infrastructuur vraagt daarom om een samenhangende aanpak, met oog voor de onderlinge afhankelijkheden. Een eerste aanzet om een scherper beeld van de onderlinge afhankelijkheden tussen vitale producten en diensten te krijgen is reeds gedaan. Zo heeft het Strategisch overleg Vitale Infrastructuur (SOVI) een onderzoek gedaan naar de onderlinge afhankelijkheden op basis van het product elektriciteit. Verder heeft op 18 en 19 april een internationale wetenschapsconferentie plaatsgevonden in Den Haag waar vertegenwoordigers uit 26 landen, van zowel overheid, wetenschap, als private zijde gezamenlijk de nieuwste kennis op het gebied van netwerkafhankelijkheden hebben uitgewisseld. Dit is mede de aanzet geweest voor een programma van workshops waarmee vanaf eind 2007 tot eind 2008 het inzicht in de afhankelijkheden, de daarmee samenhangende gevolgen en de effectiviteit van genomen maatregelen door de vertegenwoordigers van vitale bedrijven en overheden vergroot zal worden. Uitgangspunt hierbij zal o.a. een aantal dreigingscenario’s zijn zoals die in het kader van de strategie Nationale veiligheid zijn uitgewerkt. Hierbij zal het in ieder geval gaan om overstroming- en pandemiescenario’s. In aanloop naar dit programma hebben al pilot workshops plaatsgevonden waaruit bleek dat de praktische manier van werken een goede methode is voor de betrokken partijen om hun afhankelijkheden beter in beeld te krijgen en op basis daarvan maatregelen te nemen.

Vergroot weerstandsvermogen: Zoals eerder gezegd zijn de eigenaren van vitale infrastructuur zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfscontinuïteit en bepalen ze zelf het noodzakelijke weerstandsniveau. De overheid ondersteunt hen zoveel mogelijk hierbij. Zo worden op dit moment met partijen uit de sectoren Chemie en Energie (olie) afspraken over het weerstandsniveau, waar het gaat om moedwillig menselijk handelen, vastgelegd in een convenant waar naar verwachting ruim 60 bedrijven zich aan zullen binden1. Met dit convenant wordt o.a. vastgelegd dat deze bedrijven een security management systeem gaan invoeren en hoe het NAVI hulp aan deze bedrijven gaat verlenen. Hierdoor worden deze bedrijven in staat gesteld hun weerstandvermogen te verhogen. De ministers van VROM, EZ en BZK ondersteunen dit initiatief van harte. Een ander duidelijk voorbeeld hoe de overheid door middel van het aanleveren van kennis en informatie de vitale sectoren ondersteunt in het nemen van hun verantwoordelijkheid is – waar het gaat om terrorismedreiging – het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding. Hierover bent u reeds eerder geïnformeerd2. Voor de veiligheid van het spoorsysteem in relatie tot moedwillige verstoring zal eind 2007 een kadernota security spoor zijn opgesteld3. Deze nota wordt na vaststelling door het kabinet aan uw Kamer aangeboden.

Ook bij het beschermen tegen andere dreigingen dan moedwillige verstoringen en bij het beheersen van de gevolgen van aantasting van vitale infrastructuur wil de overheid eigenaren van vitale infrastructuur zoveel mogelijk ondersteunen. Hierbij is deze laatste taak (crisisbeheersing) primair een verantwoordelijkheid van verschillende overheidspartijen. In het afgelopen jaar zijn de eerste stappen gezet om de relatie tussen de vitale sectoren en overheidsdiensten verantwoordelijk voor de crisisbeheersing in Nederland te intensiveren. Hiertoe zijn o.m. in verschillende (toekomstige) veiligheidsregio’s bijeenkomsten gehouden om met de medeoverheden te spreken over de bescherming van vitale infrastructuur. Op dit moment worden met verschillende vertegenwoordigers van decentrale overheidspartijen afspraken gemaakt hoe om te gaan met de concrete uitwisseling van informatie over vitale objecten, diensten en processen. Hierbij is een belangrijk element dat concreet wordt aangegeven wat met deze informatie gedaan moet worden.

Naast decentrale overheidspartijen speelt ook de crisisbeheersing nationaal en internationaal (EU en NAVO) een belangrijke rol. Bij de voorbereiding door de nationale overheid (stelsel Nationaal Crisis Centrum (NCC) en Departementale Crisiscentra (DCC’s) wordt specifiek aandacht besteed aan vitale infrastructuur. Er wordt onder andere bekeken hoe om te gaan met de bestuurlijke noodcommunicatie, aangezien het huidige systeem «Noodnet» niet meer voldoet aan de huidige eisen en het contract voor dit systeem eind 2008 afloopt. Het streven is in het eerste kwartaal van 2008 tot een besluit te komen over een (eventuele) nieuwe voorziening voor noodcommunicatie. Daarbij staan de vragen of het noodzakelijk is dat er een nieuwe voorziening voor noodcommunicatie komt en zo ja, welke alternatieven beschikbaar zijn, centraal.

Internationaal

Zoals gezegd zijn ook de EU en de NAVO nauw betrokken bij het vraagstuk van de bescherming van de vitale infrastructuur.

De Europese Commissie heeft begin dit jaar in het kader van het Europese programma bescherming vitale infrastructuur (Engels acroniem: EPCIP) een voorstel voor een richtlijn op het gebied van vitale infrastructuur gedaan. Uw kamer heeft samen met de Eerste Kamer in het afgelopen jaar een actieve bijdrage geleverd aan de verdere besluitvorming hierover4. Ik ben hierover erg te spreken. U maakt zich net als het Kabinet zorgen over de balans tussen de verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten en de EU o.a. waar het gaat om de toezichtsrol van het parlement. De onderhandelingen in het afgelopen jaar hebben er toe geleid dat de laatste maanden de voorstellen van de Europese Commissie zijn bijgesteld en nu in belangrijke mate tegemoet komen aan de bezwaren zoals die door uw Kamer en het Kabinet richting Europese Commissie zijn geuit. De verwachting is dat in de eerste helft van 2008 besluitvorming over dit aangepaste voorstel zal kunnen plaats vinden. Uw Kamer wordt hier uiteraard over geïnformeerd.

Deze ontwikkelingen onderstrepen nog eens dat alle vitale sectoren de komende jaren met internationale/EU regelgeving te maken zullen krijgen. Dit zal naar verwachting niet alleen binnen het kader van het EPCIP programma zijn, dat zich alleen moet richten op Europese Vitale Infrastructuur, maar mogelijk ook in bredere zin door meer algemene regelgeving die voor sectoren geldt. Voorbeelden van reeds bestaande regelgeving zijn b.v. de internationale haven security richtlijn, (The International Ship & Port Facility Security Code (ISPS Code) en de internationale richtlijnen op het gebied van Nucleaire industrie.

De NAVO is als crisis responsorganisatie een internationale partner van formaat. Binnen de NAVO, zowel de Alliantie als de Europese Atlantische Raad, krijgt de bescherming van de vitale infrastructuur steeds meer aandacht. In september 2007 heeft BZK ten behoeve van een NAVO conferentie in Bulgarije de tweedaagse workshop over bescherming vitale infrastructuur inhoudelijk ontwikkeld en geleid. Aan deze workshop namen 20 landen deel.

Naast een actieve opstelling in EU en NAVO verband zijn er intensieve bilaterale contacten met een aantal andere EU lidstaten zoals het Verenigd Koninkrijk en Zweden o.a. om kennis en ervaringen uit te wisselen over zaken als (internationale) afhankelijkheden.

Verantwoordelijkheden in beeld

Gezien de complexiteit en verwevenheid van het netwerk dat betrokken is bij de bescherming van de vitale infrastructuur is het naar mijn mening van groot belang dat het voor de betrokken partijen zowel publiek als privaat duidelijk is hoe de verantwoordelijkheden verdeeld zijn en wat hierbij concreet van partijen verwacht mogen worden. De komende tijd zal dit inzichtelijk gemaakt worden.

Ik wil u hierbij alvast een aantal uitgangspunten meegeven dat bij de aanscherping van deze verantwoordelijkheden gehanteerd wordt.

In de kern is, zoals eerder gezegd, de continuïteit van de vitale infrastructuur in handen van de eigenaren en beheerders van de verschillende vitale producten en diensten. Van deze partijen wordt hierbij verwacht dat zij in eerste instantie zelf een niveau van continuïteit voor hun product of dienst definiëren.

De nationale overheid heeft vanuit haar algemene maatschappelijke verantwoordelijkheid zorg te dragen dat bescherming van de vitale infrastructuur voldoende aandacht krijgt bij alle betrokken partijen1. En om daarbij in overleg met de sector te bepalen of de niveaus van continuïteit zoals door de sectoren zelf bepaald, afgezet tegen het algemeen maatschappelijk belang, voldoende zijn of aanscherping behoeven. Hierbij geldt ook dat waar mogelijk dit niveau van continuïteit breed gecommuniceerd kan en moet worden met burgers en bedrijven, zodat ook zij de kans hebben om op basis van deze informatie hun eigen zelfredzaamheid te vergroten.

Ik ben voornemens om de komende tijd in nauwe samenwerking met veiligheidspartners (publiek en privaat) actief in te zetten op beleidsontwikkeling rond de rol en verantwoordelijkheid van burgers bij rampen. Dit ondermeer in de vorm van een maatschappelijk debat over de vraag wat mensen bij een ramp mogen verwachten van de overheid en waar ze zelf voor moeten zorg dragen.

De overheid heeft vanuit haar algemene maatschappelijke verantwoordelijkheid ook een ondersteunende rol richting de eigenaren en beheerders. Deze ondersteunende rol kan op hoofdlijnen onderverdeeld worden in twee soorten.

Op de eerste plaats faciliteren door het inzichtelijk (laten) maken van zaken zoals afhankelijkheden, dreigingen en netwerken. Op de tweede plaats door, wanneer nodig, overheidsdiensten actief een rol te laten spelen bij de bescherming (zowel preventief, als repressief) van vitale producten en diensten. Deze tweede rol komt voort uit de verantwoordelijkheid die de overheid, zowel lokaal als nationaal heeft op het gebied van openbare orde en veiligheid en crisisbeheersing. Voor gemeenten maar ook politie en veiligheidsregio’s (i.o.) geldt dat aandacht voor vitale producten en diensten binnen hun verantwoordelijkheidsgebied onderdeel is van het dagelijkse werk dat voortvloeit uit de verantwoordelijkheden die men heeft waar het gaat om de voorbereiding en beheersing van de openbare orde en veiligheid.

Overigens geldt hierbij dat het goed zou zijn dat de eigenaren en beheerders van vitale infrastructuur, waar het gaat om de beheersing van de gevolgen van uitval van vitale producten en diensten, nauw samenwerken met de overheidsdiensten verantwoordelijk voor de crisisbeheersing. Ik werk hieraan.

Goede voorbeelden van de eerste vorm van ondersteuning door de overheid zijn de oprichting van het NAVI, de workshops die georganiseerd gaan worden om de afhankelijkheden tussen vitale sectoren beter in beeld te brengen, de informatie-uitwisseling o.a. in het kader van het Alerteringsysteem Terrorismebestrijding en de oprichting van het Strategische overleg vitale infrastructuur (SOVI). Dit strategisch overleg van vitale sectoren onderling heeft een gemeenschappelijk secretariaat gevormd door VNO-NCW en BZK en staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. Het voornaamste thema van gesprek zijn de onderlinge afhankelijkheden. Hiertoe is zoals al eerder aangegeven in 2007 een onderzoek uitgevoerd naar de afhankelijkheid van elektriciteit en de te nemen maatregelen bij mogelijke aantasting van de levering van elektriciteit. Verder is aandacht besteed aan een grieppandemie en de consequenties hiervan voor de onderlinge afhankelijkheden. In 2008 zullen ICT en overstroming als doorsnijdende thema’s worden behandeld.

Overigens wordt u parallel aan deze voortgangsbrief door de staatssecretaris van Economische Zaken geïnformeerd over de kabinetsinzet op het gebied van ICT en veiligheid.

Een goed voorbeeld van de tweede rol is de eerder genoemde nadruk die het Rijk op dit moment legt op het met elkaar in contact brengen van eigenaren van vitale infrastructuren en lokale/regionale overheidspartijen, die een belangrijke taak hebben waar het gaat om bewaken en beveiligen en crisisbeheersing. Om dit proces verder te stimuleren, wordt o.m. in de convenanten die op dit moment met de veiligheidsregio’s worden afgesloten opgenomen, dat aandacht voor vitale infrastructuur een belangrijk aandachtspunt is voor de veiligheidsregio’s. En dat het Rijk zorg draagt voor het op een eenduidige manier informeren van de veiligheidsregio’s over deze vitale infrastructuur en wanneer nodig faciliteert bij het in contact brengen van deze partijen.

Resumé

Kort samengevat kan gesteld worden, dat het de doelstelling van alle partijen gezamenlijk is om de vitale producten, diensten en processen (de vitale infrastructuur) zo goed mogelijk te beschermen. Dat hierbij de eigenaren en beheerders primair verantwoordelijk zijn voor de realisatie van een vooraf bepaald niveau van continuïteit van hun eigen product of dienst en wanneer nodig samen kunnen werken met de overheid bij de beheersing van mogelijke gevolgen van aantasting van deze producten en diensten. Dat de overheid deze eigenaren en beheerders zoveel mogelijk ondersteunt bij het nemen van hun verantwoordelijkheid, o.a. door het waar nodig schetsen van duidelijke kaders, het (laten) genereren, ontwikkelen en aanreiken van kennis en informatie en wanneer nodig beschermen van deze vitale producten en diensten. En waarbij van de decentrale overheden wordt verwacht dat zij hun verantwoordelijkheid nemen waar het gaat om de bescherming van de openbare orde en veiligheid in relatie tot deze vitale producten en diensten. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan opname van de belangen van vitale infrastructuur in regionale beleidsplannen en crisisplannen.

Deze beknopte beschrijving van de belangrijkste elementen van het stelsel wordt in de komende maanden verder uitgewerkt, zodat medio volgend jaar de verantwoordelijkheidsverdeling waar het gaat om de bescherming van de vitale infrastructuur in Nederland voor alle betrokken partijen helder is.

Vervolg

Mijn collega’s en ik zien het als onze taak om de partijen binnen de verschillende vitale sectoren zoveel mogelijk te ondersteunen bij het beschermen van de verschillende vitale producten en diensten. Gezien de complexiteit en verwevenheid van de vitale sectoren is het met name nodig dat partijen bij elkaar worden gebracht, dat afhankelijkheden en dreigingen zoveel mogelijk geconcretiseerd worden en dat duidelijk is voor alle betrokken partijen hoe de verantwoordelijkheden verdeeld zijn. Mijn collega’s en ik zullen ons het komende jaar juist daarvoor inspannen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

BIJLAGE

Typering en belangrijkste resultaten en vervolgacties per vitale sector.

1. Energie:

Typering: Zekerheid omtrent de voorziening van energie is voor de maatschappij van groot belang. Binnen de sector energie is gekeken naar de voorzieningszekerheid van aardgas, elektriciteit en olie. Vrijwel alle vitale producten en diensten hebben een hoge mate van afhankelijkheid van een of meer van deze energiedragers. De voorziening via de netwerken en infrastructuur van de sector energie is niet alleen belangrijk voor de nationale voorziening, maar ook van groot internationaal belang

Resultaten:

• Het Wetsvoorstel Informatie-uitwisseling ondergrondse netten is op 26 juni 2007 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer en is nu in behandeling bij de Eerste Kamer. Met deze wet moet de kans op aantasting van vitale onderdelen van de energie, maar bijvoorbeeld ook telecom infrastructuur worden beperkt.

• De sectoronderdelen gas, olie en elektriciteit zijn aangehaakt op speciaal voor specifieke dreigingen opgestarte trajecten zoals het ATB (NCTb, terrorisme), het NICC (cybercrime) en het NAVI (security breed).

• Het crisisbeheersingsbeleid rond elektriciteit en gas is aangescherpt. Hierover heeft de minister van EZ de TK eerder geïnformeerd1. Door dit beleid moet o.a. de relatie tussen de netbeheerders en decentrale overheden op het terrein van crisisbeheersing versterkt worden.

• De sectorpartijen hebben een intern overleg over integrale veiligheidthema’s opgestart, zodat meer in gezamenlijkheid de bescherming van de vitale onderdelen van de sector energie kan worden aangepakt.

• Op korte termijn wordt met verschillende partijen uit de oliesector een convenant afgesloten (zie algemene tekst).

• Met partijen uit de olie en gassector is in combinatie met de chemische sector onderzoek verricht naar de kwetsbaarheid van buisleidingen.

Vervolgacties:

• In het kader van de strategie Nationale Veiligheid2 wordt o.a. de energieleveringszekerheid verder in kaart gebracht.

• De energiesector is qua afhankelijkheidsrelaties voor andere sectoren van groot belang. De betekenis van deze afhankelijkheden wordt de komende jaren verder in kaart gebracht (zie algemene tekst).

• De security rond buisleidingen wordt het komende jaar verder in kaart gebracht. De AIVD is gevraagd hierbij een nadere analyse uit te voeren.

2. Telecom/ICT

Typering: Telecommunicatie en informatie- en communicatie technologie nemen een steeds grotere plaats in het dagelijkse leven in. Deze sector betreft een breed scala aan diensten, processen en infrastructuren. De toegankelijkheid en kwaliteit van deze sector is voor zowel burger, overheid als bedrijfsleven van belang. Daarnaast dient telecommunicatie/ICT betrouwbaar en beschikbaar te zijn en veilig gebruikt te kunnen worden. Daarbij geldt tevens dat netwerken en diensten zich niet beperken tot nationaal gebruik

Resultaten:

• Het Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie (NCO-T) is uitgebreid met aanbieders van meer soorten openbare diensten, waardoor een betere afspiegeling van de sector is gewaarborgd. Dit is ook vastgelegd in de, op hoofdstuk 14 Telecommunicatiewet gebaseerde, «Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet». Er zijn waar nodig aparte werkgroepen gestart, bijvoorbeeld voor afhankelijkheidsvraagstukken en sectorbrede risicoanalyse.

• In het kader van de oefening Shift-Control is de uitval van ICT diensten tot op bewindslieden niveau beoefend.

• Tijdens een workshop zijn de wederzijdse afhankelijkheden tussen de sectoren Telecom/ICT, Financiën en Keren en beheren oppervlakte water door belangrijke partijen uit deze sectoren gezamenlijk verder inzichtelijk gemaakt.

• Binnen het NICC zijn t.b.v. de bescherming tegen cybercrime informatieknooppunten opgezet met de vitale sectoren energie, drinkwater, financiën en nucleair.

Vervolgacties:

• Vanuit het NCOT wordt onderzocht hoe een risicoanalyse van de hele Telecom/ICT-sector het beste kan plaatsvinden.

• De verschillende producten en diensten binnen de sector Telecom/ICT zullen een belangrijke rol spelen bij het vergrote van het inzicht in de afhankelijkheden tussen de vitale sectoren.

• Binnen het NICC worden informatieknooppunten ingericht voor o.a. de sectoren spoor, havens en chemie en het thema Scada.

3. Drinkwater

Typering: Drinkwater is voor de mens een primaire levensbehoefte. Drinkwater wordt naast consumptie voor de mens tevens gebruikt voor andere huishoudelijke doeleinden, proceswater, bluswater en consumptiewater voor dieren.

Op initiatief van twee waterbedrijven, de koepelorganisatie (VEWIN) en de rijksoverheid (zowel VROM als BZK/AIVD) is begin 2002 het project Beveiliging Nederlandse Watersector (Benewater) gestart. Aanleiding hiertoe waren de gebeurtenissen op 11 september 2001. Dit heeft ertoe geleid dat binnen de sector een basisniveau van beveiliging is afgesproken. Binnen het project bescherming vitale infrastructuur is beoordeeld of de Leveringsplannen en het afgesproken niveau van beveiliging de vitale belangen van de drinkwatervoorziening voldoende afdekken.

Resultaten:

• Naar verwachting zal het ontwerp Drinkwaterwet eind 2007 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. In het hoofdstuk Leveringszekerheid zijn de kaders gegeven voor leveringszekerheid en continuïteit. Het Drinkwaterbesluit, dat deze kaders nader concretiseert, zal eind 2007 in concept gereed zijn. Het basis beveiligingsniveau (GoedHuisVaderschap), zoals door de sector zelf gedefinieerd is hierbij één van de uitgangspunten.

• Sinds 2003 is door de sector fors geïnvesteerd in aanvullende beveiligingsmaatregelen. Zowel op fysiek, organisatorisch als ook ICT vlak zijn maatregelen genomen. De implementatie hiervan wordt eind 2007 afgerond.

• Binnen de sector worden verschillende oefeningen gehouden, waaronder een recente oefening samen met de NCTb en politie waar het ging om terroristische dreigingen. Dit in navolging van de aansluiting van de drinkwatersector op het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATB).

Vervolgacties:

• De realisatie van de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit wordt verder opgepakt.

• Bekeken zal worden hoe de structurele aandacht voor oefenen ook in het Drinkwaterbesluit tot uiting kan worden gebracht.

• De afhankelijkheid van andere vitale sectoren van drinkwater en vice versa zal in 2008 verder in beeld gebracht worden.

• In het kader van het programma NICC wordt bekeken of en hoe de preparatie op cybercrime verbeterd kan worden.

4. Voedsel

Typering: De voedselvoorziening en meer specifiek de beschikbaarheid van een of meer basisvoedingsmiddelen en de voorziening van een of meer essentiële voedingsstoffen in Nederland, dient veilig gesteld te zijn. Elementen die bijdragen aan het zeker stellen van de voedselvoorziening zoals voedselproductie en -distributie zijn dermate geografisch gespreid dat hieraan voor een belangrijk deel al wordt voldaan. In geen van de branches zal door het uitvallen van de grootste productielocatie de voedselvoorziening in gevaar komen en veel voedingsmiddelen kunnen in geval van nood vervangen worden door andere. Een speciaal punt van aandacht hierbij is de samenhang tussen voedselvoorziening en voedselveiligheid. De kwetsbaarheid van de voedselsector ligt vooral in onveilig voedsel dat door veel mensen wordt gebruikt waardoor maatschappelijke ontwrichting kan ontstaan.

Verder is de voedselvoorziening voor de continuïteit van andere vitale producten en diensten van groot belang.

Resultaten:

• Ten behoeven van de continue aandacht voor de voedselvoorzieningszekerheid en voedselveiligheid is in 2007 onderzoek verricht naar destabiliserende factoren, als klimaatverandering, toenemende schaarste van fossiele brandstoffen, terrorisme en verwevenheid van logistieke- en productieketens. Belangrijke conclusie hierbij is dat deze bedreigingen de voedselvoorziening naar verwachting niet structureel zullen ontwrichten.

Vervolgacties:

• Op basis van het onderzoek naar destabiliserende factoren zal nog verder onderzoek gedaan worden naar de mogelijke maatschappelijke gevolgen. Tot nog toe is met name naar de gevolgen binnen de voedselsector zelf gekeken.

• De afhankelijkheid met de belangrijkste andere sectoren zal verder in kaart gebracht worden. De analyse zal in samenhang met de andere sectoren gebeuren. Op basis hiervan zullen mogelijk nieuwe afspraken tussen de sector voedsel en andere sectoren gemaakt moeten worden.

5. Gezondheid

Typering: De gezondheidszorg is maatschappelijk een cruciaal product. Drie deelprocessen te weten spoedeisende medische hulpverlening, essentiële medische producten en sera en vaccins zijn hierbij van groot belang. De sector gezondheidszorg kan problemen ondervinden door uitval in andere sectoren (energie, drinkwater, communicatie, transport) of door bewust menselijk handelen (terreur) en kent dus een belangrijke mate van afhankelijkheid van een aantal andere vitale sectoren. Het uitvallen van de gezondheidszorg heeft niet direct gevolgen op het niveau van «vitaal» voor de overige sectoren.

Resultaten:

• In de afgelopen periode is een traject voor de realisatie van ziekenhuis-opvangplannen afgerond. Deze aanpak wordt verbreed naar de gehele zorgsector, zoals vermeld in de recente brief over dit onderwerp van de minister van VWS aan de TK1.

• Eind 2006 is gerapporteerd dat voor wat betreft essentiële medische producten geen schaarste is voorzien. Voor wat betreft sera en vaccins is voor mogelijke pandemische uitbraken van pokken en een nieuw griepvirus voldoende vaccin respectievelijk antivirale middelen beschikbaar en liggen draaiboeken op nationaal en regionaal niveau gereed voor de bestrijding. Daarnaast is een contract met een vaccinleverancier gesloten om snel vaccins tegen een gemuteerd griepvirus beschikbaar te hebben.

Vervolgacties:

• Vanaf 2008 is € 10 mln. op jaarbasis beschikbaar om opvangplannen voor de hele zorgsector op te stellen. Deze plannen worden opgesteld o.a. aan de hand van energie-uitval en hoogwaterscenario’s. Ook het (multidisciplinair)oefenen maakt onderdeel uit van dit traject1.

• In navolging van activiteiten binnen de medische sector ter voorbereiding op een mogelijke grieppandemie hebben de ministeries van BZK en VWS een project opgezet (griep & maatschappij) dat tot doel heeft de maatschappelijke effecten van een grieppandemie op o.a. de vitale sectoren verder in kaart te brengen. (b.v. hoe om te gaan met uitval van 30% van de beroepsbevolking) In samenwerking met het project Bescherming vitale infrastructuur zal ook specifiek aandacht besteed worden aan de mate waarin de vitale infrastructuur is voorbereid op pandemie.

6. Financieel

Typering: De kerninfrastructuur van de financiële sector is onder te verdelen in vier vitale diensten:

Toonbankbetalingsverkeer

Massaal giraal betalingsverkeer

Hoogwaardig betalingsverkeer tussen banken

Effectenverkeer

Vanwege de hoge bedragen en de grote hoeveelheden transacties die in de financiële sector plaatsvinden, kunnen de financieel-economische gevolgen en het maatschappelijke ongemak bij uitval vrij snel hoog oplopen.

Mensen- of dierenlevens zijn niet direct betrokken bij uitval of verstoring van de financiële sector. Keteneffecten treden vooral op bij grootschalige uitval van de pinfaciliteit in het toonbankbetalingsverkeer. Bij langer durende uitval van het massaal giraal betalingsverkeer kunnen ook keteneffecten optreden. Bedrijven kunnen dan bijvoorbeeld problemen krijgen met hun kredietpositie. Ook zal een toenemende groep burgers hun saldolimiet bereiken en niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Uiteindelijk kan bij uitval van het betalingsverkeer ook immateriële schade optreden in de vorm van vermindering of verlies van vertrouwen in (onderdelen van) het financiële stelsel. Dit laatste kan bovendien economische gevolgen op langere termijn hebben.

Resultaten:

• De afhankelijkheid die financiële processen hebben van telecomvoorzieningen zijn met behulp van diverse scenario’s verder in kaart gebracht.

• Tijdens verschillende oefeningen zoals b.v «Shift-control» (ICT uitval) en in het kader van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATB) is actief door verschillende partijen uit de financiële sector mee geoefend.

• In het verlengde van de aansluiting van de financiële sector op het alteringssysteem terrorismebestrijding in mei 2006 is binnen de Werkgroep Alertering Financiële Sector (WAFS) een goed netwerk ontstaan van business continuity managers en beveiligingsexperts.

• De financiële sector heeft afspraken gemaakt om in het kader van de Nationale Infrastructuur Cyber Crime (NICC) de beveiliging tegen mogelijke «cyberbedreigingen» tegen te gaan.

Vervolgacties:

• De afhankelijkheid van de vitale onderdelen van de financiële sector van verschillende andere vitale producten en diensten zal de komende tijd nog verder worden uitgewerkt.

• In het kader van het ATB zal naar verwachting in 2008 een operationele oefening plaats vinden, waarbij de beveiligingsmaatregelen ook daadwerkelijk getroffen zullen moeten worden.

7. Keren en beheren oppervlaktewater

Typering: Een belangrijke zorg van de overheid is de bescherming tegen overstroming en de aanwezigheid van schoon en voldoende water voor alle gebruikers. Bescherming tegen overstroming wordt gerealiseerd door het aanleggen en in stand houden van waterkeringen. Er wordt onderscheid gemaakt in vier categorieën:

primaire keringen: bescherming tegen overstromingen vanuit de Noordzee, de grote rivieren en het IJsselmeer en Markermeer. Het merendeel van de primaire keringen (ca 75%) wordt als vitaal aangeduid;

regionale waterkeringen: bescherming tegen overstromingen vanuit regionale wateren. Een klein percentage van de regionale keringen (ca 10%) wordt als vitaal aangeduid;

bemaling: bemalen van het achterland ten behoeve van beschermen tegen wateroverlast. Slechts een klein aantal (maximaal 10) gemalen moet als vitaal worden beschouwd;

waterkwaliteit: voorkomen van grootschalige vervuiling van oppervlaktewater, wordt niet als vitaal aangemerkt.

De keuze of iets als vitaal wordt aangemerkt, wordt gebaseerd op de criteria dat bij falen een gevolgschade ontstaat groter dan 5 miljard euro of een groot aantal dodelijke slachtoffers zal vallen.

Resultaten:

• Eind 2006 is door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat al aan de TK gerapporteerd over de voortgang van het project WaterVeiligheid 21ste eeuw1.

• Begin 2007 is door de staatssecretaris van V&W en de minister van BZK de Taskforce Management Overstromingen (TMO) opgericht, die tot doel heeft de voorbereiding op een overstroming in Nederland te verbeteren en die in november 2008 een grote oefening in 2008 zal organiseren onder de naam «Waterproef»2.

• De primaire waterkeringen zijn toegevoegd aan het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATB).

Vervolgacties:

• De gevolgen van een overstroming voor de vitale infrastructuur wordt verder in kaart gebracht (zie ook brief, Waterveiligheid 21ste eeuw3.

• Vanaf oktober 2006 loopt een uit de FES-gelden gefinancierde 2 jarige studie naar de effectiviteit en haalbaarheid van extra compartimentering t.b.v. het vergroten van de veiligheid in bepaalde dijkringgebieden.

• In 2008 wordt zoals eerder gezegd een grote oefening gehouden georganiseerd door de Taskforce Management Overstromingen.

• De beveiliging van (vitale) objecten zal verder uitgebouwd worden.

• De staatssecretaris van V&W zal in 2008 komen met een beleidsnota Waterveiligheid waarin naast een actualisatie van het preventiebeleid ook aandacht zal worden besteed aan de gevolgen van overstromingen.

8. Openbare orde en veiligheid (OOV)

Typering: De primaire taak van de OOV-sector (brandweer, politie en geneeskundige hulpverlening en waar nodig ondersteuning door Defensie) is het handhaven van de openbare orde, het verlenen van hulp in noodsituaties en het zorgdragen voor de veiligheid in Nederland. Grootschalige en langdurige uitval van de sector of delen daarvan kan leiden tot ontwrichting van de Nederlandse samenleving. Alternatieven voor deze diensten die langdurig en op grote schaal inzetbaar zijn, zijn beperkt beschikbaar. Om deze redenen wordt de OOV-sector als vitaal beschouwd.

Resultaten:

• Met verschillende partijen (VNG, IPO, top OOV-diensten) zijn gesprekken gevoerd over de rol en verantwoordelijkheid van de OOV-diensten waar het gaat om de hulp en bescherming van vitale producten en diensten. Hierbij is door alle partijen onderkend dat dit een belangrijk punt is om verder uit te bouwen. Zie ook vervolgacties.

• In verschillende politie en veiligheidregio’s (i.o.) zijn trajecten gestart, waarbij vertegenwoordigers van deze OOV-diensten in overleg zijn getreden met eigenaren en beheerders van vitale objecten/processen over hoe men gezamenlijk potentiële crises rond vitale producten en diensten kan aanpakken.

Vervolgacties:

• De relatie tussen eigenaren en beheerders van andere vitale objecten/processen en de OOV diensten zal versterkt worden. O.a. in de met de veiligheidsregio’s te sluiten convenanten zullen hier afspraken over worden gemaakt. Vanuit de Nationale overheid zal zorg gedragen worden voor eenduidige informatie levering over vitale infrastructuur richting deze diensten zodat de OOV-diensten hun taken op een zo goed mogelijke manier kunnen uitvoeren.

• Bekeken wordt of voor een aantal voor de OOV diensten cruciale producten (o.a. brandstof, drinkwater) afspraken gemaakt kunnen worden over de aanlevering tijdens een crisis.

9. Rechtsorde

Typering: In geval van een calamiteit bestaat de justitiële verantwoordelijkheid daaruit dat de rechtsgang in voldoende mate kan plaatsvinden en dat «gesloten» inrichtingen veilig kunnen blijven functioneren. In de sector worden drie subsectoren onderscheiden:

• Openbaar Ministerie

• Raad voor de Rechtspraak

• Dienst Justitiële Inrichtingen

Gebleken is dat deze sectoren weliswaar cruciale belangen en elementen kennen, maar dat deze bij uitval niet als «vitaal» te betitelen zullen zijn. Verder is gebleken dat de reeds genomen maatregelen van dienaard zijn dat er sprake is van een voldoende niveau van «beveiliging»1.

Resultaten:

• Het NCTb richt zich als organisatie, binnen de context van de «all hazard» aanpak die in het kader van bescherming vitale infrastructuur wordt gevoerd, middels het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding ook op de bescherming van vitale infrastructuur tegen terroristische dreigingen.

• Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek naar de brand in het detentiecentrum op Schiphol zijn acties in gang gezet om de (brand)veiligheid van alle detentiecentra in Nederland te analyseren en waar nodig te verbeteren.

• Het NCTb werkt nauw samen met het NAVI waar het gaat om de verbetering van de beveiliging vitale infrastructuur tegen moedwillige verstoring.

Vervolgacties:

Er zijn op dit moment geen concrete vervolg acties voorzien.

10. Openbaar bestuur

Typering: Het openbaar bestuur vervult een bijzondere positie in het project Bescherming Vitale Infrastructuur. Bij grootschalige calamiteiten als catastrofale terroristische aanslagen, natuur- en industriële rampen heeft de overheid – in casu het openbaar bestuur – de integrale zorg voor de openbare orde en veiligheid. De effecten van een verstoring in een willekeurige vitale sector raken daarmee per definitie aan de verantwoordelijkheid van het openbaar bestuur.

Vitaal Openbaar Bestuur betekent in de kern:

1. het beschermen van de continuïteit van besluitvorming tijdens de respons op en herstel na uitval van vitale infrastructuur en

2. het beschermen van de communicatiemiddelen voor de noodzakelijke informatie-uitwisseling tijdens (de dreiging van) ernstige calamiteiten tussen overheden en voor communicatie naar de bevolking.

Resultaten:

• Eind 2007 moet op basis van onderzoek naar een mogelijk vervolg op het huidige Nationaal Noodnet politieke besluitvorming plaatsvinden.

• Uitgaande van het feit, dat de overheid/hulpdiensten ook ten tijde van crisis beschikt over een gelimiteerde inzet mogelijkheid is een discussie opgestart rond mogelijke zelfredzaamheid uitgangspunten voor burgers en vitale bedrijven (minimaal 24 uur?).

• Ten behoeve van de communicatie tussen overheid en burgers ten tijde van crisis is o.a. de formalisering van de rol van de lokale omroepen ingang gezet.

Vervolgacties:

• De communicatie mogelijkheden tussen overheid en burgers zullen verder worden uitgebreid o.a in de vorm van de structurele inzet van de lokale omroepen en de mogelijke invoering van «Cell broadcasting»1.

• Afhankelijk van de besluitvorming inzake een eventuele opvolger van het Nationaal Noodnet zal een systeem voor noodcommunicatie (in geval van uitval van de reguliere telecommunicatievoorzieningen) gerealiseerd worden.

• Er wordt een continuïteitsplan opgesteld ten behoeve van het nationaal bestuur.

11. Transport

Typering: Transport is een noodzakelijke voorwaarde voor de economie: personen reizen van en naar locaties waar economische activiteiten plaatsvinden. Toelevering van grondstoffen en distributie van producten vormen de bloedsomloop van de samenleving. Langdurige uitval van (belangrijke elementen binnen) de transportfunctie zou leiden tot grootschalige economische verstoring en daarmee tot maatschappelijke ontwrichting. Bovendien kan uitval van transport van bijvoorbeeld brandstoffen, voedsel en medicijnen, maar ook van personeel in vitale functies leiden tot ernstige keteneffecten.

Over het algemeen is transport niet als kwetsbaar te beschouwen: het bestaan van dichte netwerken en verschillende modaliteiten naast elkaar maakt verstoring van de functionaliteit als geheel moeilijk voorstelbaar. Bij verstoring van enkele schakels in de netwerken zal de hinder in eerste instantie groot zijn; voor specifieke transportstromen voor vitale functies zullen echter snel alternatieven voor handen zijn.

Vier specifieke elementen uit het transportsysteem vragen bijzondere aandacht in het kader van Bescherming van Vitale Infrastructuur, nl. de Mainport Schiphol, de Mainport Rotterdam, het hoofdwegennet en het Hoofdvaarwegennet. Deze vormen de ruggengraat van het landzijdig transportsysteem. Daarbinnen zijn specifieke schakels te onderscheiden die aanleiding kunnen vormen voor verstoring op «vitale» schaal.

Het spoor wordt gezien z’n aandeel in de transportfunctie als niet vitaal gezien. Er zijn voldoende andere transportmodaliteiten om deze transportfunctie te ondervangen. Wel worden enkele specifieke objecten in het spoorsysteem in de vitaal-analyse meegnomen, gezien het potentiële aantal slachtoffers.

Resultaten:

• In het kader van het project Schiphol Vitaal is in de afgelopen jaren een groot aantal maatregelen genomen. De implementatie is eind 2007 afgerond. Hierbij gaat het o.a. om het samenstellen van een integrale (risico)analyse over alle op het Schiphol terrein aanwezige gebouwen en organisaties, de afhankelijkheden van verschillende nutsvoorzieningen zijn in kaart gebracht, de verkeerscirculatie (weg en spoor) van en naar Schiphol zijn in het licht van verschillende risico’s doorgelicht en het waterbeheer in de Haarlemmermeerpolder is nog eens kritisch bekeken.

• Voor de mainport Rotterdam geldt dat op 15 juli 2007 de minister van V&W zijn goedkeuring heeft gegeven aan het Port Security Plan als bedoeld in de Havenbeveiligingswet. Verder is de bescherming van de vitale infrastructuur in de mainport Rotterdam belegd als regulier onderwerp in het overleg tussen de verschillen partijen in het mainport gebied.

• 5 vitale tunnels en 1 brug in het hoofdwegennet zijn aangesloten op het Alerteringsysteem Terrorismebestrijding.

• Verschillende objecten in het spoor systeem worden beter beveiligd in de periode 2007–2008 en de spoorsector is aangesloten op het Alerteringsysteem terrorismebestrijding.

Vervolgacties:

• Vervolgacties ten aanzien van de bescherming van Mainport Schiphol wordt in regulier overleg met de betrokken stakeholders bepaald.

• Voor de mainport Rotterdam lopen het komende jaar geen specifieke onderwerpen meer in het kader van het project Bescherming vitale infrastructuur.

• Op basis van in ontwikkeling zijnde plannen zullen verschillende objecten en elementen uit het hoofd(vaar)wegennetwerk verder beveiligd worden.

• Op korte termijn wordt een kadernota over de aanpak van security spoor aan de TK aangeboden.

12. Chemie en nucleaire industrie

Typering: Door doelbewuste verstoring van de productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen kan de maatschappij ontwricht worden. Door deze verstoring kunnen bijvoorbeeld gifwolken of radioactieve besmetting ontstaan waardoor overal in het land vele slachtoffers kunnen vallen en stadsdelen tijdelijk onbewoonbaar zijn.

De sector chemie bestaat uit een groot aantal bedrijven die o.a. onder de SEVESO richtlijnen van de EU vallen. Uitgangspunt om iets als een vitaal object/proces aan te merken is het feit, dat er mogelijk meer dan 10 doden buiten de poort kunnen vallen. Hierbij wordt aangehaakt bij de geldende rekenmethode zoals die in het kader van het externe veiligheidsbeleid wordt gehanteerd.

De sector nucleair bestaat uit zes installaties met de daarbij behorende transporten die vallen onder de Kernenergiewet en onder andere het verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties.

Resultaten:

• In september 2007 is een convenant met organisaties (MMF: Minerale Meststoffen Federatie, en VKP: Vereniging van Kunstmestproducenten) uit de kunstmest sector (incl. afnemers en leveranciers) gesloten over de registratie van bepaalde soorten kunstmest die kunnen worden misbruikt voor het vervaardigen van explosieven en beveiliging van opslagen van deze keten. De TK is hier eerder over geïnformeerd1.

• Op korte termijn zal met vertegenwoordigers (VNCI: Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie, en VNPI: Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie) uit de olie- en chemische industrie een convenant over de beveiliging van deze bedrijven worden afgesloten met de ministers van VROM, EZ en BZK.

• Onderzoek naar beveiligingsmaatregelen voor ijsbanen is afgerond en er is een begin gemaakt om ammoniak uit de primaire koelinstallaties van ijsbanen uit te faseren.

• De bescherming van het vervoer van gevaarlijke stoffen tegen moedwillige verstoringen is verder in kaart gebracht.

• De nucleaire sector is aangesloten op het Alerteringsysteem Terrorismebestrijding en in 2007 is hiermee ook geoefend.

• Met partijen uit de olie en gassector is in combinatie met de chemische sector onderzoek verricht naar de kwetsbaarheid van buisleidingen.

Vervolgacties:

• Naar verwachting wordt begin 2008 het convenant met de Olie- en Chemische industrie ondertekend.

• Op basis van analyses van de AIVD en het NAVI zal de beveiliging van het vervoer van gevaarlijke stoffen worden aangepakt.

• Er wordt bekeken of naar aanleiding van eerder onderzoek maatregelen genomen moeten worden ter beveiliging van transportleidingen.

• De IAEA zal de Nederlandse nucleaire industrie naar verwachting begin 2008 opnieuw bekijken, dit naar aanleiding van eerdere inspecties. Hierbij zal o.a. gekeken worden naar de implementatie van aanbevelingen uit 2006, naar aanleiding van een eerdere inspectie.


XNoot
1

TK 2006–2007, 30 821, nr. 3.

XNoot
1

Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007, 29 668 nr. 1.

XNoot
2

TK 2006–2007, 29 668, nr. 14.

XNoot
1

TK 2006–2007, 27 801, nr. 53.

XNoot
2

TK 2006–2007, 29 754, nr. 100.

XNoot
3

TK 2004–2005, 29 893, nr. 1 en 2 «Veiligheid op de rails».

XNoot
4

Staten Generaal 2006–2007, 30 935, H en nr. 5.

XNoot
1

Hierbij wordt voor de verantwoordelijkheidsverdeling binnen de nationale overheid uitgegaan van de primaire beleidsverantwoordelijkheid van de individuele vakdepartementen en een regierol van BZK, zoals ook beschreven in de beleidsbrief Bescherming vitale infrastructuur van 16 september 2005, TK 04–05, 26 643, nr. 75.

XNoot
1

TK 2006–2007, 29 023. nr 39.

XNoot
2

TK 2006–2007, 30 821, nr. 3.

XNoot
1

Minister van VWS: «Financiering voorbereiding zorg voor inzet bij rampen en crisis», CZ/EKZ-2 807 258, 19 november 2007.

XNoot
1

TK 2006–2007, 27 625, nr. 79.

XNoot
2

TK 2006–2007, 27 625, nr. 77.

XNoot
3

Minister van VWS: «Financiering voorbereiding zorg voor inzet bij rampen en crisis», CZ/EKZ-2 807 258, 19 november 2007.

XNoot
1

TK 2006–2007, 26 643, nr. 83.

XNoot
1

TK 2006–2007, 26 643 en 26 956, nr. 89.

XNoot
1

Brief min VROM 9 mei 2007, 28 385 nr. 84.

Naar boven