29 628 Politie

Nr. 584 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2015

De forensische opsporing ligt niet alleen mij, maar ook uw Kamer, na aan het hart. In het licht daarvan en naar aanleiding van het verzoek van het lid Van Nispen (SP) in de Regeling van Werkzaamheden van 6 oktober bericht ik u over de vertrouwensbreuk die is ontstaan tussen de algemeen directeur van het NFI en de Ondernemingsraad (OR) en de berichtgeving in de Telegraaf aangaande de taakstelling bij het NFI (Handelingen II 2015/16, nr. 10).

Vertrouwensbreuk Ondernemingsraad en algemeen directeur NFI

Begin september heeft de OR van het NFI het overleg over de invulling van de taakstellingen met de algemeen directeur opgeschort en het vertrouwen in hem opgezegd. Daarop heb ik de OR en de algemeen directeur gevraagd om de ontstane situatie aan mij toe te lichten. Naar aanleiding hiervan heb ik de oud-burgemeester van Nijmegen, tevens oud voorzitter van de VSNU, de heer d’Hondt gevraagd de geschilpunten tussen de OR en de algemeen directeur in kaart te brengen. De heer d’Hondt concludeerde vervolgens dat er bij beide partijen de bereidheid bestond om eruit te komen. Daarom heb ik de OR en de Algemeen directeur opgeroepen het overleg te hervatten, onder begeleiding van een onafhankelijke procesbegeleider. De OR heeft op 5 oktober aangegeven geen heil te zien in deze aanpak en heeft ervoor gekozen de vertrouwensbreuk naar buiten te brengen.

Begrijpelijkerwijs zorgt een reorganisatie voor onrust in een organisatie, zo ook bij het NFI. De nu ontstane situatie is echter niet in het belang van het NFI, noch in dat van de medewerkers en de opsporing in het algemeen. Ik streef naar een snelle, goede oplossing van deze situatie en heb daarom de secretaris-generaal van mijn ministerie gevraagd de OR uit te nodigen voor een gesprek om te onderzoeken hoe de situatie kan worden opgelost. Dit gesprek heeft op vrijdag 9 oktober jl. plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is door de SG aangeboden om de keuzes die gemaakt zijn in het contourenplan en de uitwerking daarvan in het Organisatie en Formatie rapport voor medio november door de directie van het NFI nader te laten toelichten aan de OR. Tevens is aangeboden de positionering van de principal scientists en de Chief Scientific Officer binnen de divisiestructuur van het NFI in relatie tot de divisie overstijgende taken nader te bespreken en een plan van aanpak op te stellen omtrent het door de OR geconstateerde gat tussen het management en de werknemers, dat voor advies aan de OR zal worden voorgelegd.

Daarnaast is aan de OR voorgesteld om de komende tijd gebruik te maken van één of twee onafhankelijke adviseurs ten behoeve van de gesprekken tussen de OR en de Algemeen directeur. Doel is te komen tot een werkbare relatie tussen beide partijen. Het is voor alle betrokken partijen van belang dat deze situatie zo snel mogelijk wordt opgelost.

De OR is tot op heden niet in de gelegenheid geweest akkoord te gaan met het verslag van het overleg dat afgelopen vrijdag heeft plaatsgevonden. Hierdoor kan ik uw Kamer nog niet informeren over de definitieve uitkomst en afspraken.

Ik houd vertrouwen in het NFI en in de inzet van de OR en de Algemeen directeur om tot een oplossing te komen.

Aandacht voor vraagstukken op het gebied van de forensische opsporing

In het artikel van De Telegraaf 5 oktober jl. wordt aandacht geschonken aan vraagstukken op het gebied van de forensische opsporing en aan de bezuinigingen bij het NFI.

In het algemeen moet worden gesteld dat de vraag naar forensisch onderzoek altijd groter zal zijn dan het aanbod dat het NFI kan genereren ongeacht het budget. Tijdens het VAO op 2 september jl. over de bezuinigingen bij het NFI heb ik reeds aangegeven dat er geen sprake kan zijn van een open einde financiering en dat het NFI net als andere partijen in de strafrechtketen te maken heeft met taakstellingen. Dit betekent dat er door politie en OM altijd keuzes gemaakt moeten blijven worden.

De sturing van politie en OM op forensisch sporenonderzoek gebeurt vooral op zaaksniveau in individuele zaken. Daarvoor hebben zij een strategisch kader, namelijk de Veiligheidsagenda 2015–2018. Daarin ligt de nadruk op de aanpak van georganiseerde criminaliteit op het gebied van ondermijning en cybercrime. Vervolgens is het aan de stuur- en weegploegen van de politie en het OM om onderzoeken en sporen nader te prioriteren. Dagelijks maken de zaaksofficier en de politiemedewerkers die betrokken zijn bij de zaak samen met de forensisch officier dan ook afwegingen over de sporen die zij insturen naar het NFI. Op het NFI is tevens een forensisch liaison officier van justitie gestationeerd die in overleg met medewerkers van het NFI de ingestuurde sporen voor volgorde van onderzoek prioriteert. Op landelijk niveau worden tevens afspraken gemaakt over de verdeling van de capaciteit per maand en tijdens de maand wordt indien nodig bijgestuurd zodat de capaciteit zo efficiënt mogelijk gebruikt wordt.

Door dit systeem van zorgvuldige selectie worden die zaken die absoluut niet kunnen blijven liggen, prioritair behandeld. Ik heb dan ook het volste vertrouwen dat politie, OM en NFI in dit keuzeproces nu en in de toekomst de juiste afwegingen maken. Dat zij daarbij zorgen hebben en het liefst de budgetten verhoogd zien worden in plaats van dat deze dalen, is niet meer dan logisch. Zoals ik reeds aan uw Kamer heb gemeld ben ik daarom met alle partijen in goed overleg over de uitvoering van de taakstellingen bij het NFI en de gevolgen voor politie en OM. Dat proces is nog niet afgerond.

De in de media aangehaalde en gepubliceerde notitie betreft een conceptnotitie van politie, OM en NFI waarin zorgen en wensen worden benoemd ten behoeve van lopende overleggen met mijn departement. Met politie, OM en NFI is reeds in februari afgesproken dat de verdere uitwerking van de betreffende conceptnotitie wordt opgenomen in het bredere traject van de driejaarlijkse signalering, waarover ik u in het AO van 1 april heb bericht (Kamerstuk 29 628, nr. 532). Deze driejaarlijkse signalering gaat onder andere in op de positionering van forensisch onderzoek in het totale terrein van de opsporing en de samenwerking van OM, politie, NFI en particuliere instituten. De signalering wordt onder leiding van de Tilburgse hoogleraar S. Zouridis opgesteld. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer begin volgend jaar over de uitkomsten van de driejaarlijkse signalering informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven