29 628 Politie

Nr. 433 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2014

Tijdens de begrotingsbehandeling op 20 en 21 november 2013 (Handelingen II 2013/14, nr. 27, Begroting Veiligheid en Justitie) heb ik u toegezegd de Kamer schriftelijk te informeren over het PTSS-beleid naar aanleiding van het bericht «Duizend agenten aan suf makende pillen» in de krant de Metro. De schriftelijke vragen van het lid Marcouch en het lid Kooiman naar aanleiding van het bericht in de Metro heb ik reeds beantwoord. Hierbij verwijs ik u naar Aanhangsel Handelingen II 2013–2014, nr. 800 en nr. 801 (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 800 en 801).

Met deze brief doe ik de toezegging gestand dat ik u informeer over het PTSS-beleid van de Nationale Politie. Daarnaast wil ik u informeren over het bedreigen en intimideren van politiemedewerkers en over de stand van zaken van de verschillende onderzoeken. Deze onderzoeken helpen mij om meer inzicht te verkrijgen in dit complexe beleidsterrein en nog betere maatregelen te treffen om PTSS te voorkomen en er mee om te gaan.

PTSS Beleid

Politiemensen krijgen in het werk te maken met ernstige incidenten. Dat brengt het vak met zich mee. Ik realiseer mij terdege dat politieagenten goed voorbereid moeten zijn op de uitoefening van dit vak. Als hen iets overkomt, moet de politieorganisatie vervolgens borg staan voor een goede zorg. Politiemedewerkers die te maken krijgen met incidenten die (post-)traumatische klachten kunnen veroorzaken, moeten zo snel en zo goed mogelijk worden opgevangen en begeleid.

Er bereiken mij naast veel positieve berichten ook incidenteel kritische berichten over de zorg en ondersteuning van agenten met een PTSS: agenten zouden nog steeds niet de zorg en de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Feit is, dat de politie bezig is een inhaalslag te maken op dit gebied, zowel wat betreft het voorkomen van nieuwe gevallen van PTSS, als wat betreft de zorgvuldige afhandeling van bestaande gevallen. Erkend moet worden dat de aanpak in het oude bestel onvoldoende eenduidig was, waardoor ook langdurig slepende zaken zijn ontstaan. Aan die slepende kwesties moet nu zorgvuldig maar ook voortvarend een eind worden gemaakt. Daartoe heb ik vorig jaar afspraken gemaakt met de vakorganisaties. Gezamenlijk hebben wij een protocol opgesteld voor de ondersteuning en beoordeling van alle verzoeken tot erkenning van PTSS. Het protocol is vastgelegd in een Circulaire. Op dit moment wordt conform de afgesproken werkwijze gewerkt. Afgesproken is dat de Circulaire en de werkzaamheden van de commissie PTSS aan het einde van dit jaar geëvalueerd worden. Daarbij zal ik opnieuw kritisch bezien, of de afgesproken aanpak nog verder kan worden verbeterd.

Vormen van preventie

Preventie is een belangrijke pijler in de zorg voor de politiemedewerker en bestaat uit een maximale ondersteuning bij het voorbereiden op en het omgaan met trauma gerelateerde incidenten. De politie investeert op drie niveaus van preventie.

De primaire preventie richt zich op het versterken en vergroten van de eigen veerkracht. Veel politiemensen zijn in staat om ervaringen op eigen kracht, al dan niet met hulp van het eigen zorgkader, te verwerken. De eigen veerkracht van de medewerker is hierbij de belangrijkste voorwaarde. Het is mijn beleid de eigen veerkracht van die medewerker te behouden en te vergroten. De bestaande opleidingen en trainingen, zoals de integrale beroepsvaardigheidstrainingen (IBT), zijn alle onderdeel van de primaire preventie.

Daarnaast is het programma professionele weerbaarheid, dat ik in 2011 heb gelanceerd, specifiek ingericht om de veerkracht van de medewerker te vergroten. Belangrijke resultaten van het programma zijn de mentale krachttraining voor alle medewerkers in de frontlijn, het 24/7 Loket Politie en het suïcideregistratiepunt.

Bij de secundaire preventie staat de medewerker het bestaande zorgkader van de politie ter beschikking. Het zorgkader werkt volgens het principe dat bij zwaardere problematiek, steeds deskundiger en intensievere begeleiding wordt aangeboden. In elke eenheid wordt al langere tijd collegiale ondersteuning aangeboden. Vergelijking van de huidige (regionale) werkwijzen maakte duidelijk dat op een negental aandachtsgebieden verschillen bestonden: op het proces van aanbieden, registreren van informatie, opleidingen van teamleden, taakomschrijvingen actoren, bewaken van vertrouwelijkheid, veronderstelde kennis van leidinggevenden over verwerking van ingrijpende gebeurtenissen, aanbieden van psycho-educatie, begeleiding van medewerkers die negatief in de media worden belicht en faciliteren van de collegiale ondersteuners. Dat maakt dat de methode van aanbieden van collegiale ondersteuning wordt herijkt. In pilotvorm is in een aantal eenheden ervaring met deze herijkte methode opgedaan. Op korte termijn zal deze methode binnen alle eenheden van de politie worden geïmplementeerd.

De volgende stap is de tertiaire preventie. Bij tertiaire preventie staat de medewerker ondersteuning van professionals binnen het korps ter beschikking. In de huidige situatie zijn dat bedrijfsmaatschappelijk werk, de bedrijfsarts en in sommige eenheden een psycholoog. Na de reorganisatie komen daarnaast in elke eenheid ook gezondheidszorgpsychologen. Naarmate de problematiek zwaarder is, staat de medewerker meer gespecialiseerde ondersteuning en behandeling ter beschikking.

De tertiaire preventie is onder meer vastgelegd in de Circulaire PTSS Politie. Er is een Meldpunt PTSS Politie opgezet voor politiemedewerkers die PTSS hebben, welke is veroorzaakt door ervaringen tijdens het werk. Het meldpunt ondersteunt medewerkers om PTSS erkend te krijgen als beroepsziekte. De werkwijze van het Meldpunt PTSS politie is m.i.v. januari 2014 gewijzigd. Dit is aan de aanvragers en de eenheden toegelicht. Het Meldpunt PTSS Politie, dat in het verlengde van de Circulaire is ingericht, verzamelt nu alle aanvragen van medewerkers met PTSS-klachten en stelt het dossier samen. De betrokken medewerker alsook de betrokken eenheid ontvangen zo maximale ondersteuning. Verder wordt daarmee bereikt dat de dossiers zoveel mogelijk eenduidig van opzet en inhoud zijn en dat eenduidige maatstaven worden gebruikt. Transparantie, eenvormigheid en draagvlak worden daarmee vergroot. Ook dit is belangrijk voor de verwerking van trauma’s. Voor de (her)beoordeling van de dossiers is een onafhankelijke paritaire commissie ingesteld. De adviescommissie PTSS Politie voorziet het bevoegd gezag van adviezen over de vraag of een PTSS al dan niet beroepsgerelateerd is. Het Centraal Georganiseerd Overleg Politie heeft het werkprotocol, dat de commissie heeft opgesteld, in november 2013 goedgekeurd. Dit werkprotocol voorziet in een eenduidige meetlat, waartegen de aanvragen kunnen worden afgezet. Deze meetlat is met behulp van deskundigen uit het werkveld vastgesteld naar de laatste stand van de techniek. De commissie bestaat uit een onafhankelijk voorzitter en twee «kamers». Gegeven het grote aantal verzoeken (ruim 300 oude en lopende gevallen) dat is ingediend, zal de commissie met beide kamers zitting houden. Overigens behoefden niet alle verzoeken naar de commissie. Vorig jaar zijn door de Nationale Politie reeds 74 aanvragen toegekend, waarbij de beroepsgerelateerdheid van de PTSS reeds op voorhand kon worden vastgesteld. Gezien de hoeveelheid dossiers die door de commissie moet worden behandeld, overleg ik thans met de commissie en de vakorganisaties of en zo ja hoe de capaciteit van de commissie en haar ondersteuning zodanig kan worden aangepast en uitgebreid, dat een zorgvuldige en tegelijk voortvarende beoordeling voor alle gevallen kan worden gegarandeerd. Zoals hiervoor opgemerkt wordt de totale aanpak eind dit jaar geëvalueerd.

Onderzoeken Psychosociale gezondheid

Afgelopen jaar zijn diverse onderzoeksrapporten gepubliceerd die gerelateerd zijn aan de psychosociale gezondheid van de politie. Hierbij noem ik de «Blauwdruk» Mentale Zorglijn Politie1 (Kamerstuk 29 628, nr. 366), «PTSS bij de politie – een beter beeld»2 en «De psychosociale gezondheid van politiepersoneel»3 (Kamerstuk 29 628, nr. 415). Ook dit jaar zijn weer diverse onderzoeksrapporten te verwachten, zoals de effectmeting naar de mentale krachttraining, onderzoek op het gebied van suïcides onder politiemensen, onderzoek naar de morele weerbaarheid van politiemensen en een onderzoek naar langdurig inactieve medewerkers.

Alle aanbevelingen uit de onderzoeken worden serieus genomen en zullen betrokken worden bij de verdere inrichting van de zorglijn bij de politie.

Bijeenkomst «Passende zorg binnen de politie»

Het eerder genoemde advies van Gersons de «Blauwdruk» is input voor de inrichting van de mentale zorglijn, als onderdeel van Veilig en Gezond Werken (VGW).

De besluitvorming en de implementatie van Veilig en Gezond Werken heeft vertraging opgelopen als gevolg van de vertraging in de personele reorganisatie van de Nationale Politie. Over dat laatste zijn, zoals ik u al heb bericht, inmiddels afspraken gemaakt met de vakorganisaties en de medezeggenschap. De Nationale Politie organiseert deze maand een conferentie met participatie van de medezeggenschap en de vakorganisaties over de inrichting van veilig en gezond werken binnen de politieorganisatie. Ik zal u informeren over de wijze waarop de politie het advies van Gersons zal gaan inplementeren.

Geweld, bedreiging en intimidatie politiemedewerkers

De politievakbond ACP heeft mij november jl. een brief gestuurd waarin zij aandacht vraagt voor het onderzoek onder haar leden naar geweld tegen politieambtenaren. Het ACP-onderzoek stelde onder meer dat 29% van de vakbondsleden ooit buiten werktijd te maken kreeg met werkgerelateerd geweld. De uitkomst neem ik zeer serieus. Voor politiemensen geldt, dat bedreigingen, intimidatie en de verschillende vormen van geweld, door de aard van het werk bij de politie vaker zullen voorkomen dan bij veel andere beroepsgroepen. In het vragenuur van 26 november 2013 (Handelingen II 2013/14, nr. 28, Mondelinge vragen van het lid Marcouch aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «1 op 3 agenten buiten werktijd bedreigd») heb ik u gemeld dat ik reeds in 2012 opdracht heb gegeven tot nader onderzoek door het WODC inzake het bedreigen en intimideren van politiemensen. Dit naar aanleiding van het in 2011 gehouden onderzoek «Veilig Politiewerk: de basispolitie over geweldgebruik». Hierin kwam herhaaldelijk naar voren dat medewerkers van zowel OM, als de politie geïntimideerd worden. Naar aanleiding van de uitkomsten van het ACP-onderzoek heeft het Openbaar Ministerie besloten om de strafverzwaring (van + 200%), zoals deze geldt bij agressie en geweld tegen hulpverleners, ook toe te passen als er sprake is van aan het werk van hulpverleners gerelateerd geweld of agressie, gepleegd tegen personen die behoren tot de familiekring van deze hulpverleners. (Per 1 januari 2014 opgenomen in de BOS polarisrichtlijn).

Het is voor mij verder belangrijk een goed beeld te krijgen van de aard en de omvang van het probleem om het aan te kunnen pakken. Het onderzoek «Bedreigen en intimideren van OM- en politiemedewerkers» is afgerond en zal binnenkort door het WODC aan mij worden aangeboden. Ik zal met de politie, het OM en de vakorganisaties de bevindingen en aanbevelingen van het WODC-onderzoek bespreken. De eerdere bevindingen in het ACP-rapport zal ik daarbij betrekken. In samenhang met elkaar kunnen alle aanbevelingen worden besproken en bezien worden of aanvullende maatregelen – op bestaande maatregelen – nodig en mogelijk zijn.

U kunt een beleidsreactie in de 2e helft van maart van mij verwachten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Advies «Blauwdruk Mentale Zorglijn Politie» van prof. dr. Berthold P.R. Gersons; december 2012.

X Noot
2

Onderzoek «PTSS bij de politie – een beter beeld. 16 jaar politiepoli, 1.000 gebruikers.»; Politieacademie, Arq Psychotrauma Expertgroep en Academisch Medisch Centrum; mei 2013.

X Noot
3

De psychosociale gezondheid van politiepersoneel; universiteit Utrecht; oktober 2013.

Naar boven