29 628 Politie

Nr. 295 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2012

Met deze brief bied ik uw Kamer conform de toezegging gedaan bij de eerste voortgangsrapportage Actieprogramma «Minder regels, meer op straat» (16 december 2011, Kamerstuk 29 628, nr. 285) de nulmetingen basispolitiezorg en recherche aan.

In een eerder stadium heb ik u per brief van 29 maart 2011 (FoBo-rapport, Kamerstuk 29 628, nr. 240) en het aansluitende Algemeen Overleg Politie van 7 april 2011 (Kamerstuk 29 628, nr. 259) geïnformeerd over de tijd die agenten kwijt zijn aan administratieve lasten. Deze brief en de bijbehorende onderzoeksrapporten «Landelijke invoering Frontoffice/Backoffice» en «Administratieve lastendruk bij opsporing Zware en Georganiseerde Criminaliteit» (bijlage 1 en 2)1 zijn daar een vervolg op.

In het Actieprogramma heb ik een ambitieuze doelstelling geformuleerd: een vermindering van de administratieve lasten bij de politie met 25%, waardoor de productiviteit met het equivalent van 5 000 fte binnen de operationele sterkte van 49 500 fte gerealiseerd wordt, en tegelijkertijd versterking van het vakmanschap bij de politie. Om in 2014 vast te kunnen stellen of de verbeteringen die ik vanuit het Actieprogramma heb ingezet daadwerkelijk tot resultaat leiden, is het nodig deze doelstelling te monitoren. Uitgangspunt hierbij is dat de voortgang op een objectieve en toetsbare manier in beeld wordt gebracht.

De monitoring bestaat uit 3 sporen:

1. Nulmeting basispolitiezorg

In de regiokorpsen Rotterdam Rijnmond, Zuid Holland Zuid, Zeeland en Midden en West Brabant, is door de Politieacademie en AEF een nulmeting in de basispolitiezorg uitgevoerd tot eind 2011. Deze meting vormt de basis om te kunnen beoordelen of agenten echt minder tijd aan administratief werk kwijt zijn door alle maatregelen.

2. Nulmeting recherche

Om de administratieve lasten in de opsporing inzichtelijk te maken, is voor dit domein door de Politieacademie en AEF een nulmeting uitgevoerd. Daarbij is de focus gelegd op de onderdelen die zich bezig houden met de zware en georganiseerde criminaliteit (Zwacri).

3. Overige onderzoeken

Om tussentijdse resultaten te kunnen aantonen en het effect van afzonderlijke maatregelen te kunnen bepalen, zal het WODC – aanvullend aan beide beschreven nulmetingen – onderzoek doen naar de effecten van afzonderlijke maatregelen uit het aanvalsprogramma. Gedacht wordt onder meer aan onderzoek naar de vereenvoudiging van afdoening van overtredingen van artikel 8 WVW, de vereenvoudiging van de 16 meest gebruikte formulieren bij de politie, wijzigingen in de aangifteprocedures van vermiste reisdocumenten, en aanpassingen in procedures binnen de forensische opsporing.

Allereerst schets ik het kader waarbinnen de te realiseren productiviteitswinst dient te worden bezien. Daarna ga ik in op de uitkomsten van de uitgevoerde nulmetingen.

Kader

Van belang is dat het gaat om productiviteitswinst binnen de vastgestelde, bestaande formatieve ruimte van 49 500 fte operationele sterkte. De productiviteitswinst die vanuit het Actieprogramma zal worden geboekt wordt ingezet om het uitvoerende politiewerk te versterken. Efficiënter werken is geen doel op zich: het presterend vermogen van de politie en de betekenisvolle interventies die zij pleegt vormen het kader waaraan de besparingen worden getoetst en die de mate van versterking bepalen. Dit uitgangspunt is zowel van belang voor de politie (en het OM), als voor het maatschappelijk functioneren van de politie en het vertrouwen dat de burgers in haar stellen.

De uitkomsten van de nulmetingen dienen tegen voorgaande achtergrond te worden beschouwd. Daarbij merk ik op, dat de nulmetingen niet als doel hebben een compleet beeld van de bestaande administratieve lasten voor de Nederlandse politie te schetsen. Ze richten zich op de belangrijkste oorzaken die in het onderzoek geïdentificeerd zijn en waar actie op ondernomen wordt. Op deze manier kan straks bij vervolgmetingen en ander evaluatieonderzoek een goede koppeling gemaakt worden tussen gelabelde beleidsinitiatieven en resultaten.

Bij de metingen is gebruik gemaakt van de kennis en het vakmanschap die bij de politie aanwezig zijn. Door de gebruikte methoden dienen de (kwantitatieve) uitkomsten dan ook geïnterpreteerd te worden als de door de politie ervaren lastendruk, die overigens door de gebruikte methodiek en externe checks geobjectiveerd zijn. De uitkomsten van de nulmetingen tonen aan dat een substantiële vermindering van de administratieve lasten van de politie noodzakelijk en heel goed mogelijk is.

Uitkomsten nulmeting Basispolitiezorg

Op 14 april 2011 (Kamerstuk 29 628, nr. 244) zond ik u het evaluatieverslag van het Frontoffice Backoffice -concept in Hollands Midden. Deze werkwijze is oorspronkelijk opgezet om het informatiegestuurde politieoptreden op straat te verbeteren maar heeft als neveneffect tot gevolg gehad dat de administratieve belasting in de basispolitiezorg aanzienlijk daalde en het werkplezier toenam. Het concept richt zich dus op het verbeteren van het presterend vermogen van de politie waar de aanpak van administratieve lasten onderdeel van uitmaakt. De uitgangssituatie wat betreft de administratieve lasten in Hollands Midden bedroeg 43%. Om vast te stellen of dit percentage een juist uitgangspunt is, is in 2011 de meting herhaald in de korpsen Rotterdam Rijnmond, Zuid Holland Zuid, Zeeland en Midden en West Brabant. Het vervolgonderzoek bevestigt dit percentage. De uitkomsten lopen per korps uiteen van 37,9% tot 49,5%. Deze cijfers zijn te verklaren uit de verschillen in opbouw en taakstelling van de specifieke korpsonderdelen die in de metingen betrokken waren. De grote lijn is echter duidelijk: ondanks de constatering dat niet alle administratieve handelingen overbodig zijn – een goed proces verbaal maken hoort bij blauw vakmanschap – staven de cijfers het uitgangspunt van het actieprogramma tegen de bureaucratie dat het vastleggen van informatie in systemen onnodig bewerkelijk en complex is.

Uitkomsten nulmeting Recherche (Zwacri)

In deze nulmeting is gekeken naar de administratieve werklast van de belangrijkste «veroorzakers» in het uitvoeren van onderzoek naar zware en georganiseerde criminaliteit. Hieruit komen de toepassing van Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) en de regelingen rond geheimhouders naar voren. Op voorhand dient de nuancering te worden gemaakt dat een belangrijk deel van het politiewerk noodzakelijk is om de zorgvuldigheid en kwaliteit van het politiewerk in de rechtsstaat te kunnen waarborgen. Een gedeelte van de toename van de administratieve lasten in het opsporingsproces dient ook vanuit dat perspectief te worden begrepen. In de nulmeting is aangegeven dat een potentiële effectiviteitswinst van 750 fte denkbaar is. Het realiseren van deze potentiële winst vergt een complex van maatregelen. Vanaf medio 2011 wordt gewerkt aan onder meer aanpassing van de benodigde formulieren, inrichting van gezamenlijke BOB-kamers, verbetering van de ondersteunende systemen en aanpassing van relevante wet- en regelgeving.

Naast de specifieke maatregelen ter vermindering van de administratieve last in de opsporing uit het actieprogramma «Minder regels, meer op straat», wijs ik u op mijn voornemen om de informatiepositie en besturing in de strafrechtsketen alsmede de monitoring daarvan te verbeteren. Ik informeerde u daarover per brief van 29 februari 2012 naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer «Prestaties in de strafrechtsketen». Ik verwacht dat ook deze maatregelen zullen bijdrage aan een effectievere en efficiëntere recherche functie bij de politie.

Ik zal u over de voortgang bij de jaarlijkse voortgangsrapportage – eind 2012 – informeren.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven