29 614
Grondrechten in een pluriforme samenleving

nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2010

Hierbij bied ik u aan het IVA-rapport «Polarisatie en radicalisering in Nederland. Een verkenning naar de stand van zaken in 2009».1 Hiermee heb ik voldaan aan de toezegging zoals gedaan in mijn brief van 11 november 2009 (TK 2009–2010, 29 614, nr. 18). Deze Verkenning is uitgevoerd in opdracht van mijn ministerie. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het rapport ligt geheel bij de onderzoekers.

Het ministerie heeft daarnaast in 2009 een enquête onder gemeenten gehouden naar de mate waarin gemeenten polarisatie en radicalisering ervaren en een onderzoek laten uitvoeren naar de beleving die eerstelijnswerkers bij politie, onderwijs en welzijn hebben van verschijnselen van polarisatie en radicalisering.2 Ook is informatie beschikbaar over dit beleidsterrein uit recente publicaties van de AIVD en de NCTb3, en uit enkele wetenschappelijke onderzoeken.4

Uit de bovengenoemde enquête onder gemeenten blijkt dat veel gemeenten problemen met polarisatie rapporteren (meer dan met radicalisering). In hun analyses rapporteren zij diverse vormen van spanningen en conflicten, variërend van:

– Onwetendheid over andere bevolkingsgroepen, met als gevolg negatieve vooroordelen, gevoelens van onveiligheid en angst.

– Onderlinge verwijdering tussen etnische/religieuze bevolkingsgroepen; langs elkaar heen leven.

– Afkeurende uitspraken over andere bevolkingsgroepen, toename van discriminatie en racisme. Profilering en accuentering van eigen identiteit in zowel de privé als de publieke sfeer, op nationalistisch en/of religieus vlak.

– Geweld, brandstichting, bedreiging en vandalisme.

Uit het onderzoek onder eerstelijnswerkers uit onderwijs, welzijn en politie komt naar voren dat bijna al deze professionals in aanraking komen met signalen van polarisatie. Dit zijn vooral signalen op het gebied van discriminatie en wij-zij denken, die zich veelal voordoen bij de leeftijdsgroep 16 tot 20-jarige jongens. De overgrote meerderheid van professionals vindt dat de afgelopen vijf jaar de signalen van polarisatie zijn toegenomen of gelijk zijn gebleven. Eveneens wordt veelal verwacht dat de prevalentie van de signalen de komende vijf jaar zal toenemen of gelijk zal blijven (op een relatief hoog niveau).

Voor wat betreft islamitische radicalisering is er een groeiende weerbaarheid binnen Nederlandse moslimgemeenschappen tegen radicalisering en extremisme. De AIVD signaleert een stagnatie in groei van de aantrekkingskracht van de zogenaamde «salafistische radicale dawa», de boodschap van radicale subgroepen binnen het ultra-orthodoxe salafisme. Jongeren die zich aangetrokken voelen tot het salafisme (of een andere orthodoxe geloofsopvatting binnen de islam) vinden manieren om hun strenge geloofspraxis te combineren met leven en werken in de geseculariseerde Nederlandse samenleving.

Op dit moment komen in Nederland weinig extremistische uitingen voor met een islamistische motivering. De AIVD stelt dat er van salafistische geloofscentra op dit moment geen extremistische dreiging meer uitgaat. Geweld in naam van de islam wordt afgewezen en personen met een extremistische opvatting of de neiging daartoe worden uit moskeeën geweerd. Dit neemt niet weg dat er in besloten kring nog wel sprake is van een anti-integratief gedachtegoed dat kan leiden tot onverdraagzaam isolationisme en polarisatie. Jihadistische netwerken zijn in Nederland gering in aantal, beperkt in omvang en weinig actief. Wel is er onder islamitische jongeren in enige mate steun voor jihadistische denkbeelden, die zich bijvoorbeeld uit op het internet.

Uit de enquête onder gemeenten bleek dat 44 van de 61 gemeenten die aangegeven hebben dat er sprake is van polarisatie en radicalisering in hun gemeente, te maken hebben met rechts-activisme of rechts-extremisme. Een mogelijke verklaring dat juist deze problematiek voor gemeenten in het oog springt, is dat hieraan verbonden uitingen (vernielingen, bekladding met rechts-extremistische symbolen en hangjongerenoverlast, al dan niet in combinatie met drank- en drugsproblematiek) vooral op straat plaatsvinden. Deze problematiek trekt daardoor eerder de aandacht van de politie en andere eerstelijnswerkers dan bijvoorbeeld moslimjongeren die radicaliseren.

De overlast levert voor gemeenten een serieuze openbare orde problematiek op, die veel politie-inzet en andere gemeenschapsmiddelen kost. Cijfers over de omvang zijn lastig te geven vanwege onderrapportage en problemen met de duiding. Vaak is bij incidenten onduidelijk of er daadwerkelijk sprake is van ideologische motieven. De aard en omvang van de problematiek is echter volgens de AIVD niet van dien aard dat er gesproken kan worden van een bedreiging van de nationale veiligheid.

In 2009 zijn er in het kader van dierenrechtenradicalisering geen homevisits meer uitgevoerd. Dat valt mogelijk te verklaren door het feit dat de Nederlandse tak van Stop Huntingdon Animal Cruelty (Shac-Nederland) niet meer bestaat. De AIVD geeft aan dat de personen die hierbinnen actief waren, nu weer actief zijn bij Respect voor Dieren. De aansturende rol van Respect voor Dieren van de Britse Shac-campagne op het Europese continent lijkt in 2009 tot een einde gekomen. De activistische en extremistische dierenrechtenbeweging is echter wel mobiel en blijft internationaal opereren. Hoewel opsporing lastig is vanwege het grote veiligheidsbewustzijn van de daders zijn er in 2009 toch mensen opgespoord. In 2010 zal blijken of dit ook tot veroordelingen gaat leiden. Niet alleen links georiënteerde organisaties maar ook rechtsnationalistische organisaties maken zich sterk voor dierenrechten en -welzijn. Dat zorgde in 2009 af en toe voor confrontaties tussen beide groepen.

De meest in het oog springende vorm van linksradicalisering is het radicaliserende verzet tegen het Nederlandse asiel- en vreemdelingenbeleid. Er is een opvallende overeenkomst tussen de werkwijze van deze groep en die van dierenrechten-extremisten. Ondanks dat de modus operandi vrijwel identiek zijn, heeft de AIVD op dit moment geen aanwijzingen dat er structurele verbanden bestaan tussen personen die betrokken zijn bij het verzet tegen het asiel- en vreemdelingenbeleid en dierenrechtenextremisten.

Naar aanleiding van deze ontwikkelingen zijn in het beleid ten aanzien van polarisatie en radicalisering enkele nieuwe accenten aangebracht. Deze zijn beschreven in het Operationeel Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2010, welke uw Kamer eind december 2009 heeft ontvangen. Het gaat dan om de volgende nieuwe accenten in 2010:

• Een versterkte focus op polarisatie (meer gemeenten melden problemen met inter-etnische en inter-religieuze spanningen dan met radicalisering);

• Gegeven de behoefte van gemeenten, meer aandacht voor de ondersteuning van gemeenten bij de aanpak van de openbare orde-problematiek waar rechts-radicale jongeren bij zijn betrokken;

• Een genuanceerde benadering van het salafisme;

• Nieuwe aandacht voor links-extremisme, waarbij de aanpak van dierenrechtenextremisme toegepast lijkt te kunnen worden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Balogh e.a. Belevingsonderzoek onder eerstelijns professionals: Polarisatie en Radicalisering, 2009. BZK, Onderzoek naar polarisatie en radicalisering op lokaal niveau. Beide te vinden op www.nuansa.nl

XNoot
3

NCTb, Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 19, 2009; AIVD, «Weerstand en tegenslag: actuele trends en ontwikkelingen ten aanzien van het salafisme in Nederland», 2009; Kwantitatief onderzoek risicobeleving terrorisme 2008: 4-meting, september 2008, Den Haag: RVD/NCTb; AIVD, Weerstand en tegenslag: actuele trends en ontwikkelingen ten aanzien van het salafisme in Nederland, 2009. AIVD. Het vuur van het verzet: groeiende weerstand tegen het Nederlandse asiel- en vreemdelingenbeleid, 2009.

XNoot
4

J. van der Pligt en W. Koomen, Achtergronden en determinanten van radicalisering en terrorisme (Den Haag 2009); K. van den Bos, A. Loseman en B. Doosje, Waarom jongeren radicaliseren en sympathie krijgen voor terrorisme. Onrechtvaardigheid, onzekerheid en bedreigde groepen (Den Haag 2009); L. Balogh e.a., Eigenheid of eigenzinnigheid in Ede, Tilburg 2009; Sociaal en Cultureel Planbureau, Jaarrapport Integratie 2009 en De Sociale Staat van Nederland, 2009; CBS, Continu Onderzoek Burgerperspectieven 2009.

Naar boven