29 540
Jaarverslagen over het jaar 2003

nr. 28
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (XIII)

Aangeboden 19 mei 2004

Omvang gerealiseerde verplichtingen, ontvangsten en uitgaven 2003 per beleidsartikel van het Ministerie van Economische Zaken. Verplichtingen (totaal € 1007,8 mln)

kst-29540-28-1.gif

Ontvangsten (totaal € 2 941,1 mln)

kst-29540-28-2.gif

Uitgaven (totaal € 1 714,9 mln)

kst-29540-28-3.gif

Inhoudsopgave blz.

A.Algemeen6
1.Voorwoord6
2.Dechargeverlening7
3.Leeswijzer10
   
B.Beleidsverslag12
4.Beleidsprioriteiten12
5.Beleidsartikelen29
6.Niet-beleidsartikelen122
7.Mededeling over de bedrijfsvoering125
   
CJaarrekening128
8.Verantwoordingsstaten128
 8.1. De verantwoordingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken128
 8.2. De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten129
9.Financiële toelichting bij de verantwoordingsstaten130
 9.1. toelichting bij de beleidsartikelen130
 9.2. toelichting bij de niet-beleidsartikelen149
 9.3. toelichting bij de baten-lastendiensten154
10.Bijlagen206
 10.1. Verdiepingsbijlage206
 10.2. Aanbevelingen Algemene Rekenkamer213
 10.3. Saldibalans en toelichting214

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Net als 2002 was ook het jaar 2003 in politiek opzicht een bewogen jaar. De EZ-begroting 2003 is opgesteld door Minister Heinsbroek en Staatssecretaris Wijn die deel uitmaakten van het kabinet Balkenende I. Het overleg met de Tweede Kamer over de EZ-begroting 2003 is gevoerd door Minister Hoogervorst en Staatssecretaris Wijn van het inmiddels demissionaire kabinet Balkenende I. De uitvoering van de begroting 2003 is ook gestart door deze bewindslieden. In mei 2003 is de begrotingsuitvoering door Staatssecretaris Van Gennip en mij overgenomen als nieuwe bewindslieden van het kabinet Balkenende II. Daarom bied ik u hierbij het jaarverslag 2003 van Economische Zaken aan.

De Minister van Economische Zaken

L. J. Brinkhorst

2. DECHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Economische Zaken aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2003 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar ordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administratie;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de departementale saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken.

Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2003, dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

b. De slotwet van het Ministerie van Economische Zaken over het jaar 2003, de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.

c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2003 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2003 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2003, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2003 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 84, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

mede namens

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van:

(datum)

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Naam:

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen aantekening door de voorzitter van de Tweede Kamer, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van:

(datum)

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Naam:

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen aantekening door de voorzitter van de Eerste Kamer, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

3. LEESWIJZER

1. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

1. Opbouw Jaarverslag en afwijkingen van de rijksbegrotingsvoorschriften.

2. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens.

3. Resultaatverantwoordelijkheid versus systeemverantwoordelijkheid.

4. Groeiparagraaf Jaarverslag 2003.

5. Audit prestatie-indicatoren Auditdienst EZ.

6. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

1. Opbouw Jaarverslag

Het Jaarverslag bevat een beleidsverslag en een jaarrekening. Het beleidsverslag bevat informatie over het gevoerde EZ beleid. In de jaarrekening worden de financiële gevolgen van het gevoerde beleid verantwoord.

In het beleidsverslag is gebruik gemaakt van financiële diagrammen die gebaseerd zijn op de jaarrekening en is, indien van toepassing, per operationeel doel de totale raming en realisatie weergegeven.

Resultaten van beleid worden zo veel mogelijk met concrete prestatie-indicatoren toegelicht. Deze prestatie-indicatoren zijn terug te vinden in het beleidsartikelendeel van het beleidsverslag. Dit geldt ook voor de prestatie-indicatoren van beleid dat door agentschappen wordt uitgevoerd.

De begroting 2003 wijkt op een aantal punten af van de Rijksbegrotingsvoorschriften 2004 (RBV 2004). Zo worden bijvoorbeeld in de begroting 2003 bij de beleidsartikelen verplichtingenramingen in plaats van uitgavenramingen gespecificeerd. Het Jaarverslag 2003 is een spiegel van de begroting 2003. Daar waar de begroting 2003 afwijkt van de voorschriften volgt het Jaarverslag 2003 de begroting.

2. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het Jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de CW 2001 en de RBV 2004. De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid (RPE) en het Referentiekader Mededeling over de Bedrijfsvoering.

3. Resultaatverantwoordelijkheid versus systeemverantwoordelijkheid

De minister van EZ is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het realiseren van duurzame economische groei. Voor een goede werking van de economie is het nodig dat private partijen binnen bepaalde randvoorwaarden hun gang kunnen gaan. EZ werkt als een katalysator die de (potentiële) economische groei moet voortstuwen. Vaak is EZ slechts één van de relevante partijen. Ook worden ontwikkelingen op de beleidsterreinen van EZ voortdurend door externe factoren beïnvloed. De eigen sturing op de mate van doelbereik is hierdoor beperkt. Gelet op het voorwaardenscheppende karakter van het beleid, is er sprake van een systeemverantwoordelijkheid voor de minister van EZ. Dit betekent dat het accent in dit Jaarverslag ligt op de wijze waarop EZ invulling heeft gegeven aan de inrichting van het «beleidssysteem». Uiteraard gebeurt dit nadrukkelijk in de context van de beleidsresultaten.

4. Groeiparagraaf Jaarverslag 2003

In de groeiparagrafen bij de verschillende beleidsartikelen wordt indien van toepassing ingegaan op voorgenomen wijzigingen en verbeteringen in de kwaliteit en beschikbaarheid van realisatiecijfers van prestatie-indicatoren.

5. Audit prestatie-indicatoren Auditdienst EZ

Ter borging van de betrouwbaarheid van de informatie inzake prestatie-indicatoren (pi's) in de begroting en het Jaarverslag heeft de AD in 2002 en 2003 een audit uitgevoerd naar de onderbouwing van de informatie inzake PI's in de begroting. De AD heeft in de aanloop naar de verantwoording over 2003 begin 2004 een follow-up onderzoek uitgevoerd. Hoofdconclusie is dat er in 2003 bij nog slechts 6% van het totale aantal PI's sprake is van een risico bij de totstandkoming. Ten opzichte van 2001 (64%) en 2002 (20%) is dit wederom een belangrijke stap voorwaarts.

In deze cijfers is DGTP (beleidsartikel 10) niet meegenomen. Als gevolg van het invaren van DGTP in de EZ organisatie in 2002, geldt voor DGTP een eigen ontwikkelingstraject. Daarbij kan geconstateerd worden dat het percentage PI's waarvoor een risico bestaat, gedaald is van 100% in 2002 naar 31% in 2003. Voor DGTP zijn dus nog (extra) maatregelen nodig om de deugdelijke totstandkoming van de PI's op hetzelfde kwaliteitsniveau te krijgen als voor EZ als geheel.

6. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen

De personele uitgaven van het kernministerie EZ die direct verband houden met beleidsuitgaven zijn verbijzonderd naar de betreffende artikelen. De personele uitgaven voor de Directoraten-Generaal die onder het kernministerie vallen, zijn geraamd bij de beleidsartikelen 1 tot en met 7 en 10. De personele uitgaven worden verantwoord op basis van de formatieve sterkte en de gemiddelde loonsom. Als verdeelsleutel is het aantal fte's per beleidsartikel gehanteerd.

De in dit opzicht als indirect te beschouwen personele uitgaven van het kernministerie (algemene leiding, stafdirecties) worden verantwoord op artikel 21 Algemeen. De materiële uitgaven van het kernministerie en de overige apparaatsuitgaven van het ministerie worden eveneens verantwoord op artikel 21 Algemeen. Er heeft geen toerekening van deze uitgaven aan de beleidsartikelen plaatsgevonden.

Voor de diensten van EZ (NMa/DTe, SodM, CPB, CBS) geldt dat de integrale apparaatsuitgaven zijn verantwoord op de betreffende beleidsartikelen (respectievelijk de artikelen 1, 7, 8 en 9).

Voor de baten-lastendiensten (Senter, EVD, Novem, Agentschap Telecom en Bureau I.E.) geldt een andere systematiek. De vergoedingen van EZ aan deze baten-lastendiensten worden verantwoord op de beleidsmatig daarvoor in aanmerking komende artikelen. De paragrafen inzake de baten-lastendiensten geven inzicht in de apparaatsuitgaven van Senter, EVD, Novem, Agentschap Telecom en Bureau I.E.

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Na verkiezingen in januari en een lange formatie stond in mei 2003 het tweede kabinet Balkenende op het bordes bij de koningin. De uitdagingen waar het kabinet voor staat zijn enorm. Het vertrouwen in de politiek en het openbaar bestuur moet worden hersteld, de economie weer op de rails gezet en de maatschappij op orde gebracht.

Economisch zal 2003 in de boeken verdwijnen als het dieptepunt van de economische recessie die ons land en de wereldeconomie de afgelopen jaren heeft geteisterd. 2003 is ook het jaar dat over een brede linie het besef is doorgedrongen dat de staat van de Nederlandse economie ingrijpende hervormingen vereist. Met het Hoofdlijnenakkoord en de historische ombuigingen heeft het kabinet deze hervormingen voortvarend in gang gezet, opdat 2003 vooral de geschiedenis in zal gaan als het jaar van de grote omwenteling.

In deze paragraaf doe ik verslag van de activiteiten die mijn voorganger en ik in 2003 hebben ontplooid om het groeivermogen van de Nederlandse economie te versterken. Uitgangspunt hiervoor is de beleidsagenda 2003 zoals die op Prinsjesdag 2002 is gepresenteerd. Met name door de politieke ontwikkelingen eind 2002 en begin 2003 zijn niet alle aangekondigde acties gerealiseerd.

Conjuncturele ontwikkeling

Het jaar 2003 was voor Nederland een economisch zeer slecht jaar. Uiteindelijk is de economie in 2003 gekrompen met 0,8%. Sinds 1982 was een krimp niet meer voorgekomen. De belangrijkste oorzaak hiervan is de tegenvallende internationale conjuncturele ontwikkeling als gevolg van geopolitieke onzekerheden door de aanslagen van 11 september 2001, SARS, boekhoudschandalen en de oorlog in Irak. Het uiteindelijke conjuncturele dal was dieper en het herstel trager dan verwacht.

Sinds 2000 groeit de Nederlandse economie langzamer dan het gemiddelde in het eurogebied (zie figuur). Over de afgelopen twee jaar is de Nederlandse groei zelfs de laagste van het eurogebied. Alleen de overheidsbestedingen laten in deze periode een groei zien; de productie in de marktsector kromp in beide jaren. Sinds 2001 zijn de investeringen met 11,2% gedaald. De werkgelegenheid in de marktsector is in 2003 gedaald met bijna 100 000 arbeidsjaren en zal in 2004 naar verwachting nog sterker afnemen.

Figuur: Groeiprestatie Nederland vergeleken met eurogebied (1998–2003)

kst-29540-28-4.gif

Naast het feit dat Nederland relatief gevoelig is voor de internationale conjunctuur zijn er enkele andere factoren die deze zwakke prestatie verklaren:

• De financiële positie van het bedrijfsleven is sterk verslechterd. Bedrijven hebben hun investeringen tijdens de opgaande conjunctuur en ten tijde van stijgende aandelenkoersen voor een relatief groot deel met vreemd vermogen gefinancierd. Dit leidt tot balansproblemen als de beurs neergaat zoals vanaf eind 2000 tot begin 2003 gebeurde.

• De concurrentiepositie van Nederlandse internationaal opererende bedrijven is de afgelopen jaren verslechterd door de relatief sterke stijging van de loonkosten. Volgens de Europese Commissie zijn de arbeidskosten per eenheid product in Nederland sinds 2000 zelfs het sterkst gestegen van alle eurolanden. Bedrijven die deze gestegen arbeidskosten doorberekenden in de prijzen kregen te maken met een sterk verslechterde concurrentiepositie. Bedrijven die dit niet deden zagen hun winstquote dalen en de arbeidsinkomensquote stijgen (macro met bijna 4%-punt t.o.v. 2001). De loonkosten zijn sterk gestegen als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt eind jaren negentig. Met de krapte op de arbeidsmarkt in het achterhoofd hebben bedrijven vervolgens toen het minder ging, personeel langer aangehouden dan economisch verantwoord was.

Tabel: Kerngegevens 2002–2004
% jaarlijkse mutatie, tenzij anders vermeld20022003
BBP0,2– 0,8
Productie marktsector– 0,7– 1,4
Particuliere consumptie0,8– 1,3
Bedrijfsinvesteringen (excl. woningen)– 5,9– 4,1
Export0,00,5
Euro/dollarkoers0,941,13
Werkloosheid (dzd personen)302396
AIQ (niveau)84,987,4
Contractloonmutatie3,42,7
Consumentenprijsindex (CPI)3,52,1

Bron: MEV2004 en tabellenset CEP2004.

Naast de problemen van het bedrijfsleven is ook de consument zeer voorzichtig met zijn bestedingen. Eind jaren '90 groeide de particuliere consumptie nog met meer dan 4% per jaar. Over 2003 levert deze echter voor het eerst sinds lange tijd een (forse) negatieve bijdrage aan de economische groei. Oorzaak hiervan is de oplopende werkloosheid en het zeer lage consumentenvertrouwen. Daarnaast werd eind jaren '90 de consumptie nog gedreven door positieve vermogenseffecten op de huizen- en aandelenmarkt. Hierdoor kon de spaarquote flink dalen. Nu deze stimulerende factoren zijn weggevallen zijn huishoudens weer meer gaan sparen om hun vermogenspositie te herstellen.

Tabel: Bijdragen aan de groei
 2000200120022003
Particuliere consumptie0,70,20,1– 0,5
Investeringen in woningen0,00– 0,2– 0,1
Bedrijfsinvesteringen– 0,1– 0,1– 0,6– 0,4
Overheidsbestedingen0,50,90,80,3
Uitvoer2,40,30,1– 0,2
BBP3,51,20,2– 0,8

Bron: CEP tabellenset 2004, MEV2004.

Het dieptepunt in de economische groei lijkt achter de rug. De uitvoer toont herstel en zorgde in het 4e kwartaal van 2003 eindelijk weer voor (een bescheiden) economische groei. De beurzen laten al langer een opgaande lijn zien en ook het vertrouwen van producenten laat een consistente stijging zien. De binnenlandse bestedingen blijven nog zeer zwak; zowel de investeringen als de particuliere consumptie krimpen nog immer. Een dergelijk exportgeleid herstel is risicovol gezien de onzekerheden rond de waarde van de dollar en het broze herstel (van met name de binnenlandse bestedingen) in het eurogebied. Naar verwachting zal de Nederlandse economie in 2004 groeien met 1,1% en in 2005 met 1,4%.Dit is in beide jaren opnieuw lager dan voor het eurogebied als geheel. Bovendien is dit lager dan de potentiële groei, zodat de zogenoemde output gap (het verschil tussen de feitelijke en de potentiële productie) naar verwachting verder zal toenemen.

Actielijnen

De acties uit de beleidsagenda 2003 zijn ingedeeld langs de volgende actielijnen:

• Ruimte voor de markt, eerlijke concurrentie

• Ruimte om te ondernemen, minder regels

• Excelleren in Innovatie

• Excellente Informatie- en Communicatienetwerken en Technologie

• Hoogwaardig Human Capital

• Inzet op Duurzaamheid

Ruimte voor de markt, eerlijke concurrentie

Internationaal

WTO

De Ministeriële Conferentie van Cancún in september was een tussenstation in de Doha Development Agenda (DDA). Daar hadden de modaliteiten en het tijdspad voor de verdere onderhandelingen in het kader van de DDA vastgesteld moeten worden. In de aanloop naar de Conferentie was er in de onderhandelingen in Genève al weinig voortgang te bespeuren. De Conferentie is vervolgens mislukt. Te grote verschillen in de verwachtingen (en onderhandelingsposities) van de aan de WTO-onderhandelingen deelnemende landen, vooral op het landbouwgebied – waarbij het katoendossier illustratief was – en ten aanzien van de Singapore issues (investeringen, mededinging, handelsfacilitatie en overheidsaankopen), veranderingen in internationale (geo-)politieke verhoudingen, en organisatorische onvolkomenheden zijn de hoofdoorzaken van het mislukken van de onderhandelingen.

Na de Conferentie zijn eind december weer pogingen ondernomen de onderhandelingen op gang te brengen. EZ heeft zich op de recente ontwikkelingen bezonnen en een evaluatie van de Conferentie opgesteld, alsmede een overzicht gemaakt van de te nemen stappen na de Conferentie. De Tweede Kamer is over deze ontwikkelingen regelmatig geïnformeerd. Het is echter onwaarschijnlijk dat de geplande einddatum van de DDA, te weten eind 2004, nog gehaald zal worden.

De afgelopen maanden heeft Nederland door middel van overleg met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten, interventies in EU-bijeenkomsten en het indienen van «position papers» invloed uitgeoefend in EU-verband op de positie die de EU-onderhandelaars innemen in WTO-overleg.

In 2003 heeft EZ een studie gepromoot naar de effecten van de WTO-onderhandelingen op de Nederlandse economie en andere landen. De studie onderbouwt de ratio achter de huidige WTO-onderhandelingen. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd.

Europese uitbreiding

In 2003 zijn de toetredingsverdragen voor de 10 nieuwe lidstaten opgesteld en in april ondertekend. In november werd het verdrag geratificeerd door de Tweede Kamer. Hiernaast zijn de toetredingsonderhandelingen met Roemenië en Bulgarije verder gevorderd en heeft EZ ruime aandacht besteed aan monitoring van het naleven van de verplichtingen van de kandidaatlidstaten op het terrein van het economisch acquis.

Europese Conventie en Intergouvernementele Conferentie

Via de Europese Conventie en de daaropvolgende Intergouvernementele Conferentie stonden bestuurlijke hervormingen van de EU centraal. Voor EZ is een goed eindresultaat belangrijk, omdat daadkracht van de EU een belangrijke voorwaarde is voor het goed functioneren van de Interne Markt. Over de IGC werd nog geen overeenstemming bereikt tijdens de Europese Raad in december 2003, zodat ook in 2004 hieraan verder aandacht zal worden besteed.

Concurrentiekrachtraad

De Raad voor het Concurrentievermogen is in 2003 beter gaan functioneren. Er blijft verdere ruimte voor verbetering. Vooruitgang is geboekt bij de concentratieverordening, de richtlijn vrij verkeer van personen en de overnamebodrichtlijn. Daarnaast heeft EZ samen met het bedrijfsleven de belangrijkste belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstverlening in kaart gebracht.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

In vervolg op afspraken tijdens de Europese Raad van oktober 2002 zijn er over het GLB nieuwe afspraken gemaakt. Deze houden in dat inkomenssteun en marktgerelateerde uitgaven gehouden zullen worden aan het financiële plafond van 2006 plus een jaarlijkse verhoging van 1% in de periode 2007 t/m 2013.

Marktordening, mededinging en consumentenbeleid

Versterking van de Mededingingswet

De realisatie van het wetsvoorstel tot aanpassing van Mededingingsregels n.a.v. de evaluatie van die wet en de Modernisering van de Europese mededingingswet is vertraagd, als gevolg van de kabinetswisselingen. In het nieuwe wetsvoorstel wordt de systematiek van EG Vo. 1/2003 en de wijzigingen van de Mededingingswet n.a.v. het in werking treden van de nieuwe EG-concentratieverordening meegenomen.

In oktober 2003 is het kabinetsstandpunt over de evaluatie van Mededingingswet naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 272, nr. 1). In het voorjaar van 2004 wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.

NMa ZBO, samenvoeging NMa – OPTA en oprichting Vervoerskamer

Op 7 november 2003 heeft de minister van Economische Zaken de Voorzitter van de Eerste Kamer verzocht de behandeling van het wetsvoorstel voor de verzelfstandiging van de NMa weer ter hand te nemen. De Eerste Kamer wil echter eerst wachten op de uitkomsten van de behandeling in de Tweede Kamer van de evaluatie van de Mededingingswet.

Voordat besloten wordt tot het samengaan van de OPTA en NMa moet eerst duidelijk worden of dit een effectiever handhavingssysteem oplevert. Dit wordt op dit moment onderzocht.

Van Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf (B4) naar ICM

Eind 2002 is onder het kabinet Balkenende I een begin gemaakt met de Operatie B4. Deze operatie was een samenwerking tussen EZ, BVK en Justitie. Doelstellingen van de operatie waren:

• de regeldruk verminderen

• de prestaties van de overheid verbeteren en

• de keuzevrijheid van de burgers en bedrijven vergroten

Evenals het vorige kabinet wil het huidige kabinet bovenstaande doelstellingen verwezenlijken. De operatie B4 als geheel werd door de ministers echter niet adequaat genoeg bevonden om uitdrukking te geven aan de politieke intenties van het kabinet en is dan ook stopgezet. De in 2003 gestarte B4-projecten worden wel voortgezet.

De Interdepartementale Commissie Marktordening (ICM) is per september 2003 ingesteld om samenwerking tussen de ministeries op het terrein van marktordening en economische regulering te versterken en de kwaliteit en effectiviteit van regelgeving op dit gebied te waarborgen.

Bevorderen concurrentiemechanismen publieke sector

Het versterken van vraagsturing is een middel om tot betere prestaties binnen de publieke dienstverlening te komen. Begin 2003 is het rapport «Vragender wijs, vraagsturing in de praktijk» uitgebracht. De uitkomsten van dit project zijn tevens ingebracht in het actie programma van het kabinet «Programma Andere Overheid». Het kabinet zal in kaart laten brengen op welke terreinen de grootste kansen liggen bij de (verdere) invoering van vraagsturing. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de volgende onderwerpen: zorg, onderwijs en kennisverspreiding, inburgering van immigranten, cultuur en media, de aansturing van uitvoerende diensten, veiligheid en de scheiding van wonen-zorg.

Versterking van de positie van de consument

De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft op 20 januari 2003 het consumentenportaal www.staiksterk.nl geopend. De site geeft informatie over de rechten en plichten van consumenten en verwijst de bezoeker ook naar organisaties die verder kunnen informeren.

Telecommunicatie

Kwaliteitsmonitor telecommunicatie

In 2002 is een convenant gesloten met telecomaanbieders om gegevens voor de monitor aan te leveren. Doel was te komen tot transparante informatie over kwaliteit van het telecomaanbod. In 2003 is er één monitor geproduceerd, maar door verschil van inzicht tussen de betrokken partijen is voortzetting van de monitor niet mogelijk gebleken.

Implementatie ONP (Open Network Provision)

Het wetsvoorstel implementeert zes EG-richtlijnen voor de elektronische communicatiesector, waardoor de telecommunicatiewetgeving grondig wordt herzien. Door deze herziening gaat de wet niet meer alleen over telefonie, maar over alle transportdiensten op het gebied van (tele)communicatie, bijvoorbeeld ook over dataverkeer en kabelnetwerken. Gestreefd wordt naar plenaire afhandeling medio maart 2004 in de Eerste Kamer.

Afronding en implementatie Kabelwetsvoorstel

Dit voorstel wijzigt de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (Wet OPTA) en regelt de toegang tot omroepnetwerken voor de doorgifte van programma's en de toegang voor internettoegangsdiensten over openbare telecommunicatienetwerken, waaronder omroepnetwerken die gebruikt worden om toegang tot internet te verlenen. De wet is gedeeltelijk op 4 februari 2004 in werking getreden, te weten de marktanalyse door OPTA.

Herverdeling analoge radiofrequenties

Verdeling van de frequenties FM en Wireless Local Loop (WLL) hebben plaatsgevonden. Hierdoor zijn er nu meer radiozenders met landelijke dekking en nieuwe frequenties bedoeld voor draadloze toepassingen (WLL).

Verdeling digitale radiofrequenties

De aanvraagprocedure voor de verdeling van digale televisiefrequenties is afgerond. Op dit moment wordt gewerkt aan de oplossing van problemen rond interferentie en de internationale frequentiecoördinatie, waardoor de uitrol gefaseerd verloopt in plaats van ineens landelijk dekkend.

De frequenties voor digitale radio zijn beschikbaar. Introductie is in sterke mate afhankelijk van afschakeling van FM.

Postmarkt

Evaluatie tariefbeheersingssysteem post

De evaluatie is afgerond met als conclusie dat het tariefbeheersingsysteem redelijk goed heeft gewerkt. Het systeem wordt dan ook gehandhaafd, maar inflatiecorrectie voor tarieven wordt afgeschaft. Postzegelprijs blijft tot 2007 ongewijzigd

Liberalisering postmarkt

In 2003 is gewerkt aan de Postnotitie. Hierin staat het voornemen om de Nederlandse postmarkt in 2007 volledig open te stellen voor concurrentie. Dat betekent voor de eindgebruiker meer keuze en/of lagere prijzen. Het monopolie op brieven (nu nog tot 100 gram) dat TPG is toegekend, komt dan te vervallen. Voorwaarde is dat ook Duitsland en Engeland hun nationale markten openstellen in 2007.

Energiemarkt

Volledige liberalisering energiemarkt

In maart 2003 is de onafhankelijke Monitorcommissie Energieliberalisering kleinverbruikers onder leiding van mevrouw mr. Y. C. M. T. van Rooy ingesteld, met als taak de minister van Economische Zaken te adviseren over de vraag of vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt voor kleinverbruikers per 1 januari 2004 verantwoord is.

Op basis van de 2e rapportage van de commissie Van Rooy medio juni 2003 en omdat er onvoldoende zekerheid was dat alle partijen op 1 januari 2004 klaar zouden zijn, heeft de minister van Economische Zaken besloten de marktopening voor kleinverbruikers uit te stellen tot 1 juli 2004.

Vanaf 2003 is het de positie van de consument op de vrije energiemarkt die centraal staat in het beleid. Dit heeft onder meer geleid tot het voornemen in 2004 in samenwerking met Justitie de werking van het Burgerlijk Wetboek op het onderdeel consumentenkoop uit te breiden tot de markt voor elektriciteit en gas.

Voorzienings- en leveringszekerheid

In september 2003 is een brief over voorzienings- en leveringszekerheid naar de Tweede Kamer gestuurd. De Tweede Kamer heeft ingestemd met de hoofdlijnen van het beleid.

• Marktmonitoringssysteem energievoorzieningzekerheid

Op het terrein van de elektriciteitsvoorziening is conform de planning een marktmonitoringsysteem opgezet. Het eerste monitoringsrapport is opgeleverd door TenneT. Deze is te vinden op www.tennet.org. In 2004 zal de monitoringstaak worden verankerd in de Elekticiteitswet 1998.

In het monitoringsrapport is de ontwikkeling van vraag en aanbod in de elektriciteitsmarkt tot 2010 onderzocht, waarbij ook de import- en exportmogelijkheden zijn meegewogen. De eerste conclusie is dat er tot en met 2010 in principe voldoende aanbod is om aan de binnenlandse vraag te voldoen, waarbij wel wordt geconstateerd dat de afhankelijkheid van het aanbod uit het buitenland de komende jaren toeneemt.

Visie privatisering energiedistributiebedrijven

In de beleidsagenda was aangekondigd dat de minister van Economische Zaken in september 2002 zijn visie op privatisering van energiedistributiebedrijven bekend zou maken. Door kabinets- en ministerswisselingen is de ontwikkeling van deze visie vertraagd. De brief zal naar verwachting in maart 2004 naar het parlement worden gestuurd.

Europese conceptverordening grensoverschrijdend energietransport

Er is overeenstemming bereikt in Europa over het grensoverschrijdend transport. Deze verordening biedt een belangrijke basis om de verschillen in regelgeving tussen de lidstaten met betrekking tot de regulering van de nettoegang te verkleinen. De verordening treedt in werking per 1 juli 2004.

Implementatie overeenstemming herstructurering gasgebouw

De planning van de implementatie van de herstructurering is vertraagd. Dit is voornamelijk het gevolg van het verloop van de onderhandelingen met de betrokken partijen. De geschetste herstructurering blijft het beleidsstreven zoals in de brief aan de Tweede Kamer staat.

Kapitaalmarkt

Versterking van accountantstoezicht

Op 19 februari 2003 is de «voortgangsbrief nieuwe accountantswetgeving» aan de Tweede Kamer gezonden. Op diezelfde datum is de verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken voor het gehele accountantsdossier (ook nieuwe wetgeving) overgegaan naar de minister van Financiën.

Versterking Corporate Governance structuur

Het wetsvoorstel herziening structuurregeling ligt ter goedkeuring bij de Eerste kamer. Bij goedkeuring verdwijnt het zogeheten coöptatiestelsel voor benoemingen van commissarissen. Naast een verdere versterking van derde aandeelhoudersrechten versterkt wordt aanwijzing van een corporate governance code mogelijk gemaakt. De Nederlandse corporate governance code is op 9 december 2003 gepubliceerd. Het Kabinet heeft op 1 maart 2004 zijn reactie op de code naar de Tweede Kamer gestuurd.

In december 2003 heeft de Raad voor het Concurrentievermogen de Overnamebodrichtlijn aangenomen. Deze richtlijn introduceert verplicht openbaar bod in Nederland. Twee optionele artikelen stellen eisen aan beschermingsconstructies. Hiermee wordt de positie van de aandeelhouders verder versterkt. Over de definitieve wijze van implementatie voert het kabinet nog overleg.

Ruimte om te ondernemen, minder regels

Administratieve Lasten en hinderlijke en belastende regelgeving

Plan van aanpak om AL met 25% te verminderen

In het Hoofdlijnenakkoord van het tweede kabinet Balkenende is de doelstelling van het kabinet om de administratieve lasten voor bedrijven te reduceren, verhoogd van 20% in 2006 ten opzichte van ultimo 2002 naar 25%. De primaire verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de rijksbrede reducties is op 22 september 2003 overgedragen aan de minister van Financiën. De coördinatie wordt uitgevoerd in nauw overleg met de staatssecretaris van EZ. De Projectdirectie Administratieve Lasten bij EZ is overgegaan in de Interdepartementale Projectdirectie Administratieve Lasten (IPAL) bij Financiën.

Het verminderen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven is in 2003 gebeurd via drie actielijnen:

1. Jaarlijks te actualiseren departementale actieprogramma's gericht op reductie van de administratieve lasten van bestaande regelgeving.

2. Door een onafhankelijk adviescollege voor de toetsing van nieuwe regelgeving op de gevolgen voor de administratieve lasten (Actal). Actal publiceert een eigen jaarverslag.

3. Versterkte inzet van ICT-toepassingen door uitvoering van het overheidsbrede programma «ICT & Administratieve Lasten».

In mei 2003 heeft EZ, nog in de coördinerende rol, de voortgangsrapportage administratieve lasten aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2002–2003, 24 036, nr. 283). Ieder betrokken departement is verantwoordelijk voor haar eigen reductie. Om te komen tot een reductiepotentieel optellend tot netto 25%-reductie van de administratieve lasten, heeft EZ in het voorjaar van 2003 een gemengde commissie ingesteld onder voorziterschap van dhr. Smits, bestaande uit vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven. Volgens afspraak zijn de reductievoorstellen eind 2003 bij Financiën ingediend.

1. Overzicht gerealiseerde reducties AL voor het bedrijfsleven in 2003
BeleidsterreinWet- of regelgevingTotale AL van betreffende wet of regel (x € 1 000)ActieReductie in euro (x € 1 000)Reductie in procenten
OrdeningEenvormige Beneluxwet op de Merken en Tekeningen & Modellen10 753Inzet van ICT2 95727,5%
EnergieGaswet3 829Vervallen regulatorische jaarrekening voor leveranciers. Daarnaast enkele kleinere maatregelen81421,3%
EnergieElectriciteitswet7 881O.a. vereenvoudiging regulatorische jaarrekening en vergunningsprocedures6087,7%
TelecomBOHT art. 43, BUD art. 5 (infor- matieplicht over compleetheid telefoongidsen)364Omzetten maandelijkse bevraging compleetheid telefoongidsen naar jaarlijkse bevraging364100%
PostBARP art. 6.3 sub b (vaststellen toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten)400In de uitvoering van het toezicht afzien van aanvullende voorschriften20050%
PostBARP, art. 2.20 (verrichten jaarlijkse kwaliteitsmeting door onafhankelijke instelling)1 341De jaarlijkse kwaltiteitsmeting door een onafhankelijke instelling is voortaan een marginale toetsing67150%
PostBARP art. 7.5 (+7.1 en 7.3) (jaarlijkse rapportage over mate waarin is voldaan aan de wet en BARP)1 984Minder uitgebreide rapportage99250%
PostBARP art 7.2 (voorleggen TPG-meerjarenbeleid aan Minister van EZ)500Niet meer jaarlijks voorleggen, alleen desgevraagd500100%
Totaal 27 051 7 10626,3%
2. Overzicht toename van AL voor bedrijfsleven als gevolg van nieuw beleid in 2003
BeleidsterreinWet- of regelgevingTotale AL van betreffende (bijbehorende of oude) wet of regel (x € 1 000)Actie om toename zoveel mogelijk te beperkenToename in euro (x € 1 000)Toename in procenten
EnergieBesluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers7 881 (Elektriciteitswet)Aansluiten op de in boekhouding aanwezige gegevens1001,3%
EnergieBesluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers3 828 (Gaswet)Aansluiten op de in boekhouding aanwezige gegevens802,1%
TelecomRegeling gegevensverstrekking medegebruik omroepzendernetwerken67 647 (Telecomwet) 1210%
TelecomRegeling aanvraagprocedure en veiling gebruiksrecht frequentieruimte voor WLL67 647 (Telecomwet) 270%
TelecomRegeling aanvraag en toelating vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte67 647 (Telecomwet)Geen vergunning nodig voor Radio Local Area Netwerken1150%
TelecomRegeling basisniveau notaspecificatie vaste telefoniediensten67 647 (Telecomwet)Niet aan alle aanbieders opleggen2 6003,8%
Totaal 79 356 2 9343,7%

1 Uitgaande van een aanvraagfrequentie van eens per 4 jaar.

Toelichting op de tabellen

De percentages in de tabellen hebben alleen betrekking op de desbetreffende regeling. Op de totale administratieve lasten van EZ (€ 672 mln per 31 december 2002) is in 2003 een netto reductie bereikt van ongeveer 1%. Deze relatief geringe reductie is nog toe te rekenen aan het beleid van vóór de 25%-reductieoperatie. Het overgrote deel van de reductieplannen, zoals eind 2003 opgesteld door de Gemengde Commissie Administratieve Lasten EZ, heeft betrekking op de jaren 2004 tot en met 2006. Grotere reducties zullen zich dan ook pas in 2004 tot en met 2006 voordoen.

Voor het CBS zijn de resultaten van de Enquêtedrukmeter voor 2003 niet bijtijds beschikbaar om in het Jaarverslag opgenomen te worden. De verwachte reducties als gevolg van de overname van de Statistiek internationale handel door het CBS van de Nederlandse Bank zijn ook nog niet opgenomen. Pas in 2005 zal deze statistiek volledig operationeel zijn en kan een betrouwbare schatting gegeven worden van de structurele daling.

In de reductievoorstellen bij de Telecomwet was voor 2003 nog een reductie voorzien van € 807 000 (terugbrengen informatieverplichting m.b.t. interconnectie). Deze reductie zal pas bij het in werking treden van de gewijzigde Telecomwet in 2004 worden gerealiseerd.

In 2003 is ook de nieuwe mijnbouwwet in werking getreden. De verwachte structurele daling van de administratieve lasten als gevolg van de nieuwe wet zal echter pas in 2004 gerealiseerd worden.

Programma ICT-AL

Programma ICTAL is operationeel. Daarmee wordt de slimme inzet van ICT gestimuleerd om de gegevensuitwisseling tussen bedrijfsleven en overheid aanzienlijk vereenvoudigen.

Meldpunt voorgenomen regelgeving

Begin 2003 is de opzet van de bedrijfseffectentoets van voorgenomen regelgeving veranderd. Ministers moeten vroegtijdig aangeven wat het nut en de noodzaak is van de betreffende regelgeving waarbij ook de vraag naar mogelijke alternatieven en kwesties als proportionaliteit en doelmatigheid worden geadresseerd. Het Meldpunt voorgenomen regelgeving analyseert deze onderbouwing en adviseert op grond hiervan de Ministerraad.

Meldpunt tegenstrijdige regelgeving

In 2003 is een Meldpunt tegenstrijdige regelgeving opgericht. Bijna 800 concrete knelpunten zijn gemeld. Daarmee heeft het Meldpunt in kwantiteit en kwaliteit ruimschoots aan de verwachtingen voldaan. Meeste knelpunten hebben betrekking op milieu, bouw, brandveiligheid, arbeidsomstandigheden en voedselveiligheid. Sectoren die veel knelpunten gemeld hebben zijn: horeca, recreatie, metaal, bouw, installatie en detailhandel food. Uit analyse van de meldingen blijkt dat de helft van de meldingen betrekking heeft op tegenstrijdige of onlogische eisen en aanwijzingen die ontstaan bij toepassing en interpretatie van regels door verschillende instanties op lokaal niveau (gemeenten, inspectiediensten, brandweer).

Ondernemingsrecht

Modernisering van de Faillissementswet, CPB studie naar de voorstellen van de MDW-werkgroep

Het CPB-rapport is in 2003 afgerond en zal begin 2004 naar de TK worden gezonden. Omdat ook na dit onderzoek nog vragen open zijn gebleven, is een internationaal onderzoek gestart. Hierbij wordt gekeken naar positie van de ontvanger in andere landen waaronder landen met wijzigingen in de fiscale voorrechten en naar de fiscale context waarin deze hebben plaatsgevonden. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het Ministerie van Financiën en EZ.

Knelpunten ondernemingsrecht

In de zomer van 2003 is een serie informele gesprekken gevoerd met ondernemers en adviseurs (bedrijfsjuristen, accountants, notarissen, fiscalisten, advocaten). Er is een enquête gehouden onder zelfstandige ondernemers met een follow-up bijeenkomst in oktober 2003. De groep deskundigen brengt een rapport uit in april 2004, het onderzoek is afgerond in februari 2004.

Landelijk bedrijvenloket operationeel

Het bedrijvenloket is operationeel. Bedrijven kunnen nu eenvoudig antwoorden krijgen op vragen over regelgeving.

Ruimtelijk economisch beleid

Herstructurering bedrijventerreinen en aanpak weten regelgeving

Met het programma Duurzame Bedrijventerreinen heeft EZ een verduurzamingproces op bedrijventerreinen in gang gezet. Het doel was bedrijventerreinen zo te organiseren, in te richten en te beheren dat deze het predikaat «duurzaam bedrijventerrein» verdienen en behouden. Zeer belangrijk is dat lokale overheden samen met bedrijven de plannen ontwikkelen. De subsidieregeling subsidieert onderzoeken naar ontwikkelingsprojecten en haalbaarheidsprojecten. De duurzame thema's zijn: ruimtegebruik, afvalstoffen, energie, goederenvervoer, personenvervoer en water.

In 2003 is een Actieplan Bedrijventerreinen voorbereid dat in 2004 na de Nota Ruimte aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Uitvoering huidige conventant GSB en ontwikkeling nieuw convenant

Eind 2003 is er een bestuurlijk akkoord bereikt tussen de G30 en EZ over het beleidskader Stadseconomie 2005–2009. In dit kader is gekozen voor een beperkt aantal concrete outputdoelstellingen, waarbij steden een duidelijke keuze kunnnen maken (keuzemenu). EZ heeft voor de nieuwe periode ingezet op meer ruimte voor maatwerk en partnerschap. In het beleidskader zijn tevens de indicatieve bedragen per stad bekend gemaakt.

Excelleren in Innovatie

Innovatiebrief

In september 2003 is de Innovatiebrief uitgebracht. De Innovatiebrief schetst de uitgangspunten van het innovatiebeleid en de verdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid en bedrijfsleven. Beleid is gericht op het versterken van het innovatieklimaat, de toename van de innovatieve bedrijvigheid, betere benutting van publieke kennis en meer focus en massa in het onderzoek. Belangrijkste acties uit de Innovatiebrief:

• intensivering WBSO,

• nieuw gestroomlijnd R&D-samenwerkingsinstrument,

• uitwerken actieplan Technopartner,

• verdeling € 800 mln in het kader van ICES-KIS-3/BSIK.

De uitwerking van deze acties vindt plaats in dialoog met het Innovatieplatform, bedrijven en kennisinstellingen.

Stroomlijning instrumentarium

EZ is in 2003 met een nieuwe stroomlijningsoperatie voor het innovatie-instrumentarium gestart. De verwachting is dat de 29 instrumenten eind 2005 teruggebracht worden naar 6 instrumenten.

In 2003 is gestart met het stroomlijnen van het kennisoverdracht-instrumentarium en het creëren van één programmatisch samenwerkingsinstrument voor bedrijven en kennisinstellingen. Om projectmatige samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen te bevorderen is per 1 januari 2004 de Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten van start gegaan.

Eind november 2003 heeft het kabinet in het kader van ICES-KIS-3 besloten om € 800 mln te investeren op vijf voor de Nederlandse economie strategische gebieden, te weten ICT, hoogwaardig ruimtegebruik, microsysteem- en nanotechnologie, duurzame systeeminnovaties en gezondheids-, voedings-, gen- en biotechnologische doorbraken.

Actief octrooibeleid universiteiten

Samen met OC&W, de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) en de universiteiten is gewerkt aan het octrooi- en kennisexploitatiebeleid van Nederlandse universiteiten. Onderdeel hiervan is de totstandbrenging van een ondersteunend netwerk van universitaire specialisten op dit gebied. Het beoogde beleidsexperiment universitaire octrooiaanvragen is opgenomen in de Subsidieregeling Kennisexploitatie (SKE) dat als onderdeel van het Technopartner programma op dit moment ontwikkeld wordt.

Intellectueel eigendom

In 2003 is geen akkoord bereikt over de modernisering van het Europese octrooistelsel en de totstandbrenging van een Gemeenschapsoctrooi. De verwachting is dat de Raad in 2004 een definitief besluit zal nemen.

Gebleken is dat, na onderzoek dat EZ zelf heeft uitgevoerd, taksen voor instandhouding van octrooien in Nederland hoog zijn in vergelijking met de meeste andere Europese landen. Op dit moment worden de mogelijkheden onderzocht om tot een reductie te komen zodat Nederland in de pas loopt met de Europese landen.

Stimuleren innovatief ondernemerschap

In januari 2004 is het Actieplan TechnoPartner naar de Tweede Kamer gestuurd. In het actieplan is het technostartersbeleid uitgewerkt en staan acties geformuleerd, die ertoe moeten leiden dat meer onderzoekers en (beta)studenten een eigen bedrijf beginnen. Technopartner bevat een pakket van samenhangende acties: de Technopartner Seed faciliteit, de TechnoPartner Subsidieregeling Kennisexploitatie en de instelling van een TechnoPartnerplatform. Deze acties worden in 2004 verder uitgewerkt. Technopartner neemt de plaats in van initiatieven als Dreamstart, Twinning en Biopartner.

Selectie van technologieën van groot economisch en maatschappelijk potentieel

In 2003 zijn op de volgende strategische technologiegebieden de volgende acties ontplooid:

• robotica: eind 2003 het startsein gegeven voor een applicatiecentrum;

• scheidingstechnologie: in een samenwerkingsverband van kennisinfrastructuur en bedrijfsleven een (door EZ gefaciliteerde) roadmap opgesteld;

• microsysteemtechnologie: een platform micro-en nanotechnologie opgericht;

• functionele materialen (m.n. functionele polymeren) vindt overleg met de kennisinfrastructuur en het bedrijfsleven plaats over verdere activiteiten.

In 2003 heeft EZ het onderzoek naar de beheerslast en uitvoerbaarheid van de wet- en regelgeving voor life sciences afgerond. De reacties van de betrokken organisaties zijn verwerkt en worden in het verschenen Actieplan Life Sciences gebruikt.

Door een interdepartementale projectgroep is in 2003 geïnventariseerd op welke wijze in Nederland wordt bijgedragen aan de uitvoering van de roadmap van het «EU strategy paper on Life Sciences and Biotechnology». Hierover is op verzoek van de Tweede kamer eind 2003 door de minister van EZ en de staatssecretaris VWS schriftelijk verslag gedaan.

Excellente Informatie en Communicatienetwerken en Technologie

Nationaal Continuïteitsplan Telecommunicatie:

In convenant met dezelfde naam hebben telecomaanbieders onderling afgesproken over een continuïteitsplan te beschikken. Alle deelnemers aan NACOTEL hebben inmiddels een dergelijk continuïteitsplan.

Kwetsbaarheid op internet (KWINT)

KWINT wordt uitgevoerd door ECP.nl. Binnen KWINT zijn kwetsbaarheden in kaart gebracht en oplossingen via brancheverenigingen geïmplementeerd.

Actieplan terrorisme bestrijding

Het actieplan is in 2002 gereedgekomen. De regelgeving telecom is aangepast conform actiepunten.

Computer Emergency Response Team

CERT Is operationeel. Het heeft 220 waarschuwingen gegeven en er staan 34 000 leden op de mailinglist. Tevens is een SMS-dienst opgezet.

Vernieuwing nationaal noodnet

Het plan is geschreven. Het bestaande noodnet wordt de komende 5 jaar gecontinueerd.

Aftappen

De verplichting voor aanbieders om aftappen mogelijk te maken bestaat sinds 1998 en is verwoord in hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet. De aanpassing van de onderliggende regelgeving is vrijwel gereed.

Opzet Breedband Actieprogramma

Het Breedband Actieprogramma is in gang gezet. In 2004 verschijnt de Breedbandnota.

Vergemakkelijken uitvoeren graafwerkzaamheden

Op 19 december 2003 meldt de minister in een brief aan de Kamer dat hij hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet wil wijzigen om naast het wegnemen van een aantal onduidelijkheden in de huidige wettekst private partijen meer duidelijkheid te geven over de rechten, plichten en verantwoordelijkheden bij de uitvoering van graafwerkzaamheden ten behoeve telecommunicatienetwerken. In de huidige wet is een onbalans tussen publieke en private belangen die de noodzakelijke dynamiek in de markt hindert. In 2004 wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.

ICT-agenda

In 2003 is het wetenschapsbeleid toegevoegd aan het werkterrein van de Commissie Technologie- en Informatiebeleid die daarmee is omgevormd tot de Commissie Wetenschaps-, Technologie- en Informatiebeleid (CWTI).

Voorts is het kabinet, na het aantreden van Balkenende II, begonnen met het opstellen van de kabinetsbrede ICT-agenda. EZ leidde de totstandkoming van de ICT-agenda, die begin 2004 is aangeboden aan de Tweede Kamer. De agenda beschrijft de acties die leiden tot verbeterde prestaties op gebied van ICT-gebruik, de ICT-basis (communicatienetwerken, kennispositie en randvoorwaarden voor goed en veilig gebruik) en het verwerven van een toppositie in Europa. De acties zijn geformuleerd op het gebied van communicatie-netwerken, ICT-toepassingen en randvoorwaarden voor gebruik.

In 2003 is ook het meerjarenprogramma Modinis aangenomen. Dit financieel programma (€ 21 mln) heeft als doel nationale inspanningen die zijn gericht op de omvorming van Europa in een kenniseconomie te ondersteunen. Specifiek dient het programma voor de monitoring van eEurope, verspreiding van goede praktijken en de verbetering van de netwerk- en informatieveiligheid.

Het ICT-Forum heeft dit jaar haar eerste visie afgegeven op het Nederlandse ICT-onderzoek «Innoveren door ICT». Het ICT-Forum adviseert om een regieorgaan op te richten. EZ en OCW nemen dit advies over en zullen in 2004 een ICT-regieorgaan oprichten, in samenwerking met het ICT-Forum en NWO.

Hoogwaardig human capital

Voucher experimenten in het onderwijs

In 2001 is MKB-voucher experiment in het HBO gestart. MKB-Nederland en de HBO-raad zijn de opdrachtgevers. EZ en OCW subsidiëren het project. Het accent van het experiment ligt op het vergroten van vraagsturing in duale leerroutes. Daarnaast dient het experiment informatie te leveren voor de gedachtevorming over vraagfinanciering in een breder verband. Het voucherexperiment staat open voor derdejaarsstudenten, die een «duaal» opleidingstraject volgen. De eindtermen van de opleiding binnen dit experiment zijn gelijk aan die van de reguliere opleidingen en worden bewaakt door de examencommissie. Het behaalde diploma is derhalve herkenbaar voor het afnemend beroepenveld. Wat afwijkt is de manier waarop die eindtermen worden bereikt, namelijk via een individuele leerweg. Die individuele leerweg berust op een afspraak tussen student, instelling en MKB-bedrijf. Vorig jaar is binnen het MKB-voucherexperiment een subexperiment ontwikkeld. De student werd de mogelijkheid geboden te beschikken over de financiële middelen voor de laatste twee jaar van zijn opleiding. De ervaringen die met vraagfinanciering zijn opgedaan binnen het experiment zullen in kaart worden gebracht. Uiterlijk 1 december 2004 overleggen de opdrachtgevers een eindrapportage aan de subsidiegevers.

Wegnemen knelpunten tekort aan technisch en bètapersoneel

Een kenniseconomie vereist een hoog opgeleide en breed inzetbare beroepsbevolking. Het geconstateerde tekort aan hoogopgeleide kenniswerkers is dan ook zorgelijk. EZ, OC&W en SZW hebben gezamenlijk de Nota Deltaplan Bèta/techniek opgesteld welke een analyse van de (toekomstige) behoefte aan kenniswerkers een agenda voor de aanpak hiervan bevat. De Nota is eind 2003 naar de TK gezonden. EZ zet onder andere in op het stimuleren van de mobiliteit van onderzoekers tussen de publieke en private sector.

Vergroting van arbeidsparticipatie

Het kabinet heeft diverse maatregelen genomen om de arbeidsparticipatie te bevorderen, zoals ook uiteengezet in het jaarverslag van het Ministerie van SZW. In maart 2003 besloot het kabinet invoering van de Wet basisvoorziening kinderopvang met een jaar uit te stellen, tot januari 2005. De wet, met bijbehorende regelgeving waarin kwaliteitseisen worden vastgelegd, vormt een verbetering ten opzichte van huidige situatie. Door invoering van vraaggestuurde financiering, harmonisering van regelgeving en het verminderen van regeldruk, alsmede de vermindering van de administratieve lasten, wordt marktwerking versterkt en het aantal belemmeringen voor (startende) ondernemers in de kinderopvang verminderd.

Het kabinet heeft diverse maatregelen genomen om ouderenparticipatie te bevorderen. Per 1 januari 2004 is sollicitatieplicht voor oudere werklozen opnieuw ingevoerd. Ook komen werkgevers vanaf 1 januari 2004 in aanmerking voor vrijstelling van de WAO-basispremie indien men een werknemer in dienst neemt van 50 jaar of ouder. Ook krijgt een werkgever vrijstelling van de WAO-basispremie als deze een werknemer die de leeftijd van 55 jaar bereikt in dienst houdt. Het kabinet is bezig met de voorbereiding van de hervorming van de WAO per 1 januari 2006. Tenslotte is besloten dat het kabinet en de Stichting van de Arbeid nader zouden overleggen over het gehele stelsel van fiscale facilitering van VUT/prepensioen om in april 2004 overeenstemming met sociale partners te bereiken over het stelsel at op 1 januari 2006 wordt ingevoerd.

Inzet op duurzaamheid

Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

In zijn brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2003 heeft de voormalige staatssecretaris van EZ de Tweede Kamer laten weten, in afwachting van zijn opvolger, geen verdere besluiten over het Kenniscentrum MVO meer te nemen. In de 2e helft van 2003 is de selectieprocedure voor een directeur opnieuw gestart. Begin 2004 is een directeur benoemd.

Onderzoeksprogramma MVO

Op 1 januari 2003 is het tweejarig universitair onderzoeksprogramma MVO van start gegaan. Het onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoekers van zeven universiteiten. Het onderzoek biedt steun aan ondernemers bij de invulling van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Maatschappelijke jaarverslaggeving

In het najaar van 2003 is de Handreiking voor Maatschappelijke verslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving verschenen en is de Richtlijn 400 «Jaarverslag» definitief door de Raad vastgesteld. Hiermee is het adviestraject aan EZ inzake maatschappelijke verslaggeving afgerond.

Europese stoffenbeleid

In 2003 is een onderzoekstraject in gang gezet dat in 2004 een helder beeld moet opleveren van de kosten en baten van het EC-voorstel inzake het nieuwe stoffenbeleid voor het NL-bedrijfsleven.

Energietransitie

In 2003 is in de vier verschillende deelprojecten (Biomassa, Modernisering Energieketens, Nieuw Gas en Duurzaam Rijnmond) gewerkt aan een strategische visie voor het jaar 2020. Ook zijn transitiepaden geformuleerd, zijnde de wegen die kunnen leiden tot de realisatie van deze visies. Deze visies en transitiepaden worden gedragen door alle relevante actoren.

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP)

De regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) is op 1 juli 2003 van start gegaan. De regeling heeft als doel de productie van elektriciteit uit duurzame energiebronnen en warmtekrachtinstallaties (WKK) te stimuleren. Uitvoerder van de MEP is TenneT, de landelijke beheerder van het elektriciteitshoogspanningsnet. Op 31 december 2003 is de MEP-regeling voor aanvragen in 2003 en 2004 (voor WKK) gesloten. Er zijn in 2003 3300 subsidieaanvragen ingediend; 600 aanvragen duurzame energie en 2700 WKK aanvragen (waarvan de helft aanvragen voor 2004).

Realisatie windmolenpark in zee

Als onderdeel van de 10% duurzame energie in 2020 wordt gestreefd naar de realisatie van 6000 MW windenergie op zee in 2020. Hiertoe is gewerkt aan een wetsvoorstel voor een uitgiftestelsel voor locaties voor wind op zee, dat is gebaseerd op de Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken (Wbr). Over de invulling van het wetsvoorstel heeft intensieve consultatie met de markt plaatsgevonden. Marktpartijen hadden de voorkeur géén interim-regeling in te voeren vooruitlopend op wetgeving. Dit ondanks het feit dat hierdoor enige vertraging ontstaat voor het in behandeling nemen van nieuwe vergunningaanvragen voor het opzetten van windparken op zee. Derhalve is in 2003 geen uitgiftestelsel in werking getreden en is in constructief overleg met de markt gekozen voor een snelle totstandkoming van een breed gedragen wettelijke regeling. Voorzien is dat het wetsvoorstel voor de zomer van 2004 bij de Tweede Kamer ligt.

Internationale emissiehandel

In 2003 is er in de Europese Unie een overeenkomst bereikt over een richtlijn die een Europees systeem van CO2-emissiehandel vanaf 2005 voor grote emittenten tot stand brengt. EZ werkt momenteel aan de implementatie van deze richtlijn, waarbij het bepalen van de totale hoeveelheid emissierechten en het opstellen van een nationaal toewijzingsplan voor deze rechten belangrijke elementen zijn. De totale hoeveelheid emissierechten in de eerste handelsperiode zal worden gebaseerd op de streefwaarde voor de sector «Energie en Industrie», zoals die in december 2003 is vastgesteld door het kabinet en naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Nota aardgaswinning in Nederland

De brief gaat in op het belang van gaswinning voor Nederland en de plaats van gas in de energievoorziening. De brief zal daarbij ook ingaan op het Mijnbouwklimaat voor gaswinning.

Daarnaast is ten behoeve van een integraal beleid voor de Waddenzee de Adviesgroep Waddenzee (AGW) ingesteld; de AGW adviseert over natuurbeheer, visserij etc... De AGW zal in zijn advies in gaan op beleidsaanpassingen voor onder andere gaswinning die noodzakelijk zijn voor de duurzame bescherming van de Waddenzee.

De brief over de gaswinning zal na het uitbrengen van dit advies worden afgerond. De brief zal naar verwachting medio 2004 worden uitgebracht.

5. BELEIDSARTIKELEN

1 WERKING VAN DE BINNENLANDSE MARKTEN

Onderdelen toelichting
1.0Budget en formatie
1.1Algemene doelstelling
1.2Operationele doelstellingen
 1.2.1 Tegengaan concurrentieverstoringen
 1.2.2 Bevorderen concurrentiemechanismen
 1.2.3 Versterken economische dynamiek
 1.2.4 Bevorderen transparante en eerlijke handel
1.3Resultaten evaluatie-onderzoek

1.0 Budget en formatie

In verplichtingen

kst-29540-28-5.gif

Realisatie verplichtingen 2003 versus 2002 naar onderdeel (In € mln)kst-29540-28-6.gif

In formatieplaatsen

kst-29540-28-7.gif

1.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van een optimale ordening en werking van (binnenlandse) markten, zodat wordt bijgedragen aan een duurzame economische groei. De burger plukt daar als consument en als belastingbetaler de vruchten van.

Het marktwerkingsbeleid richt zich op het bevorderen van een optimale ordening en werking van (binnenlandse) markten. De overheid is de marktmeester die de spelregels opstelt en de handhaving ervan in de gaten houdt. Tegelijkertijd moet de overheid ervoor zorgen dat markten op een doorzichtige manier werken, zodat consumenten op basis van voldoende informatie goede keuzes kunnen maken.

De praktijk wijst echter uit dat consumenten keuzevrijheid niet altijd (kunnen) gebruiken. EZ heeft daarom in het marktwerkingsbeleid van 2003 meer aandacht besteed aan de vraagzijde van de markt.

In 2003 is ook veel aandacht uitgegaan naar de liberalisering van de elektriciteits- en gassector. De marktopening voor kleinverbruikers was gepland voor 1 januari 2004, deze is echter uitgesteld tot 1 juli 2004. Paragraaf 1.2.2.1 gaat hier uitgebreid op in.

1.2 Operationele beleidsdoelstellingen

De algemene beleidsdoelstelling kan worden opgesplitst in vier operationele beleidsdoelstellingen:

1.2.1 Het tegengaan van concurrentieverstoringen op de binnenlandse markten door middel van onder meer de Mededingingswet.

1.2.2 Het bevorderen van concurrentiemechanismen in met name netwerk- en (semi-)publieke sectoren.

1.2.3 Het versterken van de economische dynamiek door onder meer de operatie Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf en het verminderen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

1.2.4 Het bevorderen van transparante en eerlijke handel, zowel tussen de ondernemer en consument als tussen ondernemers onderling door onder meer aandacht voor de positie van de consument en instrumenten als normalisatie/certificatie en accreditatie.

1.2.1 Het tegengaan van concurrentieverstoringen op de binnenlandse markten door middel van ondermeer de Mededingingswet

a) De uitvoering van de Mededingingswet

NMa

De Eerste Kamer heeft besloten de uitkomsten van de behandeling in de Tweede Kamer van de evaluatie van de Mededingingswet af te wachten alvorens de behandeling van het wetsvoorstel ter verzelfstandiging van de NMa verder ter hand te nemen.

Het huidige kabinet wenst een eventuele integratie van de NMa met OPTA te overwegen wanneer zich daarvoor een «natuurlijk moment» voordoet.

Per 1 januari 2004 is de Vervoerskamer van de NMa formeel opgericht. Daarnaast is het Ministerie van VWS in 2003 begonnen met de voorbereidingen voor de oprichting in 2004 van de Zorgautoriteit voor het sectorspecifiek toezicht op de marktverhoudingen in de zorgsector (o.a. transparantievoorschriften en prijsregulering door middel van benchmarking). De huidige toezichthouder op de tarieven in de gezondheidszorg (het College Tarieven Gezondheidszorg) zal in 2004 opgaan in de Zorgautoriteit. Vervolgens zal de Zorgautoriteit in 2008 integreren in de NMa.

Prestatiegegevens over de NMa staan in het jaarverslag van de NMa dat EZ voor de zomer 2004 naar de Tweede Kamer zal sturen.

DTe

Tabel 1.2.1a: Prestatie-indicatoren DTe
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Door EZ goedgekeurd HandhavingsplanInwerkingtreding in 2003Vooruitlopend op wettelijke verplichting heeft DTe handhavingsplan opgesteld dat door MEZ op 22 april 2003 aan de Tweede Kamer is gestuurd (ME/EM/3010030).n.v.t.
Jaarverslag DTe en Bevindingen EZTweede Kamer briefBrief aan Tweede Kamer van 30 juni 2003 (ME/MW/3018339)n.v.t.

Met het wetsvoorstel voor de Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (Kamerstukken II 2003–2004, 29 372) is de verhouding tussen de minister van Economische Zaken en de DTe nader gepreciseerd en is de reguleringssystematiek gewijzigd.

De directeur DTe is verantwoordelijk voor een goede uitoefening van de aan hem toegekende taken. Deze taken hebben betrekking op het toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving op het terrein van gas en elektriciteit en op het geven van uitvoering aan de wetgeving door middel van het nemen van individuele besluiten.

De politieke verantwoordelijkheid van de minister voor het huidige en toekomstige beleid voor de energiesector, inclusief de wet- en regelgeving, komt onder meer tot uiting doordat hij de beleidsuitgangspunten voor de ordening van de energiemarkt op basis van de formele wetgeving vastlegt in algemene maatregelen van bestuur, in ministeriële regelingen en in beleidsregels.

b) Het versterken van de Mededingingswet

Tabel 1.2.1b: Prestatie-indicator versterken Mededingingswet
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
MededingingswetAanpassingswetsvoorstel gereed in 2003 n.a.v. evaluatie en moderniseringDe verwachting is dat de streefwaarde in de eerste helft van 2004 zal worden gehaaldEvaluatie in 2002

EZ wilde in 2003 een wetsvoorstel tot aanpassing van de Mededingingsregels, naar aanleiding van de evaluatie van de Mededingingswet en de Modernisering van de Europese mededingingsregels, gereed hebben. Deze doelstelling is niet gehaald. Dit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste wordt in dit wetsvoorstel nu ook het wetsvoorstel tot aanpassing van de Mededingingswet aan de systematiek van EG Vo. 1/2003 (16-12-2002) meegenomen. Bovendien worden wijzigingen van de Mededingingswet naar aanleiding van het in werking treden van de nieuwe EG-concentratieverordening (20-01-2004) meegenomen.

In oktober 2003 is een brief (Kamerstukken II 2003–2004, 29 272, nr. 1) naar de Tweede Kamer gestuurd met het kabinetsstandpunt over de evaluatie van Mededingingswet en over eventuele wijzigingen naar aanleiding daarvan. De Tweede Kamer heeft besloten het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de evaluatie en aanpassing aan EG Vo. 1/2003 in procedure te brengen, nadat het kabinet de nota n.a.v. het verslag over het Wetsvoorstel implementatie EG Vo. 1/2003 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

c) Tegengaan van oneerlijke concurrentie door (semi-) publieke instellingen

Tabel 1.2.1c: Prestatie-indicator oneerlijke concurrentie door (semi-) publieke instellingen
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Wet Markt & OverheidPublicatie in Staatsblad in 2003Wetsvoorstel is omgezet in alternatieve aanpakDoor kabinet in heroverweging genomen

Op 30 augustus 2002 heeft het kabinet Balkenende I de Tweede Kamer der Staten-Generaal verzocht de behandeling van het wetsvoorstel Markt en Overheid aan te houden in verband met de heroverweging daarvan. Door het demissionair worden van het kabinet Balkenende I heeft het toenmalige kabinet geen kabinetsstandpunt meer uitgebracht. Onder het kabinet Balkenende II is gewerkt aan een alternatieve aanpak van de problematiek van markt en overheid. Dit kabinetsstandpunt is in februari 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2003–2004, 28 050, nr. 7). Onderdeel van deze alternatieve aanpak is de intrekking van het wetsvoorstel Markt en Overheid.

1.2.2 Het bevorderen van concurrentiemechanismen in met name netwerk- en (semi-)publieke sectoren

Operationeel doel 1.2.2begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen29,530,51,03%

De Nederlandse economie is gebaat bij netwerken (semi-)publieke sectoren, die hoge kwaliteit leveren, en efficiënt en innovatief zijn. Tegelijkertijd dienen de publieke belangen gewaarborgd te zijn. Naast betrouwbaarheid en doelmatigheid (goede prijs/kwaliteitsverhouding) moeten er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor de consument.

Achtereenvolgens komen aan de orde:

1.2.2.1 Bevordering van concurrentie in de elektriciteits- en gasmarkt

1.2.2.2 Het ordenen van de overige netwerksectoren

1.2.2.3 Bevorderen concurrentiemechanismen publieke sector

1.2.2.1 Bevordering van concurrentie in de elektriciteits- en gasmarkt

EZ streeft naar een goedwerkende markt voor elektriciteit en gas, waarbij afnemers keuzevrijheid hebben ten aanzien van hun leverancier en de kwaliteit van dienstverlening wordt vergroot. Om dit te realiseren is EZ zowel facilitator als regisseur in zowel de elektriciteits- als gasmarkt.

De liberalisering van de energiemarkten heeft de afgelopen jaren gestalte gekregen maar het transitieproces is nog gaande.

Tabel 1.2.2.1a: Prestatie-indicator ordenen energiemarkten
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Soepele overgang van consumenten naar geliberaliseerde marktTweede Kamerbrief half jaar voor opening van de marktKamerbrieven 28 174, nr. 57 28 982, nr. 1 28 982, nr 9n.v.t.
Groene marktImplementeren Europese richtlijn: Duurzame elektriciteit voor 27/10/2003Implementatie richtlijn op 1/1/04n.v.t.
VoorzieningszekerheidMarktmonitoringsysteem opzettenMarktmonitoringsysteem is opgezet (www.tennet.org/publicaties/technisch)n.v.t.

a) Wetgeving en tempo liberalisering: Maart 2003 is de onafhankelijke Monitorcommissie Energieliberalisering kleinverbruikers onder leiding van mevrouw mr. Y. C. M. T. van Rooy ingesteld, met als taak de minister van Economische Zaken te adviseren over de vraag of vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt voor kleinverbruikers per 1 januari 2004 verantwoord is. De commissie heeft in maart, juni en november aan de minister gerapporteerd.

De minister heeft deze adviezen, de adviezen van het Platform Versnelling Energieliberalisering (PVE) en zijn eigen bevindingen over de voortgang met betrekking tot de marktopening voor kleinverbruikers in april, juni en november aan de Tweede Kamer gezonden. Onder andere als gevolg van de 2e rapportage van de commissie Van Rooy medio juni 2003, en omdat er volgens de minister onvoldoende zekerheid was dat alle partijen op 1 januari 2004 klaar zouden zijn om een zo vlekkeloos mogelijk verloop van de marktopening te garanderen, heeft de minister van Economische Zaken op 18 juni 2003 besloten de marktopening voor kleinverbruikers uit te stellen tot 1 juli 2004.

In september 2003 is door de minister een resultaatsverplichting met energiebedrijven afgesproken die inhoudt dat de problemen met de facturering van zakelijke klanten op 1 maart 2004 tot tevredenheid van afnemersorganisaties zijn opgelost.

2003 was het jaar waarin de juridische positie van de consument op de vrije energiemarkt centraal is gesteld. Daarover ontving de Tweede Kamer in oktober een uitgebreide analyse. Dit heeft onder meer geleid tot het voornemen in 2004 in samenwerking met het ministerie van Justitie de werking van het Burgerlijk Wetboek op het onderdeel consumentenkoop uit te breiden tot de markt voor elektriciteit en gas.

b) Internationaal level playing field: Er is nog steeds sprake van verschillen tussen de lidstaten van de Europese Unie als het gaat om de mate van liberalisering. Met actieve steun van Nederland zijn in 2003 door de Raad de voorstellen van de Europese Commissie voor de elektriciteitrichtlijn, de gasrichtlijn en de verordening met betrekking tot grensoverschrijdend transport van elektriciteit aanvaard.

Daarmee is een grote stap voorwaarts gezet op weg naar een level playing field in Europa. Deze nieuwe voorstellen moeten uiterlijk op 1 juli 2004 in de wetgeving van de lidstaten worden geïmplementeerd.

c) Groene markt: Mede door opeenvolgende verkiezingen voor de Tweede Kamer is implementatie van de Richtlijn Duurzame elektriciteit op 1 januari 2004 gerealiseerd in plaats van op 27 oktober 2003. Het niet op tijd halen van de deadline is tijdig gecommuniceerd naar de EU.

Het beleid ten aanzien van de stimulering van de productie en het gebruik van duurzame energie was voorheen meer gericht op vraagstimulering. Vanaf 1 juli is de regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) in werking getreden. Met deze regeling wordt getracht de productie van duurzame elektriciteit te stimuleren. In artikel 4 van dit jaarverslag wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen rondom duurzame energie.

d) Overgangswet elektriciteitsproductiesector: De benodigde wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector is in werking getreden. De ministeriële regeling die nadere regels aan de tegemoetkoming stelt, wordt dit jaar afgerond, waarna de daadwerkelijke tegemoetkoming aan de bedrijven kan plaatsvinden. Ook in 2002 en 2003 heeft een voorschotbetaling aan de bedrijven in kwestie plaatsgevonden (in beide jaren € 29,5 mln), aangezien de definitieve regeling nog niet in werking is getreden. Hiervoor moeten nog enkele discussiepunten met de energiebedrijven worden beslecht.

e) Voorzienings- en leveringszekerheid: In 2003 is conform de planning een marktmonitoringsysteem opgezet. Het eerste monitoringrapport is op 3 september 2003 opgeleverd door TenneT. In 2004 zal de monitoringstaak worden verankerd in de Elektriciteitswet 1998. Op 3 september 2003 heeft EZ haar visie op de voorzienings- en leveringszekerheid energie uiteengezet in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 241, nr. 1).

1.2.2.2 Het ordenen van de overige netwerksectoren

EZ is in 2003 betrokken geweest bij het interdepartementale beleidsonderzoek bekostiging Waterbeheer. Het eindrapport is in 2003 opgeleverd en zal begin 2004, voorzien van een Kabinetsstandpunt, naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Daarnaast maakt EZ zich hard voor een adequate vorm van toezicht op de drinkwaterbedrijven via participatie in een onderzoek naar het functioneren van het huidige toezicht.

Bij het busvervoer is concurrentie tot stand gekomen via het aanbesteden van tijdelijke concessies. In 2004 zal de werking van de wet personenvervoer 2000 worden geëvalueerd. Ook voor delen van het personen vervoer per trein zoals de nieuwe HSL-Z en aan aantal regionale treindiensten is voor dit concurrentiemodel gekozen. Bij het goederenvervoer per spoor vindt directe concurrentie tussen vervoerders plaats. Bij het spoor wordt een scheiding tussen infrastructuur en vervoersdiensten tot stand gebracht. De per 1 januari 2004 opgerichte Vervoerskamer van NMa zal toezicht houden op de hiervoor genoemde vormen van vervoer. De aangepaste wetgeving m.b.t. spoor zal in de loop van 2004 in werking treden.

In tegenstelling tot de energiemarkt, de telecom- en de postmarkt geldt voor de overige netwerksectoren (bijvoorbeeld de spoor- en watersector) dat deze niet primair onder de verantwoordelijkheid van EZ vallen. Toch geeft EZ vanuit haar verantwoordelijkheid voor het nationale marktordeningsbeleid via interventies mede richting aan de ontwikkeling van optimale werking van deze sectoren.

1.2.2.3 Bevorderen concurrentiemechanismen publieke sector

Het versterken van de vraagsturing is een middel om tot betere prestaties binnen de publieke dienstverlening te komen. Het in de begroting van 2003 genoemde project vraagsturing is begin 2003 afgerond en heeft geresulteerd in het rapport «Vragender wijs, vraagsturing in de praktijk». De uitkomsten van dit project zijn tevens ingebracht in het actie programma van het kabinet «Programma Andere Overheid» van 9 december 2003. Dit betekent dat het kabinet in kaart zal brengen op welke terreinen de grootste kansen liggen bij de (verdere) invoering van vraagsturing. De eindverantwoordelijkheid voor deze actie ligt bij EZ.

In december 2003 hebben het Europees Parlement en de Raad van Ministers overeenstemming bereikt over de herziening van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. De herziene richtlijnen moeten het aanbesteden duidelijker, eenvoudiger, flexibeler en moderner maken.

De Parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid heeft eind 2002 de aanbeveling gedaan om tot een eenduidiger nationaal juridisch kader voor de plaatsing van overheidsopdrachten te komen. In 2003 heeft EZ de ontwikkeling van een visie op een nieuw juridisch kader ter hand genomen.

1.2.3 Het versterken van de economische dynamiek door onder meer de operatie Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf en het verminderen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Operationeel doel 1.2.3begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen0,60,60,00%

Achtereenvolgens wordt op de volgende beleidslijnen ingegaan:

1.2.3.1 De operatie Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf

1.2.3.2 Het verminderen van de administratieve lasten

1.2.3.3 Het verlagen van de toetredingsdrempels

1.2.3.1 Operatie Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf, naar een nieuwe balans tussen overheid en samenleving

Tabel 1.2.3.1a Overzichtstabel MDW projecten
In 2003 afgerondNa 2003 gereed
• AWBZ • Benchmark gemeentelijke dienstverlening • Benzinemarkt • Concessies en aanbestedingen • Concurrentiebeding • Concurrentie en prijsvorming in de gezondheidszorg • Ketengarantiestelsels • PDV/GDV • Scholingsmarkt • Toezicht op het bedrijfsleven • Veilen en andere allocatiemechanismen • Verhandelbare rechten • Zaaizaad en plantgoedwet• Buisleidingconcessies • Faillissementswet (2005) • Geneesmiddelen • Geluidhinder • Harmonisatie planprocedures • Intensief ruimtegebruik bedrijventerreinen • Kinderopvang • Loodsen (2015) • Loonbegrip (2005) • Medische beroepen (2007) • Onteigeningswet (medio 2005) • Openbare inrichtingen (2006) • Overstapkosten • Service Gerichte Overheid (2006) • Vergunningsprocedures bedrijfsvestiging • Verpleegkundigen en verzorgenden in het ziekenhuis • Wet op de Kansspelen (2005) • Woningbouwcorporaties

De MDW operatie heeft veel in gang gezet en er is inmiddels het nodige bereikt. Diverse internationale instanties, zoals de OESO en de Europese Unie, wijzen hier ook op. Uit de effectmeting, die slechts een deel van de projecten omvat, blijkt dat door vermindering van administratieve lasten (tot 2002 € 470 mln), verbetering van wetgevingskwaliteit en het openbreken van markten op een aantal terreinen belangrijke welvaartswinst is geboekt. In 2003 is vervolgens € 120 mln administratieve lastenverlichting geboekt door middel van MDW projecten.

In juni 2003 is de laatste voortgangsrapportage MDW naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II, 2002–2003, 24 036, nr. 284).

De volgende projecten zijn ten opzichte van de planning uit de begroting 2003 vertraagd (tussen haakjes de reden van vertraging):

• Geneesmiddelen (vertraging parlementaire behandeling/demissionaire status kabinet)

• Faillissementswet (uitwerking en nadere vormgeving kabinetsstandpunt)

• Harmonisatie planprocedures (vertraging herziening Wet RO)

• Medische beroepen (prioriteitsstelling Ministerie VWS)

Operatie Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf

Eind 2002 is onder het kabinet Balkenende I een begin gemaakt met de Operatie Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf (B4). De B4 operatie was een samenwerking tussen de ministeries van EZ, BVK en Justitie. Doelstellingen van de operatie waren:

• de regeldruk verminderen

• de prestaties van de overheid verbeteren en

• de keuzevrijheid van de burgers en bedrijven vergroten.

De drie ministeries zijn doorgegaan met de projecten van B4. EZ heeft haar onderwerpen ondergebracht in de ICM.

EZ B4-projecten:

Versneld starten van een onderneming: het project heeft tot doel het verminderen of wegnemen van belemmeringen voor het starten van een onderneming.

Transparantie: het project is gericht op het verbeteren van transparantie voor consumenten in de sectoren zorg, energie, taxi's en pensioenen.

Knelpunten gaswinning en windenergie: het project heeft tot doel de doorlooptijd van vergunningprocedures te verkorten en rechtsbeschermingprocedures te bundelen en te verkorten.

Openingstijden (semi-)publieke diensten: het project is gericht op verbetering van de openingstijden en de beschikbaarheid bij gemeentelijke diensten, postkantoren en diverse onderdelen van de gezondheidszorg.

Interdepartementale Commissie Marktordening

De Interdepartementale Commissie Marktordening (ICM) is per september 2003 ingesteld om samenwerking tussen de ministeries op het terrein van marktordening en economische regulering te versterken en de kwaliteit en effectiviteit van regelgeving op dit gebied te waarborgen. Onder regie van de ICM zullen – in vervolg op MDW en B4 – ook projecten worden uitgevoerd, gericht op het beter functioneren van markten. Het streven is om circa vier ICM-projecten per jaar uit te voeren.

In december 2003 is een eerste nieuw ICM-project gestart. Het betreft het project Breedband en Marktordening. De werkgroep onderzoekt hoe publieke en private partijen de uitrol van breedband kunnen versnellen, zonder daarbij de markt te verstoren.

Kenniscentrum Ordeningsvraagstukken

Het Kenniscentrum voor Ordeningsvraagstukken is in september 2002 opgericht door de ministeries van EZ, V&W, VROM, OCW en Financiën1.

Het Kenniscentrum heeft in 2003 tal van activiteiten verricht om de uitwisseling, ontwikkeling en (consistente) toepassing van kennis over marktordening te stimuleren: interdepartementale projecten, conferenties, workshops, lezingen, nieuwsbrieven, een internetsite (www.marktordening.nl), (interdepartementale) peer reviews en gerichte advisering. Daarnaast werkt het Kenniscentrum nauw samen met de OESO (Competition Division).

In 2003 zijn door het Kenniscentrum twee interdepartementale projecten gestart waarbij de ICM als opdrachtgever fungeert:

Implementatiemanagement. In dit project wordt onderzocht wat de succes- en faalfactoren zijn van recente liberaliseringstrajecten zoals taxi's, spoor en sociale zekerheid.

Maatschappelijke Ondernemingen. In dit project wordt onderzocht onder welke voorwaarden non-profit organisaties publieke taken kunnen uitvoeren.

De oprichting van het Kenniscentrum heeft bijgedragen aan het verbeteren van het lerend vermogen van de overheid op het gebied van marktordeningsvraagstukken. Eén van de belangrijkste lessen die na het eerste jaar getrokken kan worden is dat in verschillende sectoren vergelijkbare thema's en vraagstukken spelen en dat het daarom zinvol is om «over de schutting te kijken» en ervaringen uit te wisselen. Met name op het terrein van de netwerksectoren heeft dit al vruchten afgeworpen omdat daar de vergelijkbaarheid groot is.

1.2.3.2 Vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven

Administratieve lasten zijn de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid.

Tabel 1.2.3.2a: Prestatie-indicatoren departementale actieprogramma's
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Voortgangsrapportage administratieve lastenJaarlijkse publicatie gelijktijdig met departementale jaarverslagenIn mei 2003In mei 2002
Departementale actieprogramma'sJaarlijks opgesteld door elk departementIn mei 2003In mei 2002

Het verminderen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven is in 2003 gebeurd via drie actielijnen, meer informatie hierover is te vinden in het onderdeel beleidsprioriteiten van dit jaarverslag.

Reductie administratieve lasten EZ

In de begroting 2003 was een tabel opgenomen met voorgenomen acties in 2003 (tabel 1.2.3.2b). Deze tabel is niet meer actueel, en daarom niet meer opgenomen, omdat de nieuwe nulmeting die in 2003 is uitgevoerd en het opstellen van de nieuwe reductieplannen tot nieuwe inzichten hebben geleid.

Op basis van deze nulmeting per 31 december 2002 blijkt dat de totale administratieve lastendruk voortvloeiend uit EZ-regelgeving (inclusief CBS) per 31 december 2002 € 672,5 mln bedraagt. Tevens is een onderzoek uitgevoerd naar de (inter)nationale herkomst van regelgeving. Het blijkt dat 79% van de lastendruk rechtstreeks wordt veroorzaakt door internationale verplichtingen, 8% vloeit voort uit internationale verplichtingen waarbij de uitvoering van de regelgeving is overgelaten aan Nederland, de overige 13% wordt geheel veroorzaakt door nationale wetgeving. Om te komen tot een reductiepotentieel optellend tot netto 25%-reductie van de administratieve lasten, heeft EZ in het voorjaar van 2003 een commissie ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven. Volgens afspraak zijn de reductievoorstellen eind 2003 bij het Ministerie van Financiën ingediend.

De in 2003 gerealiseerde reducties, en de toenames vanwege nieuw beleid, zijn terug te vinden in de tabel in het onderdeel beleidsprioriteiten van dit jaarverslag.

Programma ICTAL

Tabel 1.2.3.2c: Prestatie-indicatoren ICT-projecten
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
BasisbedrijvenregisterAanbieding van voorstel Wet op het Basisbedrijvenregister aan Raad van State in 2004Versie 1 centraal gereedOperationeel eind 2003
Overheidsformulieren OnlineFormulierengenerator beschikbaar voor departementen en daaraan gelieerde uitvoeringsorganisatiesFormulieren op www.overheid.nlTestversie gereed, operationeel maart 2003

Begin 2003 is het programma ICT & Administratieve Lasten (ICTAL) gestart (Kamerstukken II 2002–2003, 24 036, nr. 275), www.ictal.nl. Doel van het programma is het de ondernemer makkelijker te maken om aan de informatievraag van de overheid te voldoen en de informatie die hij verschaft beter te benutten, via:

1. Het bedrijvenloket: één virtueel loket waar de ondernemer, op een overzichtelijke en samenhangende manier, informatie van de overheid kan krijgen en transacties kan verrichten.

2. De overheidstransactiepoort: één adres waar de ondernemer zijn gegevens elektronisch naar kan verzenden. De overheidstransactiepoort zorgt ervoor dat die informatie op een intelligente en veilige manier bij verschillende overheidsinstanties terechtkomt.

3. Het basisbedrijvenregister: één register waar de kerngegevens van alle bedrijven in vastliggen.

Het project Formulieren online wordt niet verder doorontwikkeld als zelfstandig product, de doelstellingen ervan zijn geïntegreerd in het Bedrijvenloket en de Overheidstransactiepoort. De ontwikkeling van een formulieren-generator past niet in die ontwikkelingen, en is daarom stopgezet. Via het overheidsloket op www.overheid.nl worden formulieren wel aangeboden voor zover de uitvoerende instantie daarin voorziet.

Het Bedrijvenloket is eind 2003 in de lucht gegaan (zie o.a. www.kvk.nl). De eerste versies van het Basisbedrijvenregister en de Overheidstransactiepoort zelf (de centrale, infrastructurele voorzieningen) waren eind 2003 gereed en werden getest met verschillende overheidsinstanties.

Meldpunt voorgenomen regelgeving

Per 1 maart 2003 is het meldpunt voorgenomen regelgeving ingevoerd, dat erop neer komt dat een ministerie middels een zogenaamde Quick-scan éérst moet beargumenteren of regelgeving de beste manier is om het doel te bereiken. Het Meldpunt beoordeelt deze argumentatie en bepaalt op basis van de verstrekte informatie welke vragen uit de Bedrijfseffectentoets beantwoord moeten worden. Bij een negatief oordeel wordt een wetgevingsrapport opgemaakt en bij de stukken voor de Ministerraad gevoegd. In 2003 zijn 23 Quick-scans en 14 bedrijfseffectentoetsen uitgevoerd en is éénmaal een wetgevingsrapport opgesteld op basis van een onvoldoende Bedrijfseffectentoets1.

Europese aanpak

In 2003 is het actieplan van de Europese Commissie uit juni 2002 geïmplementeerd. In het kader van dit actieplan zijn diverse Europese voorstellen voor regelgeving van een effectbeoordeling voorzien, ook is een aanvang gemaakt met het vereenvoudigen van de bestaande 90 000 pagina's Europese regelgeving. Inmiddels is duidelijk dat de kwaliteitsborging van de effecttoetsen verbeterd kan worden en dat het vereenvoudigingsprogramma nog onvoldoende verlichting van de regeldruk en de administratieve lasten voor bedrijven biedt. Ook hebben de Raad en het Europees Parlement nog geen versnelde behandelingsmethode voor de vereenvoudigingsvoorstellen van de Commissie vastgesteld. Deze zaken zullen betrokken worden bij de planvorming voor 2004 en het Nederlandse voorzitterschap van de EU.

1.2.3.3 Het verlagen van de toetredingsdrempels

EZ beoogt belemmeringen voor ondernemerschap en concurrentie weg te nemen en waar publiek belang en/of Europese regelgeving om regels vragen, deze regels tot een minimum te beperken. Als vanwege een algemeen of publieke belang sectorale marktordening gewenst is, streeft EZ een zodanige vorm van ordening na, dat zoveel mogelijk prestatieprikkels aanwezig zijn voor aanbieders van producten of diensten. Veelal is hier sprake van interventies richting andere ministeries of Brussel.

Tabel 1.2.3.3: Prestatie-indicatoren toetredingsdrempels
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
VestigingswetIntrekken uiterlijk 2006In voorbereidingIn voorbereiding
AccountantswetgevingAanpassingswetsvoorstel gereedVoortgangsbrief naar Tweede Kamer; overdracht dossier naar Ministerie van Financiën in 2003Evaluatie in 2002, aanpassing in 2003
Wet kamers van koophandelVoortgangsrapportage aan Tweede Kamer23 april 2003n.v.t.

Vrije beroepen

• In 2003 heeft EZ heeft een beleidskader ontwikkeld met relevante afwegingen bij de borging van publieke belangen bij door de overheid gereguleerde vrije beroepen zoals accountants, advocaten, notarissen en artsen.

• De EC heeft beroepsgroepen en overheden opgeroepen hun huidige regelgeving te heroverwegen waarbij het consumentenbelang voorop staat.

• Op 19 februari 2003 is de «voortgangsbrief nieuwe accountantswetgeving» aan de Tweede Kamer gezonden. Op diezelfde datum is de verantwoordelijkheid van EZ voor het gehele accountantsdossier (ook nieuwe wetgeving) overgaan naar Financiën.

• In februari 2003 heeft de Commissie monitoring notariaat haar derde en laatste rapportage over de tariefontwikkeling in het notariaat opgesteld. Naar aanleiding van deze rapportage hebben de ministeries van Justitie en EZ besloten de notaristarieven, behoudens de maxima in de familiepraktijk, per 1 april 2003 vrij te laten.

Product- en Bedrijfsschappen

Bij het onderzoek product- en bedrijfschappen is gebleken dat het functioneren van de schappen over het algemeen in de afgelopen periode is verbeterd, maar dat op bepaalde punten verdere verbetering nodig is. Zo zou het publiekrechtelijke karakter van de schappen versterkt kunnen worden en is de taakverdeling tussen schappen en privaatrechtelijke organisaties, ook voor wat betreft transparantie, een aandachtspunt.

Kamers van Koophandel

Op 23 april 2003 is de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer verzonden. Hierin heeft EZ kunnen melden dat een groot deel van de verbeterpunten is gerealiseerd.

In 2003 heeft EZ een verkenning uitgevoerd betreffende de doorvoering van het profijtbeginsel. Vanuit EZ is de AmvB gewijzigd en is bij Wetsuitvoering het profijtbeginsel verhoogd.

De aanpassing van het heffingenbesluit is in 2003 niet gerealiseerd. In overleg met betrokkenen is ervoor gekozen dit punt te integreren in de algehele evaluatie van de Kamers van Koophandel.

1.2.4 Het bevorderen van transparante en eerlijke handel zowel tussen de ondernemer en consument als tussen ondernemers onderling door onder meer aandacht voor de positie van de consument en instrumenten als normalisatie/certificatie en accreditatie

Operationeel doel 1.2.4begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen18,323,04,726%
Belangrijkste reden afwijkingHogere bijdrage aan het Nmi voor verhuizing naar een beter pand. 

Transparante en eerlijke handel wordt bevorderd door aandacht voor de positie van de consument, het bieden van instrumenten als normalisatie, certificatie en accreditatie en toezicht op de naleving van de IJkwet en de Wet op de Kansspelen.

a) Aandacht voor de positie van de consument

Tabel 1.2.4a: Prestatie-indicatoren consumentenbeleid
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
ConsumentenmarkttoetsAnalyse van 2 tot 4 markten in 2003Er heeft geen analyse van markten met de Consumen- tenmarkttoets plaatsgevondenAnalyse van 7 markten
ConsumentenportaalCampagne in 2003Begin 2003 is er een promo- tiecampagne. Postbus 51 heeft gedurende 2003 on line promotie opgezet via de eigen kanalen.n.v.t.

EZ heeft 20 januari 2003 het consumentenportaal www.staiksterk.nl geopend. De site geeft informatie over de rechten en plichten van consumenten. Vorig jaar hebben in totaal meer dan 106 000 bezoekers de site bezocht. Het aantal bezoekers is in de loop van het jaar gestaag gestegen onder invloed van «on line» promotie door de beheerder van de site Postbus 51. Men is tevreden over de geboden informatie (gemiddeld waarderingscijfer 7,1), maar er bestaat behoefte aan nog specifiekere advisering. Het merendeel van de bezoekers raadpleegt de site vanwege een conflict met een leverancier of omdat men niet tevreden is over een product of een geleverde dienst.

In Europees verband is in 2003 onderhandeld over de richtlijn oneerlijke handelspraktijken en de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming. Centraal staat bij beide onderhandelingsprocessen dat de Nederlandse consument baat bij het eindresultaat moet hebben. Zijn rechtspositie en eigen verantwoordelijkheid moeten duidelijk blijven en echte misstanden moeten werkelijk kunnen worden aangepakt. Een en ander is verduidelijkt in de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2003–2004, 27 879 nr. 6).

Verder zijn in 2003 de werkzaamheden gestart voor een nieuwe beleidsbrief over consumentenbeleid. Het voornemen was om deze brief nog in december 2003 naar de Tweede Kamer te zenden. Zoals in brief van 17 december 2003 aangegeven is, is besloten deze brief uit te stellen tot de zomer van 2004 (Kamerstukken II 2003–2004, 27 879 nr. 8).

In 2002 heeft EZ zeven markten vanuit consumentenperspectief onderzocht. EZ was voornemens jaarlijks twee tot vier markten met de Consumentenmarkttoets te onderzoeken. Bij de evaluatie van het onderzoek van 2002 bleek een relatief lage bruikbaarheid van het instrument voor beleidsdoeleinden. Op basis hiervan heeft EZ besloten de Consumentenmarkttoets (voorlopig) niet meer in te zetten.

b) Instrumenten als normalisatie, certificatie en accreditatie

Tabel 1.2.4b: Prestatie-indicatoren normalisatie
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Projectgerichte financiering NENTenminste 50% van de afgelopen projecten krijgt vervolgMin. 77% en max. 94%73%
Taskforce Business DevelopmentOnderzoek op minimaal drie nieuwe (deel)markten10 nieuwe markten onderzochtn.v.t.
Implementatie MRA-overeenkomstenPublicatie van kaderwet in StaatsbladWetgevingstraject beëindigdn.v.t.

Vanuit EZ is sprake van een projectgerichte financiering aan het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). In 2003 heeft het NEN achttien projecten uitgevoerd, waarvan er tenminste veertien en mogelijk zelfs zeventien in 2004 zonder overheidssteun door private partijen worden voortgezet.

Daarnaast heeft de door het NEN ingestelde Taskforce Business Development, die zich richt op het onderzoeken van de mogelijkheden om normalisatie op nieuwe (deel)markten in te zetten in 2003, in totaal tien nieuwe markten onderzocht.

De Europese Commissie heeft met een aantal grote handelsblokken overeenkomsten gesloten tot wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordelingen (Mutual Recognition Agreements). EZ ziet echter af van een MRA wetgevingstraject omdat het nut en de noodzaak thans anders worden beoordeeld dan enkele jaren geleden. De argumenten hiervoor zijn dat:

• de Nederlandse wetgeving voldoende open is om de import van producten uit MRA landen toe te laten;

• bij het Nederlandse bedrijfsleven – na 6 jaar – de belangstelling voor de MRA exportfaciliteit tot heden gering is;

• er geen risico's van een inbreukprocedure door de Commissie zijn;

• het doorzetten van het wetsvoorstel leidt tot vergroting van administratieve lasten.

In november 2003 is de kabinetsnota «certificatie en accreditatie in het kader van overheidsbeleid» (Kamerstukken II 2003–2004, 29 304, nr. 1) naar de Tweede Kamer gezonden. Deze nota geeft een beleidskader voor nieuwe certificatieregelingen waar een publiek belang aan de orde is. Het kabinet geeft hierin ook aan hoe het de relatie tussen de overheid en de Raad voor Accreditatie wil vormgeven.

c) IJkwet en de Wet op de Kansspelen

Tabel 1.2.4c: Prestatie-indicatoren IJkwet
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
IJkwetAanpassingwetsvoorstel gereed in 2004Gemeenschappelijk standpunt concept-richtlijn meetinstrumenten in juli bereiktn.v.t.

In 2003 is gewerkt aan het versterken van de sturingrelatie met het NMi. Met de opstelling van strategische meerjarenplannen en het ontwikkelen van prestatie-indicatoren is een aanvang gemaakt en deze werkzaamheden worden in 2004 voortgezet.

De voortgang met betrekking tot het totstandkomen van een nieuwe EU-richtlijn voor meetinstrumenten is niet zo voorspoedig verlopen als aanvankelijk verwacht werd. In juli 2003 zijn de lidstaten tot een gemeenschappelijk standpunt gekomen. De verwachting is nu dat in de eerste helft van 2004 de richtlijn kan worden vastgesteld.

Naast bescherming van de speler, stond ook in 2003 voor EZ bij speelautomaten en casino's preventie van gokverslaving en het tegengaan van criminaliteit centraal. Handhaving heeft het afgelopen jaar extra aandacht gekregen, via participatie van EZ en haar toezichthouder – NMi Verispect BV – in het handhavingsoverleg kansspelen, samen met het ministerie van Justitie, politie, OM, gemeenten en Belastingdienst. Het Kabinet heeft in de tweede voortgangsrapportage kansspelen (Kamerstukken II 2002–2003, 24 036, nr. 280) aangegeven, voorlopig geen exploitatie voor eigen gewin op de casinomarkt toe te willen staan. Wel wordt een meerjarig onderzoek naar gokverslaving gestart. Gelet op het kabinetsstreven alle kansspelactiviteiten bij één ministerie onder te brengen, worden begin 2004 de EZ-taken voor speelautomaten en casino's overgedragen aan het Ministerie van Justitie. EZ zal nog, met Justitie, een brief over het speelautomatenbeleid aan de Tweede Kamer zenden.

1.3 Resultaten evaluatie-onderzoek

Evaluatieonderzoek beleidsartikel 1
Operationeel doelPlanning volgens begroting 2003Huidige stand van zaken
1. Operationeel doel 1.2.12006Planning ongewijzigd
2. Operationeel doel 1.2.22004/2005Planning ongewijzigd
3. Operationeel doel 1.2.32006Planning ongewijzigd
4. Operationeel doel 1.2.42005Planning ongewijzigd

2 BEVORDEREN VAN INNOVATIEKRACHT

Onderdelen toelichting
2.0Budget en formatie
2.1Algemene doelstelling
2.2Operationele doelstellingen
 2.2.1 Infrastructuur voor innovatie
 2.2.2 Innovatie in de markt
 2.2.3 Excellente basis ICT
2.3Resultaten evaluatieonderzoek
2.4Groeiparagraaf

2.0 Budget en formatie

In verplichtingen

kst-29540-28-8.gif

Realisatie verplichtingen 2003 versus 2002 naar onderdeel (in € mln)

kst-29540-28-9.gif

In formatieplaatsen

kst-29540-28-10.gif

2.1 Algemene beleidsdoelstelling

Doelstelling is het versterken van de innovatiekracht van de Nederlandse economie op het gebied van kennis, technologie, arbeid en innovatief ondernemerschap. Daarbij worden onderscheiden: de kennisinfrastructuur, de intermediaire organisaties en de marktsector. De uitdaging van het innovatiebeleid is om de innovatiekracht op de middellange termijn tenminste te brengen op het niveau van het EU-gemiddelde en op de lange termijn op het niveau van de kopgroep van EU-landen.

Algemeen

Innovatie is een sleutelfactor voor het bereiken van duurzame economische groei. Een land dat in staat is met nieuwe kennis voortdurend nieuwe en kwalitatief betere producten, processen en diensten met succes op de markt te brengen, heeft een belangrijke troef in handen voor economische groei. Vanwege het belang van innovatie voor onze economie plaatst het kabinet dit onderwerp hoog op haar beleidsagenda, met het in 2003 uitbrengen van de Innovatiebrief en het oprichten van het Innovatieplatform.

Doelbereik

Het innovatiebeleid neemt markt- en systeemimperfecties weg en voorziet daarmee in goede randvoorwaarden en prikkels voor innovatie. Het zijn echter de bedrijven die beslissen over de hoogte en richting van hun investeringen en het innovatieve gehalte daarvan. Van een directe 1 op 1 relatie tussen kabinetsbeleid en de innovatiekracht van onze economie is daarom geen sprake. Methodologisch moet ook rekening gehouden worden met het lange termijngehalte van het beleid. Het scheppen van goede randvoorwaarden en prikkels leidt niet «per ommegaande» tot hogere R&D-uitgaven. Bovendien komen de benodigde gegevens voor het benchmarken van het Nederlandse «innovatieprofiel» ex post beschikbaar, zodat dit Jaarverslag geen inzage kan geven in het effect van het in 2003 gevoerde beleid op de Nederlandse economie anno 2003. Daarom ligt het accent in het Jaarverslag op het door EZ gevoerde beleid («hebben wij gedaan wat we zouden gaan doen?») en wordt aan de hand van ex post evaluaties de effectiviteit van het beleid gemeten.

 
Prestatie-indicatorStreefwaarden (gelijk voor alle indicatoren)Realisatie
• R&D-uitgaven van bedrijven als % bruto binnenlands product• 2005: EU-gemiddelde • 2010: kopgroep van EU15-landen• NL: 1,10 (2001); 1,11 (2000); 1,14 (1999) EU: 1,25 (2001); 1,22 (2000); 1,19 (1999)
• Aandeel innovatieve bedrijven als % totaal aantal bedrijven A. Aandeel innovatieve bedrijven in de industrie B. Aandeel innovatieve bedrijven in de diensten A. NL: 51 (2000); 55 (1998); 56 (1996) A. EU: 44 (2000); EU: 46 (1996) B. NL: 36 (2000); 36 (1998); 36 (1996) B. EU: 37 (2000) ; EU: 40 (1996)
• Aandeel innovatieve bedrijven met samenwerkingsverbanden als % totaal aantal innovatieve bedrijven • NL: 24 (2000); 27 (1998); 28 (1996) EU: 18 (2000); EU: 25 (1996)
• Omzetaandeel met nieuwe of verbeterde producten in de industrie als % totale omzet industrie NL: 21 (2000); 25 (1998); 25 (1996) EU: 32 (2000); EU: 32 (1996)

Bronvermelding1

1 R&D-indicator: OECD, Main Science and Technology Indicators, 2003/2. Overige indicatoren: cijfers over 2000 ontleend aan Eurostat, Survey on innovation in EU enterprises, Third Community Innovation Survey, New Cronos database (februari 2004) en aanvullende informatie van het CBS voor Nederland (december 2003); cijfers over 1996 en 1998 voor Nederland afkomstig uit CBS-publicaties «Kennis en economie 2000» en «Kennis en economie 1998» en aanvullende informatie van CBS (januari 2003); cijfers over 1996 voor EU-gemiddelde ontleend aan Eurostat, Survey on innovation in EU enterprises, Second Community Innovation Survey, CD-rom (uitgebracht in 2000). Het EU-gemiddelde voor de R&D-indicator is een gewogen gemiddelde voor de 15 EU-landen. De EU-gemiddelden voor de overige indicatoren zijn gewogen gemiddelden voor de EU-landen waarvoor op het moment van schrijven cijfers beschikbaar zijn uit de Community Innovation Survey van Eurostat (voor 2000 zijn dit de 15 EU-landen exclusief het VK en Ierland, voor 1996 zijn dit de EU-15 landen exclusief Griekenland en Luxemburg; voor 2000 zijn het nog voorlopige cijfers). Het EU-gemiddelde voor het percentage innovatieve bedrijven in de industrie in 1996 is door EZ geconstrueerd, omdat de 1996- en 2000-cijfers van Eurostat voor deze indicator niet voldoende vergelijkbaar zijn vanwege een statistische verandering in de rapportage (eerst bedrijven met 20 of meer werknemers, nu bedrijven met 10 of meer werknemers).

kst-29540-28-11.gif

Bronvermelding2

2 Zie voor de bronnen de voetnoot bij de tabel met prestatie-indicatoren. De cijfers voor de R&D-uitgaven van bedrijven hebben betrekking op 2001. De cijfers voor de overige indicatoren hebben betrekking op 2000, met uitzondering van de cijfers voor het VK, die refereren aan de situatie in 1996.

Beoordeling innovatiepositie van Nederland

• De R&D-uitgaven van bedrijven zijn als % van het bruto binnenlands product (bbp) licht gedaald in de periode 1999–2001. Afgerond blijft deze indicator op 1,1% en dus stabiel. Het EU-gemiddelde laat echter een trendmatige stijging zien waardoor de achterstand van Nederland op het EU-gemiddelde iets is vergroot.

• Het percentage innovatieve bedrijven in de industrie is tussen 1996 en 2000 gedaald in Nederland, maar Nederland blijft wel een sterke positie houden ten opzichte van het EU-gemiddelde. Het percentage innovatieve bedrijven in de dienstverlening is in Nederland stabiel gebleven, terwijl het EU-gemiddelde tussen 1996 en 2000 daalde. Nederland blijft bij deze indicator nu nog licht achter op het EU-gemiddelde.

• Het percentage innovatieve bedrijven met samenwerkingsverbanden is in Nederland tussen 1996 en 2000 gedaald. Het EU-gemiddelde bij deze indicator daalt echter veel sterker. Dit betekent dat Nederland nu ver boven het EU-gemiddelde uitkomt.

• Het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten in de industrie blijft een zwak punt voor Nederland. Terwijl het EU-gemiddelde hier gelijk is gebleven, daalde het cijfer voor Nederland in de periode 1996–2000.

Bovenstaande geeft een gemengd beeld. Op een aantal prestatie-indicatoren wordt een daling geconstateerd maar Nederland scoort, afgezet tegen het EU-gemiddelde, toch niet slecht. Als meer indicatoren in beschouwing worden genomen, kan Nederland een vrij hoge positie worden toegekend binnen de EU. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het European Innovation Scoreboard 2003 van de Europese Commissie, waar Nederland een zesde positie inneemt op een samengestelde innovatie-index1. Nederland scoort vooral goed wat betreft het aantal octrooien en de omvang van de publieke R&D. Nederland scoort echter laag op cruciale indicatoren als bedrijfs-R&D en het aantal afgestudeerden in wetenschap en techniek. Zorgelijk is dat Nederland wat betreft ontwikkelingen op de meeste indicatoren achterblijft bij de belangrijkste concurrenten. Deze relatieve achteruitgang van Nederland ten opzichte van de andere landen resulteert volgens het European Innovation Scoreboard in een innovatiestatus die te beschrijven is als«losing momentum». Concreet betekent dit dat Nederland in Europa nog wel een vrij hoge positie heeft wat betreft innovatieprestaties, maar dat de sterkere landen van ons weglopen terwijl de zwakkere landen op ons inlopen.

Noodzaak tot verbeteren prestaties: de Innovatiebrief en het Innovatieplatform

Het kabinet heeft in 2003 de koers voor het innovatiebeleid bepaald met de Innovatiebrief en zorgt met het Innovatieplatform voor een ijsbreker die het veld in beweging zet en knelpunten aanpakt.

De Innovatiebrief kent drie hoofdlijnen:

1. Versterken van het innovatieklimaat;

2. Meer dynamiek; naar meer mensen die innoveren;

3. Benutten van innovatiekansen door focus en massa.

De Innovatiebrief heeft als uitgangspunt dat ondernemers die willen innoveren moeten kunnen rekenen op een overheid die:

• hen ruimte biedt;

• hen ondersteunt bij het economisch benutten van nieuwe en bestaande kennis;

• samenwerking met kennisinstellingen mogelijk maakt;

• samen met ondernemers investeert in sleuteltechnologieën voor de toekomst;

• zorgt dat het makkelijker wordt juiste mensen aan te trekken.

Door het nieuwe innovatiebeleid lopen twee belangrijke lijnen. Het beleid moet ten eerste bijdragen aan het streven naar duurzaamheid. Ten tweede met het beleid inspelen op internationale (Europese) ontwikkelingen.

Het Innovatieplatform is op 5 september 2003 onder leiding van de minister-president van start gegaan met leden uit het bedrijfsleven, het kabinet en de onderzoekswereld.

2.2 Operationele doelstellingen

De algemene doelstelling kan worden onderverdeeld in drie operationele doelstellingen:

2.2.1 Een internationaal toonaangevende infrastructuur voor innovatie

2.2.2 Ontwikkeling van innovatie in de markt

2.2.3 Een excellente ICT-basis

2.2.1 Een internationaal toonaangevende infrastructuur voor innovatie

Het beleid richt zich op de innovatieve infrastructuur met als doel dat Nederland zich in alle opzichten aan het internationale niveau kan meten. De activiteiten zijn primair gericht op:

Operationeel doel 2.2.1begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen156,1142,4– 13,7– 9%
Belangrijkste reden afwijkingSaldo van lagere uitgaven voor Technologische vernieuwing en Innovatief ondernemerschap en hogere uitgaven voor Topinstituten, TNO en IOP's. 

A. Het verbeteren van de aansluiting van de publieke kennisontwikkeling op de kennisvraag van bedrijven;

B. Het verbeteren van de balans tussen kennisbescherming en kennisverspreiding;

C. Het versterken van de bijdrage van het menselijk kapitaal aan innovatie;

D. Het stimuleren van innovatief ondernemerschap.

A. Het verbeteren van de aansluiting van de publieke kennisontwikkeling op de kennisvraag van bedrijven

Tabel 2.2.1.A: Prestatiegegevens kennisontwikkeling en kennisvraag
Prestatie-indicatorStreefwaardenRealisatie
Aandeel innovatieve bedrijven dat innoveert in samenwerking met universiteiten en researchinstellingen als % van het totaal aantal innovatieve bedrijven2005: Realiseren EU15-gemiddelde 2010: Kopgroep van EU15-landen voor zowel samenwerking met universiteiten als samenwerking met researchinstellingen• Samenwerking met universiteiten: NL: 6% (2000); 7% (1998); 7% (1996); EU: 8% (1996) • Samenwerking met researchinstellingen: NL: 7% (2000); 8% (1998); 7% (1996); EU: 8%(1996)

Bronvermelding1

1 Gegevens verstrekt door CBS (2003); Eurostat (2000), Survey on Innovation in EU enterprises, Second Community Innovation Survey, CD-rom, Luxemburg. Op vertraagd beschikbaar komen van realisatiecijfers wordt in de groeiparagraaf in gegaan.

De inzet op focus en massa in onderzoek en op versterking van de wisselwerking tussen publieke kennisinfrastructuur en bedrijven staat centraal in het huidige wetenschaps- en innovatiebeleid. Zie onder andere de aangekondigde actielijnen in de Innovatiebrief1   en het Wetenschapsbudget2.

In 2003 is gestart met de ontwikkeling van een nieuw programmatisch instrument dat de publiek-private wisselwerking gaat versterken. Dit instrument beoogt integrale, programmatische innovatie door bedrijven en kennisinstellingen over de gehele innovatieketen, te faciliteren. Een aantal bestaande subsidieregelingen zal in dit instrument opgaan. Daarnaast komt uit de kennisenveloppe structureel € 50 mln voor dit nieuwe programmatische instrument beschikbaar.

Eind november 2003 heeft het kabinet besloten om ruim € 800 mln te investeren in de kennisinfrastructuur (ICES/KIS 3; Kamerstukken II, 2003–2004, 25 017, nr. 45). Van dit bedrag is voor € 730 mln subsidie toegekend aan 34 onderzoeksprogramma's en is € 70 mln in reserve gehouden om in de eerste helft van 2004 nog eens drie programma's op het terrein van duurzame systeeminnovaties (fundamentele kennisontwikkeling, mobiliteit en landbouw) te kunnen honoreren. Dit besluit geeft een krachtige impuls naar de kennisinfrastructuur op vijf voor de Nederlandse economie strategische gebieden, te weten ICT, hoogwaardig ruimtegebruik, microsysteem- en nanotechnologie, duurzame systeeminnovaties en gezondheids-, voedings-, gen- en biotechnologische doorbraken.

B. Het verbeteren van de balans tussen kennisbescherming en kennisverspreiding

Tabel 2.2.1.B: Prestatiegegevens kennisbescherming en kennisverspreiding
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Aandeel van Nederlandse octrooiaanvragen in totaal Europese octrooiaanvragen in kader Europees Octrooi Verdrag (EOV)Handhaven positie in top 5 EOV-lidstaten Top 5: 29%Cijfers 2003 komen in 2004 beschikbaar• NL: 9,5% (2002; 3e plaats); 10,0% (2001; 3e plaats); 8,9% (2000; 3e plaats) • Top5 EOV-lidstaten: DL: 39,4% (2002); 39,7% (2001); 40,4% (2000) FR:12,8% (2002) 12,7% (2001); 13,7% (2000) NL: 9,5% (2002); 10,0% (2001); 8,9% (2000) VK: 8,8% (2002); 9,0% (2001); 8,8% (2000) Zwi: 7,3% (2002); 7,1% (2001); 7,2% (2000)

Het percentage Europese octrooiaanvragen dat vanuit Nederland is ingediend, geeft een indicatie van het belang dat in Nederland wordt gehecht aan industriële eigendom als middel voor kennisbescherming en kennisexploitatie. Nederland neemt al jaren de derde plek op de Europese ranglijst in, na Duitsland en Frankrijk.

• In 2003 zijn door EZ de kosten van octrooiering onderzocht. Gebleken is dat taksen voor instandhouding van octrooien in vergelijking met de meeste andere Europese landen hoog zijn; EZ bekijkt of reductie van taksen nodig is.

• Een belangrijke modernisering van het Europese octrooistelsel bestaat uit de totstandbrenging van een Gemeenschapsoctrooi waar de Raad in 2004 een definitief besluit over zal nemen. Belangrijke doelstelling ervan is verlaging van de octrooikosten.

• Samen met OC&W, de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) en de universiteiten is gewerkt aan het octrooi- en kennisexploitatiebeleid van Nederlandse universiteiten. Onderdeel hiervan is de totstandbrenging van een ondersteunend netwerk van universitaire specialisten op dit gebied.

• Het beoogde beleidsexperiment universitaire octrooiaanvragen wordt opgenomen in de Subsidieregeling Kennisexploitatie (SKE), welke momenteel als onderdeel van Technopartner ontwikkeld wordt.

C. Het versterken van de bijdrage van het menselijk kapitaal aan innovatie

Tabel 2.2.1.C: Prestatiegegevens Menselijk kapitaal
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Aandeel kenniswerkers (HRST) als percentage van bevolking ouder dan 15 jaar(Middel)lange termijn: handhaven positie in top 5 van EuropaCijfers over 2003 komen in 2004 beschikbaar• NL: 31% (2002; 1e pl); 30% (2001; 2e pl) • Gem. EU-Top 5: 29,4% (2002); 29,4% (2001)
Aandeel 25 tot 64-jarigen dat vier weken voorafgaand aan de enquête participeerde in enige vorm van scholing of training(Middel)lange termijn: handhaven positie in top 5 van EuropaNL; 16,5% (2003; 5e pl)Gem. Top 5: 21,7% (2003)• NL: 16,4% (2002; 5e pl); 16,3% (2001; 5e pl) • Gem. EU-Top 5: 20,4% (2002); 19,3% (2001)

Bronvermelding1

1 Cijfers HRST: «Kennis en economie 2003», CBS; Cijfers Aandeel 25–64-jarigen: Eurostat (2003).

Op beide prestatie-indicatoren scoort Nederland goed. Voor wat betreft het aandeel in de deelname aan scholing scoort Nederland boven het Europese gemiddelde, maar nog steeds beduidend lager dan Zweden, Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Finland.

• Van de instrumenten, zoals Arbeidsradars, Scholingsimpuls, EVC, Investors in People en Profijt Mens en Kennis, die worden ingezet om de bijdrage van het menselijk kapitaal te versterken, is ook in 2003 volop gebruik gemaakt.

• In 2003 zijn de voorbereidingen getroffen voor een platform Leven Lang Leren. De kabinetsreactie op het SER-advies «Leven Lang Leren» is begin januari 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2003–2004, 27 406, nr. 7). Deze reactie bevat de kabinetsvoornemens op dit terrein.

• Eind 2003 is de door OCW, SZW en EZ gezamenlijk opgestelde Nota Deltaplan Bèta/techniek1 naar de TK gezonden. De nota bevat een analyse van de verwachte kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan kenniswerkers en een agenda voor het aanpakken hiervan. De agenda bevat ook initiatieven om de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren.

• Alle projecten van de ICT-Taskforce zijn in 2003 afgerond. In 2004 vindt de evaluatie plaats.

• Het driejarige pilot-project regioregie is afgerond in 2003. Ter afsluiting is een landelijk symposium gehouden waarbij de positieve ervaringen met het project gepresenteerd zijn. In 2004 zullen de ervaringen verder geanalyseerd worden en waar mogelijk geïntegreerd worden in nieuwe initiatieven op het gebied van onderwijs en ondernemerschap.

D. Het stimuleren van innovatief ondernemerschap

Tabel 2.2.1.D: Prestatiegegevens Innovatief ondernemerschap
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Aantal technostartersToename aantal technostarters met 50% in 2004 t.o.v. 1999Nieuwe cijfers in 2005 beschikbaar• 1999: 1100 technostarters
Aandeel snelle groeiers als % van het aantal middelgrote bedrijvenOp lange termijn op gemiddelde van benchmarklanden (VS, VK, Denemarken, België, Duitsland)Nieuwe cijfers in 2005 beschikbaar• NL: 9% (1998–2001); NL: 10% (1995–1998) • Gem. benchmarklanden: 15% (1998–2001); 17% (1995–1998)

Bronvermelding1

1 Aantal Technostarters: Ernst & Young (2001), Internationale Benchmark Technostarters, Utrecht. Aandeel snelle groeiers: EIM (2001), Internationale benchmark ondernemerschap 2001, Zoetermeer.

Het aantal technostarters betreft een meting uit 2002 voor het jaar 1999. Eind 2004 zal een volgende meting plaatsvinden.

Het aandeel snelle groeiers is in de periode 1998–2001 ten opzichte van 1995–1998 van 10% naar 9% gedaald. In de benchmarklanden is het percentage snelle groeiers ook afgenomen (17% vs. 15%). Hierbij speelt een rol dat de economische groei gemiddeld lager was in 1998–2001 t.o.v. 1995–1998. De daling van dit gemiddelde wordt met name veroorzaakt door de lagere economische groei in de VS en de VK.

• Het technostartersbeleid is uitgewerkt in het Actieprogramma TechnoPartner dat in januari 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd is (Kamerstukken II, 2003–2004, 27 406, nr. 5). TechnoPartner bevat een pakket van samenhangende acties: de Technopartner Seed faciliteit, de TechnoPartner Subsidieregeling Kennisexploitatie en de instelling van een TechnoPartnerplatform. Deze acties worden in 2004 verder uitgewerkt. Technopartner neemt de plaats in van en bouwt verder op wat bereikt is met initiatieven als Dreamstart, Twinning en Biopartner.

• De MKBalans, een hulpmiddel voor ondernemers om hun eigen performance te beoordelen en verbeteringen in de bedrijfsvoering aan te geven, heeft een bredere toepassing gekregen en is via Syntens dichter bij de doelgroep geplaatst.

• In 2003 is ook besloten is om geen apart Actieplan Facility Sharing uit te brengen. Uit onderzoek blijkt dat er voor EZ geen noodzaak is om op dit terrein specifiek beleid te voeren1.

• De subsidiering van Growth Plus Nederland (GPN) is door EZ per 1 januari 2004 beëindigd. Een onderzoeksbureau onderzoekt momenteel welk snelle groeiers beleid gewenst is.

• In 2003 is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om bestaande initiatieven te verbreden naar niet-technologische innovatie en de rol die de overheid hierin zou kunnen nemen. Op basis van de resultaten wordt een beleidsexperiment vorm gegeven.

2.2.2 Ontwikkeling van innovatie in de markt

Operationeel doel 2.2.2begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen206,7234,327,513%
Belangrijkste reden afwijkingSaldo van hogere uitgaven voor Technologische ontwikkelingsprojecten en Internationale ruimtevaartprogramma's en lagere uitgaven voor de EET-regeling, het kennisoverdrachtsinstrumentarium en Nationale ruimtevaartprogramma's. 

Het beleid gericht op deze doelstelling draagt direct bij aan prestaties van de marktsector en dus aan de vier prestatie-indicatoren die zijn geformuleerd voor de algemene beleidsdoelstellingen in paragraaf 2.1. Met name de indicator R&D-uitgaven van bedrijven is een directe prestatie-indicator voor deze operationele doelstellingen.

EZ stimuleert het bedrijfsleven tot een continue verbetering van productieprocessen en producten, zodat de Nederlandse bedrijven tot de internationale koplopers gaan c.q. blijven behoren. De activiteiten zijn gericht op:

A. Het vergroten van investeringen in kennisontwikkeling door individuele bedrijven en in samenwerkingsverbanden;

B. Het vergroten van de verspreiding van kennis naar bedrijven, met name het MKB;

C. Het stimuleren van kennisontwikkeling en -benutting op strategische gebieden.

A. Het vergroten van investeringen in kennisontwikkeling door individuele bedrijven en in samenwerkingsverbanden;

EZ is in 2003 met een nieuwe stroomlijningsoperatie voor het innovatie-instrumentarium gestart. Deze actie wordt eind 2005 afgerond. Het nieuwe bedrijfsgerichte innovatie-instrumentarium gaat bestaan uit zes blokken volgens de lijn1:

1. Bedrijven die willen innoveren en dat vooral willen doen door voor hen nieuwe kennis te gebruiken worden ondersteund bij deze kennisoverdracht (onder andere via Syntens);

2. Voor bedrijven die zelf R&D willen doen, wordt via fiscale weg de drempel om R&D te verrichten verlaagd (WBSO welke verruimd is in 2004);

3. Complexe innovaties vereisen de combinatie van kennis die één onderneming alleen niet in huis heeft. Volgende stap is R&D-samenwerking, al dan niet internationaal of samen met de kennisinfrastructuur.

4. De samenwerking kan projectmatig zijn (concrete samenwerkingsprojecten in tijd begrensd), daarvoor is de regeling Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten, (een bundeling van de instrumenten TS, EET, BSE en TOP) die per 1 januari 2004 in werking is getreden.

5. De samenwerking kan een lange termijn programmatisch karakter hebben (in de vorm van meerjarige onderzoeksprogramma's), waarvoor het nieuwe programmatisch instrument wordt vorm gegeven;

6. Daarnaast is er bijzondere aandacht voor startende ondernemingen die willen ondernemen met kennis (TechnoPartner);

7. Voor elk van die bedrijven geldt dat het van belang is om aandacht te besteden aan de beschikbaarheid van kennis en kunde van mensen. Innoveren is immers mensenwerk.

Met deze focus brengt EZ het aantal instrumenten fors terug.

Individuele instrumenten

• Voor de WBSO zijn 18 669 aanvragen ingediend, waarvan er 4 903 geheel zijn afgewezen en 13 766 geheel of gedeeltelijk zijn gehonoreerd. De gehonoreerde aanvragen betekenen € 425 mln toegekende vermindering van loonbelasting. Het MKB krijgt daarvan € 279 mln (66%). De afgelopen jaren is gebleken dat ongeveer 78% van het bedrag aan toegekende vermindering daadwerkelijk bij de belastingaangifte in mindering is gebracht.

• Economie, Ecologie en Technologie (EET): in 2003 zijn in de kwalificatieronde voor EET 48 aanvragen ingediend (€ 74 mln) en voor kiemprojecten 63 projecten (€ 5,7 mln). Het aantal gehonoreerde aanvragen is 24 voor EET (36,5 mln; bij 81% is MKB betrokken) en 21 voor kiemprojecten (€ 2 mln; 34% van MKB betrokken). Er komt resp. 18% en 6% van het gehonoreerde budget bij het MKB terecht.

• Technologische Samenwerking: in totaal zijn 331 projectaanvragen ingediend voor een totaalbedrag van € 259 mln. Daarvan voldeden 266 aanvragen aan de criteria en zijn uiteindelijk 95 aanvragen gehonoreerd (€ 81,9 mln). Van het totaalbedrag is 33% bij het MKB terechtgekomen.

B. Het vergroten van de verspreiding van kennis naar bedrijven, met name het MKB;

In 2003 is de pilot innovatienet gestart met een beperkt aantal deelnemers. Eind 2004 wordt de pilot afgerond en geëvalueerd.

De vernieuwde aansturing van Syntens die van kracht werd met ingang van 2003 is zowel door Syntens als EZ als een verbetering ervaren. Op basis van een lijst met zorgvuldig geselecteerde prestatie-indicatoren zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de prestaties van Syntens worden beoordeeld.

In 2003 heeft de Vereniging FME-CWM een gewijzigd businessplan First Mover Faciliteit ingediend. Dit was echter nog onvoldoende transparant om er concept-leningsovereenkomsten op te kunnen baseren, deze vervolgens op de (mogelijke) aspecten van staatssteun te kunnen beoordelen en te kunnen beslissen over een lening.

Dit betekent dat de nodige werkzaamheden in 2004 worden voortgezet.

Individuele instrumenten

Kennisoverdracht ondernemers MKB (SKO): Het totaal aantal aanvragen in 2003 bedraagt 744 (€ 7,1 mln). 583 aanvragen zijn gehonoreerd voor een totaalbedrag van € 5,3 mln.

Branchegerichte kennisoverdracht (SKB): In 2003 zijn er 23 aanvragen ingediend (€ 2,3 mln) waarvan er 15 zijn gehonoreerd (€ 1,5 mln).

C. Het stimuleren van kennisontwikkeling en -benutting op strategische gebieden.

EZ besteedt specifieke aandacht aan innovatiegebieden met grote potentiële baten voor de Nederlandse economie. Systematisch verkent EZ nieuwe, veelbelovende gebieden om potentiële sleuteltechnologieën te identificeren. Duurzaamheid speelt daarbij een grote rol.

Life Sciences

Op verzoek van de Tweede kamer is eind 2003 door de minister van EZ en de staatssecretaris van VWS schriftelijk verslag1 gedaan van de in Nederland geboekte voortgang in het kader van de follow-up EU Strategy paper on Life Sciences.

Het onderzoek naar de beheerslast en uitvoerbaarheid van de wet- en regelgeving voor life sciences, zoals aangekondigd in de Integrale Nota Biotechnologie2, is in opdracht van EZ uitgevoerd en begin 2003 afgerond. De reacties van 35 bij biotechnologie betrokken externe organisaties zijn verwerkt en gebruikt voor vervolgactiviteiten die EZ in het Actieplan Life Sciences heeft aangekondigd (begin 2004).

Sleuteltechnologieën

• In 2003 zijn de activiteiten op het gebied van andere sleuteltechnologieën als microysteemtechnologie, robotica, scheidingstechnologie en functionele materialen voortgezet. Daarbij lag de nadruk vooral op het verkrijgen van draagvlak bij het bedrijfsleven voor (het beslissen over) verdere activiteiten op deze gebieden. Voor bovengenoemde gebieden zijn in 2003 verdiepingsstudies gereedgekomen en zijn of worden programma's ontwikkeld.

• In 2003 zijn ook verkenningen uitgevoerd naar nieuwe strategische innovatiegebieden. Deze hebben geleid tot studies op het gebied van witte biotechnologie, functional foods, visuele communicatie en domotica (electronische communicatie tussen apparaten in en rond het huis). Daarnaast is (in het kader van de IOP's) een studie naar taal- en spraaktechnologie is uitgevoerd. Voor de onderwerpen witte biotechnologie en functional foods bereid EZ op dit moment verdiepingsstudies voor.

• Eind 2003 is een samenwerkingsverband tussen EZ, TNO, Senter en NWO tot stand gekomen om met gebruikmaking van het door EZ ontwikkelde systeem Dynamo (Dynamisch Monitoring Systeem) nieuwe gebieden op te sporen. Hiervan worden de eerste resultaten in het voorjaar verwacht.

Lucht en Ruimtevaart

De CVO-regeling stimuleert innovatieve kennisontwikkeling op het vlak van vliegtuigtechnologie. Het CVO budget voor 2003 bedroeg € 5,2 mln, waarvan € 2,2 mln is gefinancierd uit het revolving fund van het NIVR. Uit dit budget zijn drie grote industriële onderzoeken gesubsidieerd in het kader van de participatie van de Nederlandse industrie in de bouw van de Airbus A 380. Deze onderzoeken liggen op het terrein van materialen (Glare en composieten) en gietvormen.

In 1999 zijn de taken en de organisatie van het NIVR substantieel gewijzigd met als doel haar rol op diverse terreinen van lucht- en ruimtevaart te versterken en te verbreden. In 2003 zijn de tot dan behaalde resultaten geëvalueerd (zie ook 2.2.2. evaluaties).

De subsidieregeling prekwalificatie ESA-programma's (PEP) is in 2003 van kracht geworden.3

2.2.3 Een excellente ICT-basis

Operationeel doel 2.2.3begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen86,081,5– 4,5– 5%
Belangrijkste reden afwijkingLagere uitgaven voor Overig ICT-beleid. 

Nederland moet internationaal voorop lopen in de creatie van nieuwe activiteiten en toepassingen van ICT in bestaande economische activiteiten. Het gaat daarbij om:

A. Het bevorderen van samenhang en integratie van het overheidsbrede ICT-beleid;

B. Het ontwikkelen van een ICT-kennispositie van een hoog gehalte;

C. Het stimuleren van de toepassing van internet en e-commerce door het MKB;

D. Het verbeteren van de randvoorwaarden voor de informatiemaatschappij.

A. Het bevorderen van samenhang en integratie van het overheidsbrede ICT-beleid

EZ is sinds 2002 het coördinerende ministerie voor het kabinetsbrede ICT-beleid en wil een krachtig beleid voeren als het gaat om het realiseren van een betrouwbare en veilige internet infrastructuur en innovaties in de telecommunicatie-infrastructuur en -applicaties.

• De nota De Digitale Delta is opgevolgd door de kabinetsbrede ICT agenda1 waarin de resultaten uit de tweejaarlijkse voortgangsrapportage van De Digitale Delta en uit de ICT-toets zijn verwerkt.

• Het Actieplan eEurope 2005 van de Europese Commissie2 is in 2003 van start gegaan. De eEurope Stuurgroep is een aantal keren bijeengekomen. Zij is ingesteld om een overzicht te verschaffen van alle lopende e-initiatieven en de voortgang met betrekking tot de implementatie van het actieplan te monitoren.

• Daarnaast is in 2003 ook een meerjarenprogramma onder de naam Modinis3 aangenomen. Dit financieel programma (€ 21 mln) dient ter ondersteuning van de nationale inspanningen die zijn gericht op de omvorming van Europa in een kenniseconomie. Specifiek dient het programma voor de monitoring van eEurope, verspreiding van goede praktijken en de verbetering van de netwerk- en informatieveiligheid.

B. Het ontwikkelen van een ICT -kennispositie van een hoog gehalte.

Tabel 2.2.3.A: Prestatiegegevens ontwikkelen ICT-kennispositie
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
R&D op het gebied van ICT (zowel de aanbod- als gebruikerskant) door bedrijven en researchinstellingen gemeten in arbeidsjaren en uitgavenEen hogere groei van de ICT-R&D door bedrijven en researchinstellingen in manjaren en uitgaven dan de groei van de R&D op andere technologiegebiedenIn 2001 bedroeg de ICT-R&D 21 861 manjaren en in uitga- ven € 2,1 mld. De R&D op andere technologiegebieden bedroeg 38 914 manjaren en in uitgaven € 3,6 mldIn 1999 bedroeg de ICT-R&D 21 341 manjaren en in uitga- ven € 2,0 mld. De R&D op andere technologiegebieden bedroeg 30 185 manjaren en in uitgaven € 2,7 mld.

Bron: CBS 2-jaarlijkse R&D Enquête 2001&2003

De R&D in de ICT sector groeit, maar lichter dan in de overige sectoren. Dit valt – gelet op de periode waarop de cijfers betrekking hebben – te verklaren vanuit de sterke teruggang van de ICT-markt in die periode, mede gelet op het feit dat ook de Telecomsector als onderdeel van de ICT markt wordt meegenomen.

Met het actieplan «Concurreren met ICT Competenties» is de basis gelegd voor het kabinetsbeleid op het gebied van ICT, kennis en innovatie. In 2003 is EZ doorgegaan op het pad van versnelde innovatie door ICT-doorbraakprojecten en versterking en transparantie van het ICT-onderzoek. Daarnaast zijn in 2003 de voorbereidingen gestart voor het opstellen van een hernieuwde beleidsagenda voor ICT Kennis en Innovatie. Deze agenda zal in 2004 verschijnen en is een nadere concretisering van de Innovatiebrief1 en de kabinetsbrede ICT-beleidsagenda.

Het ICT-Forum heeft dit jaar haar eerste visie afgegeven op het Nederlandse ICT-onderzoek «Innoveren door ICT»2. Het ICT-Forum adviseert om een regieorgaan op te richten. EZ en OCW nemen dit advies over en zullen in 2004 een ICT-regieorgaan oprichten, in samenwerking met het ICT-Forum en NWO.

In 2003 is voor het derde achtereenvolgende jaar het ICT-kenniscongres gehouden.

In 2003 is het besluit genomen om de activiteiten van Twinning af te bouwen, nadat in de afgelopen jaren bleek dat de markt niet in staat was het Twinning concept over te nemen of te ondersteunen. Twinning heeft een externe beheerder aangesteld voor het beheer van de portfolio van zo'n 20 ICT start-ups.

De projecten die in 2003 in het kader van de Subsidieregeling Breedbandproeven zijn ingediend, zijn afgerond. NL Kennisland verzorgt in 2004 een afsluitende publicatie. Uit de ervaringen blijkt dat de subsidieregeling gemeenten gestimuleerd heeft om verregaande projecten op te zetten en uit te werken. De internetsite www.breedbandproeven.nl kent een groot aantal bezoekers. De informatie en leerervaringen gebundeld op de genoemde internetsite worden in de toekomst «on-line» ontsloten.

C. Het stimuleren van de toepassing van internet en e-commerce door het MKB.

Tabel 2.2.3. B: Prestatiegegevens toepassing van internet en e-commerce door het MKB
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Percentage MKB-bedrijven dat zakelijke transacties via internet verrichtIn 2005 verricht tweederde van het MKB zakelijke transacties via internet (i.e. doet op elektronische wijze zaken met afnemers, toeleveranciers of andere zakelijke relaties)NIPO 2003: 66% van bedrijven doet wel eens aan elektronische transacties (waarvan 48% koop/verkoop van producten en diensten).NIPO 2001: 59% van bedrijven doen aan elektronische transacties (waarvan 35% koop/verkoop van producten en diensten).

Het NIPO verricht iedere twee jaar onderzoek naar de toepassing van internet en e-commerce door het MKB. Vandaar dat de cijfers van 2003 vergeleken worden met de cijfers van 2001. In het eerste kwartaal van 2003 verrichtte 66% van bedrijven wel eens zakelijke transacties. De doelstelling (2/3 MKB) is dus inmiddels gerealiseerd. Veel van die transacties betreffen elektronisch bankieren maar ook het percentage MKB-bedrijven dat elektronisch in- en/of verkoopt (e-business) is gestegen.

In 2003 zijn de verschillende onderdelen van het Nederland Gaat Digitaal-programma (workshops, adviestrajecten en brancheprogramma) uitgevoerd, positief ontvangen en positief geëvalueerd.

D. Het verbeteren van de randvoorwaarden voor de informatiemaatschappij

EZ draagt bij aan de beleidsvorming en wet- en regelgevingstrajecten ten aanzien van de (juridische) randvoorwaarden die noodzakelijk zijn om op nationaal en internationaal terrein een optimaal klimaat voor elektronische handel te creëren.

• EZ is betrokken geweest in de Groenboekprocedure1 van de Europese Commissie met betrekking tot de omzetting van het Verdrag van Rome van 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomsten in een communautair instrument, alsmede modernisering ervan (kortweg Rome I).

• Ook is in 2003 het project auteursrecht opgestart. In dit kader is eind 2003 het onderzoeksrapport opgeleverd naar de economische aspecten van het auteursrecht in de multimediasector2.

• In 2003 is de derde en laatste publicatie van De Digitale Economie uitgebracht welke mede is bekostigd door EZ. Vanaf 2004 zal deze integraal onderdeel gaan uitmaken van de reguliere werkzaamheden van het CBS. De door EZ ingestelde begeleidingscommissie van experts zal vanaf 2004 op verzoek van CBS als adviescollege fungeren.

2.3 Resultaten Evaluatie-onderzoek

Tabel stand van zaken programmering evaluatie-onderzoek
Operationeel doelPlanning volgens Begroting 2003Huidige stand van zaken
2.2.1 Een toonaangevende infrastructuur voor innovatie  
– Tussenevaluatie IOP Mens-Machine InteractieLoopt in 2002Afgerond in 2003
– Tussenevaluatie IOP PrecisietechnologieLoopt in 2002Afgerond in 2003
– Eindevaluatie IOP Beeldverwerking2003Start begin 2004. Vertraging omdat aantal projecten nog moest worden afgerond.
– Eindevaluatie IOP Oppervlaktetechnologie2003Start in 2003, afgerond in 2004
– ArbeidsradarLoopt in 2002Afgerond in 2003
– Nationaal Lucht- en ruimtevaartlab. (NLR)2003Start 2003, afgerond in 2004
– IOC: Stichting Duurzame Energie2003Start 2003, afgerond in 2004.
– Dreamstart2003Start 2003, afgerond in 2004
– Stichting WeTen2003Afgerond in 2003
– TNO2003 (i.s.m. met OCW)Gestart in 2003, afronding in 2004
   
2.2.2 Ontwikkeling van innovatie in de markt  
– SyntensLoopt in 2002Afgerond in 2003
– NIVRLoopt in 2002Afgerond in 2003
– Kennisoverdrachtinstrumenten2003Afgerond in 2003
– Civiele Vliegtuig Ontwikkeling (CVO)2003Gestart in 2003, afronding in 2004
   
2.2.3 Een Excellente ICT-basis  
– Brancheprogramma Nederland gaat DigitaalLoopt in 2002Afgerond in 2003
– Sp.OEDLoopt in 2002Afgerond in 2003
– MEDEA+2003Afgerond in 2003
– GigaPortJaarlijks (ICES /KIS2)Afgerond in 2003
Tabel resultaten afgeronde evaluaties en beleidsconclusies
Operationeel doelResultaten evaluaties en beleidsmatige conclusies
2.2.1 Een toonaangevende infrastructuur voor innovatie
– Tussenevaluatie IOP Mens-Machine InteractieUitkomst Positief. Inmiddels 2e fase gestart.
– Tussenevaluatie IOP PrecisietechnologieUitkomst positief. Inmiddels 2e fase gestart.
– ArbeidsradarOp grond van de afgeronde evaluatie van de Arbeidsradars wordt bezien of en hoe de Arbeidsradars een nieuwe invulling kunnen krijgen. Aansluiting bij de beleidslijnen uit het Deltaplan bèta/techniek ligt hierbij voor de hand.
– Stichting WeTenDe evaluatie van de Stichting Weten (Wetenschap- en Techniekcommunicatie) is in december 2003 afgerond en aan de minister van OCW aangeboden. Kabinetsstandpunt volgt voor zomer 2004.
  
2.2.2 Ontwikkeling van innovatie in de markt
– SyntensEvaluatie heeft geleid tot hernieuwde afspraken.
– NIVRDe evaluatie beveelt aan om de bestuurlijke en organisatorische opzet, zoals enige jaren geleden op hoofdlijnen ingesteld, te handhaven. De evaluatie bevat een aantal aanbevelingen die bijdragen aan een verdere kwaliteitsslag van het NIVR. Deze aanbevelingen zijn in het beleid m.b.t het NIVR verwerkt.
– Kennisoverdrachtinstru- mentenResultaten uit deze evaluatie zullen in 2004 worden gebruikt in het project Kennisoverdracht waarbij stroomlijning van deze kennisoverdacht-instrumenten aan de orde komt.
  
2.2.3 Een Excellente ICT-basis 
– Brancheprogramma Nederland gaat DigitaalDe belangrijkste conclusies zijn dat MKB-ers de onderdelen van het Nederland gaat Digitaal-programma positief beoordelen en dat de adviezen in de praktijk ook vaak tot implementatie van ICT leiden
– Sp.OEDIs opgegaan in Nederland gaat Digitaal en gezamenlijk geëvalueerd. Voor resultaten zie boven.
– MEDEA+De officiële resultaten worden gepresenteerd tijdens de bijeenkomst van de MEDEA+ Directors' Committee in Wenen in april 2004. De resultaten worden meegewogen bij de besluitvorming over de tweede fase van het programma (2005–2008).
– GigaPortHet GigaPort project is conform planning verlopen en heeft alle doelstellingen die in het oorspronkelijke businessplan genoemd zijn gerealiseerd, met benutting van de toegezegde middelen.

2.4 Groeiparagraaf

Op de volgende punten wil EZ de verantwoording over het artikel 2 verder verbeteren:

• Verbeteren beschikbaarheid en actualiteit van gegevens: De gegevens voor de indicatoren zijn voor het merendeel afkomstig uit de Community Innovation Survey (CIS) die door Eurostat, het statistische bureau van de EU, wordt gecoördineerd. De CIS wordt in een lage frequentie gehouden, namelijk eenmaal in de vier jaar. Omdat daarnaast de verwerkingstijd lang is, zijn de internationale gegevens weinig actueel. Zo zijn er voor het jaar 2000 pas zeer recent internationaal vergelijkbare voorlopige cijfers over innovatie beschikbaar gekomen. Pogingen van diverse lidstaten, w.o. Nederland, om het verwerkingsproces van de gegevens te versnellen zijn tot nu toe zonder resultaat gebleven. Gezien het belang dat de Europese raden van Lissabon en Barcelona aan innovatie toekennen, blijft Nederland (EZ en het CBS) zich in samenwerking met de Europese Commissie en een aantal andere EU-landen sterk inzetten voor het opvoeren van de frequentie van de Community Innovation Survey. Het CBS voert al enkele jaren voor Nederland de innovatie-enquête eens per twee jaar uit. Die frequentie wordt nu eindelijk ook voor de EU voorzien voor een selectie van indicatoren. Kerncijfers zoals die op het niveau van de algemene doelstelling van artikel 2 worden opgevoerd, zouden bij de huidige plannen van Eurostat (grotendeels) eens per twee jaar beschikbaar komen.

• Verbeteren monitoren en evalueren van innovatie: In februari 2004 gaat het Kennisnetwerk (KN) Evaluatie en Monitoring van start. Het primaire doel van het KN Evaluatie en Monitoring is het verhogen van de efficiëntie van het evaluatieproces en het verbeteren van de kwaliteit van de evaluaties. Daarnaast is in 2003 een digitaal hulpmiddel beschikbaar gesteld: DIKE – Digitaal Kenniscentrum. Daarin is al veel kennis gebundeld en ontsloten. In 2004 zal DIKE in het Netwerk Evaluatie & Monitoring verder worden uitgebouwd.

3. BEVORDEREN ONDERNEMINGSKLIMAAT

Onderdelen toelichting
3.0Budget en formatie
3.1Algemene doelstelling
 3.1.1 Doelbereik en rol EZ
 3.2.2 Algemene effectindicator
3.2Operationele doelstellingen
 3.2.1 Fysieke Ruimte
 3.2.2 Productiefactoren
 3.2.3 EZ als partner voor andere overheden en het bedrijfsleven
3.3Programmering beleidsevaluaties

3.0: Budget en formatie

In verplichtingen

kst-29540-28-12.gif

Realisatie verplichtingen 2003 versus 2002 naar onderdeel (in € mln)

kst-29540-28-13.gif

In formatieplaatsen

kst-29540-28-14.gif

3.1 Algemene beleidsdoelstelling

Op nationaal en regionaal niveau voorwaarden scheppen voor een internationaal concurrerend ondernemingsklimaat in Nederland.

Een aantal belangrijke onderdelen van het beleid dat de kwaliteit van het ondernemingsklimaat bepaalt, is bij EZ belegd. Artikel 3 betreft het beleid dat zich richt op de kernelementen:

1. Ruimte, bereikbaarheid en regionaal economische ontwikkeling;

2. Productiefactoren met als verbindende factor ondernemerschap;

3. EZ als partner voor andere overheden en het bedrijfsleven.

Algemene effectindicator

Bij het opstellen van de EZ-begroting 2003 werd door het CPB verwacht dat het groeitempo van de wereldeconomie duidelijk zou vertragen. Tegen die achtergrond was voorzien dat de investeringsquote zou dalen. Na het opstellen van de begroting 2003 is de conjuncturele situatie internationaal veel sterker verslechterd dan gedacht; voor het eerst sinds begin jaren tachtig belandde de Nederlandse economie in een recessie. De krimp van de nationale productie voltrok zich parallel met een forse daling van de bedrijfsinvesteringen. De investeringsquote bedroeg in het afgelopen jaar 16,3%, terwijl eerder een quote van ruim 18% werd verwacht. Hiermee liggen de investeringen op vrijwel hetzelfde niveau als tijdens de vorige conjuncturele neergang van begin jaren negentig.

Tabel 3.1.2: Effectindicator investeringsquote
EffectindicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Investeringsquote van bedrijvenaRelatieve toename van de investeringsquote ten opzichte van de afgelopen jaren. Het voorlopige dal van 1994 (ruim 16%) en de voorlopige piek van 2000 (bijna 20%) zijn hierbij ijkpunt.16,3%(bron: Macro Economische Verkenningen 2004)17,8%

aInvesteringen in vaste activa (exclusief woningen) als percentage van de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten (exclusief verhuur van en handel in onroerend goed).

Deze zorgelijke situatie onderstreept het belang van de beleidsopgave om de zwakten in de economische structuur aan te pakken, zodat de Nederlandse economie kan aanhaken wanneer de internationale conjunctuur weer aantrekt. In 2003 zijn hiertoe de nodige initiatieven door EZ genomen die onder de scope van dit beleidsartikel (verbetering van het ondernemingsklimaat) vallen. Een belangrijk voorbeeld is de beleidsbrief Ondernemerschap, die in december 2003 naar de Tweede Kamer is gestuurd. De beleidsbrief kent 43 actiepunten om het ondernemingsklimaat in Nederland te verbeteren. Ook de brief «Groei zonder grenzen: de werving van buitenlandse investeringen in een veranderde wereld», eveneens van december 2003, gaat nader in op het vestigingsklimaat en knelpunten die moeten worden aangepakt. Verder zijn in 2003 de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP) nader uitgewerkt.

3.2 Operationele doelstellingen

De algemene beleidsdoelstelling van artikel 3 heeft drie operationele doelstellingen:

3.2.1 Fysieke ruimte: Het versterken van het ondernemingsklimaat door te zorgen voor ruimte om te ondernemen, een goede bereikbaarheid van economische centra en economisch vitale steden en regio's.

3.2.2 Productiefactoren: Creëren en bewaken door de overheid van de randvoorwaarden die een optimale inzet van productiefactoren mogelijk maakt.

3.2.3 EZ als partner voor andere overheden en het bedrijfsleven: EZ signaleert knelpunten in het ondernemingsklimaat, reageert daarop en treedt op als zakelijke klant en partner in projecten, zowel richting andere overheden als richting het bedrijfsleven.

3.2.1 Fysieke ruimte

Operationeel doel 3.2.1begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen193,1147,7– 45,5– 24%
Belangrijkste reden afwijkingVervallen verplichtingenruimte zonder kasdekking voor het tweede amendement Hindriks (Kamerstukken II, 2001/02, 28 000 XIII, nr. 23) 

Deze operationele doelstelling wordt langs drie beleidslijnen ingevuld:

A) Zorgen voor voldoende fysieke ruimte van de juiste kwaliteit om te ondernemen.

B) Bereikbaarheid: goede bereikbaarheid van de economische centra, waaronder lucht- en zeehavens.

C) Regionaal economisch beleid: ontwikkeling van economisch vitale steden en regio's.

De doelstelling om meer samenhang, focus en resultaatgerichtheid in de nationale economische agenda aan te brengen wordt beschreven in het discussierapport Gebiedsgerichte Economische Perspectieven. In 2003 heeft EZ een uitgebreide externe consultatieronde gehouden over dit rapport. De doelstellingen worden alom onderschreven. Tegelijkertijd heeft het rapport vragen opgeroepen over de onderbouwing van de gemaakte keuzes. De ruimtelijk-economische uitwerking is in gang gezet via onder meer voorbereidingen voor de economische pijler van het Grotestedenbeleid en het Actieplan Bedrijventerreinen. Voor het regionaal innovatiebeleid zijn interne verkenningen uitgevoerd naar nut en noodzaak hiervan in relatie tot het generieke innovatiebeleid. Vervolgens is besloten hiervoor een pilot-project uit te voeren in de regio Eindhoven-Leuven-Aken.

A. Zorgen voor voldoende fysieke ruimte van de juiste kwaliteit om te ondernemen.

Tabel 3.2.1.A: Prestatiegegevens bedrijventerreinen
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Tijdige realisatie door andere overheden van kwalitatief en kwantitatief voldoende ruimte voor economische activiteiten op de juiste plek.• Verrichten inhaalslag herstructurering verouderde bedrijventerreinen. • Nieuwe omvangrijke herstructurerings-opgave wordt voorkomen.Via de TIPP is de ontwikkeling van 110 hectare in gang gezet en de herstructurering van 1300 hectare (in 2003 was er 1 tender).Via de TIPP is de ontwikkeling van 719 hectare in gang gezet en de herstructurering van 1707 hectare (in 2002 waren er 2 tenders).

Door de TIPP-regeling is in het jaar 2003 bijgedragen aan de herstructurering van 1300 hectare verouderde bedrijventerrein en de ontwikkeling van 110 hectare nieuw bedrijventerrein. In totaal heeft EZ de afgelopen vier jaar met het TIPP-programma een bijdrage geleverd aan het herstructureren van bijna 3 900 hectare en de ontwikkeling van ruim 1 230 hectare. Voor de aanvang van de TIPP in 2000 werd uitgegaan van het wegwerken van 10 000 ha herstructurering voor 2010, na drie jaar is dus al ruim eenderde in gang gezet.

De projecten voor duurzame bedrijventerreinen (DBT) die in het jaar 2003 zijn gecommitteerd hebben betrekking op 1 028 hectare nieuw bedrijventerrein en 6 836 hectare bestaand bedrijventerrein. De projecten die in de periode van 1999 tot en met 2003 een subsidie van DBT hebben gehad beslaan samen 25% van het areaal aan bedrijventerreinen.

Zowel de TIPP als het DBT-programma zijn in 2003 afgerond. De TIPP-regeling heeft vanaf 2001 tot en met 2003 gelopen (4 tenders, € 136 mln). In 2003 is één tender uitvoerd ter grootte van € 20 mln. De DBT-regeling liep van 1999 tot en met 2003, met in 2003 een bedrag van € 2,5 mln.

B. Bereikbaarheid: goede bereikbaarheid van de economische centra, waaronder lucht- en zeehavens

In 2003 heeft de herprioritering van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport en de bijdrage van het Kwartje van Kok geleid tot een mix van onderhoud en investeren in aanleg van hoofdwegen, spoor- en vaarwegen ten dienste van de bereikbaarheid van de economische centra. Zo zal in de periode tot 2010 uit de extra de bijdrage uit het Kwartje van Kok € 1 645 miljoen worden aangewend voor wegen, € 853 miljoen aan extra onderhoud aan spoor en € 700 miljoen voor onderhoud aan vaarwegen. Hiermee wordt een belangrijke aanzet gegeven tot het wegwerken van achterstallig onderhoud bij hoofdwegen, spoorwegen en vaarwegen en een impuls gegeven aan het gericht aanpakken van de files.

In 2003 is gestart met de voorbereiding van een aangepaste nota Ruimte en een nieuwe nota Mobiliteit, waarin bereikbaarheid nadrukkelijk aan de orde komt. EZ is medeondertekenaar van deze nota's en brengt het economische perspectief in. Zo ook bij de dossiers Platform Stedelijke Distributie, Kwaliteitsnet en Kernnet van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Verder heeft EZ, zoals in de begroting 2003 aangekondigd, gewerkt aan de mainports. EZ heeft bijgedragen aan de totstandkoming van een planologische kernbeslissing voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). In het kader van PMR-in uitvoering heeft het kabinet besloten tot een rijksbedrage voor het project mainportontwikkeling Rotterdam waardoor de onderhandeling met de regionale partners kan starten.

Ten behoeve van de mainport Schiphol is een start gemaakt met een ruimtelijk-economische visie op de ontwikkeling van Schiphol en omgeving.

In 2003 is de positie van ICES binnen het stelsel van de voorportalen opnieuw bepaald. De opvolger van de ICES, de Interdepartementale Commissie Ruimtelijke Economie (ICRE), is gepositioneerd onder de Raad voor Economische Aangelegenheden en richt zich voortaan uitsluitend op advisering over ruimtelijke investeringen.

C. Regionaal economisch beleid: Ontwikkeling van economisch vitale steden en regio's

Tabel 3.2.1.C: Prestatiegegevens regionaal economisch beleid
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Steden   
Oppervlakte gerevitaliseerde bedrijfsruimte in grote stedenOntwikkeling conform streefcijfers 2004 aangegeven in individuele stedelijke ontwik- kelingsplannen.cijfers na afloop van de periode, medio 2005. In 2003 stagneerde de voortgang, zie toelichting.Voortgang is beperkt
Ontwikkeling werkgelegenheid individuele steden t.o.v. landelijk gemiddeldeStijging 2003 t.o.v. 2000. Middelgrote steden (G21) tot hoger dan landelijk gemiddelde, grootste vier steden dicht bij landelijk gemiddelde.nog geen cijfers over 2003 beschikbaar. CBS-cijfers begin 2005 beschikbaar.Tussen 2000 en 2002 hebben de G25 hun voorsprong behouden en heeft de G4 het landelijk gemiddelde verder genaderd
Verbetering gemeentelijk ondernemingsklimaat volgens benchmarkHogere scores in herhalingsmeting eind 2003 op aangegeven verbeterpunten van elk van de G25-steden. Bereiken eind 2003 van door elk van de G25-steden begin 2000 aangegeven prestaties.In 2003 is geen nieuwe herhalinsgmeting uitgevoerd, volgt in 2004.Bij de tussenmeting in 2002 scoorden vrijwel alle steden op bijna alle onderdelen beter dan in 1999.
    
Noord Nederland   
Ontwikkeling werkgelegenheid t.o.v. landelijk gemiddeldeSnellere ontwikkeling werkgelegenheid om achterstand in te halen, gemiddeld 2 500 additionele werkgelegenheid per jaar in de periode 2000–2006 (2 075 voor het EZ- kompasdeel).2 285 fte in 2003; 2000–2003: 10 462 fte's*Netto verwachte effect tot en met 2002 bedraagt 8 177 fte's*
Uitgelokte investeringenUitgelokte investeringen gemiddeld € 800 mln per jaar in de periode 2000–2006 (€ 420 mln voor het EZ- kompasdeel).€ 246,4 mln€ 897 mln
    
Ontwikkeling in beschikbareBedrijventerreinen:  
bedrijventerreinen en kantoorruimteNieuwe terreinen 1 000 ha netto in de periode 2000 t/m 2006;t/m 2003: 202 ha.t/m 2002: 130 ha.
 Revitalisatie: 1100 ha bruto in de periode 2000 t/m 2006.t/m 2003: 272 ha.t/m 2002: 222 ha.
    
 Stationsgebieden:  
 Nieuwe kantoorruimte: 200 000 m2 bruto in de periode 2000 t/m 2006; Revitalisatie kantoorruimte: 200 000 m2 bruto in de periode 2000 t/m 2006.t/m 2003: 216 500 m2 t/m 2003: 5 800 m2t/m 2002: 216 500 m2** t/m 2002: 5 800 m2
    
Toerisme:   
Belang toerismeGroei omzet toerisme : van € 25,9 miljard in 2000 tot € 34,0 miljard in 2005. Marktaandeel reële beste- dingsgroei van het inkomend toerisme tenminste gelijk aan het NW-Europese gemiddelde.Zowel het markt-aandeel aantal binnenlandse vakanties (– 3%) als de bestedingen (– 9%) lieten een daling zien tov 2002Omzet met 9,3% toegenomen in 2002 t.o.v. 2001, aantal Toeristen met 3% gestegen ten opzichte van 1,8% gemiddeld in West Europa.

* Netto-effecten op basis van de Mid Term Review.

** Gecorrigeerd realisatiecijfer 2002.

Grotestedenbeleid/stadseconomie

Op dit moment is niet op alle punten duidelijk of we hebben bereikt wat we wilden bereiken in 2003, omdat pas medio 2005, na afloop van de huidige convenantperiode, geëvalueerd wordt.

De benchmark gemeentelijk Ondernemingsklimaat zal eind 2004 gereed zijn. Uit in 2002 gevoerde gesprekken, de ISV-monitor en het voorlopige GSB-jaarboek blijkt dat:

• de uitvoering van het GSB-convenant achter lijkt te lopen, voornamelijk veroorzaakt door de economische malaise;

• dat de werkgelegenheid in 2002 is gestagneerd, zowel in de G30-steden als landelijk;

• de groei van de G4 in 2002 iets groter dan het landelijk gemiddelde is, terwijl de G26 op het landelijk gemiddelde liggen.

Eind 2003 is een bestuurlijk akkoord bereikt tussen de G30 en EZ over het beleidskader Stadseconomie voor de volgende periode. In dit kader is gekozen voor een beperkt aantal concrete outputdoelstellingen, waarbij steden een duidelijke keuze kunnen maken (keuzemenu). EZ heeft voor de nieuwe periode ingezet op meer ruimte voor maatwerk en partnerschap. In het beleidskader zijn tevens de indicatieve bedragen per stad bekend gemaakt.

Kompas voor het Noorden

Eind 2003 is 4/7 van de Kompasperiode verstreken. Van het totale budget van EZ-Kompas was ultimo 2003 57% uitgeput, zodat het in financiële zin nog altijd goed op koers ligt. In vier jaar tijd is voor € 2,6 mrd aan projecten goedgekeurd, waarvan € 0,9 mrd afkomstig is van de publieke sector (EU, rijk, regio en lokale overheden) en € 1,7 mrd van het bedrijfsleven. Het totaal van de uitgelokte investeringen (incl. toe te rekenen vervolginvesteringen) bedraagt ultimo 2003 € 2,0 mrd. De uitgelokte investeringen zijn met € 246,4 mln lager dan de streefwaarde voor 2003. Door de systematiek van committering (2-jaarlijkse budgetten) door SNN, wordt het merendeel van het geraamde effect aan het eerste jaar toegeschreven. Het gemiddelde van 2002 en 2003 is boven de streefwaarde van gemiddeld 400 mln per jaar voor EZ-Kompas.

Het verwachte werkgelegenheidseffect van de uitvoering van Kompas ultimo 2003 bedraagt netto 10 464 fte's, berekend aan de hand van de monitoringgegevens van Kompas. De realisatie 2003 komt daarmee boven de streefwaarde voor EZ-Kompas uit.

In de brief van 11 januari 2004 (Kamerstukken II, 2003–2004, 25 017, nr. 47) aan de Tweede Kamer is EZ nader ingegaan op de verschillen in cijfers tussen het monitoringsysteem en evaluatiemethode bij de Mid Term Review (MTR) optreden.

Kompas voor het Noorden ligt globaal op koers, echter in 2003 zijn, mede naar aanleiding van de Mid Term Review, koerscorrecties aangebracht. Zo is bijvoorbeeld de streefwaarde 2006 voor revitalisering van bedrijventerreinen nog niet in zicht.

Voorts zal vanaf 2003 meer ingezet worden op innovatie, plattelandsontwikkeling en benutting van de ESF-gelden. Tijdens het Bestuurlijk Overleg over de uitvoering van de Langman-afspraken in oktober 2003 is besloten tot een pilot voor de ondersteuning van projectontwikkeling op het gebied van ESF.

In 2003 is er een groot beroep geweest op de decentrale IPR (Investerings Premie Regeling)-uitbreiding. Deze tendens zal zich waarschijnlijk in de rest van de periode 2004 t/m 2006 voortzetten. De IPR centraal is in 2003 volledig uitgeput en heeft € 175 mln aan omvangrijke investeringen van vijf ondernemingen ondersteund, waarmee ruim 250 directe arbeidsplaatsen werden gecreëerd.

Toerisme

De verwachte economische opleving heeft zich nog niet voorgedaan en gecombineerd met de effecten van de SARS-epidemie is wereldwijd het toerisme zelfs teruggelopen in 2003. Ook de hoge koers van de euro heeft er niet toe bijgedragen dat het toerisme vanuit niet-euro-landen toenam. Volgens de meest recente gegevens is voor het inkomend toerisme sprake van een afname van 5% van het aantal gasten. Door een iets langere gemiddelde verblijfsduur heeft de daling van het aantal overnachtingen zich beperkt tot 3%. De daling in Nederland is groter dan in de ons omringende landen, zodat het Nederlandse marktaandeel is gedaald.

In oktober 2003 is door de Staatssecretaris de Vernieuwde Toeristische Agenda aan de Tweede Kamer aangeboden. De nadruk van de inspanningen van EZ komt te liggen op bevordering van het inkomend toerisme. Daarbij wordt op 4 speerpunten ingezet: de kust, de stedelijk-culturele omgeving, evenementenprogrammering en een plan van aanpak voor de zakelijke markt. Onderdeel daarvan maakt ook uit een nieuw prestatiecontract met het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (voorheen Toerisme Recreatie Nederland) dat met name op internationale promotie inzet.

ROM's

De regionale ontwikkelingsmaatschappijen hebben in 2003, ondanks de neergaande economie, een bijdrage geleverd aan het versterken van de economische structuur in de regio's. De ROM's hebben met betrekking tot bedrijventerreinen met name herstructureringsprojecten aangepakt.

Per 1 juni 2003 zijn de Overijsselse Ontwikkelings-maatschappij (OOM) en de Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) gefuseerd tot de Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland (OOST NV). De fusie tussen deze twee ROM's leidt tot een effectievere ROM voor het betrokken bedrijfsleven in landsdeel Oost. Hiermee is een verdere invulling gegeven aan de vernieuwde beleidslijn Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM's) zoals geschetst in de brieven (Kamerstukken II, 26 570, 2000/2001, nrs. 16 en 17).

3.2.2 Productiefactoren

Operationeel doel 3.2.2begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen389,3362,2– 27,1– 7%
Belangrijkste reden afwijkingLagere realisatie Borgstellingen MKB. 

De operationele doelstelling die gericht is op een optimale inzet van de productiefactoren, wordt langs twee beleidslijnen ingevuld:

A) Bevorderen van ondernemerschap;

B) Bevorderen van duurzaamheid, o.a. door verbetering van de synergie tussen milieu en economie en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

A. Bevorderen van ondernemerschap door optimale inzet van productiefactoren

Tabel 3.2.2.A: Prestatiegegevens bevorderen ondernemerschap
Instrument/activiteitPrestatie-indicatorRealisatie 2003Realisatie 2002
Gebruik van de BBMKB-regeling€ 450 mln garanties in 4 000 kredieten, waarvan 60% starters€ 357 mln aan garanties in 2 397 kredieten, 36% maakt gebruik van de startersfacili- teit*€ 356 mln garanties in 2 779 kredieten, 38% maakt gebruik van de startersfaciliteit
Aantal ondernemers als % van de beroepsbevolkingMinimaal 10% en niet meer dan 1%-punt achter t.o.v. het gemiddelde van de EU15 en de VSBeschikbaar eind april 2004In 2002 werd deze indicator niet gehanteerd, maar was het percentage 11% tegen 12,2% in EU en 9% in VS

* het totaal aantal starters bij de BBMKB-regeling is in april 2004 beschikbaar

Borgstellingsregeling

De conjunctuur van de laatste jaren is de belangrijkste oorzaak van de afname van het aantal borgstellingen. De lagere investeringsbereidheid bij het midden- en kleinbedrijf resulteerde in een geringer beroep op de borgstellingsregeling. In de begroting 2004 is de streefwaarde van de BBMKB-regeling dan ook bijgesteld tot een meer realistisch niveau (€ 370 mln garanties verdeeld over 2 500 kredieten).

Het is duidelijk dat het doelbereik van de genoemde effect-indicatoren slechts in beperkte mate door de overheid is te beïnvloeden. Het beleid is daarom niet zozeer gericht op aantallen verstrekte borgstellingen, maar vooral op het zo goed mogelijk benutten van het jaarlijks beschikbare garantiebudget.

Over de verkrijgbaarheid van kleine ondernemerskredieten is eind 2003 een onderzoek gestart waarbij ook de borgstellingskredieten worden betrokken. Om het gebruik van de BBMKB bij kleinere ondernemingskredieten te bevorderen heeft EZ er in de loop van 2003 mee ingestemd dat banken bij het verlenen van borgstellingskredieten tot € 100 000 geen secundaire («zachte») zekerheden meer hoeven te vestigen.

Ondernemerschap

De cijfers van de opgenomen indicator zijn nog niet beschikbaar. Vooralsnog wordt daarom de toelichting gebaseerd op een indicator voor het starten van ondernemingen: het percentage mensen van de beroepsbevolking dat bezig is met het opzetten van een eigen bedrijf of eigenaar is van een jong bedrijf (max. 42 mnd oud). Wereldwijd tekent zich hierin een licht herstel af als gevolg van aantrekkende economische groei. Aangezien Nederland hierbij achterloopt (2003: 3,6%, terwijl 2002: 4,6%), loopt ook de ontwikkeling in ondernemerschap achter. Na jaren van opleving is er nu sprake van een neerwaartse ontwikkeling in het aantal starters en in de prestaties van bestaande bedrijven. Bovendien neemt het aantal faillissementen fors toe.

Binnen de EU-landen scoren alleen Frankrijk (1,6%) en Italie (3,2%) lager op het gebied van ondernemerschap. Nederland scoort over de gehele periode 2001–2003 zwak. Nederland scoort international gezien ook matig als het gaat om banencreatie en innovatie binnen het MKB.

Beleidsbrief Ondernemerschap

Het kabinet wil de ruimte voor ondernemers vergroten. Doelstelling is dat het gemakkelijker wordt om te ondernemen. Daarom is er onderzoek gedaan naar belangrijkste knelpunten voor ondernemerschap. Resultaat: 43 beleidsacties, die zijn samengevoegd in de beleidsbrief Ondernemerschap, die in 2003 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Bij het ontwikkelen van de acties is rekening gehouden met de levensfase van het bedrijf. Knelpunten waar starters tegenaan lopen verschillen immers van die van groeiers. De beleidsbrief bevat drie actieplannen: start, groei en overdracht/bedrijfsbeëindiging.

Regelgeving

In 2003 is een Meldpunt Tegenstrijdige Regels opengesteld door EZ. Bijna 800 concrete knelpunten zijn gemeld. De meeste knelpunten hebben betrekking op milieu, bouw, brandveiligheid, arbeidsomstandigheden en voedselveiligheid. Uit analyse van de meldingen blijkt dat de helft van de meldingen betrekking heeft op tegenstrijdige of onlogische eisen en aanwijzingen die ontstaan bij toepassing en interpretatie van regels door verschillende instanties op lokaal niveau (gemeenten, inspectiediensten, brandweer). Vanaf 1 oktober 2003 is gestart met de aanpak van de knelpunten.

Corporate Governance

In 2003 is gewerkt aan versterking van de corporate governance structuur van ondernemingen door betere verantwoording door de raden van commissarissen en versterking van de positie van aandeelhouders. Hiermee verdwijnt coöptatie, worden aandeelhoudersrechten versterkt en wordt aanwijzing van een corporate governance code mogelijk gemaakt (de Nederlandse corporate governance code Tabaksblat, die op 9 december 2003 is gepubliceerd).

Faillissementswet

De Faillissementswet wordt ingrijpend gemoderniseerd om tijdig ingrijpen bij falende ondernemingen te bevorderen. Dit vermindert de schade bij een faillissement en verbetert de kansen voor een sanering. Er is in 2003, mede door het CPB, onderzoek gedaan naar de economische en budgettaire effecten van de preferente positie van de fiscus en het UWV als schuldeiser, alsmede over het bijzondere verhaalsrecht van de fiscus. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal het kabinet in 2004 een besluit nemen over deze voorstellen.

Vereenvoudiging BV-recht

In 2003 is gestart met een project ter vereenvoudiging van het BV-recht, om de BV meer aan te laten sluiten bij de behoeften van haar gebruikers. Een groep deskundigen doet aanbevelingen over gesignaleerde knelpunten en lacunes in het BV-recht, terwijl een extern rechtsvergelijkend onderzoek wordt verricht naar alternatieven voor kapitaalbescherming. Het project mondt uit in een concept-wetsvoorstel.

B. Bevorderen van duurzaamheid, onder andere door verbetering van de synergie tussen milieu en economie en maatschappelijk verantwoord ondernemen

Tabel 3.2.2.B: Prestatiegegevens maatschappelijk verantwoord ondernemen
EffectindicatorenStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Het aantal bedrijven dat aan MVO doetGemiddeld 70%70%72%

Uit de begin 2004 gehouden MVO-monitor blijkt dat, ondanks het tegenvallend economisch klimaat, het percentage bedrijven dat aan MVO doet ongeveer gelijk is gebleven ten opzichte van de meting begin 2003. Onder andere door het gereedkomen van de richtlijn 400, de handreiking voor maatschappelijke jaarverslaglegging en de instelling van het kenniscentrum MVO wordt voor 2004 een stijging van het percentage verwacht.

Op 1 januari 2003 is het tweejarig universitair onderzoeksprogramma MVO van start gegaan. In april heeft de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken de TK laten weten, in afwachting van zijn opvolger, geen verdere besluiten over het Kenniscentrum MVO meer te nemen. Begin 2004 is een directeur benoemd.

In het najaar van 2003 is de Handreiking voor Maatschappelijke verslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving verschenen en is de Richtlijn 400 «Jaarverslag» definitief door de Raad vastgesteld. Hiermee is het adviestraject aan EZ inzake maatschappelijke verslaggeving afgerond.

Duurzaamheid

Om duurzaamheid te bereiken is een milieubeleid nodig dat rekening houdt met de economie en met de belangen van bedrijven. Daarom zet EZ zich samen met VROM en andere departementen in voor het zoveel mogelijk geïntegreerd bepalen van de ambities voor milieu en economie. In de Milieubalans wordt jaarlijks gerapporteerd over de ontkoppeling van de milieudruk in relatie tot de economische groei. Een aparte prestatie-indicator hiervoor in de EZ-begroting, zoals aangekondigd in de groeiparagraaf van de begroting 2003, is derhalve niet zinvol.

In 2003 is op het terrein van duurzaamheid en milieu een drietal belangrijke acties in gang gezet:

• Voor het instrument emissiehandel voor CO2 en Nox is op aandrang van EZ gekozen om milieu-emissies daar terug te dringen, waar dit het meest kosteneffectief gerealiseerd kan worden.

• Bij het beoogde nieuwe stoffenbeleid van de EU zet EZ sterk in op een zodanige regelgeving dat de extra kosten voor het bedrijfsleven opwegen tegen de baten. Daartoe is in 2003 een onderzoekstraject in gang gezet dat in 2004 een helder beeld moet opleveren van de kosten en baten voor het bedrijfsleven.

• In 2003 is EZ ook sterk betrokken geweest bij evaluaties van de effectiviteit van de instrumenten Milieuconvenanten en van het Benchmarkconvenant inzake Energie-Efficiency. De evaluaties resulteerden in de conclusie dat het in beide gevallen om doelmatige en effectieve beleidsinstrumenten gaat.

3.2.3 EZ als partner voor andere overheden en het bedrijfsleven

Operationeel doel 3.2.3begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen6,866,960,2889%
Belangrijkste reden afwijkingIn 2003 is € 60 mln vrijgemaakt voor de TROS-regeling ten behoeve van de scheepsbouw. 

Concreet wordt aan deze operationele doelstelling invulling gegeven langs drie beleidslijnen:

A) Bevorderen level playing field bedrijfsleven.

B) Stimulering van buitenlandse investeringen in Nederland.

C) De overheid stelt zich op als zakelijke klant en partner.

A. Bevorderen level playing field bedrijfsleven

Tabel 3.2.3.A: Prestatiegegevens level playing field bedrijfsleven
EffectindicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Inschakeling defensiegerelateerde bedrijven   
Aandeel Nederlandse bedrijven in Nederlandse defensie-aanschaffingenContinueren op niveau van 70%57,6% in 2003 1999–2003: 57%53% in 2002 1998–2002: 59%
    
Gerealiseerde invulling compensatie-verplichtingenGemiddeld € 350 mln per jaar€ 618 mln 1999–2003: € 392 mln gemiddeld per jaar€ 547 mln 1998–2002 € 344 mln gemiddeld per jaar

Defensiegerelateerd bedrijfsleven

De hoge realisatie in de afgelopen jaren kan worden toegeschreven aan een verhoogde inspanning van EZ gericht op de invulling van lopende compensatie-overeenkomsten.

Het percentage Nederlandse bedrijven in aanschaffingen van Defensie ligt met 57,6% onder het gemiddelde van de streefwaarde van 70%. Bij de nagezonden prestatiegegevens over 2002 is echter al aangegeven dat gezien de fluctuaties van dit percentage door grote projecten een voortschrijdend 5-jaarsgemiddelde (60%) een beter beeld geeft van het inkoopklimaat voor Nederlandse bedrijven bij Defensie. De lage waarde voor 1999–2003 wordt veroorzaakt door de bijdrage aan de JSF-SDD fase in 2002, die vrij zwaar meetelt in het 5-jaars gemiddelde. Bovendien zijn er ook in 2003 enkele forse materieelprojecten door Defensie in het buitenland aanbesteed.

JSF

De inspanningen gericht op de inschakeling van de Nederlandse industrie en instituten in de SDD fase van het JSF-project heeft tot en met 2003 voor ca. $ 200 mln aan opdrachten opgeleverd. Het betreft een dertigtal opdrachten, verspreid over 14 industrieën en instituten. Het merendeel van de opdrachten betreft ontwikkelingsopdrachten van een hoog technologisch niveau. Verder is er een studie verricht naar mogelijkheden voor een «regional support center (RSC)» voor de JSF in Nederland. Als gevolg van dit onderzoek is door een aantal Nederlandse bedrijven een kopgroep geformeerd, die thans een aanbieding doet aan Lockheed Martin voor de «Supply Services Provider» functie van het JSF programma (een RSC maakt overigens op dit moment nog geen deel uit van de Global Support Solution van Lokheed Martin). Eind 2003 heeft de eerste missie met de Nederlandse industrie naar verschillende Amerikaanse bedrijven plaatsgevonden.

Scheepsbouw

Doel van de Tijdelijke Regeling Ordersteun Scheepsnieuwbouw (TROS) is het realiseren van een «level playing field» voor de Nederlandse scheepsbouwsector. Het beschikbare budget van € 60 mln heeft 13 Nederlandse werven in staat gesteld om te kunnen concurreren met buitenlandse werven. De werven kunnen dankzij de TROS ruim 100 schepen bouwen met een totale contractwaarde van € 1 mrd.

B. Stimulering van buitenlandse investeringen in Nederland

Tabel 3.2.3.B: Prestatiegegevens buitenlandse investeringen in Nederland
EffectindicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Omvang van de aangetrokken investeringen€ 325 mln in 80 projecten€597 mln in 104 projecten€ 137 mln in 71 projecten
Hiermee gemoeide werkgelegenheid3 400 arbeidsplaatsenmet 2737 arbeidsplaatsenmet 1904 arbeidsplaatsen
Percentage investeringen in hightech sectorencirca 50% high tech52% high tech 

De resultaten van 2003 worden in hoge mate beïnvloed door een Amerikaanse biotechnologisch bedrijf, dat in Leiden een uitbreiding realiseert. Dit project levert € 240 mln investeringen en 250 arbeidsplaatsen op. Omdat dit bij najaarsnota reeds bekend was is de streefwaarde bijgesteld: 80 bedrijven met 2300 nieuw te creëren arbeidsplaatsen en een investeringsomvang van € 600 mln. In feite is dus sprake van een incidentele piek.

In de zomer van 2003 is voor het eerst een enquete gehouden onder buitenlandse bedrijven. Deze zal jaarlijks worden herhaald. De bedrijven waren het meest positief over de internationale oriëntatie, de ligging van Nederland, de meertaligheid van de beroepsbevolking en de goede toegang tot de Europese afzetmarkten. Minder positief was men over de flexibiliteit van het arbeidsrecht; criminaliteit en veiligheid. In de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 200 XIII, nr. 37) werden aanvullend de pijnpunten gesignaleerd: arbeidskosten, relatieve verslechtering van het fiscale klimaat, infrastructuur en innovatieklimaat.

In 2003 is voor het eerst ervaring opgedaan met technologische matchmaking, waarbij Nederlandse en buitenlandse bedrijven samen worden gebracht voor gezamenlijke R&D.

C. De overheid stelt zich op als klant en zakelijke partner

Tabel 3.2.3.C.: Prestatiegegevens Overheid als klant en zakelijke partner
EffectindicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Een goed functionerend professioneel inkopers- en aanbestedersnetwerk overheid (PIANO)Minimaal 5 bijeenkomsten in 2003 met 30–50 deelnemers6 bijeenkomsten met 80–100 deelnemersNiet van toepassing
Meer gezamenlijk inkopen en aanbesteden door departementenStijging van 25% in 2004 t.o.v. 2002In 2003 zijn 4 gezamenlijke aanbestedingstrajecten uitgevoerd.Niet van toepassing

Gezamenlijk inkopen en aanbesteden

Er zijn in 2003 twee pilot-inkooptrajecten gestart: communicatie-adviesdiensten (SZW, OCW, AZ, EZ) en massamedia campagnes (AZ, VROM, SZW, V&W). Daarnaast is in 2003 een gezamenlijke aanbesteding voor uitzendkrachten gestart (SZW, OCW, LNV, AZ, V&W). Verder vond een elektronische veiling plaats van kantoormiddelen en computerbenodigdheden: een gezamenlijke aanbesteding van SZW, AZ, Tweede Kamer en de Hoge Colleges van Staat.

Taakstelling professioneel inkopen en aanbesteden

• Het kabinet heeft besloten via inkoopgerelateerde acties de taakstelling van € 50 mln structureel (Balkenende II) in te vullen. Het kenmerk is een aantal productgroepen onder centrale regie te brengen. Deze productgroepen zijn: elektrische energie en gas, post, ICT (laptops en software), dienstauto's, kantoortoebehoren en- inrichting, drukwerk, huisvesting, PR en voorlichting.

• Het pSG-beraad heeft zich in november verbonden aan deze productgroepenaanpak. Voor elk van de productgroepen is een pSG portefeuillehouder.

• De productgroepenaanpak bevindt zich in de verkennende fase. Elke portefeuillehouder heeft een verkenning uitgevoerd van de scope van de productgroep waarvoor hij verantwoordelijk is.

Bouw

Als follow-up van de parlementaire enquête is het visiedocument «Perspectief voor de bouw» gepresenteerd door de ministers van EZ, V&W en VROM. Hierin is aangegeven hoe de bouwsector over vier jaar langs vier lijnen moet functioneren, te weten: een gezonde markt en een gezonde sector; professioneel opdrachtgeverschap; professioneel opdrachtnemerschap; minder en effectievere regels. Deze perspectiefschets is tevens aan de TK gestuurd. De ministers hebben een Regieraad ingesteld die het proces van vernieuwing en verandering in gang zal zetten door concrete doelstellingen te formuleren en resultaatgerichte acties en projecten te initiëren.

3.3 Programmering beleidsevaluaties

Tabel Evaluatieonderzoek beleidsartikel 3EvaluatiemomentHuidige stand van zaken
Operationeel doelEvaluatiemoment 
3.2.1 Fysieke ruimte2003Niet uitgevoerd. Als gevolg van het IBO regionaal beleid wordt na het IBO bepaald of nog aanvullende evaluatie nodig is.
– TIPP2003Gestart in 2003, afronding 2004.
– DBT2003Gestart in 2003, afronding 2004.
– Convenant IPO-VNG-V&W-EZ2002/2003Afgerond in 2003.
– Kompas voor het Noordenmid-term 2003Afgerond in 2003.
– TRN2003Niet uitgevoerd, vanwege grondige herziening relatie en ombuiging.
– EFRO-cofinanciering (konver)2003Gestart in 2003, afronding 2004.
– ROMS2004Gestart in 2003, afronding 2004.
– IPR2003Gestart in 2003, afronding 2004.
   
3.2.2 Productiefactoren2005 
– Programma onderzoek MKB (EIM)2004Start in 2004.
– fiscaal instrumentarium Ondernemerschap2004Start in 2004.
   
3.2.3 EZ als partner2007 
– Filmregeling2003Afgerond in 2003.
– JSF-regeling (Met CVO artikel 2)2003Gestart in 2003, afronding 2004.
Tabel Evaluatieonderzoek beleidsartikel 3Resultaten evaluaties en beleidsmatige conclusies
Operationeel doel 
3.2.1 Fysieke ruimte 
– Convenant IPO-VNG-V&W-EZConclusie was dat de samenwerking tussen de diverse overheden is toegenomen en dat het convenant vooral agenderend heeft gewerkt. Het economisch klimaat is door het convenant niet veranderd. Het convenant was te vrijblijvend.
– Kompas voor het NoordenDe MTR concludeert dat het Kompasprogramma op hoofdlijnen voldoet en dat alleen accentveranderingen wenselijk zijn in de resterende fase van de Kompasperiode. Op het punt van te behalen werkgelegenheidseffecten luidt de conclusie van de MTR dat de hoofddoelstelling naar verwachting niet wordt gehaald indien de huidige economische tegenwind nog geruime tijd aanhoudt; de onderzoekers schatten in dat het uiteindelijk te realiseren aantal netto fte's laag binnen de bandbreedte (9 500–17 700) uitkomt.
 Over Kompas merken de onderzoekers verder op dat het op hoofdlijnen een effectief progamma is en dat de output over het algemeen efficiënt wordt gerealiseerd.
3.2.3 EZ als partner 
– FilmregelingConclusie was dat de hoofddoelstelling, van de filmsector een economisch levensvatbare sector te maken, niet gehaald is. Een aantal subdoelen zijn wel bereikt: productievolume is toegenomen; marktoriëntatie is versterkt en op onderdelen is de structuur van de sector versterkt. Wel is nog steeds sprake van een versnipperde sector. Conclusie was ook dat het beleid doelmatig is uitgevoerd.

4. DOELMATIGE EN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING

Onderdelen toelichting
4.0Budget en formatie
4.1Algemene doelstelling
4.2Operationele doelstellingen
 4.2.1 Energie-efficiëntie
 4.2.2 Duurzame energie
 4.2.3 CO2-reductie
 4.2.4 Internationaal beleid
4.3Resultaten evaluatieonderzoek

4.0 Budget en formatie

In verplichtingen

kst-29540-28-15.gif

Realisatie verplichtingen 2003 versus 2002 naar onderdeel (In € mln)

kst-29540-28-16.gif

In formatieplaatsen

kst-29540-28-17.gif

4.1 Algemene beleidsdoelstelling

Bevorderen van een doelmatige en duurzame energievoorziening

Aan de doelstelling van een duurzame energievoorziening (ecologisch houdbaar, kostenefficiënt en betrouwbaar) wordt gewerkt met acties gericht op de korte en lange termijn. Voor de lange termijn zijn energietransitie en energieonderzoek het belangrijkst, hier wordt in deze paragraaf op ingegaan. Voor de korte termijn speelt een veelheid aan acties en instrumenten, die in de andere paragraaf aan bod komen.

Energietransitie

Een duurzame energiehuishouding is ecologisch houdbaar, kostenefficiënt en betrouwbaar. Voor het realiseren van dit lange termijn doel is een transitie noodzakelijk: een systeeminnovatie op technologisch, sociaal-cultureel, economisch en bestuurlijk gebied. EZ is regisseur van deze energietransitie. Bij maatschappelijke actoren bestaat draagvlak, enthousiasme en commitment om voor de deelterreinen Biomassa, Modernisering Energieketens, Nieuw Gas en Duurzaam Rijnmond mogelijke stappen te verkennen op weg naar een duurzame energiehuishouding.

In 2003 is op vier verschillende deelterreinen gewerkt aan een strategische visie voor het jaar 2020. Ook zijn transitiepaden geformuleerd, zijnde de wegen die kunnen leiden tot de realisatie van deze visies. Deze visies en transitiepaden worden gedragen door alle relevante actoren (stakeholders). Transitiepaden zijn te zien als schakel tussen de visie op de toekomst en daadwerkelijke experimenten. Experimenten zijn de eerste stappen in de richting van een duurzame energiehuishouding. De transitiepaden brengen de systeemveranderingen in beeld en daarmee ook de noodzakelijke beleidsveranderingen.

De procesindicatoren voor energietransitie zijn allemaal gehaald in 2003.

Tabel 4.1.1: Procesindicatoren transitiemanagement
IndicatorStreefwaardeRealisatie 2003
1 Aantal trajecten met stakeholder en actoranalyse44
2 Aantal trajecten met samenwerkingsallianties tussen marktpartijen44
3 Aantal trajecten met communiceerbare leerdoelen44
4 Aantal transitie-onderdelen met samenwerkingsrelaties met internationale netwerken44

Energieonderzoek

Tabel 4.1.2: Prestatie-indicatoren energieonderzoek
IndicatorStreefwaardeRealisatie 2003
1 Relatieve omvang energieonderzoek in Nederland: R&D/ BNPTop 5 positie in de wereld handhavenZie voetnoot
2 Omvang EU-financiering aan Nederlands onderzoekBijdrage EU minimaal handhavenZie voetnoot

Voetnoot: In 2003 is besloten de kwantitatieve monitoring van het private energieonderzoek eens in de twee jaar te laten uitvoeren. Dit betekent dat de resultaten van het onderzoek naar de omvang van de EU-financiering aan Nederlands onderzoek in 2003 begin 2005 beschikbaar zijn. De meting hoeft niet jaarlijks te worden uitgevoerd omdat Brussel niet ieder jaar Nederlands onderzoek financiert.

De nota Energie Onderzoek Strategie (EOS) die eind 2001 is goedgekeurd door de Tweede Kamer is in 2002 en 2003 uitgewerkt. Begin 2003 resulteerde dit in een nieuwe instrumentenschets en een R&D-portfolio.

• De nieuwe instrumentenschets is weergegeven in de onderstaande figuur. Het accent van de energieonderzoekinstrumenten zal verschuiven naar de lange termijn en naar demonstratie. Voor de korte en middellange R&D is aansluiting gezocht bij het generieke innovatie-instrumentarium (de per 1-1-2004 van kracht geworden Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten). In 2003 is gestart met de uitwerking van twee nieuwe subsidieregelingen, namelijk het lange termijn instrument (verder dan 10 jaar tot marktintroductie) en de Demo-tender. In de tweede helft van 2004 zullen deze nieuwe regelingen naar verwachting van kracht worden.

kst-29540-28-18.gif

Voetnoot: «NEO» is Nieuw Energie Onderzoek. «Unieke Kansen Regeling» is de werktitel van de nieuwe regeling voor energietransitie.

• De prioriteiten van de R&D-portfolio van het energieonderzoek zijn geclusterd in vijf aandachtsgebieden: biomassa, nieuw gas/schoon fossiel, industriële efficiency, opwekking en netten en gebouwde omgeving. Deze aandachtsgebieden vallen grotendeels samen met de thema's van de energietransitie (Biomassa, Modernisering Energieketens (industriële efficiency) en Nieuw Gas).

In 2003 is gestart met het opstellen van de meerjaren-onderzoeksprogramma's per aandachtsgebied. Deze zullen de technologiehoofdlijnen aangeven en een beknopte visie, beschrijving van onderzoeksdoelen en formulering van operationele onderzoeksdoelen omvatten. Daar deze programma's de inhoudelijke basis vormen voor de nieuwe energieonderzoeksregelingen dienen ze medio 2004 beschikbaar te zijn.

In de strategienota EOS werd geconcludeerd dat de publieke uitgaven op energieonderzoeksgebied toereikend zijn. In 2002 is dit uitgavenniveau gehandhaafd en daarmee blijft Nederland bij de top 5 van de IEA-landen die het meeste uitgeven aan energieonderzoek. Cijfers voor 2003 zijn nog niet beschikbaar.

MEP

De regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) is op 1 juli 2003 van start gegaan. De regeling stelt zich ten doel de productie van elektriciteit uit duurzame energiebronnen en warmtekrachtinstallaties (WKK) te stimuleren. Uitvoerder van de MEP is TenneT, de landelijke beheerder van het elektriciteitshoogspanningsnet. Er zijn in 2003 3300 subsidieaanvragen ingediend; 600 aanvragen duurzame energie en 2700 WKK aanvragen (waarvan de helft aanvragen voor 2004).

Tijdens de begrotingsbehandeling is de Kamer toegezegd dat in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de uitputting van het MEP-budget. Dit jaar is dat niet mogelijk omdat het grote aantal ingediende aanvragen nog niet is verwerkt. De MEP zal vóór 1 juli 2004 worden geëvalueerd. Het betreft een tussenevaluatie die de Tweede Kamer is toegezegd. In deze tussenevaluatie wordt de uitputting 2003 ook opgenomen. Vanaf volgend jaar zal de rapportage in het jaarverslag zijn opgenomen.

4.2 Operationele beleidsdoelstellingen

4.2.1 Een verbetering van de energie-efficiëntie met 1,3% per jaar.

4.2.2 Aandeel duurzame energie in de energievoorziening naar 10% in 2020 en 9% duurzame elektriciteit in 2010.

4.2.3 Via CO2-reductiestimuleringsregelingen op een kosteneffectieve wijze bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het klimaatbeleid.

4.2.4 Bevorderen van de realisatie van Nederlandse wensen op energiegebied in internationaal verband en van internationale draagvlak voor de Nederlandse aanpak.

4.2.1 Verbetering energie-efficiëntie met 1,3% per jaar

Operationeel doel 4.2.1begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen47,219,5– 27,7– 59%
Belangrijkste reden afwijkingVertraging in de toezegging van subsidies voor energie-efficiëntie. Deze zullen in 2004 worden gerealiseerd. 

De cijfers voor het energiebesparingstempo komen met een vertraging beschikbaar. Het meest recente cijfer is van het jaar 2001. Het besparingstempo over het jaar 2001, zoals vastgesteld door het platform monitoring energiebesparing, is 1,2%. De doelstelling is 1,3%. Omdat de onzekerheidsmarge van het berekende besparingstempo 0,3 procentpunt bedraagt is niet vast te stellen dat de doelstelling niet is gerealiseerd. Ramingen voor de toekomst geven aan dat het besparingstempo op hetzelfde niveau zal blijven.

Convenant Benchmarking energie-efficiëntie

Tabel 4.2.1b: Prestatie-indicatoren afspraken (Convenant Benchmarking)
EffectenindicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Aandeel energie-efficiëntie- plannen 2001–2004 ingediend100%98%Nvt

Een realisatie van 100% is onhaalbaar, omdat steeds nieuwe bedrijven zich aansluiten, maar met 98% is bereikt wat werd beoogd.

Meerjarenafspraken energie-efficiëntie 2

Tabel 4.2.1c: Prestatie-indicatoren afspraken (MJA 2)
EffectenindicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Aantal energiebesparingsplannen 2001–2004 geaccordeerd8008443
Uitvoering energiebesparingsplannen op schema67%medio 2004 beschikbaar55%

• In totaal zijn ultimo 2003 834 bedrijven toegetreden tot MJA2. Door deze bedrijven zijn 557 energiebesparingsplannen ingediend bij het Bevoegd Gezag wet Milieubeheer. Novem heeft 438 energiebesparingsplannen van een positief advies voorzien. Het Bevoegd Gezag heeft in 2002 43 energiebesparingsplannen goedgekeurd en in 2003 84, waarmee de teller nu op 127 staat. Het aantal goedgekeurde plannen is niet door EZ te beïnvloeden. Het aantal positieve adviezen van Novem wel.

• Het uitgangspunt van de energiebesparingsplannen voor de periode 2001–2004 was het realiseren van 6,6% energiebesparing. Ultimo 2002 was hiervan 3,6% gerealiseerd (55%). Medio 2004 zal bekend zijn of de uitvoering nog steeds op schema ligt naar de 67% ultimo 2004.

Besluit subsidies energieprogramma's (BSE)

EZ geeft voor onder meer energiebesparing (en voor duurzame energie, zie paragraaf 4.2.2.1.b) programma's in uitvoering aan Novem en Senter via één- of meerjarige programmaovereenkomsten. Het belangrijkste energieprogramma voor energiebesparing in BSE is Energiebesparing door Innovatie (EDI). EDI stimuleert sinds 2001 de ontwikkeling en toepassing van nieuwe energiebesparende technologieën. In drie jaar kregen 217 projecten financiële ondersteuning.

Alle projecten van het programma EDI besparen jaarlijks 37 PJ. Dat is te vergelijken met het jaarlijkse energieverbruik van 0,6 miljoen huishoudens. De doelstelling voor het programma EDI, een blijvende besparing van 18 PJ per jaar, wordt hiermee ruimschoots gehaald.

Als de technologie van de gesubsidieerde projecten navolging zal vinden bij andere bedrijven dan is er een extra energiebesparingpotentieel van 270 PJ per jaar.

Stimulering warmtekrachtkoppeling (WKK)

Deze regeling is later ingevoerd dan gepland was in de begroting voor 2003, vanwege de overgang van de stimulering van de regulerende energiebelasting (REB) naar de MEP (zie paragraaf 4.1) en de tijdrovende uitwerking bij het maken van de CO2-index. Deze index wordt gebruikt om vast te stellen hoeveel CO2 de WKK-installatie uitstoot. Op aandrang van de WKK-sector is de invoeringsdatum met een half jaar naar 1 juli 2004 verschoven. De WKK-exploitanten hebben hiermee voldoende tijd om de bemetering van de WKK-installaties aan te passen aan de vereisten van de regeling.

Subsidieregeling Energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren (EINP) en Energie-investeringsaftrek (EIA)

De realisatiecijfers van de EIA voor 2003 zijn nog niet bekend. Het realisatiecijfer 2002 van ondersteunende investeringen van energiebesparing (€ 608 mln) is lager dan de streefwaarde, omdat de EIA in september 2002 tijdelijk tot 1 januari 2003 werd stopgezet vanwege overschrijding van het budgetplafond. Deze overschrijding werd veroorzaakt door het grote bedrag aan meldingen voor duurzame energie. Aanmelding van energiebesparende investeringen was toen ook niet meer mogelijk tot 1 januari 2003.

De EINP is per 1 januari 2003 beëindigd.

Energiepremieregeling (EPR)

De EPR is per 01-01-2003 overgenomen door VROM en is derhalve ook op de begroting van VROM opgenomen. EZ blijft alleen inhoudelijk verantwoordelijk voor zover de regeling betrekking heeft op duurzame energie.

Tabel 4.2.1a: Prestatie-indicatoren financiële en fiscale instrumenten energiebesparing
InstrumentStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
EIA: omvang ondersteunde investeringen voor energiebesparing€ 761 mln (investeringen)Medio 2004 beschikbaar€ 608 mln
BSE: omvang gestimuleerde uitgaven voor energiebesparing€ 70 mln€ 71 mln (schatting)€ 67 mln
Optimaliseren WKK-instrumentenStimulering WKK op basis CO2 per 1 januari 2003Invoering uitgesteld naar 1/7/04 

EU-convenanten

In 2003 is een aantal nieuwe afspraken gemaakt over de verbetering van de energie-efficiëntie van apparaten en installaties voor de Europese markt, zoals de vrijwillige raamafspraak voor consumentenelektronica, afspraken voor industriële bedrijven die motor-gedreven systemen gebruiken en energiebesparende maatregelen in gebouwen.

Over het algemeen worden de vrijwillige afspraken nageleefd. De brancheorganisaties CECED en EICTA rapporteren jaarlijks over de producten waarvoor vrijwillige afspraken gelden, voor de gedragscodes zijn geen cijfers bekend. Bezien wordt hoe de monitoring hiervan verbeterd kan worden.

4.2.2 Aandeel duurzame energie in het energieverbruik naar 10% in 2020 en 9% duurzame elektriciteit in 2010

Operationeel doel 4.2.2begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen29,68,1– 21,5– 73%
Belangrijkste reden afwijkingVertraging in de toezegging van subsidies voor duurzame energie. Deze zullen in 2004 worden gerealiseerd. 

De cijfers voor 2003 zijn nog niet beschikbaar. In 2002 was 4,2 procent van de Nederlandse energievoorziening afkomstig uit duurzame energiebronnen, inclusief import. Exclusief import bedraagt het percentage 1,5%. De binnenlandse productie en met name de import zorgen er voor dat in 2002 zo'n 13% van de in Nederland verbruikte elektriciteit is opgewekt met duurzame energiebronnen. Daarmee zou de tussendoelstelling van 6% in 2005 en de 9% doelstelling van 2010 al ruimschoots zijn gehaald, maar de verwachting is dat dit cijfer door een kleiner importaandeel in 2003 beduidend lager ligt door de aangekondigde wijzigingen in de REB.

Met betrekking tot de realisatie van duurzame energie kan worden vermeld dat in 2003 opnieuw een record aan windvermogen, te weten 217 MW is gerealiseerd. Ultimo 2003 stond 900 MW aan windvermogen opgesteld.

Op het terrein van duurzame energie hebben zich in 2003 veel veranderingen voorgedaan. De belangrijkste wijziging betreft de invoering van de MEP op 1 juli 2003, waarmee wordt beoogd de nationale productie van duurzame energie te stimuleren door het verstrekken van een subsidie per duurzaam opgewekte en op het net ingevoede kilowattuur.

Eind 2003 is het Actieplan Biomassa dat in samenwerking met marktpartijen tot stand is gekomen, aangeboden aan de Tweede Kamer. Op het terrein van onderzoek, communicatie en stroomlijning van regelgeving wordt een aantal acties voorgesteld waarvan reeds enkele in 2003 zijn gestart. Deze acties zijn: communicatie van beleid rondom biomassa waardoor een eenduidige en consistente informatievoorziening richting burger geschiedt. Daarnaast wordt de huidige wet- en regelgeving doorgelicht en wordt het vergunningsproces versneld.

Groene markt

Voor de groene markt wordt verwezen naar artikel 1.2.2.1.c.

Regulerende Energiebelasting (REB)

De vrijstelling van energiebelasting voor duurzame elektriciteit wordt geleidelijk afgeschaft. De eerste stap daartoe is genomen per 1 januari 2003. Per 1 januari 2005 geldt voor duurzame elektriciteit hetzelfde belastingniveau als voor grijze stroom. Daarnaast is er in 2003 voor gezorgd dat de Nederlandse regelgeving per 1 januari 2004 overeenkomt met de Europese richtlijn energiebelasting.

Concessiestelsel Wind op Zee

Tabel 4.2.2.2a: Prestatie-indicator wet- en regelgeving
IndicatorStreefwaardeRealisatie 2003
Concessiestelsel Wind op ZeeGereed in 2003Naar verwachting medio 2004 gerealiseerd

Als onderdeel van de 10% duurzame energie in 2020 wordt gestreefd naar de realisatie van 6000 MW windenergie op zee in 2020. Hiertoe is gewerkt aan een wetsvoorstel voor een uitgiftestelsel voor locaties voor wind op zee, dat is gebaseerd op de Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken (Wbr).

Over de invulling van het wetsvoorstel heeft intensieve consultatie met de markt plaatsgevonden. Met het oog op versnelling van het proces is vooruitlopend op deze wettelijke regeling een interim-beleid aangekondigd. Dit is er niet gekomen vanwege het gewicht dat de marktpartijen toekennen aan het exclusieve recht van de houder van de plantoestemming. Daarvoor is in de huidige wetgeving onvoldoende juridische basis. Hierdoor is enige vertraging ontstaan voor het in behandeling nemen van nieuwe vergunningaanvragen voor windparken op zee. Derhalve is in 2003 is in constructief overleg met de markt gekozen voor een snelle totstandkoming van een breed gedragen wettelijke regeling. Voorzien is dat het wetsvoorstel voor de zomer van 2004 bij de Tweede Kamer ligt.

Wetsvoorstel Milieukwaliteit elektriciteitsproductie (MEP)

De regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) is toegelicht in paragraaf 4.1.

Besluit subsidies energieprogramma's (BSE) en Novem-programma duurzame energie

In 2003 heeft EZ aan Novem wederom een programma op het gebied van duurzame energie in opdracht gegeven. Onderdeel van dit programma is een subsidieregeling op basis van het Besluit subsidies energieprogramma's. De subsidiëring heeft plaatsgevonden via twee tenders van in totaal € 14 mln op het gebied van onderzoek & ontwikkeling, demonstratie-projecten, praktijkexperimenten en marktintroductieprojecten. Daarnaast is een tender uitgeschreven voor haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten ten bedrage van € 2 mln Vanwege het grote aantal overschrijvingen en kwalitatief goede projecten is een bedrag van € 2 mln extra vrijgemaakt en gepubliceerd.

Energie Investeringsaftrek (EIA) en Subsidieregeling Energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren (EINP)

Zoals ook in paragraaf 4.1 is aangegeven, zijn de cijfers van 2003 nog niet bekend. Het realisatiecijfer van de met de EIA ondersteunde investeringen voor duurzame energie voor 2002 is € 803 mln, beduidend hoger dan de streefwaarde.

Energiepremieregeling (EPR)

De EPR is per 01–01–2003 overgenomen door VROM en is derhalve ook op de begroting van VROM opgenomen. EZ blijft alleen inhoudelijk verantwoordelijk voor zover de regeling betrekking heeft op duurzame energie.

Tabel 4.2.2b: Prestatie-indicatoren financiële en fiscale instrumenten
InstrumentStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
EIA: omvang ondersteunde investeringen voor duurzame energie€ 200 mln (investeringen)Medio 2004 beschikbaar803 mln
BSE: omvang gestimuleerde uitgaven voor duurzame energie€ 50 mlnMedio 2004 beschikbaar79,6 mln

Bestuursovereenkomst windenergie BLOW

De Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) is op 10 juli 2001 gesloten tussen Rijk, IPO en VNG en beoogt de daadwerkelijke realisatie van ten minste 1500 MW windvermogen op land in 2010. In 2003 hebben de laatste provincies hun plannen van aanpak opgesteld en zijn alle provincies gestart met de uitvoering. Eén provincie – Flevoland heeft haar taakstelling reeds behaald. Per 31 december 2003 staat er 900MW aan windvermogen op land.

Op basis van het jaarverslag over 2002 van de BLOW en de plannen van aanpak, kan worden geconcludeerd dat de provincies goed op schema liggen. Indien het in het convenant aangegeven ijkmoment van 31 december 2005 strikt wordt uitgelegd als de datum waarvóór finale planologische besluitvorming op gemeentelijk niveau moet hebben plaatsgevonden, dan wordt dit waarschijnlijk niet gehaald. Er zijn echter voldoende projectinitiatieven gepland om te veronderstellen dat de doelstelling van 1500 MW in 2010 zal worden gehaald.

Convenant kolencentrales en CO2-reductie

De ministers van EZ en VROM hebben met de eigenaren van kolencentrales een convenant gesloten over de reductie van 6 mln ton CO2 in de periode 2008–2012. Ruim de helft van de afgesproken CO2-reductie (3,2 Mton) wordt gerealiseerd door het mee- of bijstoken van biomassa in de kolencentrales. Hiermee wordt een hoeveelheid van 28 PJ aan fossiele energie vermeden. Het resterende deel van de CO2-reductie zal plaatshebben in het kader van het convenant Benchmarking (zie paragraaf 4.2.1). In 2004 zal de eerste monitoring rapportage worden opgesteld.

Convenant Warmtepompsystemen in de woningbouw

Tabel 4.2.2.2c: Prestatie-indicatoren afspraken
IndicatorStreefwaardeRealisatie 2003
BLOWVoldoen aan eisen Convenant (in 2005)Voldoende projectinitiatieven gepland
Convenant Warmtepompsystemen in de woningbouw op schema*Realisatie op schemaGerealiseerd

* convenant ligt op schema wanneer de deelnemende partijen hun voorziene inbreng ook daadwerkelijk leveren en de realisatie overeenkomt met de prognose in het convenant.

Het convenant Warmtepompen in de woningbouw is in 2000 gesloten tussen de overheid en diverse betrokkenen om de toepassing van warmtepompsystemen in de woningbouw te bevorderen. Het jaar 2003 was het laatste jaar van het convenant. De conclusie is dat het convenant succesvol is gebleken aangezien in de convenantsperiode ruim 10 000 warmtepompsystemen zijn toegepast. Zoals voorgenomen is het convenant niet verlengd. Wel zal de samenwerking onder de vlag van de Stichting Warmtepompen worden voortgezet.

Voorlichting

Tabel 4.2.2.2d: Prestatie-indicator PDE
IndicatorStreefwaardeRealisatie 2003
Klanttevredenheid Informatiecentrum Duurzame Energie98%95%

Bron: eigen klanttevredenheidsonderzoek van het IDE

In 2003 is het Projectbureau Duurzame energie (PDE) geëvalueerd. Uit de evaluatie bleek dat de gelden effectiever aangewend kunnen worden wanneer de taken van het PDE anders worden georganiseerd. De evaluatie heeft derhalve geleid tot het besluit om de financiering per 1 januari 2005 te staken.

Enkele taken die het PDE nu uitvoert blijven echter ook na die tijd relevant. Deze zullen worden ondergebracht bij andere organisaties. Samen met VROM is een project gestart waarin wordt uitgezocht hoe de communicatie rond Energie en Milieu via intermediaire organisaties optimaal kan worden georganiseerd. Daarin wordt de vraag over het onderbrengen van de relevante PDE-taken geadresseerd.

Voor wat betreft de klanttevredenheid van het Informatiecentrum Duurzame Energie is een representatief deel van de vraagstellers aan het IDE in 2003 benaderd met de vraag of hun vraag correct is beantwoord en of zij de juiste informatie hebben ontvangen. 95% gaf aan tevreden te zijn met de beantwoording.

4.2.3 Via CO2-reductieregelingen op een kosteneffectieve wijze bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het klimaatbeleid

Operationeel doel 4.2.3begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen61,0116,255,2%91%
Belangrijkste reden afwijkingMiddelen voor het CO2-reductieplan worden tijdens de begro- tingsuitvoering toegevoegd aan de EZ-begroting vanuit de Aanvullende post op de Rijksbegroting. 

In het Protocol van Kyoto heeft Nederland een reductie van de emissie van broeikasgassen van 6% ten opzichte van 1990 voor de budgetperiode 2008–2012 op zich genomen. Dit betekent een reductie van de uitstoot van 200 Mton CO2-equivalent in de periode 2008–2012. Dit is 40 Mton per jaar. Aan het halen van de binnenlandse klimaatdoelstelling dragen uiteraard ook de maatregelen genoemd bij de operationele doelstellingen 4.2.1 en 4.2.2 voor energiebesparing en duurzame energie voor een belangrijk deel bij. De aanvullende instrumenten die EZ gebruikt voor haar bijdrage aan deze nationale en de internationale klimaatdoelstelling zijn het CO2-reductieplan, Joint Implementation (JI) en emissiehandel.

Tabel 4.2.3a: Prestatie-indicatoren bijdrage aan realisatie van doelstellingen van klimaatbeleid
InstrumentIndicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Besluit subsidies CO2-reductieplan, 5e tenderHoeveelheid broeikasgasreducties1 Mton CO2 per jaar (2008–2012)1,2 Mton *1,1 Mton
ERUPT, derde tenderHoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits1,2 Mton CO2 per jaar (2008–2012)0,52 Mton0,78 Mton**
Prototype Carbon FundHoeveelheid aangekochte CO2-credits0,2 Mton CO2 per jaar (2008–2012)0,3 Mton0,2 Mton

* Bron: Projectbureau CO2-reductieplan

** ERUPT, tweede tender

CO2-reductieplan

In 2003 zijn 24 projecten voor het CO2-reductieplan overgegaan in de exploitatiefase. Van deze 24 projecten bedraagt het vastgestelde subsidiebedrag € 13,1 mln. Deze 24 projecten dragen inmiddels voor 1,2 Mton per jaar bij aan de totale jaarlijkse binnenlandse emissiereductie van 2,29 Mton per 31 december 2003.

Joint Implementation

ERUPT, derde tender

In 2003 kan worden ingeschreven op de Emission Reduction Unit Procurement Tender III (ERUPT-III). De aanvragen zijn in december beoordeeld. Voor vijf projecten worden in februari 2004 contracten afgesloten. De streefwaarde van ERUPT III was een aankoop van 1,2 Mton reductie per jaar in de periode 2008–2012. Er is 0,52 Mton aangekocht. Dat betekent dat de streefwaarde niet wordt gehaald. Senter onderzoekt waarom de streefwaarde niet werd gerealiseerd. De resultaten van dat onderzoek worden begin 2004 verwacht. Naar het zich laat aanzien zijn de oorzaken sterk projectgerelateerd en daarmee zeer divers. Waar mogelijk zullen de conclusies worden verwerkt in de JI-instrumenten.

Daarnaast speelt de internationale context een belangrijke rol in het succes van JI. Door de onzekerheid over ratificatie van het Kyoto Protocol door Rusland blijft het aanbod van projecten voor JI beperkter.

Prototype Carbon Fund (PCF)

Nederland heeft gezien de goede performance van het PCF in 2003 haar bijdrage verhoogd van 10 mln naar 15 mln dollar. De minimale bijdrage van PCF aan de reductie in de periode 2008–2012 kan daarmee stijgen van 0,2 naar 0,3 mln CO2 per jaar.

Het aantal door PCF getekende reductie contracten is in 2003 gestegen van 7 tot 14. Daarmee is het PCF op koers om in 2004 haar totale portefeuille te beleggen. De opbrengst zal uiteindelijk rond de 0,6 Mton per jaar bedragen.

PCF is er in geslaagd projecten te ontwikkelen op de moeilijke Chinese en Indiase markt. De eerste CDM projecten van het PCF zijn door de Executive board van het UNFCCC goedgekeurd.

Internationale emissiehandel

In 2003 is er in de Europese Unie een overeenkomst bereikt over een richtlijn die een Europees systeem van CO2-emissiehandel vanaf 2005 voor grote emittenten tot stand brengt. EZ werkt momenteel aan de implementatie van deze richtlijn, waarbij het bepalen van de totale hoeveelheid emissierechten en het opstellen van een nationaal toewijzingsplan voor deze rechten belangrijke elementen zijn. De totale hoeveelheid emissierechten in de eerste handelsperiode zal worden gebaseerd op de streefwaarde voor de sector «Energie en Industrie», zoals die in december 2003 is vastgesteld door het kabinet en naar de Tweede Kamer is gestuurd.

4.2.4 Bevorderen van de realisatie van Nederlandse wensen op energiegebied in internationaal verband en van internationale draagvlak voor de Nederlandse aanpak

Coördinatie EU/ECT/IEA/IEED

In juni 2003 is overeenstemming bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement over de nieuwe richtlijnen voor de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt. De lidstaten implementeren thans de richtlijnen. De specifiek Nederlandse belangen ten aanzien van gasopslag en stroometikettering werden gerealiseerd.

In december 2003 bereikte de Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie overeenstemming over een richtlijn voorzieningszekerheid gas. Het compromis is voor commentaar naar het Europees Parlement gezonden. Het compromis houdt rekening met het Nederlandse belang van soevereiniteit van bodemschatten.

Bilaterale relaties (Rusland, China, Zuid-Afrika, Indonesië)

De bilaterale relatie met Rusland is vanuit de optiek van voorzieningszekerheid aanmerkelijk geïntensiveerd. In aanwezigheid van marktpartijen heeft een gedachtewisseling in St. Petersburg en Den Haag plaatsgevonden, waar vervolgafspraken zijn gemaakt.

De samenwerking met Zuid-Afrika is zoals aangekondigd beëindigd in 2003.

Tevens zal de samenwerking met China en Indonesië die sinds 1995 loopt, aan het eind van 2004 beëindigd worden, omdat de meest interessante onderwerpen voldoende zijn uitgediept.

4.3 Resultaten Evaluatieonderzoek

Tabel stand van zaken programmering evaluatie-onderzoek
Operationeel doelPlanning vol- gens Begroting 2003Huidige stand van zaken
Operationeel doel 4.2.1: Verbetering Energie-efficiëntie2006 
Operationeel doel 4.2.2: Duurzame Energie2005 
– Projectbureau Duurzame Energie2002Afgerond in 2003
Operationeel doel 4.2.3: CO2-reductieregelingen2005 
Tabel resultaten afgeronde evaluaties en beleidsconclusies
Operationeel doelResultaten evaluaties en beleidsmatige conclusies
Operationeel doel 4.2.2: Aandeel Duurzame Energie 
– Projectbureau Duurzame EnergiePDE is gestopt, de taken worden voortgezet in een andere vorm.

5 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN

Onderdelen toelichting
5.0Budget en formatie
5.1Algemene doelstelling
5.2Operationele doelstellingen
 5.2.1 Europese interne markt
 5.2.2 Multilaterale handels- en investeringssysteem
 5.2.3 Nederlandse participatie en presentie
5.3Resultaten evaluatieonderzoek

5.0 Budget en formatie

In verplichtingen

kst-29540-28-19.gif

Realisatie verplichtingen 2003 versus 2002 naar onderdeel (in € mln)

kst-29540-28-20.gif

In formatieplaatsen

kst-29540-28-21.gif

5.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het scheppen van gunstige voorwaarden voor en geven van nieuwe impulsen aan de internationale economische activiteiten van burgers en bedrijven zodat zij bijdragen aan de duurzame groei van de Nederlandse economie.

De algemene beleiddoelstelling heeft in 2003 niets aan actualiteitswaarde ingeboet. De kwakkelende wereldeconomie zorgde dat het belang juist groter werd. Nederland verloor in 2003 marktaandeel. De groei van de relevante wereldhandel bedroeg 3,5%, terwijl de binnenlands geproduceerde export van Nederland kromp met 1%. Nederland heeft dan ook nog steeds groot belang bij het slechten van handels- en investeringsbarrières, het vervolmaken van de Europese interne markt, het creëren van een international level playing field voor ondernemingen en het bevorderen van internationaal ondernemen, onder meer door het verlagen van de transactiekosten, zoals beschreven in het WRR-rapport Nederland Handelsland1.

5.2 Operationele doelstellingen

Binnen de algemene beleidsdoelstelling onderscheidt EZ drie operationele doelstellingen:

5.2.1 Het vervolmaken en uitbreiden van de Europese interne markt;

5.2.2 Het verder uitbreiden en versterken van het open multilaterale handels- en investeringssysteem;

5.2.3 Het bevorderen van een zo groot mogelijke participatie en presentie van Nederlandse bedrijven en producten op buitenlandse markten, nabije zowel als veraf gelegen.

5.2.1 Het vervolmaken en uitbreiden van de Europese interne markt

Operationeel doel 5.2.1begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen3,03,00,00%

Deze doelstelling bestaat uit:

A) Vervolmaking van de Europese interne markt

B) Uitbreiding van de Europese interne markt

A) Vervolmaking van de Europese interne markt

Tabel 5.2.1.A: Prestatiegegevens vervolmaking van de Europese interne markt
Prestatie-indicatorStreefwaarde
Index van de interne markt1In 2003 is nog geen streefwaarde opgenomen aangezien de index eerst zou worden geëvalueerd en bijgesteld. Dit is inmiddels gebeurd. In de begroting 2004 is voor het eerst een streefwaarde vermeld. In november 2003 heeft de Europese Commissie geen Scorebord van de Interne Markt gepubliceerd. De publicatie is uitgesteld tot begin 2004 omdat de Commissie meer tijd nodig heeft om ook de nieuwe lidstaten te kunnen meenemen in de analyse.

1 Bron: Scorebord van de interne markt, publicatie van de Europese Commissie

EZ heeft in 2003 veel capaciteit gestoken in de volgende activiteiten:

• Het vergroten van de daadkracht van de Raad voor Concurrentievermorgen en het politieke commitment van de betrokken lidstaten. Er is gewerkt aan het versterken van het Europese netwerk, in het bijzonder met lidstaten die gelijkgestemd zijn met Nederland en de lidstaten die samen met Nederland in 2004 en 2005 het voorzitterschap van de Europese Unie op zich nemen.

• Onderzoek naar de belangrijkste belemmeringen bij grensoverschrijdende dienstverlening. Het Nederlandse bedrijfsleven in de dienstensector is geraadpleegd en de resultaten zijn besproken met de Commissie. Begin 2004 presenteert de Commissie een voorstel voor een dienstenrichtlijn.

• Het helpen van bedrijven bij het oplossen van problemen met betrekking tot handelsbelemmerende overheidsmaatregelen via het Klachtenloket Europese Markt. De klachten gaan met name over wederzijdse erkenning van diploma's, sociale zekerheid, markttoegang van producten en belastingen. De bekendheid van het klachtenloket is vergroot door artikelen in verschillende media te plaatsen.

• Opstellen van enkele adviezen voor de Commissie Economische Aangelegenheden (CEA) (advies Voorjaarstop 2003 en 2004 en een advies over de Interne Markt Strategie). Deze adviezen zijn in belangrijke mate bepalend voor de door de Nederlandse regering aangenomen standpunten.

• Formulering van de Nederlandse inbreng in de Conventie en de Intergouvernementele Conferentie (IGC). Het Ministerie van BuitenlandseZaken coördineert de Nederlandse inbreng. Voor EZ is het van belang dat de slagvaardigheid en het democratisch karakter van de Europese Unie worden vergroot. Dit vereist meer besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en een grotere rol voor de Commissie en het Europees Parlement in de Europese besluitvorming. De Conventie heeft op deze punten goede vooruitgang geboekt. EZ is er groot voorstander van dat de IGC het Conventieresultaat intact laat. In december 2003 slaagde de IGC er niet in overeenstemming te bereiken over het ontwerp voor een constitutioneel verdrag. Het Ierse voorzitterschap maakt een inventarisatie van de mogelijkheden om vooruitgang te boeken en rapporteert daarover tijdens de Europese Raad in maart 2004. Dan wordt bezien wanneer de IGC zal worden hervat.

• Het overdragen van de interdepartementale coördinatie van de uitvoering van het Beneluxverdrag aan Buitenlandse Zaken.

B) Uitbreiding van de Europese interne markt

Tabel 5.2.1.B: Prestatiegegevens uitbreiding van de Europese interne markt
Prestatie-indicatorStreefwaardeRealisatie 2003
Stand van zaken toetredingsonderhandelingen met kandi- daatlidstaten in termen van aantal afgesloten hoofdstukken (op basis van de road map van de Europese Commissie opgenomen in het Enlargement Strategy Paper)Begin 2003: 31 afgeslo- ten hoofdstukken met max. 10 kandidaatlid- staten Begin 2004: ratificatie toetredingsverdrag met max. 10 kandidaatlid- staten31 hoofdstukken met 10 kandidaatlidstaten afgesloten

Het afronden van de onderhandelingen met de 10 kandidaatlidstaten en het ondertekenen van het toetredingsverdrag stonden centraal in 2003. De Tweede Kamer heeft in 2003 het toetredingsverdrag geratificeerd. Uit de monitoringsrapporten van de Europese Commissie blijkt dat de nieuwe lidstaten de overname en implementatie van de Kopenhagen-criteria en het acquis goeddeels hebben voltooid. Zij worden daarbij met Europese (o.a. PHARE en de Transitiefaciliteit) en nationale (o.a. PSO pre-accessie) financiële middelen ondersteund.

In 2003 nam de belangstelling voor het PSO pre-accessie programma bij de kandidaatlidstaten toe. Het PSO pre-accessie instrument wordt tezamen met het MATRA pre-accessie programma van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geëvalueerd. De eindrapportage van deze evaluatie is uitgesteld, omdat de tussenresultaten een onvoldoende scherp beeld gaven van de te onderzoeken materie. De verwachting is dat de eindrapportage in mei 2004 wordt opgeleverd.

5.2.2. Het verder uitbreiden en versterken van het open multilaterale handels- en investeringssysteem

Operationeel doel 5.2.2begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen3,84,40,617%

Deze doelstelling bestaat uit:

A) Handhaving, uitbreiding en versterking van het multilaterale handelsstelsel en bevordering van een doorzichtig, stabiel en vrij investeringsklimaat

B) Bevordering van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen over de grenzen

Ad A) Handhaving, uitbreiding en versterking van het multilaterale handelsstelsel en bevordering van een doorzichtig, stabiel en vrij investeringsklimaat

De Conferentie van Cancún (10–14 september 2003) had het kader moeten scheppen voor de laatste fase van de onderhandelingen1 (afronding voorzien per 31 december 2004). De conferentie heeft echter niet het beoogde resultaat gehad, waardoor de beoogde versterking en uitbreiding van het multilaterale handelssysteem ernstige vertraging heeft opgelopen. EZ maakt zich nu sterk voor de herstart van de onderhandelingen en voor het – zo mogelijk inhalen van de verloren tijd. De inspanningen hiervoor worden in 2004 verder geïntensiveerd nadat een periode van herbezinning is afgesloten met een gezamenlijk en op de toekomst gericht EU position paper.

Door middel van overleg met de Commissie en andere EU-lidstaten, interventies in EU-bijeenkomsten, indiening van «position papers» etc., heeft EZ invloed uitgeoefend op de positie die de onderhandelaars van de EU innemen in WTO-overleg. EZ heeft daartoe in het bijzonder de volgende activiteiten ondernomen:

WTO:

• Ministeriële WTO-Conferentie Cancún. De nadruk lag het afgelopen jaar op de voorbereiding van deze conferentie.

• Voorlichting over de WTO en WTO-regels, bijvoorbeeld via presentaties, EZ WTO-website; NGO-overleg over de Ministeriële Conferentie te Cancún en over investeringen.

• Internationale investeringsafspraken gemaakt met Turkije en Kyrgyztan. De onderhandelingen over een internationale investeringsafspraak met Iran lopen nog.

• Ondertekende investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO's) voor Tadzjikistan, Libanon, Tanzania, Servië en Montenegro zijn ter goedkeuring aan de Kamer voorgelegd.

• Analyseren van actuele problemen op investeringsterrein (ook in OESO en UNCTAD) verband. Het maatschappelijk debat hierover heeft zich vertaald in brede steun in de Tweede Kamer voor de Nederlandse inzet.

• Seminar voor het bedrijfsleven over de resultaten van een in opdracht van EZ geschreven studie, naar de effecten van WTO-onderhandelingen op de Nederlandse economie. Dit heeft zich vertaald in meer nadruk op het onderwerp handelsfacilitatie.

• Seminars namens EZ en BZ georganiseerd door CEDLA (Centre for Latin American Research and Documentation) en Instituut Clingendael over de WTO, waardoor ook in de wetenschappelijke wereld meer belangstelling is ontstaan voor dit onderwerp.

• Voortgangsrapportages over – en instructies voor de WTO(-onderhandelingen) aan de Kamer en diverse AO's.

Exportcontrole:

• Bijgedragen aan transparantie van exportcontrolebeleid en internationale afstemming van gerichte en effectieve exportcontrole.

• Rapportage aan de Kamer over beleid en uitvoering/handhaving van de exportcontrole en het hierop volgende algemeen overleg met de Kamer en de beantwoording van (vele) kamervragen.

Ad B) Bevordering van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen over de grenzen

EZ stimuleert maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) van Nederlandse bedrijven over de grens. De bekendheid van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, het normatieve kader voor het gedrag van internationaal investerende bedrijven, is verder toegenomen. De toegenomen internationale aandacht voor MVO over de grenzen bleek uit internationale initiatieven, zoals het Extractive Industries transparency Initiative (EITI), de Voluntary Principles on Security and Human Rights en de anti-corruptie groep van de OESO. Het betreft hier zaken waar EZ ook in 2004 actief bij betrokken zal zijn.

De aandacht van het maatschappelijk middenveld voor het gedrag van Nederlandse ondernemingen in het buitenland is ook in 2003 groot geweest. Het ging daarbij om vraagstukken met betrekking tot kinderarbeid, milieu, corruptie, verslaglegging en ketenverantwoordelijkheid en ondernemen in conflictgebieden.

In 2003 zijn de volgende acties uitgevoerd:

• Het Nationaal Contactpunt (NCP) bevordert de toepassing van de OESO-richtlijnen. Naar aanleiding van klachten over onduidelijkheid van de procedure en de duur ervan heeft het NCP, in overleg met sociale partners en NGO's, stappen vastgelegd om het verloop van de procedure beter aan te laten sluiten bij de vraag van het maatschappelijk veld.

Over de activiteiten van het NCP is verslag uitgebracht aan de Tweede Kamer en de OESO. In de OESO is ook overleg gevoerd met de collega NCP's over een effectieve uitvoering van de Richtlijnen en is een seminar over het bestrijden van corruptie georganiseerd.

• Ter voorbereiding van een internationale MVO-conferentie tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in 2004, is onderzocht, wat de inhoudelijke focus van de conferentie moet zijn, hoe de conferentie kan samenhangen met andere nationale en internationale MVO-activiteiten en wat de kosten zouden zijn.

5.2.3 Het bevorderen van een zo groot mogelijke participatie en presentie van Nederlandse bedrijven en producten op buitenlandse markten, zowel nabije als veraf gelegen.

Operationeel doel 5.2.3begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen127,2150,723,519%
Belangrijkste reden afwijkingSaldo van hogere realisaties bij de SENO/GOM-faciliteit en lagere uitgaven bij de Rente-overbruggingsfaciliteit, de PSO en de Trustfunds. 

In 2003 was er sprake van verlies van marktaandeel betreffende de in Nederland geproduceerde export. Het CPB1 noemt een aantal oorzaken voor deze ontwikkeling, waaronder een relatief sterke toename van de arbeidskosten per eenheid product en de sterke appreciatie van de Euro. Omwille van het herstel van de export, is op 23 oktober 2003 de Campagne Internationaal Ondernemen van start gegaan. Deze campagne richt zich op zakendoen in Europa door het MKB. Extra aandacht was er ook voor Aziatische groeimarkten als China en Korea (handelsmissie Van Gennip-Hiddink).

Tabel 5.2.3: Prestatiegegevens Nederlandse participatie en presentie
Prestatie-indicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
1. Positie van Nederland op de wereldranglijst van belangrijkste handels- en investeringsnatiesNederland handhaaft zich als exporteur van goederen en diensten én als buitenlandse investeerder in de mondiale top-10Najaar 2004 beschikbaarGerealiseerd. Bij de goederenexporteurs staat NL op de 9e plaats1; bij de investeerders bezet NL in 2002 de 7e positie2
2. Toenemend aandeel van MKB bedrijven dat exporteert14% van alle MKB bedrijven in Nederland exporteert14%3In 2002 bedroeg de realisatie 12%
3. Succesratio voorlichting en promotie (missies):Streefwaarden zijn in de loop van 2003 ontwikkeld.  
a. bereik EVD programma4 28%23%
b. deelprogramma Oriëntatie5   
– klanttevredenheid 3,33,3
– bijdrage internationalisatie 2,62,7
c. deelprogramma Participatie   
– klanttevredenheid 3,13,3
– bijdrage internationalisatie 2,62,7
4. Financieel instrumentarium:Streefwaarden zijn gedeeltelijk in 2003 ontwikkeld en zullen gedeeltelijk nog in 2004 worden ontwikkeld.  
PSO   
Succesratio6 Zie toelichting onder tabel76%
Export-investeringsmultiplier7 Zie toelichting onder tabel3,25
    
PSB:   
Bereik (totaal MKB bedrijven) 532371
Waarvan starters 51%47%
Bijdrage aan internationalisatie8 nog niet vast te stellen.50%
    
PESP   
Succesratio9 33%36%
export- investeringsmultiplier10 2529

1 WTO, International Trade Statistics 2003

2 UNCTAD, World Investment Report 2003

3 EVD business-monitor; februari 2004

4 Bron: bereik EVD. Het bereik is gebaseerd op het aantal klanten in het EVD klantenbestand per 31 december (22 854) gedeeld door het aantal exporterende bedrijven (80 000).

5 Klanttevredenheid en bijdrage internationalisatie (voor de overige producten moeten de nulmetingen nog plaatsvinden). De scores voor klanttevredenheid vallen in een schaal van 1–4: 1 = slecht, 2 = matig, 3 = voldoende, 4 = goed. De scores voor bijdrage aan internationalisatie vallen in een schaal van 1–4: 1 = niet, 2 = beperkt, 3 = redelijk, 4 = in hoge mate.

6 De score geeft aan hoeveel projecten (minimaal) een redelijke mate van succes hebben.

7 De multiplier geeft de geprognotiseerde spin-off gedeeld dor het gerealiseerde PSO-budget weer.

8 Percentage plannen dat heeft geleid tot export.

9 Het aandeel van de projecten dat leidt tot een daadwerkelijke exportorder of investering. De streefwaarde is gebaseerd op een meerjarig gemiddelde en lager dan de realisatie in 2002.

10 De verhouding tussen middelen en de daarmee gerealiseerde export. De streefwaarde is gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

Toelichting

De gegevens van PSO over 2002 hebben betrekking op de jaren 1994–1997. Er zijn nog geen projecten uit 2003 afgerond. Omdat additionele omzet pas na verloop van een aantal jaren vastgesteld kan worden, zijn deze gegevens nog niet beschikbaar, daar wordt op dit moment aan gewerkt. Voor PSO zal de streefwaarde naar verwachting medio 2004 zijn vastgesteld.

In 2003 zijn de volgende acties uitgevoerd:

• De toegankelijkheid van de overheid op het gebied van (Internationaal) Ondernemen is verbeterd. Met ingang van 2003 is er één website (www.evd.nl) en één telefoonnummer bij de EVD voor alle vragen op dit gebied.

• De campagne «Internationaal Ondernemen», die als een rode draad door de EVD deelprogramma's oriëntatie en participatie loopt, is in oktober 2003 gestart. In dat kader is er in december een handelsmissie van de Staatssecretaris naar Noord-Duitsland geweest en hebben reizen naar de kandidaat-lidstaten Hongarije, Roemenië, Estland, Letland en Litouwen plaatsgevonden. Om het resultaat van handelsmissies verder te verbeteren is in 2003 gebruik gemaakt van evaluaties achteraf en van klanttevredenheidsmetingen.

• Er is een start gemaakt met een nieuwe opzet voor de PSO, waarbij nog meer aandacht wordt gegeven aan vervolginvesteringen en omzetstijgingen. Ook de samenwerking met de vakdepartementen LNV en V&W rond het programmatische deel van PSO is geïntensiveerd.

• De Irak-faciliteit is ingesteld en de Irak-taskforce is opgericht. Vanwege de veiligheidstoestand in Irak hebben de geplande activiteiten nog niet plaatsgevonden. Het budget voor de Irak-faciliteit is daarom in 2003 niet aangesproken.

• De Staatssecretaris van EZ heeft in 2003 met de Europese Commissie gesproken over eerder toegezegde steun voor een aantal scheepswerven en het toekomstperspectief van het Matchingfonds. Een definitief besluit hierover is nog niet genomen.

• In 2003 heeft verdere stroomlijning plaatsgevonden van het financiële buitenlandinstrumentarium (minder loketten, minder instrumenten en verbetering van de onderlinge aansluiting tussen instrumenten). Een paar voorbeelden:

– de exportkredietverzekerings-faciliteiten SENO en GOM zijn in 2003 beide bij Senter Internationaal ondergebracht;

– de IFOM werd in 2003 overgeheveld van NIBCapital naar de FMO (een belangrijke stap in het fusieproces van IFOM en TA OM naar FOM);

– de fusie tussen Senter Internationaal en de EVD tot één agentschap voor internationaal ondernemen (in 2004 af te ronden);

– de generieke Renteoverbruggingsfaciliteit (ROF-2002) bood EZ exporteurs financieringssteun aan in de vorm van rentesubsidie, tot een in OESO-kader afgesproken minimumrente. Mede omdat het in de praktijk te overbruggen renteverschil zeer klein is, is het beroep op de faciliteit beperkt geweest. Met ingang van 2004 is dit instrument beëindigd.

5.3 Resultaten evaluatieonderzoek

5.3.1 Tabel stand van zaken programmering evaluatieonderzoek
Operationeel doelPlanningHuidige stand van zaken
5.2.1 Vervolmaken en uitbreiden Europese interne markt2007Planning ongewijzigd
– PSO PAloopt in 2002Start evaluatie vertraagd vanwege opnieuw opstarten aanbestedingsprocedure Eindrapport wordt verwacht in 2004
   
5.2.2 Uitbreiden en versterken van multilaterale handels- en investeringssystemen2006Planning ongewijzigd
   
5.2.3 Nederlandse participatie en presentie2007Planning ongewijzigd
– TA-regeling2003Gestart in 2003 afronding in 2004
– IFOM2003Gestart in 2003 afronding in 2004
– PSO2003Gestart in 2003 afronding in 2004
– PESP2004Planning ongewijzigd

Er zijn in 2003 geen evaluaties afgerond.

6 VITALE BELANGEN TEN TIJDE VAN CRISIS

Onderdelen toelichting
6.0Budget en formatie
6.1Algemene doelstelling
6.2Operationele doelstellingen
 6.2.1 Algemene crisisbeheersing
 6.2.2 Oliecrisisbeleid
6.3Resultaten evaluatieonderzoek

6.0 Budget en formatie

In verplichtingen

kst-29540-28-22.gif

Realisatie verplichtingen 2003 versus 2002 naar onderdeel (in € mln)

kst-29540-28-23.gif

In formatieplaatsen

kst-29540-28-24.gif

6.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van de ontwrichting van het sociaal en maatschappelijk leven door het scheppen van voorwaarden die de economische veiligheid waarborgen.

6.2 Operationele doelstellingen

6.2.1 Algemene crisisbeheersing: het scheppen van voorwaarden voor het instandhouden van de vitale functies van het economisch proces tijdens crises.

6.2.2 Oliecrisisbeleid: het zodanig voorbereid zijn op een onderbreking in de olieaanvoer dat de nadelige gevolgen daarvan kunnen worden voorkomen of tenminste zoveel mogelijk beperkt.

6.2.1 Algemene crisisbeheersing: het scheppen van voorwaarden voor het instandhouden van de vitale functies van het economisch proces tijdens crises.

Operationeel doel 6.2.1begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen0,10,20,190%

Het karakter van crisisbeheersing op Rijksniveau is sterk veranderd. De crisisbeheersingsstructuur en het instrumentarium worden steeds meer ingezet voor snelle interdepartementale beleidsafstemming en besluitvorming ter voorkoming van crises. BZK, als coördinerend ministerie, ontwikkelt nieuw beleid dat ook voor EZ consequenties zal hebben. Deze ontwikkelingen vereisen aanpassing van het crisisbeheersingsbeleid bij EZ. De voorbereiding daarvan is in 2003 gestart.

Tabel 6.2.1: Prestatie-indicator Algemeen crisisbeleid
Prestatie-indicator nvtStreefwaardeRealisatie 2003
Voldoen aan de minimum-eisen voor de departementale crisisorganisatie*Een ruim voldoende audit resultaatIn 2004 beschikbaar.

* Deze eisen zijn vastgelegd in bijlage 1 van de tweejaarlijkse tussenrapportage en door middel van auditing zal jaarlijks getoetst worden of hieraan wordt voldaan.

De audit is in 2003 niet uitgevoerd omdat de voor crisisbeheersing beschikbare capaciteit moest worden ingezet ten behoeve van onder meer vier potentiële crises en het voorbereiden van workshops. In 2003 is vier maal een interdepartementaal beleidsteam (IBT) ingesteld waarbij EZ was betrokken, te weten: dreiging i.v.m. oorlog in Irak, Aviaire Influenza (vogelpest), SARS en hitte-droogteproblematiek (o.a. koelwater elektriciteitscentrales).

Interdepartementaal is overeengekomen dat de audit in 2004 wordt uitgevoerd. De audit wordt, als nulmeting voor een in te zetten proces van verbetering, uitgevoerd door de departementale auditdienst vanaf maart 2004.

6.2.2 Oliecrisisbeleid: het zodanig voorbereid zijn op een onderbreking in de olieaanvoer dat de nadelige gevolgen daarvan kunnen worden voorkomen of tenminste zoveel mogelijk beperkt.

Operationeel doel 6.2.2begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen82,088,96,98%
Belangrijkste reden afwijkingHogere ontvangsten worden direct doorgegeven aan de COVA (doorsluispost). 
Tabel 6.2.2: Prestatie-indicatoren oliecrisisbeleid
Prestatie-indicatorStreefwaardenRealisatie 2003Realisatie 2002
AanbodzijdeOp elk moment van het jaar voldoen aan de voorraadverplichtingen zoals geregeld in de Wva 2001Gedurende het gehele jaar hebben COVA en de betreffende bedrijven voldaan aan hun voorraadverplichtingenGedurende het gehele jaar hebben COVA en de betreffende bedrijven voldaan aan hun voorraadverplichtingen
OliecrisishandboekOliecrisishandboek gereed voor te nemen acties ten tijde van een crisisEen groot deel van de beoogde acties is uitgevoerd en is vastgelegd in concept NESO-handboek 

De volledige update van het oliecrisishandboek en de bijbehorende maatregelen wordt in de loop van 2004 afgerond. Onderdeel van die activiteiten is een oefening waarbij alle aspecten, zoals besluitvorming en procedures uit het handboek worden getoetst op verbeterpunten.

In de loop van 2003 zijn naar aanleiding van de gebeurtenissen in Irak alle bestaande maatregelen, organisatielijnen en besluitvormingsprocedures in nationaal en internationaal kader intensief nagelopen en voor een deel ook daadwerkelijk benut. Dit om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op alle mogelijke eventualiteiten. Het verplicht aanhouden van voorraden en/of het activeren van vraagbeperkende maatregelen is gelukkig niet nodig geweest.

6.3 Resultaten Evaluatieonderzoek

Tabel stand van zaken programmering evaluatie-onderzoek
Operationeel doelPlanning volgens Begroting 2003Huidige stand van zaken
Operationeel doel 6.2.1: Algemene crisisbeheersing  
– Algemene crisisbeheersing2004 (tweejaarlijkse interdepartementale evaluatieNiet van toepassing
Operationeel doel 6.2.2: Oliecrisisbeheersing  
– Oliecrisisbeheersing – doorsluis COVA2006/7Niet van toepassing
– Oliecrisisbeheersing – leningen2006/7Niet van toepassing

7 BEHEER BODEMSCHATTEN

Onderdelen toelichting
7.0Budget en formatie
7.1Algemene doelstelling
7.2Operationele doelstellingen
 7.2.1 Staatsbaten
 7.2.2 Mijnbouwklimaat
 7.2.3 Veiligheid, gezondheid en milieu
 7.2.4 Beheer ondergrond
7.3Resultaten evaluatieonderzoek

7.0 Budget en formatie

In verplichtingen

kst-29540-28-25.gif

Realisatie verplichtingen 2003 versus 2002 naar onderdeel in (€ mln)

kst-29540-28-26.gif

In formatieplaatsen

kst-29540-28-27.gif

7.1 Algemene doelstelling

Het duurzaam en verantwoord beheer van de nationale bodemschatten (olie, gas, zout) met optimale opbrengsten voor de samenleving.

De Nederlandse gaswinning vergroot de Europese voorzieningszekerheid, voorkomt minder efficiënte import en levert een aanzienlijke bijdrage aan de Nederlandse economie en de welvaart. Aardgas is de schoonste fossiele brandstof en speelt een belangrijke rol in de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Daarom wordt op lange termijn zoveel mogelijk gas gewonnen, onder de voorwaarde dat geen onherstelbare schade aan het milieu wordt toegebracht.

7.2 Operationele doelstellingen

7.2.1 Het ten behoeve van een optimale opbrengst voor de samenleving uitvoering geven aan de publiek- en privaatrechtelijke bepalingen omtrent de aan de Staat toekomende baten (niet-belastingmiddelen) uit de winning van koolwaterstoffen en zout.

Kengetallen aardgaswinningRealisatie 2002Raming 2003Realisatie 2003
Hoeveelheidgegevens   
Productie in mrd m3727268,4
Prijsgegevens   
Euro/dollarkoers ($/€)0,941,001,13
Olieprijs ($/vat)25,024,528,8

De aardgasbaten (niet-belastingmiddelen) bedroegen in 2003 € 4 mld. Hiervan komt € 1,65 mld. ten goede aan het Fonds economische structuurversterking (Fes).

In 2003 is de Tweede Kamer op 11 juni en op 15 oktober geïnformeerd over de besprekingen met Shell en ExxonMobil over de herstructurering van het Gasgebouw (Kamerstukken II, 2003–2004, 28 109, nr.5). In laatstgenoemde brief wordt geconcludeerd dat het op dat moment niet mogelijk was te komen tot andere verhoudingen in het Gasgebouw en in de betreffende publiek-private samenwerking. Voor de achtergronden wordt naar deze brief verwezen.

De ontvangsten uit zoutwinning bedroegen in 2003 € 1,76 mln.

7.2.2 Het zorgdragen voor een goed mijnbouwklimaat.

Mijnbouwwet en afschaffing willekeurige afschrijving

Twee belangrijke ontwikkelingen voor het mijnbouwklimaat per 1 januari 2003 waren de invoering van de Mijnbouwwet en de afschaffing van de fiscale faciliteit Willekeurige Afschrijving Continentaal Plat.

Gaswet

In 2003 is een wetswijziging voorgesteld om het bestaande productieniveau voor de Gasunie (indirecte sturing van de productie uit het Groningenveld) te vervangen door een directe sturing van het Groningenveld. Op deze wijze wordt het Groningenveld voor de langere termijn gespaard. Deze beleidswijziging is aangegeven in artikel 55, eerste lid van de gewijzigde Gaswet die is aangeboden aan de Tweede Kamer per brief van 15 december 2003 (Kamerstukken 2003–2004, 29 372, nrs. 1–2).

Gasbrief

In de begroting van 2003 is een Gasbrief aangekondigd. Deze is aangehouden in afwachting van de bevindingen van de Adviesgroep Waddenzeebeleid (zie operationele doelstelling 7.2.3).

Benchmark Mijnbouwklimaat

In 2003 is een aantal nieuwe prestatie- en effectindicatoren ontwikkeld. Eén daarvan is een kwantitatieve invulling van het begrip mijnbouwklimaat. Mede daartoe is een benchmarkonderzoek verricht. Daaruit is gebleken dat investeren in exploratie op het Nederlandse continentaal plat momenteel onvoldoende aantrekkelijk is en relatief ten opzichte van de andere landen duidelijk is verslechterd vergeleken met de situatie in 2000. Dit is een zorgwekkende situatie, met name ook gelet op de noodzaak dat intensieve exploratie juist de eerstkomende 10 jaar van groot belang is om nog van de beschikbare infrastructuur en de balansfunctie van Groningen te kunnen profiteren. In de bovengenoemde Gasbrief voor de Kamer zal aandacht worden besteed aan deze situatie.

7.2.3 Het tegengaan van nadelige gevolgen van de exploratie en exploitatie van bodemschatten voor veiligheid, gezondheid en milieu.

Tabel 7.2.3: Prestatie-indicator Staatstoezicht op de Mijnen
IndicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Percentage rapporten waarin overtredingen zijn geconstateerdMax. 2%Huidige schatting eindwaarde 4%n.v.t.

Het Staatstoezicht op de Mijnen

In 2003 is bij de streefwaarde van de indicator «percentage rapporten waarin overtredingen zijn geconstateerd» overschreden (zie Tabel 7.2.3). Door de inwerkingtreding van de nieuwe Mijnbouwwetgeving en arbowetgeving moeten de onder toezicht gestelden nog aan een aantal vereisten wennen. Voor een overzicht van alle activiteiten wordt verwezen naar de jaarlijkse rapportage van het Staatstoezicht (EZ 03000407) aan de Tweede Kamer.

Waddenzee

Er is discussie over de mogelijkheid tot winning van het aardgas onder de Waddenzee onder de voorwaarden dat de natuur en het milieu geen onherstelbare schade ondervinden. Om dit vraagstuk op verantwoorde wijze invulling te geven is in het najaar van 2003 de Adviesgroep Waddenzeebeleid gevraagd een nadere integrale verkenning naar de onderwerpen gaswinning, natuur en visserij te doen. Mogelijk kunnen onzekerheden rond de toekomst van de Waddenzee (zeespiegelstijging, biodiversiteit, verzanding schelpdiervisserij) worden weggenomen als er tijdig investeringen kunnen worden gedaan. Dit advies wordt in het eerste halfjaar van maart 2004 afgerond.

7.2.4 Het zorgdragen voor een zorgvuldig beheer van de ondergrond.

Operationeel doel 7.2.4begrotingrealisatieafwijking
 in mlnin mlnin mlnin %
Programma-uitgaven in verplichtingen2,53,00,521%

Alle vergunninghouders voor winning van delfstoffen moeten een winningsplan maken dat onder meer het volume van de economisch winbare hoeveelheid (voorkomen) aangeeft, het depletietempo en de effecten van de winning met betrekking tot de mogelijke bodembeweging. In 2003 zijn in totaal 138 winningsplannen ontvangen, waarvan 74 offshore winningsplannen zijn goedgekeurd. 57 winningsplannen onshore voor bestaande locaties en 7 winningsplannen onshore voor nieuwe locaties zijn in behandeling. Het indienen en beoordelen van de winningsplannen voor de bestaande locaties was een eenmalige inhaalslag in 2003 die door zal lopen in 2004.

In 2003 is geen beroep gedaan op het Waarborgfonds mijnbouwschade voor zaakschade door bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten.

7.3 Resultaten Evaluatieonderzoek

Tabel stand van zaken programmering evaluatie-onderzoek
Operationeel doelPlanning volgens Begroting 2003
1. Operationeel doel 7.2.1Geen evaluatie gepland
2. Operationeel doel 7.2.22006/7
– Mijnbouwwet2006/7
3. Operationeel doel 7.2.32006/7
– Mijnbouwwet2006/7
8. Operationeel doel 7.2.42006/7
Mijnbouwwet2006/7

8. ECONOMISCHE ANALYSES EN PROGNOSES

8.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van een samenhangend economisch beleid van het kabinet door het maken van onafhankelijke analyses en prognoses.

8.2 Operationele doelstelling

De algemene doelstelling wordt door het CPB als volgt geoperationaliseerd: «Het maken van onafhankelijke economische analyses en prognoses die wetenschappelijk verantwoord en up-to-date zijn en die relevant zijn voor het beleid van de regering, het parlement en andere maatschappelijke organisaties, zoals politieke partijen en bedrijfsleven.»

De inhoudelijk onafhankelijke positie van het CPB is geregeld in het Protocol voor de planbureaufunctie van CPB, RIVM, RPD en SCP en de Wet voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch Plan.

Onderstaand overzicht geeft voor alle doelstellingen, prestatie-indicatoren en normen, de realisatie weer over 2003. Meer informatie omtrent de activiteiten van het CPB kunt u vinden op www.cpb.nl.

Tabel 8.2a: Overzicht prestatiegegevens
DoelstellingPrestatie-indicatorNormRealisatie 2003Realisatie 2002
1. Een goede beoordeling van de kwaliteit van het CPB1.a Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een visitatiecommissieElke 5 à 6 jaar onderzoek door (internationale) visitatiecommis- sie. De laatste visitatie vond plaats in 2002/2003De visitatiecommissie heeft zijn onderzoek afgerond en gepubliceerd in het openbare rapport «CPB in Focus». Het oordeel is goedZelfstudie gestart in 2002, evaluatie gepland in 2003
 1.b Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een toetsgroep van beleidsmakersElke 5 à 6 jaar onderzoek door toetsgroep van beleidsmakers. De eerstkomende visitatie vindt naar verwachting plaats in 2007/2008Dit jaar niet plaatsgevondenOordeel: het CPB speelt goed in op de ontwikkelingen in het beleidsveld.
2. Een goede beoordeling van CPB-produc- ten2.a Project-evaluatie van elk project > 3 maandenOordeel goed, evenwicht tussen inzet en resultaatGedeeltelijk gerealiseerd. Het oordeel is goedGerealiseerd.
 2.b Aantallen publicaties die aan wetenschappelijke standaarden voldoen10 Discussion papers en 9 artikelen in wetenschappelijke publicaties10 Discussion papers en 11 artikelen in wetenschappelijke publicaties13 Discussion papers en 13 artikelen in wetenschappelijke publicaties
3. Zowel specifieke klanten als het brede publiek bedienen met voor hen relevante ramingen en analyses3.a Mate van tevredenheid van CPC en CEC1 over het CPB- werkplan en de CPB jaarrapportageGoedkeuring werkplan en jaarrapportage op hoofdlijnen door CPC en CECGerealiseerd. Het oordeel is goedGerealiseerd.
 3.b Percentage persberichten bij CPB- publicatiesPersberichten bij 90% van de CPB-publicatiesGerealiseerdGerealiseerd
 3.c Aandacht in de landelijke pers n.a.v. CPB-pers- berichtenArtikelen in tenminste twee landelijke dagbla- den bij tenminste 75% van de CPB-persberichtenGerealiseerdGerealiseerd
 3.d Aandacht in de landelijke persTenminste 1x per maand expertrol van CPB terugzien in publiciteitGerealiseerdGerealiseerd
 3.e Leesbaarheid van publicaties en persberichten voor klanten d.m.v. onderzoek onder journalistenOordeel goedNiet onderzochtNiet onderzocht
 3.f Jaarlijkse groei aantal bezoekers InternetsiteMinimaal gelijk aan jaarlijkse groei Internetgebruik in NederlandBezoekersaantal gegroeid met 28%Bezoekersaantal gegroeid met 99%

1 Centrale Plancommissie en Centraal Economische Commissie.

De monitoring van evaluaties van projecten heeft in 2003 gedeeltelijk plaatsgevonden. Soms worden deze evaluaties niet of niet tijdig gemaakt vooral als gevolg van hoge werkdruk. Het oordeel van de evaluaties die in 2003 zijn uitgevoerd, is goed.

Evenals in 2002 heeft in 2003 het geplande onderzoek onder journalisten naar leesbaarheid van publicaties en persberichten voor klanten niet plaatsgevonden vanwege onderbezetting bij het Directiesecretariaat. De teksten van publicaties en persberichten worden meestal vrijwel letterlijk overgenomen door dagbladen, hetgeen een indicatie is van de goede leesbaarheid. Daarnaast zijn in 2003 geen klachten ontvangen omtrent de leesbaarheid.

De groei van het aantal bezoekers aan de CPB-site is gemeten ten opzichte van het jaar daarvoor omdat een bruikbaar benchmarkcijfer vooralsnog ontbreekt.

Tabel 8.2b: Overzicht activiteiten (apparaatskosten in € 1000)Raming 2003Realisatie 2003
Activiteiten  
1. Centraal Economisch Plan (aantal)11
– apparaatskosten780925
– aantal FTE's9,510,5
2. Macro Economische verkenning (aantal)11
– apparaatskosten492623
– aantal FTE's6,07,0
3. CPB Report (aantal)44
– apparaatskosten222266
– aantal FTE's2,73,0
4. Onderzoeksprojecten (aantal)3540
– apparaatskosten4 8435 264
– aantal FTE's59,066,2
5. Aanvullende projecten (aantal)1524
– apparaatskosten1 3262 406
– aantal FTE's17,020,5
6. Beantwoorde vragen i.h.k.v. beleidsondersteuning (aantal)7587
– apparaatskosten7391 149
– aantal FTE's9,013,0
7. Overige publicaties/activiteiten  
* CPB documents (aantal)1016
* Discussion papers (aantal)1010
* Speciale publicaties (aantal)55
* Wetenschappelijke artikelen (aantal)911
– apparaatskosten4 0843 166
– aantal FTE's52,435,8
   
Totaal  
– apparaatskosten12 488*13 799*
– aantal FTE's155,6*156,0*

* inclusief de aanvullende projecten (projecten in opdracht van andere ministeries)

De overschrijding bij het CEP en de MEV is toe te schrijven aan extra ondersteunende werkzaamheden ten aanzien van het instrumentarium (de modellen en rekenschema's) en bijbehorende data.

Het aantal onderzoeksprojecten is ten opzichte van de raming gestegen. Het betreft hier de projecten met een looptijd van 4 maanden of langer. Daarnaast zijn meer aanvullende projecten uitgevoerd dan geraamd. Deze projecten die het CPB uitvoert in opdracht van andere ministeries en de EU waren nog niet bekend ten tijde van het opstellen van de raming.

De toegenomen werkzaamheden met betrekking tot de beantwoorde vragen in het kader van beleidsondersteuning zijn veroorzaakt door de twee kabinetsformatierondes die in 2003 hebben plaatsgevonden.

Ondanks de beperking van inzet van fte's ten behoeve van publicaties, papers en wetenschappelijke artikelen is de doelstelling om onderzoeksresultaten bij de doelgroepen onder de aandacht te brengen ruimschoots behaald.

9. VOORZIEN IN MAATSCHAPPELIJKE BEHOEFTE AAN STATISTIEKEN

9.1 Algemene beleidsdoelstelling

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is verantwoordelijk voor de statistische beschrijving van relevante maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland. De taak van het CBS is vastgelegd als «het verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken» (CBS/CCS-wet, art. 3).

9.2 Operationele doelstellingen

 DoelstellingIndicatorStreefwaardeResultaat 2003Resultaat 2002
a.1Verbetering kwaliteit statistische processen 
a.1.1Ontwikkeling databestanden als SSB en ESB1Toename statistische dataGroeiESB: 125 SSB: 241ESB: 115 SSB: 125
a.2Verbetering gebruik statistische informatie output 
a.2.1Alle gepubliceerde reguliere CBS-gegevens op InternetVulling StatLine database op InternetIeder jaar 100%100%98%
a.2.2Groeiend gebruik CBS informatie op InternetGebruik StatLine database op Internet20% groei per jaar36%21%
a.2.3.Maximaal gebruik CBS persberichtenLandelijke overname persberichten≥ 75% dekking74%81%
a.2.4.Effectief wetenschappelijk gebruik microdataOordeel NWO2 evaluatiecommissieVoldoendeVoldoendeVoldoende
a.3Vermindering enquêtedruk    
a.3.1Groei gebruik informatie uit registraties bij statistiekproductie% statistieken gebaseerd op registraties. 01/01/2001 = 25%Groei30%28%
a.3.2Beperking enquêtedruk bedrijfslevenCBS Enquêtedrukmeter≤ 60% nivo 199337%46%
b.1.Verbetering servicegraad departementen, w.o. door centrum beleidsstatistieken 
b.1.1Verbeteren van servicegraad departementenOpleveren van resultaten door centrum voor beleidsstatistiekenGroeiGroeiJuni 2002
c.1.Verbetering van positionering    
c.1.1Versterken van positie als kennisinstituutVolledig uitvoeren van strategisch onderzoek en samenwerking met andere wetenschappelijke en kennisinstellingenUitvoering programmaUitgevoerdUitgevoerd

1 Sociaal Statistisch Bestand (SSB) en Eeconomisch Statistisch Bestand (ESB).

2 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

a.1.1. Ontwikkeling databestanden

De ontwikkeling van het sociaal statistisch bestand (SSB) ligt op schema.

Het aantal in het economisch statistisch bestand (ESB) opgenomen statistieken neemt jaarlijks toe.

a.2.1. Alle gepubliceerde reguliere CBS-gegevens op Internet

In 2003 is de publicatie op internet van reguliere gegevens op internet verder verbeterd. In 2003 zijn alle reguliere gegevens op internet geplaatst.

a.2.2. Groeiend gebruik CBS-informatie op Internet

Het gebruik van de CBS-site neemt nog altijd toe. De groei ten opzichte van 2002 bedraagt 36%. De groei wordt vooral veroorzaakt door het invoeren van themapagina's.

a.2.3. Maximaal gebruik CBS-persberichten

Over 2003 is de streefwaarde bijna gehaald. Niet alleen het onderwerp, maar ook het moment van publicatie en het aanbod van andere nieuwswaardige feiten bepalen de dekking van de CBS-persberichten.

a.2.4. Effectief wetenschappelijk gebruik microdata

Een door de NWO ingestelde evaluatiecommissie beoordeelt eens in de vier jaar het gebruik van microdata van het CBS. De laatste beoordeling over 1998 tot en met 2001 heeft plaatsgevonden in 2001 en het oordeel was positief. In 2003 zijn wel positieve bestuurlijke signalen afgegeven door de Sociaal Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen.

a.3.1. Groei gebruik informatie uit registraties bij statistiekproducties

De groei in het gebruik van registraties bij statistiekproductie bedraagt in 2003 ruim 30% ten opzichte van het basisjaar 2001.

a.3.2. Beperking enquêtedruk bedrijfsleven

Het CBS heeft zichzelf voor 2003 ten doel gesteld de enquêtedruk terug te brengen tot 60% van het niveau van 1993. Deze doelstelling is ruimschoots gehaald. De enquêtedruk bedraagt nog 37% van het niveau van 1993.

b.1.1. Verbeteren van servicegraad departementen

De doelstelling van groei in 2003 is gehaald. Het Centrum voor Beleidsstatistiek is halverwege 2002 gestart. In 2002 werd alleen werk verricht voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in 2003 zijn ook opdrachten uitgevoerd voor de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Justitie en voor de Havenraad. Naast informatieverschaffing is het Centrum in 2003 gevraagd adviezen te geven aan departementen.

c.1.1. Versterken van positie als kennisinstituut

Het programma van strategisch onderzoek kent verschillende thematische projecten die in 2003 volgens plan voortgang hebben geboekt. Op het gebied van de Nieuwe Economie zijn rapporten opgeleverd met betrekking tot Telecommunicatie in cijfers en Innovatie in Diensten. Er zijn onderzoeken gestart naar ICT en complexe waardesystemen en ICT-investeringen in dienstverlenende organisaties. Ten aanzien van Sociale Dynamiek zijn diverse samenwerkingsverbanden aangegaan met een groot aantal onderzoeksinstellingen.

9.3 Groeiparagraaf

Voor het ZBO-traject zijn voor de verschillende besturingsniveaus diverse aansturingsonderwerpen geïdentificeerd en uitgewerkt in daarmee samenhangende kengetallen. Deze worden in 2004 verder verbeterd. Aan het kwaliteitsbeleid is vorm gegeven via een projectplan kwaliteitszorg. Eisen met betrekking tot nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en tijdigheid van statistieken zullen daarin een plaats krijgen.

10 EFFECTIEVE TELECOMMUNICATIE- EN POSTMARKT

Onderdelen toelichting
10.0Budget en formatie
10.1Algemene doelstelling
10.2Operationele doelstellingen
 10.2.1 Infrastructuur en diensten
 10.2.2 Waarborgen publieke belangen
 10.2.3 Optimale marktcondities
 10.2.4 Telematica
10.3Resultaten Evaluatie-onderzoek
10.4Groeiparagraaf

10.0 Budget en formatie

In verplichtingen

kst-29540-28-28.gif

Realisatie verplichtingen 2003 versus 2002 naar onderdeel (in € mln)

kst-29540-28-29.gif

In formatieplaatsen

kst-29540-28-30.gif

10.1Algemene beleidsdoelstelling

EZ schept de voorwaarden voor hoogwaardige informatie- en communicatie netwerken en wil op deze wijze bereiken dat het aanbod van voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, telematica en post blijvend tegemoet komt aan de vraag van burgers, bedrijven en overheden en dat onze concurrentiepositie internationaal wordt bestendigd.

De dynamiek van informatie- en communicatienetwerken is zeer groot. Gestreefd wordt naar duurzame economische groei in de telecommunicatie- en postmarkt. Daartoe heeft EZ in 2003 o.a. nieuwe toetreders op de landelijke FM-markt kansen geboden door oude en nieuwe FM-frequenties te herverdelen middels een veiling. Nieuwe informatie- en communicatietechnologieën konden daarnaast een frequentie krijgen via de verdeling van frequenties voor de draadloze Wireless Local Loop en de Internet Waarschuwingsdienst, bedoeld om burgers en kleine bedrijven op de hoogte te houden van nieuwe gevaren op internet, ging van start.

10.2 Operationele doelstellingen

Om nader invulling te geven aan de hierboven geformuleerde algemene beleidsdoelstelling onderscheidt EZ vier operationele doelstellingen:

10.2.1 Infrastructuur en diensten: het zorgen voor zodanige randvoorwaarden dat een aanbod van eerste klas infrastructuur en diensten op het gebied van informatie en communicatie tot stand kan komen.

10.2.2 Waarborgen publieke belangen: het zorgen voor zodanige randvoorwaarden dat publieke belangen, die verbonden zijn met de toegang tot, het gebruik en de inpassing van informatie- en communicatievoorzieningen zijn behartigd.

10.2.3 Optimale marktcondities: het zorgen voor zodanige randvoorwaarden dat de markt zich zo gunstig mogelijk kan ontwikkelen.

10.2.4 Telematica: het zorgen voor zodanige randvoorwaarden dat effectief gebruik kan worden gemaakt van informatie- en communicatie-infrastructuur en -diensten.

10.2.1 Infrastructuur en diensten: het zorgen voor zodanige randvoorwaarden dat een aanbod van eerste klas infrastructuur en diensten op het gebied van informatie en communicatie tot stand kan komen.

Tabel 10.2.1: Prestatie-indicator Infrastructuur en diensten
Prestatie-indicatorStreefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2002
Aantal alternatieve infrastructuren en de ontwikkeling daarvan.De exacte streefwaarde is nog niet bekend, maar wordt gerelateerd aan het toenemend gebruik van nieuwe technologische voorzieningen en netwerkgebonden diensten.Het aantal vast telefoonaansluitingen blijft afnemen. Verzadiging treedt op bij mobiele telefonie, kabel en ISDN. Toename van ADSL aansluitingen.In 2002 is de trend ingezet die in 2003 verder versterkt is.
Penetratie van verschillende infrastructuren en randapparatuur in Nederland
Afgerond (x 1 000)199920002001Realisatie 2002Realisatie 20033
Totaal PSTN7 5007 1006 7006 3776 218
Totaal ISDN1 9002 7003 2003 6643 761
ADSL10–15145340611
Mobiele telefoons6 90010 00011 96111 95912 142
Kabelaansluitingen16 1206 2006 1606 2166 249
PC (particulier en zakelijk)25 7006 3006 9007 557
Internetaansluitingen (particulier & zakelijk)23 0005 0009 1836 372
Satellietontvangers2320330418535

Bron: TNO-STB

11999 en 2000 op basis van Vecai, 2001 e.v. op basis van TNO-STB.

2Randapparatuur wordt sinds 2003 door TNO-STB niet meer gemeten.

3Betreffen de gegevens tot het 2e kwartaal van 2003.

Infrastructuur

• De dynamiek bij het gebruik van infrastructuren die al in 2002 bestond, verhevigde in 2003. In 2003 verdubbelde het gebruik van ADSL-verbindingen, wat grotendeels aan de consumentenmarkt te danken was. Ook internet via de kabel steeg met ongeveer 15%. Deze trend toont aan dat de vraagzijde van de markt belangrijke stappen zet naar een duurzaam gebruik van breedbandig internet. Daarentegen daalde het aantal telefoonaansluitingen.

• Aan de aanbodzijde werd het radioaanbod via de FM uitgebreid. In 2003 is een efficiëntere ordening van de AM- en FM-omroepfrequenties gerealiseerd. Hierdoor konden meer radiozenders, ondanks een ontoereikende dekking in de beginfase, in het hele land bereikt worden. Ook stimuleerde EZ nieuwe draadloze netwerken door het beschikbaar stellen van frequenties voor Wireless Local Loop (WLL).

Diensten

• Innovatieve diensten die slim gebruik maken van beschikbare moderne technieken werden onder andere gestimuleerd via Kenniswijk en de Subsidies Elektronische Communicatie (SEC).

• De bescheiden SEC-subsidie kon in 2003 rekenen op een enorme aandacht uit de diensten- en netwerksector. Door flankerende activiteiten en doordat bedrijven moesten samenwerken in projecten heeft de subsidie naar verhouding veel netwerken en creatieve toepassingen gekoppeld.

• De experimenteeromgeving Kenniswijk (in de regio Eindhoven), werd in 2003 uitgebreid met Nuenen. Deze uitbreiding zorgde voor meer lokale initiatieven waarin zal worden geëxperimenteerd met nieuwe toepassingen en met nieuwe toetreders op de markt voor breedband internet. In 2003 werden met de subsidieregeling diensten Kenniswijk ruim 30 breedbanddiensten opgezet.

• De subsidieregeling breedband Kenniswijk was minder succesvol: er werden te weinig actieve aansluitingen gerealiseerd, waardoor de resultaten op het gebied van infrastructuur en aansluitingen achterbleven bij de oorspronkelijke doelstellingen.

10.2.2 Waarborgen publieke belangen: het zorgen voor zodanige randvoorwaarden dat publieke belangen die verbonden zijn met de toegang tot, het gebruik en de inpassing van informatie- en communicatie voorzieningen zijn behartigd.

Tabel 10.2.2: Prestatie-indicatoren Waarborgen publieke belangen
Prestatie-indicatorStreefwaardeRealisatie 2003Relaisatie 2002
Aantal postkantoren per 100 000 inwoners en per 1 000 km2Exacte streefwaarde is nog niet bekend, maar wordt gerelateerd aan het voldoen aan de universele dienst verplichting.53 postvestigingen per km2 (2001) en 14 per 100 000 inwoners53 postvestigingen per km2 (2001) en 14 per 100 000 inwoners
Aantal brievenbussen per 10 000 inwoners en per 100 km2 46 brievenbussen per 100 km2 (2001) en 12 per 10 000 inwoners46 brievenbussen per 100 km2 (2001) en 12 per 10 000 inwoners

Nederland heeft per 100 000 inwoners minder postkantoren dan de diverse Europese landen. Door de hogere bevolkingsdichtheid kunnen evenwel meer inwoners door één postkantoor worden bediend.

Het aantal brievenbussen per 10 000 inwoners is in Nederland lager dan in Duitsland, Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk. Dit hangt samen met de hoge bevolkingsdichtheid. Per 100 km2 zit Nederland in de hoge regionen.

In 2003 werd gestreefd naar goede en betrouwbare diensten voor burgers, bedrijven en overheden. Hiervoor zijn de volgende acties in 2003 ondernomen:

• Bij post en telefonie is een aantal minimumeisen voor voorzieningen en diensten, zoals bereikbaarheid en betaalbaarheid, vastgesteld in het Besluit Universele Diensten. De OPTA ziet toe op de naleving van deze eisen. In 2003 is de toegankelijkheid van de post extra gehandhaafd door op de al tijdelijk bevroren postzegelprijs geen inflatiecorrectie toe te staan.

• In het NACOTEL-overleg is in 2003 gestart met verplichte continuïteitsplannen om ervoor te zorgen dat vitale diensten worden gecontinueerd als bedrijven deze niet meer kunnen aanbieden, bijvoorbeeld door faillissement.

• De impact van virussen en andere gevaren op internet wordt steeds groter. Dat komt vooral doordat er steeds meer van internet gebruik wordt gemaakt. Maar lang niet alle internetgebruikers zijn goed voorbereid op de gevaren van internet. Daarom is voor de meer kwetsbare groepen, te weten burgers en kleine bedrijven, de Internet Waarschuwingsdienst (www.waarschuwingsdienst.nl) in 2003 van start gegaan als aanvulling op de bestaande beleidsinstrumenten Surf op safe (www.surfopsafe.nl) (bewustwordingscampagne) en Kwint (www.kwint.org) (implementeren van veiligheidsmaatregelen via branche-organisaties). De Waarschuwingsdienst voor informatie over actuele internetincidenten heeft inmiddels 36 000 abonnees op haar e-mail alert. Sinds de opening op 13 februari 2003 zijn er 239 waarschuwingen op de website www.waarschuwingsdienst.nl geplaatst en 26 e-mail alerts verzonden.

10.2.3 Optimale marktcondities: het zorgen voor zodanige randvoorwaarden dat de markt zich zo gunstig mogelijk kan ontwikkelen.

Tabel 10.2.3: Prestatie-indicatoren Optimale marktcondities
Prestatie-indicatorStreefwaardeRealisatie 2003Relaisatie 2002
Ontwikkeling vaste telefonie en mobiele telefonie aansluitingenDe exacte streefwaarde is nog niet bekend, maar wordt gerelateerd aan de continuïteit van het aantal partijen op de markt voor vaste en mobiele telefonie.Trend op markt mobiele telefonie zet door: marktaandeel van kleinere aanbieders neemt toe en van grotere aanbieders neemt af.In 2002 is de trend ingezet die in 2003 verder versterkt is.
Ontwikkeling marktaandeel vaste telefoniediensten Trend op markt vaste telefonie is stabiel: aanbod kleine aan- bieders stijgt licht. KPN blijft veruit de grootste aanbieder.In 2002 is de trend ingezet die in 2003 verder versterkt is.
Tabel 10.2.4: Aantal abonnees vaste telefonie Tele2 en UPC
 200120022003
Tele21 000 0001 100 0001 200 000
UPC101 200175 900160 600

Bron: TNO-STB op basis van bedrijfsinformatie.

Grafiek 10.2 «Marktaandelen mobiele telefonie(abonnee-aantallen). 1995–2003.»

kst-29540-28-31.gif

Bron: TNO-STB (Q = kwartaal).

Uit tabel 10.2.4 blijkt dat het gebruik van vaste telefonie van kleine aanbieders in absolute zin licht is gestegen in 2003. Grafiek 10.2 toont aan dat het marktaandeel van de kleine mobiele aanbieders sterk is gestegen. Waar KPN in 1995 nog ruim 95% van de markt bediende is dit in 2003 teruggelopen tot ca. 50%.

Duidelijk is dat de markt voor zowel vaste als mobiele telefonie randvoorwaarden biedt voor aanbieders om zich te ontwikkelen.

• In samenwerking met toezichthouder OPTA streeft EZ naar een volwassen en dus ook transparante ICT- en postmarkt in 2005. Dat betekent dat de inspanningen van EZ ook in 2003 gericht waren op het creëren van een zogenoemd level playing field, waarin gelijkwaardig kan worden geconcurreerd.

• Ook is er ingegrepen in de tarieven die KPN doorberekende aan concurrenten voor het gebruik van haar netwerk. In de telefoniemarkt is de trend van de afgelopen jaren onverminderd voortgezet: vermindering van het marktaandeel van KPN ten gunste van nieuwe toetreders. Op het gebied van vaste telefonie, met name voor consumenten, blijft de invloed van nieuwe toetreders in vergelijking tot het marktaandeel van KPN beperkt.

• Marktcondities worden niet alleen gestimuleerd door randvoorwaarden te scheppen voor marktverhoudingen. EZ vindt dat de markt zo weinig mogelijk hinder van administratieve lasten moet hebben en heeft daarom het actieplan ICT en Administratieve Lasten (ICTAL) opgezet. ICTAL zet in op een slimme inzet van ICT om de gegevensuitwisseling tussen bedrijfsleven en overheid aanzienlijk te vereenvoudigen. Het streven is een éénmalige gegevensinvoer bij de overheid. Naast ICTAL is er een elektronisch bedrijvenloket, de vraagbaak voor ondernemers over wetten en regels. Het bedrijvenloket is bereikbaar via de Kamers van Koophandel.

10.2.4 Telematica: het zorgen voor zodanige randvoorwaarden dat effectief gebruik kan worden gemaakt van informatie- en communicatie infrastructuur en diensten.

In 2003 vond een transformatie van het telematica-beleid plaats. Het beleid omtrent telematica was gericht op verkeer en vervoer. Sinds dit beleid medio 2002 bij EZ is ondergebracht, is het beleid gericht op meer sectoren. Deze transformatie is nog niet terug te vinden in de begrotingstekst 2003. In 2003 heeft onder andere onderzoek plaatsgevonden naar Location Based Services. Het totaal van onderzoeken betrof de inzet van ICT voor betere vervoerskeuzen, slimmere bezetting van fysieke infrastructuren en complete ICT-dienstverlening voor mobilisten over (openbaar) vervoer en parkeren in stedelijke agglomeraties. Deze onderzoeken gingen vooraf aan de ontwikkeling van ICT-beleid in sectoren met een sterk publiek belang.

10.3 Resultaten Evaluatie-onderzoek

Tabel stand van zaken programmering evaluatie-onderzoek beleidsartikel 10
Operationeel doelPlanning vol- gens begroting 2003Huidige stand van zaken
10.2.1 Infrastructuur en diensten 
– Nummerbeleidloopt in 2002Afgerond in 2002.
– Frequentiebeleid2003Gestart in 2003, afronding in 2004.
10.2.2 Waarborgen publieke belangen 
– Aftapbeleid2003Start is enigszins vertraagd. Evaluatie start in 2004.
– TTP-beleid2003Gestart in 2003, afronding in 2004.
– Continuïteitsbeleid2003In 2003 als evaluatie afgevoerd. Het betrof een procesmonitoring van het werk binnen het convenant van NACOTEL.
10.2.3 Optimale marktcondities  
– Tariefbeheersingssysteem Postloopt in 2002Afgerond in 2003
Tabel resultaten afgeronde evaluaties en beleidsconclusies beleidsartikel 10
Operationeel doelResultaten afgeronde evaluaties en beleidsmatige conclusies
10.2.1 Infrastructuur en diensten
– NummerbeleidDoelstellingen, zoals het voorkomen van schaarste, de beschikbaarheid van adequate nummers en het voorkomen van grootschalige omnummeringen, zijn volledig of grotendeels bereikt. Beleidsmatige conclusie: verbeteren van communicatie met belanghebbenden en onderzoeken van de mogelijkheden om de betekenis van nummerplannen, en wat daaraan direct gerelateerd is, bij de consument bekend te krijgen.
10.2.3 Optimale marktcondities 
– Tariefbeheersingssysteem PostTariefbeheersingssysteem heeft redelijk goed gewerkt. Beleidsmatige conclusie: het systeem wordt gehandhaafd, maar inflatiecorrectie voor tarieven wordt afgeschaft.

10.4 Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf in het Jaarverslag 2002 is met name aandacht besteed aan:

1. Het opnemen van indicatoren die beter meetbaar zouden zijn;

2. Indicatoren die op tijd realisatiecijfers beschikbaar zouden hebben;

3. Het verminderen van het aantal indicatoren.

Aan de voornemens 1 en 3 is voldaan. Aan het tweede voornemen is nog niet geheel voldaan, omdat de realisatiecijfers met betrekking tot de postdiensten nog niet beschikbaar zijn bij het verschijnen van het Jaarverslag. Omdat de opleverdatum van de realisatiecijfers een gegeven is, zal de oplossing in de keuze van de indicatoren moeten worden gezocht. Dit is een verbeterpunt voor de begroting 2005.

6. NIET-BELEIDSARTIKELEN

21 ALGEMEEN

Dit artikel bevat de apparaatsuitgaven die niet zijn toegerekend aan de beleidsartikelen. Het betreft de personele en materiële uitgaven van de stafdiensten (inclusief algemene leiding), de centrale personeelsuitgaven en de facilitaire overhead van het kernministerie, zoals huisvesting, communicatie en ICT. Naar hun aard hebben deze uitgaven slechts een indirecte relatie met de activiteiten en uitgaven zoals geraamd op de beleidsartikelen.

Voor een toelichting op het verschil tussen raming en realisatie wordt verwezen naar het onderdeel Jaarrekening van dit Jaarverslag.

22 NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Dit niet-beleidsartikel bevatte in de begroting 2003 en gedurende het jaar ramingen voor de volgende typen uitgaven:

• Loonbijstelling

• Prijsbijstelling

• Onvoorzien

• Nog te verdelen posten

Omdat dit een zogenoemde «parkeerpost» betreft, moeten alle middelen gedurende het jaar worden overgeheveld naar de andere artikelen waar de daadwerkelijke uitgaven plaatsvinden. Daarom resteert aan het eind van het jaar op dit artikel geen budget meer.

• In het voorjaar zijn de reserveringen voor loon- en prijsbijstelling opgehoogd met de middelen die het Ministerie van Financiën daarvoor beschikbaar heeft gesteld. Daarna zijn de middelen verdeeld over de andere artikelen van de EZ-begroting.

• De post Onvoorzien wordt aangehouden voor relatief bescheiden onvoorziene uitgaven die niet elders op de EZ-begroting kunnen of mogen worden ingepast.

• In de ontwerpbegroting 2003 betrof het grootste deel van de raming op het onderdeel Nog te verdelen posten het nog niet ingevulde deel van de subsidietaakstelling Balkenende I. Dit is vervolgens bij eerste Nota van Wijziging op de ontwerp-begroting 2003 ingevuld en maakt daarmee deel uit van de vastgestelde begroting 2003.

23 AFWIKKELING OUDE VERPLICHTINGEN

Op dit niet-beleidsartikel zijn in 2003 uitgaven en ontvangsten verantwoord voor de afwikkeling van in het verleden gevoerd beleid betreffende de regeling Bedrijfsbeëindigingshulp, de garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen en Nedcar.

NedCar

Na het tekenen van de overeenkomsten tussen Volvo, NedCar en de Staat in 1999 bestaat de financiële relatie met NedCar nog uit de volgende twee elementen (in de ontvangstenraming):

• Terugbetaling door NedCar van de in het verleden verstrekte renteloze lening (laatste termijn in 2004).

• Het recht van de Staat op betalingen uit hoofde van de verkoop van onderdelen voor de Volvo-400-serie door Volvo tot en met 2016.

7. MEDEDELING OVER DE BEDRIJFSVOERING

Implementatie van de mededeling over de bedrijfsvoering is een groeitraject. De begroting 2003 gaf het groeipad aan dat het Ministerie van Economische Zaken (EZ) hanteert om tot een mededeling te komen die zich uitstrekt tot de gehele bedrijfsvoering. Het verslagjaar 2002 bevatte daartoe de eerste stap.

De ontwikkelingen rond de mededeling over bedrijfsvoering staan evenwel niet stil. Naar aanleiding van de eerste ervaringen die met de mededeling zijn opgedaan, heeft in 2003 zowel interdepartementaal als binnen EZ, nadere gedachtevorming plaatsgevonden over de aard en de totstandkoming van de mededeling over de bedrijfsvoering in het jaarverslag. Deze gedachtevorming heeft onder andere geleid tot aanpassing van de Rijksbegrotingsvoorschriften op dit punt.

Binnen EZ is de wijze waarop aan de implementatie vormgegeven wordt, uitgewerkt en beschreven in een intern rapport. Op een aantal onderdelen vergde dit rapport nadere uitwerking, met name de opzet en de inbedding van de risico-analyse. Momenteel vindt deze uitwerking door een werkgroep plaats. Daarbij wordt tevens bezien of en op welke wijze de totstandkoming van de mededeling aanpassing behoeft.

De nu voorliggende mededeling over 2003 strekt zich, conform het eerder genoemde groeipad, uit over het financieel en materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties, alsmede over de werkplancyclus, het personeel- en ICT-beheer, het VIR en de doelstellingen op het terrein van huisvesting van het ministerie.

De Minister van Economische Zaken verklaart hierbij als volgt.

In het verslagjaar is op een gestructureerde wijze aandacht besteed aan het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties aan de werkplancyclus, het personeel- en ICT-beheer, het VIR en de doelstellingen op het terrein van de huisvesting van het Ministerie van Economische Zaken.

Een en ander heeft in het verslagjaar in het algemeen geleid tot beheerste bedrijfsprocessen. Daarbij is een aantal punten van aandacht naar voren gekomen ten aanzien waarvan verbeteracties zijn of worden uitgevoerd, dan wel in 2004 gestart zullen worden.

Toelichting

Bovenstaande mededeling is gebaseerd op een combinatie van het toezicht van de directie FEZ en de audits van de Auditdienst, zoals die in 2003 hebben plaatsgevonden. Uit deze werkzaamheden is een aantal verbeterpunten naar voren gekomen die gedurende 2003 tot verbeteracties hebben geleid of in het komende jaar zullen worden uitgevoerd. Deze verbeteracties doen echter geen afbreuk aan de boven geformuleerde conclusie dat op de genoemde terreinen in 2003 in het algemeen sprake is geweest van beheerste bedrijfsprocessen.

Het verslagjaar 2003 is het eerste jaar waarin Novem, DGTP en het Agentschap Telecom volledig onderdeel uitmaakten van EZ. Novem heeft gedurende 2003 voortvarend uitvoering gegeven aan het plan van aanpak financieel beheer, gericht op het op orde zijn per 1 januari 2004. Deze aanpak heeft ertoe geleid dat de opzet van de bedrijfsvoeringsprocessen en de interne controle nu voldoen aan de eisen van adequaat financieel beheer. Aangezien de getroffen maatregelen nog niet volledig voor geheel 2003 waren ingevoerd, voldeed het financieel beheer gedurende 2003 nog niet op alle onderdelen aan de daaraan te stellen eisen. Vandaar ook de status van tijdelijk agentschap. Met name de interne controle, enkele interne procedures en de naleving van de regelgeving rond Europese aanbestedingen waren in 2003 nog onvoldoende. Implementatie van de aangepaste processen, maar ook de voorgenomen fusie met Senter zullen in 2004 naar verwachting tot verdere verbetering leiden.

Voor DGTP gold eveneens dat het financieel beheer op onderdelen nog verbetering behoefde. In 2003 zijn daartoe belangrijke stappen voorwaarts gezet. Actualisatie van de AO en verbetering van de effectiviteit van de interne controle rond het beheer van de overdrachts- en transactie-uitgaven zijn evenwel punten waarop verdere verbetering nodig is en waaraan in 2004 voortvarend invulling gegeven zal worden.

Een ander onderdeel van EZ waar zich in 2003 belangrijke ontwikkelingen voordeden, is het CBS. Met het oog op de ZBO-vorming (gerealiseerd per 3 januari jl.) heeft een intensief en omvangrijk veranderingstraject plaatsgevonden. Belangrijke onderdelen die in dat verband in 2003 hun beslag kregen, zijn de sturingsafspraken en de ontvlechtingsafspraken. Een ander belangrijk onderdeel van het traject betrof de opstelling en uitvoering van het verbeterplan financieel beheer. De uitvoering daarvan heeft grotendeels al in 2002 plaatsgevonden, waarmee het financieel beheer voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Dat nam niet weg dat een aantal aanvullende verbeteringen nog nodig was en dat de implementatie in 2003 aandacht verdiende. Daartoe is door het CBS een onderhoudsplan financieel beheer opgesteld en in uitvoering genomen. Vanwege capaciteitsgebrek is in de loop van het jaar enige vertraging ontstaan in de uitvoering daarvan. Inmiddels verricht het CBS de nodige inspanningen om de opgelopen vertraging in te halen.

Naast bovengenoemde onderdelen zijn met name bij de directies Interne Zaken en Personeel Organisatie en Informatievoorziening verbeterpunten geconstateerd. Voor beide directies geldt dat op onderdelen sprake is van vertraagde uitvoering van de eerder geconstateerde verbeterpunten.

De werkplancyclus is een belangrijk instrument in de sturing en beheersing van het departement. In de mededeling over de bedrijfsvoering 2002 is aandacht besteed aan de opzet en het bestaan van de werkplancyclus. Ten behoeve van de onderhavige mededeling is de werking van de werkplancyclus onderzocht bij een dwarsdoorsnede van EZ. Hieruit blijkt dat de werkplancyclus als waardevol wordt ervaren door het management en dat de centrale kaders goed worden nageleefd. Ook is sprake van consistentie tussen de werkplannen 2003 en de begroting 2003. Wel lijkt de het instrument beperkingen te hebben in beleidsmatig zeer dynamische omgevingen en krijgt de planning meer aandacht dan de monitoring en verantwoording.

Tegen de achtergrond van toenemende huisvestingskosten, de spreiding van het ministerie over verschillende locaties en de veranderende denkbeelden over de werkomgeving, heeft EZ een meerjarig huisvestingsplan in uitvoering genomen. Uit het daarnaar uitgevoerde onderzoek blijkt dat de beheersing van dit project, ondanks kleine verbeterpunten, voldoende is.

Rond de personele uitgaven is een stelsel van controlemaatregelen vormgegeven dat zorgdraagt voor een voldoende beheerst proces. Hoewel deze geen direct risico vormen voor de rechtmatigheid van de uitgaven, is op onderdelen sprake van gewenste verbeteringen. Dat geldt met name voor de toezichtsfunctie en de (geautomatiseerde) administratieve verwerking.

Ten behoeve van de IT-ondersteuning van onder andere de financiële, logistieke, personele processen gebruikt EZ in toenemende mate SAP. Met het toenemende belang van dit systeem voor de bedrijfsvoering, neemt ook het belang van de beheersmaatregelen daaromtrent toe. Tegen die achtergrond zijn de in 2002 geconstateerde verbeterpunten in 2003 vrijwel geheel gerealiseerd. Een aantal verbeterpunten c.q. efficiencyverbeteringen rond AO-beschrijvingen en rapportages heeft nog niet plaatsgevonden.

Het CBS maakt voor de ondersteuning van haar bedrijfsvoeringsprocessen gebruik van het systeem BISNIS. De algemene beheersmaatregelen rond dat systeem vertoonden een aantal tekortkomingen waarvoor het CBS adequate maatregelen in uitvoering heeft.

Ten aanzien van het VIR was eerder vastgesteld dat EZ nog niet op alle terreinen aan de vereisten voldeed. Naar aanleiding daarvan is de verankering van de VIR-coördinatie binnen de organisatie versterkt en zijn de geïnventariseerde verbeterpunten opgepakt. Dit heeft ertoe geleid dat het ministerie eind 2003 in voldoende mate het VIR naleeft. Dat neemt niet weg dat op een aantal plaatsen nog sprake is van verbeterpunten c.q. verdere implementatie van maatregelen nodig is en dat de planning van het CBS is bijgesteld naar maart 2004. Voor Novem, als tijdelijk agentschap toegevoegd aan EZ, is het VIR een nieuw voorschrift. De planning van Novem voorziet in implementatie per ultimo 2004.

C JAARREKENING

8. VERANTWOORDINGSSTATEN

8.1 Departementale verantwoordingsstaat 2003 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)

Bedragen in i 1000
  (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie*Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
 verplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangstenverplichtingenuitgavenontvangsten
TOTAAL 1 742 1152 855 453 1 832 6633 065 902 90 548210 449
          
Beleidsartikelen 1 645 5292 730 588 1 714 9152 941 114 69 386210 526
1. Werking binnenlandse markten88 37989 933121 23197 093102 804120 3648 71412 871– 867
2. Bevorderen van innovatiekracht523 704567 231104 536520 852552 602183 689– 2 852– 14 62979 153
3. Bevorderen ondernemingsklimaat619 602295 88135 063601 193333 84741 584– 18 40937 9666 521
4. Doelmatige en duurzame energievoorziening202 689206 37111 912229 026197 09544 01326 337– 9 27632 101
5. Buitenlandse economische betrekkingen175 164180 4691 815210 740184 60413 22135 5764 13511 406
6. Vitale belangen ten tijde van crises82 32582 32581 99889 30989 46288 8686 9847 1376 870
7. Beheer bodemschatten7 4527 4522 223 3618 3769 9402 395 6359242 488172 274
8. Economische analyses en prognoses11 17111 1714313 79914 0391 3072 6282 8681 264
9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken170 053170 05310 528189 834189 83413 10319 78119 7812 575
10. Effectieve telecommunicatie- en postmarkt34 64334 643140 10147 60540 68839 33012 9626 045– 100 771
          
Niet-beleidsartikelen 96 586124 865 117 748124 788 21 162– 77
21. Algemeen88 70789 8235 112124 125113 2949 32735 41823 4714 215
22. Nominaal en onvoorzien1 3261 326    – 1 326– 1 326 
23. Afwikkeling oude verplichtingen4 9375 437119 7533 8404 454115 461– 1 097– 983– 4 292

* De gerealiseerde uitgaven- en verplichtingenbedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1000). De gerealiseerde ontvangstenbedragen zijn steeds rekenkundig afgerond (€ 1000).

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

8.2. De Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen (jaarverslag)

Samenvattende verantwoordingsstaat 2003 inzake agentschappen van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)

Bedragen in € 1000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Agentschaptotaal batentotaal lastensaldo baten en lastentotaal batentotaal lastensaldo baten en lastentotaal batentotaal lastensaldo baten en lasten
Senter51 43051 3904052 11751 0771 040687– 3131 000
EVD29 68029 49019027 05226 862190– 2 628– 2 628 
Bureau I.E.18 28617 88140517 01416 582432– 1 272– 1 29927
Telecom30 89033 060– 2 17032 92834 614– 1 6862 0381 554484
Novem   42 95042 57837242 95042 578372
Totaal130 286131 821– 1 535172 061171 71334841 77539 8921 883
 
Agentschaptotaal kapitaaluitgaventotaal kapitaalontvangstentotaal kapitaaluitgaventotaal kapitaalontvangstentotaal kapitaaluitgaventotaal kapitaalontvangsten
Senter2 1681 4005 335 3 167– 1 400
EVD1 8251 050377 – 1 448– 1 050
Bureau I.E.1 9461 363881 – 1 065– 1 363
Telecom5 9113 1804 305 – 1 606– 3 180
Novem  1 224 1 224 
Totaal11 8506 99312 122 272– 6 993

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

9. FINANCIËLE TOELICHTING BIJ DE VERANTWOORDINGSSTATEN

9.1 Toelichting bij de beleidsartikelen

1 WERKING VAN DE BINNENLANDSE MARKTEN

Artikel 1: Werking van de binnenlandse markten (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)91 50497 09388 3798 714
Programma-uitgaven54 35656 55354 0572 496
Operationeel doel 1.2.2: Bevorderen concurrentiemechanismen29 50030 46529 500965
– Deelname in aandelenkapitaal TenneT    
– Tegemoetkoming Demkolec en stadsverwarmingsprojecten29 50030 46529 500965
Operationeel doel 1.2.3: Versterken economische dynamiek296607643– 36
– Bijdrage aan Actal296607643– 36
Operationeel doel 1.2.4: Bevorderen transparante en eerlijke handel19 33723 00818 2814 727
– Bijdrage aan het NMi15 96321 37915 8305 549
– Bijdragen aan diverse instituten3 3741 6292 451– 822
Algemeen5 2232 4735 633– 3 160
– Opdrachten en onderzoek Marktordening/MDW5 2232 4735 633– 3 160
     
Apparaatsuitgaven37 14840 54034 3226 218
– Personeel Marktordening (DGM&E)5 9496 3345 985349
– Personeel Actal567658 658
– Apparaatsuitgaven NMa/DTe30 63233 54828 3375 211
     
Uitgaven (totaal)89 262102 80489 93312 871
     
Ontvangsten (totaal)119 599120 364121 231– 867
– Ontvangsten NMa/DTe4 5846 9963 9833 013
– Ontvangsten TenneT  11 345– 11 345
– Opbrengsten casino's106 589111 022102 5548 468
– Opbrengst uit vergunningen en keuringen speelautomaten7 5131 6101 58822
– Ontvangsten NMi723661661 
– Diverse ontvangsten190751 100– 1 025

Bijdrage aan het NMi

Het NMi verhuist naar een nieuw pand omdat het huidige pand niet meer aan de gestelde eisen voldoet. Hiervoor is € 5 mln ter beschikking gesteld.

Opdrachten en onderzoek marktordening/MDW

De verlaging betreft voor het grootste deel dekking van de bijdrage aan het NMi.

Apparaatsuitgaven NMa/Dte

Het verschil heeft meerdere oorzaken. Op de eerste plaats een budgetverhoging voor nieuwe formatie (€ 0,9 mln). Daarnaast zijn middelen toegevoegd voor de voorgenomen verzelfstandiging van de NMa (€ 0,5 mln), het verbeteren van de externe communicatie (€ 0,8 mln), loon- en prijsbijstelling (€ 0,7 mln) en diverse beleidsmatig minder relevante zaken (€ 0,4 mln). Ook zijn middelen overgeheveld van V&W en VWS voor respectievelijk de Vervoerkamer (€ 1,3 mln) en de Zorgkamer (€ 0,4 mln).

Ontvangsten NMa/DTe

Het verschil wordt veroorzaakt door wijziging van de Bijdrageregeling DTe (– € 4,0 mln) en door de NMa ontvangen boetes van marktpartijen (€ 6,3 mln). Het restant betreft diverse hogere ontvangsten van DTe (€ 0,7 mln).

Ontvangsten Tennet

De aandelen TenneT en de dividendraming zijn overgedragen aan Financiën.

Opbrengsten casino's

De bezoekersaantallen van Holland Casino waren hoger dan bij de vastgestelde begroting 2003 was geraamd. Hierdoor zijn de opbrengsten eveneens hoger.

Artikel 1: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
DG M&E personeel93,860,392,461,5
ACTAL personeel9,036,48,181,4
NMa (incl. DTe) B personeel300,059,81287,475,5
NMa (incl. DTe) B materieel300,034,6287,441,2

1 De raming is gecorrigeerd ten opzichte van de raming in de ontwerpbegroting 2003 (55,8)

Toelichting ACTAL

Gezien het politieke belang van het verlagen van de administratieve lastendruk, bestaat de bezetting van ACTAL uit relatief ervaren personen. Naast de gebruikelijke loonontwikkeling, verklaart dit het verschil met de begrote gemiddelde prijs, die op de gemiddelde loonsom per schaal is gebaseerd. Ook de kosten voor adviseurs en declaranten zijn niet in de middelloonsom opgenomen, maar drukken wel op het ACTAL-budget en leidt tot een verhoging van de gerealiseerde gemiddelde prijs.

Toelichting Nma/DTe

In de realisatiecijfers van de personele bezetting van de NMa/DTe ontbreekt de inhuur van tijdelijke krachten (circa 40 FTE). Naast de loon- en prijsbijstelling verklaart dit het verschil op de gemiddelde personele en materiële kosten per FTE.

2 BEVORDEREN VAN INNOVATIEKRACHT

Artikel 2: Bevorderen van innovatiekracht (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)651 058520 852523 704– 2 852
Programma-uitgaven596 119464 656470 026– 5 370
Operationeel doel 2.2.1: Infrastructuur voor innovatie182 999142 357156 065– 13 708
– Bijdrage aan Stichting voor de Technische Wetenschappen19 19519 47818 859619
– Innovatiegerichte onderzoeksprogramma's10 85116 91914 6032 316
– Bijdrage aan TNO29 51031 12027 9363 184
– Bijdrage aan Topinstituten29 53232 10928 4113 698
– Bijdragen aan instituten lucht- en ruimtevaart10 7896 0415 838203
– Bijdrage aan diverse instituten4 7524 2384 015223
– Technologische vernieuwing64 34022 72233 260– 10 538
– Technologie en Samenleving2 328   
– Innovatief ondernemerschap11 7029 73023 143– 13 413
Operationeel doel 2.2.2: Innovatie in de markt294 384234 269206 73127 538
– Technologische Ontwikkelingsprojecten26 23212 412 12 412
– Technologische Samenwerkingsprojecten84 65776 78572 7854 000
– BIT/Opkomende markten3 5634 2064 311– 105
– Kennisoverdrachtinstrumenten11 8467 22612000– 4 774
– Programma Economie, Ecologie, Technologie35 24938 80647 457– 8 651
– First Mover Faciliteit    
– Overige regelingen milieutechnologie2 373768 768
– Bijdrage aan Syntens32 90535 02832 7232 305
– Internationale ruimtevaartprogramma's85 42754 71632 50322 213
– Nationale ruimtevaartprogramma's7 850 3 630– 3 630
– Bevordering civiele luchtvaart4 2824 3221 3223 000
Operationeel doel 2.2.3: Excellente basis voor ICT106 82381 51885 978– 4 460
– Micro-elektronica stimulering48 07547 86145 3772 484
– Nationaal Actieplan Elektronische Snelwegen46 47820 44122 232– 1 791
– Overig ICT-beleid12 27013 21618 369– 5 153
Algemeen11 9136 51221 252– 14 740
– Onderzoek DG Innovatie7 5614 4777 909– 3 432
– NL voorzitterschap EU 2004    
– Eureka-voorzitterschap 1 1
– Beleidsexperimenten DG Innovatie4 3522 03413 343– 11 309
     
Apparaatsuitgaven54 93956 19653 6782 518
– Personeel DG Innovatie11 00211 33011 014316
– Bijdrage DG I aan BLD BIE14 74114 58114 581 
– Bijdragen pensioenen EOB1 2981 891998893
– Adviezen door EOB1 8752 2432 418– 175
– Bijdrage DG Innovatie aan BLD Senter23 64523 74921 9361 813
– Uitgaven TWA-netwerk2 1352 2741 997277
– Diverse uitgaven (adviesraad en Eureka-secretariaat)243128734– 606
     
Uitgaven (totaal)525 700552 602567 231– 14 629
     
Ontvangsten (totaal)91 690183 689104 53679 153
– Terugontvangst Senter9621 008 1 008
– Ontvangsten uit Rijksoctrooiwet23 54627 47425 4122 062
– Diverse ontvangsten BIE27 153   
– Ontvangsten TOP38 25554 02636 30217 724
– Ontvangsten uit het Fes 80 79228 88851 904
– Ontvangsten EET-gelden (OCW) 13 07212 346726
– Diverse ontvangsten Innovatiekracht1 7747 3171 5885 729

Technologische Vernieuwing

De lagere realisatie houdt met name verband met de regeling Kennisimpuls, waarvoor een versnelling van commiteringen heeft plaatsgevonden uit de jaren 2003 t/m 2006 naar 2002. Deze versnelling betekent dat eind 2002 € 10 mln uit 2003 is versneld naar 2002.

Innovatief ondernemerschap

De onderuitputting heeft grotendeels betrekking op de Subsidieregeling Infrastructuur Technostarters. De regeling zal worden vervangen door het in 2004 op te richten TechnoPartner. In verband hiermee is het budget in 2003 verlaagd met per saldo € 17 mln, welk bedrag bestemd is voor 2004 en verder.

Daarnaast is het budget voor innovatief ondernemerschap in 2003 met € 3,2 mln verhoogd in verband met een verschuiving uit 2002, voortvloeiend uit een vertraging in 2002 bij het aangaan van verplichtingen voor BioPartner.

Technologische ontwikkelingsprojecten

In de begroting 2003 is het budget voor deze regeling op nul gesteld in verband met afschaffing van de regeling per 1/1/2003. In 2003 is voor € 12,4 mln aan verplichtingen aangegaan. Dit betreft projectaanvragen die eind 2002 werden ingediend, waarvan de afwikkeling in 2003 is afgerond. De hiervoor benodigde verplichtingenruimte is uit 2002 naar 2003 verschoven.

Beleidsexperimenten

De lagere realisatie vloeit voort uit vertraging van diverse voorgenomen experimenten. Deze vertraging houdt verband met de tijd die is gemoeid met het zorgvuldig ontwikkelen van een goede vorm en afbakening van potentiële beleidsexperimenten, in nauw overleg met de betrokken partijen.

Kennisoverdrachtsinstrumenten

Ten aanzien van de kennisoverdrachtsregelingen SKO en SKB is in 2003 sprake geweest van € 4,8 mln lagere verplichtingen. Oorzaak hiervan is dat het MKB een geringer beroep op de regelingen heeft gedaan dan geraamd.

Programma Economie, Ecologie, Technologie

De lagere uitputting wordt grotendeels veroorzaakt door een verlaging van € 15,1 mln in verband met het feit dat OCW met ingang van de tiende tender haar medefinanciering heeft stopgezet. Daarnaast zijn extra middelen uit het Fes toegevoegd.

Internationale ruimtevaartprogramma's

De hogere realisatie is grotendeels veroorzaakt door toekenningen voor de projecten GALILEO en ARTES 8. Voor deze projecten waren tijdens de ESA-ministersconferentie van november 2001 toezeggingen gedaan. De hiervoor benodigde middelen zijn verschoven vanuit 2002. Daarnaast zijn op dit onderdeel middelen vanuit nationale ruimtevaartprogramma's verantwoord.

Nationale ruimtevaartprogramma's

Het budget dat onder nationale ruimtevaartprogramma's stond verantwoord is in 2003 overgeboekt naar internationale ruimtevaartprogramma's. Deze overboeking is geen beleidsmatige wijziging, maar is verricht ten behoeve van een juiste verantwoording van de besteding.

Bevordering civiele luchtvaart

Ten behoeve van de budgetpublicatie voor de regeling Civiele Vliegtuigontwikkeling (CVO) is over de periode 2003 t/m 2006 het budget herverdeeld, met een budgetverhoging in 2003 tot gevolg.

Overig ICT-beleid

De lagere uitputting wordt voor € 2,5 mln veroorzaakt door een overheveling naar het MEDEA-programma en voor € 3,6 mln door een verschuiving naar 2004 in verband met het programma Concurreren met ICT Competenties (CIC). Het CIC-programma kan haar doelstelling naar verwachting wel binnen de gestelde periode realiseren.

Onderzoek DG Innovatie

Met name ten gevolge van de benodigde opstartfase van het Innovatieplatform en in afwachting van de focus van dit platform zijn in 2003 diverse onderzoeken uitgesteld.

Ontvangsten TOP

De ontvangsten hebben in 2003 aanzienlijk hoger gelegen dan geraamd, in verband met enkele omvangrijke niet-geraamde terugontvangsten van bedrijven.

Ontvangsten uit het Fes

In 2003 zijn de kasuitgaven voor diverse Fes-projecten hoger uitgevallen dan aanvankelijk geraamd. Dit wordt mede veroorzaakt door middelen die vanuit voorgaande jaren zijn doorgeschoven. Het gaat om € 15 mln voor de EET-regeling, € 11 mln voor Experimentele faciliteiten, € 4 mln voor Gigaport en € 13 mln voor de Kennis- en Innovatieimpuls. Daarnaast is voor de EET-regeling € 9 mln uit het Fes toegezegd.

Diverse ontvangsten Innovatiekracht

In 2003 is een niet-geraamde ontvangst gerealiseerd uit de Fokker-boedel ten bedrag van € 6,1 mln.

Artikel 2: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
DG Innovatie personeel182,160,5183,661,7
TWA's personeel8,0240,63,5425,3

TWA (Technisch Wetenschappelijke Attachees)

Het verschil in gemiddelde personele kosten per FTE wordt veroorzaakt doordat 5 FTE's nog onder de formatie van DGI vallen, maar op het budget van TWA drukken. Raming en realisatie van het budget wijken hierdoor nauwelijks af, maar de gemiddelde prijs ligt hierdoor aanzienlijk hoger.

3 BEVORDEREN ONDERNEMINGSKLIMAAT

Artikel 3: Bevorderen ondernemingsklimaat (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)623 151601 193619 602– 18 409
Programma-uitgaven604 205583 188600 761– 17 573
Operationeel doel 3.2.1: Fysieke ruimte217 467147 659193 149– 45 490
– Bedrijventerreinen (waaronder TIPP)81 68024 14968 256– 44 107
– REON Kompas voor het Noorden60 03260 72260 490232
– Centraal deel IPR30 93917 24121 031– 3 790
– Suppletie-instrument Infra- & Kennisbasis9 0327 0007 000 
– Cofinanciering EZ in EFRO-projecten2 319375 375
– Bijdrage aan TRN26 26622 80822 584224
– Bijdrage aan World Tourism Organisation (WTO)204197208– 11
– Bijdragen aan apparaat ROM's6 9957 4607 212248
– Bijdragen aan financiering ROM's 6 807 6 807
– Regio- en infrastructuurprogramma's 9006 368– 5 468
Operationeel doel 3.2.2: Productiefactoren363 330362 239389 325– 27 086
– Borgstellingen MKB (jaarlijks garantieplafond)356 189357 448384 536– 27 088
– Bijdragen aan diverse instituten4 6414 7914 517274
– Bijdragen aan bedrijven bij calamiteiten  272– 272
– Duurzaamheid2 500   
Operationeel doel 3.2.3: Partner voor overheden en bedrijf14 81866 9466 77260 174
– Uitgaven CBIN-netwerk6 7355 9396 772– 833
– Bijdrage scheepsbouwindustrie2 44460 000 60 000
– Codema-regeling5 6391 007 1 007
– Bijdragen ontwikkeling JSF    
Algemeen8 5906 34411 515– 5 171
– Opdrachten & onderzoek Ondernemingsklimaat2 6982 8078 791– 5 984
– Vernieuwingsprogramma's4 1981 6332 724– 1 091
– Bijdragen aan PIA1 6941 904 1 904
     
Apparaatsuitgaven18 94618 00518 841– 836
– Personeel DG Ondernemingsklimaat15 17614 69014 453237
– Personeel PIA1 7667283 188– 2 460
– Bijdrage DG Ondernemingsklimaat aan BLD Senter20042 0641 200864
– Bijdrage DG Ondernemingsklimaat aan Novem 523 523
     
Uitgaven (totaal)274 663333 847295 88137 966
     
Ontvangsten (totaal)23 00241 58435 0636 521
– Terugontvangsten Senter77   
– Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid2029798 164– 7 185
– Ontvangsten BBMKB15 90122 08812 4569 632
– Ontvangsten Fes6 30011 90013 444– 1 544
– Diverse ontvangsten Ondernemingsklimaat5226 6179995 618

Bedrijventerreinen

Bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2001 is het tweede amendement Hindriks (Kamerstukken II, 2001/02, 28 000 XIII, nr. 23) aangenomen. Onder meer vanwege het ontbreken van dekking voor dit amendement was de Tweede Kamer eerder gemeld dat de strekking van het amendement mee zou worden genomen in de ICES-impuls die voor 2002 was gepland. Deze impuls is niet doorgegaan. De mutatie betreft met name het vervallen van deze verplichtingenruimte en is bij tweede suppletore begroting 2003 verwerkt.

Regionale ontwikkelingsmaatschappijen

Deze mutatie betreft de uit 2002 doorgeschoven en bij eerste suppletore begroting verwerkte kapitaalstorting ten behoeve van de fusie van de GOM (Gelderse Ontwikkelings Maatschappij) en de OOM (Overijsselse Ontwikkelings Maatschappij).

Regio en infrastructuurprogramma=s

Betreft een saldo van verschillende mutaties. In 2003 is door V&W met de luchthaven Eelde overeengekomen dat het Rijk ruim € 18 mln ter beschikking stelt ten behoeve van de baanverlenging. EZ heeft daarvoor bij eerste suppletore begroting € 9,1 mln overgeheveld naar de begroting van V&W. Voorts heeft een overheveling van € 5,9 mln naar de begroting van LNV plaatsgevonden. Dit betrof het EZ-aandeel in de afkoop van de stadsmeierrechten, die de gemeente Groningen in het kader van de herverkaveling heeft moeten opgeven. Voor deze beide overhevelingen heeft een ophoging van € 8,6 mln plaatsgevonden. Tenslotte heeft ten behoeve van de hogere eindafrekening aan de Dienst Landelijk Gebied voor onderhoud en beheer van gronden, aangekocht voor de Oost-West baan van vliegveld Beek bij tweede suppletore begroting een ophoging van € 1,9 mln plaatsgevonden. Hiervan is in 2003 slechts € 0,9 mln verplicht.

Borgstellingen Midden- en Kleinbedrijf

Bij eerste suppletore is € 68 mln toegevoegd op basis van de contractuele afspraak tussen EZ en het European Investment Fund (EIF),waardoor uiteindelijk € 95 mln minder is gerealiseerd dan bij tweede suppletore begroting geraamd. De belangrijkste oorzaak voor de afname in het aantal borgstellingskredieten is gelegen in de ongunstige conjunctuur van de laatste jaren. Bovendien neemt sinds 1997 het aantal kleinere borgstellingskredieten relatief sterk af, doordat de kosten voor deze kredieten relatief hoog zijn.

Bijdrage scheepsbouwindustrie

In 2003 is € 60 mln gereserveerd voor de Tijdelijke Regeling Ordersteun Scheepsnieuwbouw (TROS), als operationalisering van het door de EU toegestane tijdelijk defensiemechanisme tegen de Koreaanse overheidssteun aan scheepswerven. Het beschikbare verplichtingenbedrag is in 2003 volledig gebruikt.

Opdrachten en Onderzoek Ondernemersklimaat

De mutatie betreft met name overhevelingen naar andere artikelonderdelen, zoals regio- en infrastructuurprogramma's (€ 1,9 mln), toerisme (€ 1,3 mln) en opdrachten aan Senter (€ 0,9 mln).

Daarnaast is sprake doorschuiven van verplichtingenruimte naar 2004 van de middelen voor veiligheid (€ 0,5 mln), een overheveling naar Defensie voor de bijdrage aan SEAPAR (€ 0,33 mln). SEAPAR is de radar voor een volgende generatie grotere marineschepen. Tenslotte is een taakstelling van € 0,1 mln voor inhuur externen verwerkt.

PIA

De middelen voor het PIA-project (programma en apparaat) stonden in de begroting geraamd onder Personeel DGO en Personeel PIA, met een totaal beschikbaar bedrag van € 3,7 mln. De realisatie in 2003 is verantwoord op de onderdelen Personeel PIA en Bijdragen PIA. Daarnaast is € 0,3 mln overgeheveld naar artikel 21 ten behoeve van materiële uitgaven PIA. De totale realisatie PIA bedraagt € 3,0 mln. Het verschil van € 0,7 mln wordt overgeheveld naar 2004.

Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid

De raming 2003 was incidenteel hoger in verband met verwachte opbrengsten uit de verkoop van gronden rond de luchthaven Maastricht-Aken. De verkoop van de gronden is in 2003 niet afgerond. Afronding zal naar verwachting in 2004 plaatsvinden.

Ontvangsten Borgstellingen MKB

In 2003 zijn de terugontvangsten op verliesdeclaraties € 9,6 mln hoger dan oorspronkelijk geraamd als gevolg van een gemiddeld hogere kredietomvang en een gemiddeld langere looptijd dan eerdere jaren.

Diverse ontvangsten Ondernemingsklimaat

De ontvangsten 2003 zijn € 5,6 mln hoger dan geraamd, voornamelijk als gevolg van de in 2003 ontvangen bijdrage van de industrie voor de Nederlandse deelname aan de SDD-fase van de ontwikkeling van de JSF.

Artikel 3: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
DG Ondernemingsklimaat personeel233,459,7229,963,9
PIA personeel7,074,33,0245,1

Doordat de ingehuurde krachten niet worden meegerekend bij de bezetting van PIA (circa 6 FTE), maar wel in de gerealiseerde uitgaven meetellen, zijn de gemiddelde personele kosten relatief hoog.

4 DOELMATIGE EN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING

Artikel 4: Doelmatige en duurzame energievoorziening (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)290 283229 026202 68926 337
Programma-uitgaven273 164221 700190 77230 928
Operationeel doel 4.2.1: Verbetering Energie-efficiëntie62 89219 52347 187– 27 664
– Programma's Energie-efficiëntie30 88319 02147 187– 28 166
– EINP32009502 502
Operationeel doel 4.2.2: Duurzame Energie49 6938 10829 644– 21 536
– Programma's Duurzame Energie37 3404 33827 375– 23 037
– EINP – Wind10 400   
– Projectbureau Duurzame Energie1 9503 7702 2691 501
– Afwikkeling oude programma's Duurzame Energie3   
Operationeel doel 4.2.3: CO2-reductieregelingen105 797116 24961 00055 249
– CO2-reductieplan67 93365 254 65 254
– Joint Implementation37 86450 99561 000– 10 005
Algemeen54 78277 82052 94124 879
– Opdrachten uitvoering door derden13 0288 65716 288– 7 631
– Bijdrage Algemene Energie Raad66836098262
– Bijdrage aan diverse instituten1431691 482– 1 313
– Bijdrage aan ECN36 25462 91531 70331 212
– Diverse Programma Uitgaven Energie2   
– Opdrachten en onderzoek Energie4 6875 7193 3702 349
     
Apparaatsuitgaven17 1197 32611 917– 4 591
– Personeel Energie (DG M&E)5 2035 3914 523868
– Bijdrage DG M&E aan BLD Senter11 4811 1447 394– 6 250
– Bijdrage JI M&E aan Senter435791 791
     
Uitgaven (totaal)141 894197 095206 371– 9 276
     
Ontvangsten (totaal)37 82044 01311 91232 101
– Terugontvangsten Senter132335 335
– Dividend ontvangsten UCN37 64043 18211 34531 837
– Diverse ontvangsten Energie48496567– 71

Programma's Energie-efficiëntie en Duurzame Energie

De onderuitputting van in totaal € 51 mln wordt met name veroorzaakt door het niet toezeggen van subsidies welke in 2003 zijn aangevraagd op grond van het Besluit Energiesubsidies (BSE). Oorzaak van deze vertraging waren de «inmiddels opgeloste» onduidelijkheden over de interpretatie van het Milieusteunkader van de Europese Commissie. Hierdoor zijn toezeggingen tijdelijk opgeschort. De toezeggingen zullen in 2004 alsnog gerealiseerd worden. Verder speelt de agentschapstatus van Novem een rol. Die heeft tot een wijziging in de verantwoording geleid welke om technische redenen onderuitputting oplevert. Toen Novem een BV was, werden verplichtingen eerst op de EZ-begroting richting Novem aangegaan die vervolgens beleid uitvoerde. Nu Novem agentschap is, kan Novem zelf de EZ-begroting belasten.

ECN

De overschrijding van € 31,2 mln is het gevolg van de commitering van de Rijksbijdrage 2004 in 2003 aan ECN. EZ heeft als uitgangspunt om een subsidie voor jaar t in december van jaar t-1 te commiteren. In 2003 is dus zowel de rijksbijdrage 2003 als die voor 2004 gecommiteerd.

CO2-reductieplan

De verplichtingen- en kasruimte voor het CO2-reductieplan wordt afhankelijk van de budgettaire behoefte aan de EZ-begroting toegevoegd. Dit gebeurt uit de aanvullende post «Algemeen» op de Rijksbegroting in lopende het jaar. In de vastgestelde begroting is de raming daarom nihil. De realisatie in 2003 ligt op hetzelfde niveau als in 2002.

Joint Implementation

De oorzaak van de onderuitputting bij Joint Implementation is dat de beleidsintenties langzamer gerealiseerd worden dan aanvankelijk gedacht. Bij tweede suppletoire begroting is de raming onder meer verhoogd voor de derde ERUPT tender en een bijdrage aan de Wereldbank (+ € 84,5 mln). De projecten uit de tender moeten echter nog worden gecommiteerd en de onderhandelingen met de Wereldbank zijn in 2003 nog niet afgerond. Verder is een verplichting aan de EBRD lager uitgevallen dan verondersteld.

Opdrachten uitvoering door derden, Bijdrage DGM&E aan Novem en Senter

Op deze budgetten worden de opdrachten van DGM&E aan Novem en Senter verantwoord. De per saldo onderuitputting op deze onderdelen wordt veroorzaakt doordat een aantal opdrachten voor 2004 niet is toegezegd in 2003. Bijvoorbeeld de uitvoering EIA 2004 als gevolg van het nog niet afgerond zijn van de onderhandelingen over deze opdracht. Normaal gesproken wordt de opdracht voor jaar t in jaar t-1 gegeven.

Dividend UCN

In 1993 heeft Ultra Centrifuge Nederland NV (UCN) zijn onderneming ingebracht in Urenco Ltd. In ruil daarvoor zijn aandelen Urenco en een shareholdersloan van 39 mln Pond Sterling verkregen. In 2002 is deze shareholdersloan door Urenco Ltd aan UCN terugbetaald. UCN heeft in 2002 een deel van deze shareholdersloan (€ 21 mln) aan de Staat uitgekeerd. In 2003 is een tweede tranche van deze uitkering ter grootte van € 33,5 mln ontvangen.

Aan regulier dividend werd in de loop van 2003 € 6,5 mln extra geraamd. De teruggave van dividendbelasting vindt plaats in 2004.

Artikel 4: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
DG M&E personeel78,259,682,661,5

5 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN

Artikel 5: Buitenlandse economische betrekkingen (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)260 300210 740175 16435 576
Programma-uitgaven220 862158 843135 25023 593
Operationeel doel 5.2.1: Europese interne markt2 8012 9933 000– 7
– Bijdrage aan Benelux2 8012 9933 000– 7
Operationeel doel 5.2.2: Multilaterale handelsinvesteringssysteem5 3424 4413 794647
– Bijdragen aan diverse organisaties (o.a. WTO)5 3424 4413 794647
Operationeel doel 5.2.3: Nederlandse presentie op buitenlandse markten211 731150 725127 17923 546
– Exportbevordering – Exportfinanciering34 3632 06310 714– 8 651
– Exportbevordering – Herverzekering70 83955 08612 68942 397
– Exportbevordering – PESP10 8419 78011 118– 1 338
– Exportbevordering – PSB4 6736 5697 323– 754
– Instrumentele uitgaven EVD2 8761 4102 876– 1 466
– Exportfin. ODA    
– Investeringsbevordering – TA-regeling12 5997 8436 8071 036
– Investeringsbevordering – financiering5 1557 8784 5383 340
– Economische samenwerking – PSO57 60854 36559 973– 5 608
– Economische samenwerking – PSI ODA 20 20
– Economische samenwerking – Trustfunds10 2801 5057 737– 6 232
– Economische samenwerking – Managementondersteuning2 4974 2063 404802
Algemeen9886841 277– 593
– Beleidsondersteuning DG BEB9886841 277– 593
     
Apparaatsuitgaven39 43851 89739 91411 983
– Personeel DG BEB8 7319 5698 4301 139
– Bijdrage DG BEB aan BLD EVD21 53126 26422 5363 728
– Bijdrage DG BEB aan BLD Senter9 17616 0648 9487 116
     
Uitgaven (totaal)221 994184 604180 4694 135
     
Ontvangsten (totaal)11 43313 2211 81511 406
– Terugontvangsten uit bijdrage aan BLD Senter154166 166
– Ontvangsten EVD 190 190
– Ontvangsten kredieten en garanties7 7459 6426818 961
– Diverse ontvangsten BEB3 5343 2231 1342 089

Toelichting verschillen

Exportbevordering – Exportfinanciering

De uitputting van verplichtingen viel lager uit in 2003 dan was geraamd door het beperkte, tegenvallende beroep op de rente overbruggingsfaciliteit (ROF). Vanwege het tegenvallende beroep is de ROF per 1 januari 2004 opgeheven in het kader van de ombuigingen Balkenende II.

Exportbevordering – Herverzekering

De SENO/GOM faciliteit is een garantiefaciliteit, waarbij het uitstaande obligo wordt afgedekt door middel van een interne reserve. De garantie in de administratie bij EZ is gebaseerd op het daadwerkelijke uitstaande obligo waarvoor EZ «en risque» is. Op 31 december van het uitvoeringsjaar wordt deze in de administratie van EZ opgenomen. Het uitstaande obligo is in 2003 toegenomen, waardoor een bijboeking heeft plaatsgevonden van € 52 mln. Deze technische boeking gebeurt ten laste van de begroting. Met ingang van 2004 zullen mutaties in het obligo extracomptabel worden geadministreerd, zodat hiervoor geen technische begrotingsmutaties meer nodig zijn.

Omdat de uitgaven voor schadebetalingen veel hoger uitvielen dan voor 2003 was geraamd, bleef er per saldo maar een klein bedrag over dat afgestort kon worden in de interne reserve (€ 2,2 mln).

Investeringsbevordering – financiering

De realisatie van verplichtingen van de IFOM is hoger dan geraamd. Dit komt doordat er in 2003 € 3 mln extra is afgestort ten gunste van de rekening courant. Door extra af te storten wordt de benodigde omvang van € 113 mln van de rekening-courant waarschijnlijk al in 2004 bereikt (na een laatste betaling van € 4,5 mln in het najaar 2004). In 2000 is afgesproken dat voor de IFOM een 1:2 verhouding mag gelden, mits op termijn de rekening courant naar een omvang van € 113 mln zou groeien om mogelijke schades in de toekomst te kunnen dekken.

Economische samenwerking – PSO

De lagere verplichtingen worden voornamelijk veroorzaakt door een tweetal zaken:

• De Irakfaciliteit kon in 2003 niet worden uitgevoerd. Als gevolg van grote aanslagen in Bagdad en omgeving is besloten om de identificatiemissies uit te stellen.

• Het wegens vertragingen niet kunnen starten van een drietal projecten in samenwerking met V&W op het gebied van transport en water.

Economische samenwerking – Trustfunds

Per 1 januari 2005 is er geen budget (zowel kas als verplichtingen) meer beschikbaar voor de trustfunds. Dit als gevolg van de ombuigingen Balkenende I en II. Daarom konden er in 2003 alleen verplichtingen worden aangegaan die een korte uitfinanciering kennen (in hetzelfde jaar als waarin de verplichting is aangegaan). De onderuitputting in de verplichtingen (€ – 6,2 mln) is ontstaan omdat er geen projecten waren die aan die criteria voldeden. Het overgrote deel van de verplichtingen kent namelijk een uitfinanciering van meerdere jaren.

Bijdrage DG BEB aan BLD Senter

Met ingang van 2003 vindt de opdrachtverlening aan Senter plaats in jaar t-1 in plaats van in jaar t zelf. Voor het administratief vastleggen van de opdrachtverlening is daarom bij tweede suppletore begroting 2003 eenmalig de verplichtingruimte opgehoogd met € 7,7 mln. Dit betrof een technische mutatie zonder beleidsmatige gevolgen.

Ontvangsten kredieten en garanties

Bij tweede suppletore begroting worden altijd de geraamde ontvangsten voor de SENO/GOM faciliteit (provisies) en de IFOM faciliteit in de begroting opgenomen. Dit is in 2003 ook gebeurd. Dit leidt ertoe dat de realisatie van de ontvangsten hoger is dan oorspronkelijk in de begroting geraamd. De hogere ontvangsten hebben tot hogere uitgaven geleid.

Artikel 5: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsbezettinggemiddelde prijs
DG BEB personeel138,660,8148,664,4

Naast de loonbijstelling is de formatie van DG BEB in 2003 aangepast vanwege een herschikking van prioriteiten binnen EZ. Deze prioriteiten hadden onder meer betrekking op opkomende markten en de begeleiding van nieuwe toetreders.

6 VITALE BELANGEN TEN TIJDE VAN CRISES

Artikel 6: Vitale belangen ten tijde van crises (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)85 72189 30982 3256 984
Programma-uitgaven85 45389 04182 0896 952
Operationeel doel 6.2.1: Algemene crisisbeheersing5621739182
– Algemene crisisbeheersing5621739182
Operationeel doel 6.2.2: Oliecrisisbeheersing84 89188 86881 9986 870
– Oliecrisisbeheersing – doorsluis COVA84 89188 86881 9986 870
– Oliecrisisbeheersing – leningen    
     
Apparaatsuitgaven26826823632
– Personeel Energie (DG M&E)26826823632
     
Uitgaven (totaal)85 41389 46282 3257 137
     
Ontvangsten (totaal)84 89188 86881 9986 870
– Ontvangsten doorsluis COVA84 89188 86881 9986 870

COVA

De desaldering COVA betreft een doorsluispost waarmee de hogere ontvangsten direct worden doorgegeven aan de COVA.

Artikel 6: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
DG M&E personeel3,960,44,361,5

7 BEHEER BODEMSCHATTEN

Artikel 7: Beheer bodemschatten (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)32 7448 3767 452924
Programma-uitgaven27 3823 0032 481522
Operationeel doel 7.2.1: Staatsbaten22002   
– Dividenduitkering aandelen EBN22002   
– Aankoop certificaten EBN    
Operationeel doel 7.2.4: Beheer ondergrond5 3803 0032 481522
– Beheer mijnschadestichtingen13591– 86
– Opdrachten en onderzoek Bodembeheer5 3672 9982 390608
     
Apparaatsuitgaven5 3625 3734 971402
– Personeel Energie (DG M&E)1 3411 3361 163173
– Apparaatsuitgaven SodM4 0214 0373 808229
     
Uitgaven (totaal)30 7009 9407 4522 488
     
Ontvangsten (totaal)2 367 7232 395 6352 223 361172 274
– Aardgasbaten3 973 7474 044 4573 750 000294 457
– Bijdrage aan het Fes– 1 629 800– 1 650 579– 1 528 000– 122 579
– Dividend EBN/Aardgas BV22 002   
– Ontvangsten zoutwinning1 7741 7571 361396

Aardgasbaten

Deze mutatie betreft hogere verkoopopbrengsten van aardgas. De omvang van de aardgasbaten wordt bepaald door afzet, olieprijs en dollarkoers.

Artikel 7: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
DG M&E personeel19,559,521,761,5
SodM personeel46,063,641,070,1
SodM materieel46,019,241,028,5

SodM

De bezetting van SodM bestaat voor een groot deel uit ervaren personen. Naast de gebruikelijke loonontwikkeling, verklaart dit het verschil met de begrote gemiddelde prijs, die op de gemiddelde loonsom per schaal is gebaseerd.

De hogere materiële kosten per FTE worden veroorzaakt door een huurverhoging in verband met een snellere afschrijving van het inbouwpakket, in combinatie met de lagere bezetting.

8 ECONOMISCHE ANALYSES EN PROGNOSES

Artikel 8: Economische analyses en prognoses (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)13 19613 79911 1712 628
Apparaatsuitgaven CPB13 19613 79911 1712 628
     
Uitgaven (totaal)13 04414 03911 1712 868
     
Ontvangsten (totaal)1 3141 307431 264

Apparaatsuitgaven CPB

Het verschil wordt grotendeels veroorzaakt door toegevoegde middelen voor uitgevoerde projecten in opdracht van andere ministeries (€ 1,8 mln). Deze hebben voor een deel geleid tot hogere ontvangsten (€ 1,3 mln) in 2003, het restant zal in 2004 ontvangen worden. Ook zijn middelen overgeheveld vanuit de beleidsdirecties van EZ voor CPB-onderzoeken (€ 0,4 mln). Tot slot zijn middelen toegevoegd voor de loon- en prijsbijstelling (€ 0,3 mln) en overige apparaatsuitgaven (€ 0,2 mln).

Artikel 8: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
CPB personeel138,664,9156,068,7
CPB materieel138,615,7156,019,8

* exclusief personeel werkzaam voor aanvullende projecten

Doordat het personeel dat werkzaam is voor aanvullende opdrachten van andere ministeries niet in de raming maar wel in de realisatiecijfers is opgenomen, is de gerealiseerde bezetting hoog.

De hogere gemiddelde materiële kosten staan voor een deel in verband met de extra opdrachten en worden daarnaast veroorzaakt door vervanging en aanschaf van automatiserings- en repromiddelen.

9 VOORZIEN IN MAATSCHAPPELIJKE BEHOEFTE AAN STATISTIEKEN

Artikel 9: Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)172 483189 834170 05319 781
Apparaatsuitgaven CBS172 483189 834170 05319 781
     
Uitgaven (totaal)172 483189 834170 05319 781
     
Ontvangsten (totaal)11 57913 10310 5282 575

Apparaatsuitgaven CBS

Het verschil wordt veroorzaakt door toegevoegde middelen voor onder meer loon- en prijsbestelling (€ 4,5 mln), ICT-intensivering (€ 5,0 mln), huisvesting (€ 1,5 mln), derde tranche EU-statistieken (€ 1,2 mln), temporisatie taakstelling (€ 1,0 mln), de onderuitputting in 2003 (€ 0,4 mln) en het ZBO-traject (€ 0,6 mln). Ook is de raming van het reorganisatiebudget bijgesteld (€ – 3,3 mln).

Daarnaast heeft afname van het crediteurensaldo plaatsgevonden (€ 4,2 mln) en zijn hogere uitgaven gedaan ter bevordering van de uitstroom van personeel (€ 0,8 mln). De extra werkzaamheden die het CBS in 2003 in opdracht uitvoerde leidden tot zowel hogere uitgaven als tot hogere ontvangsten (€ 2,3 mln). Het restant (€ 1,6 mln) is een saldo van beleidsmatig minder relevante mee- en tegenvallers.

Artikel 9: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
CBS personeel2 279,055,72 363,061,4
CBS materieel2 279,014,52 363,015,9

* exclusief reorganisatiekosten

De hogere personele uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door de loonbijstelling, de inzet van extra personeel bij werkzaamheden in opdracht en de hogere uitgaven in verband met de afname van het crediteurensaldo en de bevordering van de personele uitstroom.

10 EFFECTIEVE TELECOMMUNICATIE- EN POSTMARKT

Artikel 10: Effectieve telecommunicatie- en postmarkt (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)77 24547 60534 64312 962
Programma-uitgaven59 84733 49419 16714 327
Operationeel doel 10.2.1: Infrastructuur en diensten33 0582 6369 371– 6 735
– Bijdragen Internationale organisaties154392227165
– Kenniswijk32 9042 2449 144– 6 900
Operationeel doel 10.2.2: Waarborgen publieke belangen575 84– 84
– Subsidie kerktelefonie575 84– 84
Operationeel doel 10.2.3: Optimale marktcondities10 6357 1631 4935 670
– Bijdrage aan OPTA10 6357 1631 4935 670
Deel HGIS1322 9972 037960
– Bijdragen aan Internationale organisaties1322 9972 037960
Algemeen15 44720 6986 18214 516
– Beleidsvoorbereiding en evaluaties15 44720 6986 18214 516
     
Apparaatsuitgaven17 39814 11115 476– 1 365
– Personeel DG Telecommunicatie en Post12 4008 98012 187– 3 207
– Bijdrage DG Telecommunicatie en Post aan agentschap Telecom4 9985 1313 2891 842
     
Uitgaven (totaal)47 13240 68834 6436 045
     
Ontvangsten (totaal)160 60839 330140 101– 100 771
– Ontvangsten personeel en materieel1 407297406– 109
– Ontvangsten agentschap Telecom6134 5386303 908
– Ontvangsten Fes3 7192 3979 144– 6 747
– Ontvangsten OPTA1635 0071634 844
– Ontvangsten algemeen154 70627 091129 758– 102 667

Kenniswijk

De totaal beschikbare middelen voor het project Kenniswijk bedragen € 45,7 mln. Dit bedrag is door het Fes beschikbaar gesteld, aanvankelijk verdeeld over de periode 2002–2006. De meerjarige uitgaven zijn in 2002 grotendeels als verplichting vastgelegd. Om dit mogelijk te maken, is het verplichtingenbudget uit de jaren 2003 tot en met 2006 verschoven naar 2002. Het oorspronkelijk geraamde bedrag (€ 9,1 mln) is daarom bij eerste suppletore begroting 2003 neerwaarts bijgesteld met € 3,6 mln. Daarnaast bleef de voortgang van het project Kenniswijk in 2003 achter bij de planning, waardoor een gedeelte van de verplichtingen niet in 2003 is aangegaan.

Bijdrage aan OPTA

Als gevolg van een rechterlijke uitspraak (december 2001) kon OPTA in de eerste acht maanden van 2003 geen vergoedingen meer innen die aan partijen met aanmerkelijke marktmacht op de markt voor vaste en mobiele telecommunicatie in rekening werden gebracht. Voor 2003 bedroeg het op te vangen liquiditeitstekort € 5,1 mln. Daarnaast was er in 2003 een hogere bijdrage voor de kosten bezwaar en beroep en advisering.

Beleidsvoorbereiding en evaluaties

De verhoging in 2003 betreft de omschakelkosten Zero Base. Als gevolg van de herindeling van de AM/FM-frequenties dient de zendmastinfrastructuur te worden aangepast. Op basis van de gemaakte afspraken met de organisaties binnen de publieke omroep worden de kosten voor het omschakelen van de publieke omroep naar de nieuwe Zero Base frequenties door het Rijk vergoed. Bij eerste suppletore begroting is daarom€ 23,5 mln toegevoegd voor met name de vergoeding van de technische omschakelkosten. De vergoeding van de technische omschakelkosten vindt plaats aan Nozema. In afwachting van een nadere onderbouwing van Nozema is een bedrag van circa € 10 mln niet vergoed in 2003, maar doorgeschoven naar 2004.

Door enkele partijen zijn schadeclaims ingediend in verband met de procedure voor het uitgeven van frequenties. Deze schadeclaims hebben in 2003 niet geleid tot uitgaven of verplichtingen.

Personeel DG Telecommunicatie en Post

In het kader van het «invaren» van DGTP in de EZ-organisatie is € 2,3 mln van de apparaatsuitgaven naar de centrale apparaatsuitgaven overgeboekt bij eerste suppletore begroting 2003. Daarnaast is een klein gedeelte van het personeelsbudget (€ 0,9 mln) niet tot uitputting gekomen in 2003.

Ontvangsten agentschap Telecom

In aanloop naar de veiling van de AM/FM-frequenties werden voor de beschikbare frequenties kortdurende vergunningen afgegeven. Vrijwillige biedingen hiervoor brachten € 3,9 mln op. De vrijwillige biedingen hebben betrekking op de tijdelijke zendvergunningen tot 1 september 2003.

Ontvangsten Fes

De voortgang van het project Kenniswijk bleef achter bij de planning. De vertraging is veroorzaakt door de economische terugloop in de telecomsector. Zowel marktpartijen als consumenten hebben hierdoor een minder groot beroep op de bestaande subsidieregelingen van Kenniswijk gedaan.

Ontvangsten OPTA

Naar aanleiding van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven in de vergoedingenzaak van de OPTA is het beroep van KPN ongegrond verklaard in augustus 2003. Daarmee stond vast dat de kosten van toezicht door OPTA op partijen met aanmerkelijke marktmacht verhaald konden worden op die partijen. Hierdoor heeft OPTA in 2003 € 4,5 mln van de verstrekte lening afgelost.

Ontvangsten Algemeen

Vanaf 1 januari 2003 heeft Financiën het aandeelhouderschap van KPN en TPG overgenomen. Daarom zijn de ontvangsten (€ 129,8 mln in 2003 en € 82,1 mln vanaf 2004) overgeboekt naar Financiën bij eerste suppletore begroting 2003.

Daarnaast zijn in 2003 de ontvangsten vanwege het uitgeven van vergunningen in het kader van het Zero-Base project, op dit artikel geboekt.

Artikel 10: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
DG TP personeel114,061,0113,966,6

9.2 Toelichting bij de niet-beleidsartikelen

21 ALGEMEEN

Artikel 21: Algemeen (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)110 123124 12588 70735 418
Personeel Algemeen52 40356 50247 4699 033
– Personeel stafdiensten32 28334 21029 9504 260
– Centraal personeelsbudget12 44414 32710 2414 086
– Personeel buitenland2 6622 5262 49729
– Wachtgeld1 1071 1951 917– 722
– Post actief personeel3 8864 2412 5851 656
– Personeel adviescolleges213132– 129
– Afwikkeling oude verplichtingen  147– 147
Materieel Algemeen57 72067 62341 23826 385
– ICT16 21611 0668 8142 252
– Materieel diversen4 0514 2539533 300
– Voorlichting3 6208 6263 4425 184
– Materieel kernministerie (incl. huisvesting)33 83143 67826 45317 225
– Huisvesting (t.b.v. investeringen)  1 576– 1 576
– Afwikkeling oude verplichtingen2   
– Parkeerpost    
     
Uitgaven (totaal)98 924113 29489 82323 471
     
Ontvangsten (totaal)14 3809 3275 1124 215
– Diverse ontvangsten Algemeen10 7967 2404 5122 728
– Afdracht Senter3 5842 0876001 487

Personeel stafdiensten

Betreft met name overhevelingen in verband met centralisatie van staftaken van DGTP (€ 2,6 mln) en loonbijstelling (€ 0,9 mln).

Centraal personeelsbudget

Het verschil wordt grotendeels verklaard door overgehevelde bedragen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties voor onder meer trainees (€ 1,4 mln). Daarnaast zijn apparaatsbudgetten van DGTP gecentraliseerd (€ 0,4 mln). Tot slot is sprake van hogere uitgaven in verband met afsluiting van een meerjarig arbocontract (€ 1,8 mln) en een saldo van enkele mee- en tegenvallers (€ 0,5 mln).

ICT

Het verschil heeft een aantal oorzaken. Op de eerste plaats is sprake van overgehevelde bedragen voor digitalisering van documenten en nieuwe media (€ – 1,0 mln). Daarnaast zijn middelen overgeheveld in verband met centralisatie van apparaatsbudgetten van DGTP (€ 0,6 mln) en heeft een versnelling plaatsgevonden van diverse budgetten, waaronder vervanging en onderhoud van infrastructuur (€ 1,8 mln). Het restant is een saldo van toegevoegde middelen (€ 0,3 mln) voor onder meer prijscompensatie en diverse hogere uitgaven (€ 0,6 mln).

Materieel diversen

Als gevolg van toegevoegde middelen voor electronische dienstverlening (€ 1,2 mln) en hogere uitgaven vanwege een naheffing van de Belastingdienst in verband met de afdracht van BTW op buitenlandse facturen (€ 2,0 mln), is de realisatie hoger uitgevallen.

Voorlichting

Het verschil wordt verklaard door overheveling van middelen van DGM&E in verband met een campagne voor de liberalisering van de energiemarkt (€ 4,9 mln). Als gevolg van uitstel van de liberalisering van de energiemarkt is het budget voor de voorlichtingscampagne vervolgens gedeeltelijk verschoven naar 2004 (€ – 1,0 mln). Daarnaast zijn middelen toegevoegd voor het mediacluster (€ 1,0 mln) en zijn middelen voor centrale kennis- en informatievoorziening op dit budget gecentraliseerd (€ 0,8 mln). Vanwege de kabinetswisseling is tenslotte een aantal kleinere projecten niet doorgegaan of vertraagd (€ – 0,5 mln).

Materieel kernministerie

Betreft onder andere overhevelingen voor de centralisatie van de apparaatsbudgetten van DGTP (€ 3,5 mln). Daarnaast zijn middelen toegevoegd voor herhuisvesting van het kerndepartement, waaronder DGTP (totaal € 6,7 mln), huurverhoging (€ 1,0 mln) en inhuur landsadvocaat (€ 1,0 mln). Het resterende saldo is voornamelijk het gevolg van het aangaan van meerjarige contracten voor schoonmaak, reizen en beveiliging.

Diverse ontvangsten algemeen

Het verschil wordt verklaard door hogere ontvangsten (€ 3,2 mln) op personeel gebied. Het gaat onder meer om: WAO, IKAP en pensioenpremies. Het restant betreft een beleidsmatig minder relevant saldo van mee en tegenvallers (€ – 0,5 mln).

Artikel 21: Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000)
 raming 2003realisatie
 formatiegemiddelde prijsBezettinggemiddelde prijs
Stafdiensten personeel568,452,8561,061,0
Kerndepartement materieel1 334,030,91 457,839,9

Stafdiensten personeel

De hogere gemiddelde prijs wordt, naast de loonbijstelling, veroorzaakt door inhuur van personeel. De onderbezetting is namelijk groter dan de tabel doet vermoeden. In 2003 heeft namelijk overheveling plaatsgevonden van staftaken van DGTP en V&W naar de stafdirecties, in verband met de overkomst van DGTP naar EZ (46 FTE). De onderbezetting op de centrale staftaken komt daarmee uit op circa 50 FTE. Dit is deels opgevangen door meer personeel in te huren.

Bezetting kerndepartement

De hogere bezetting wordt verklaard doordat DGTP in de stand ontwerpbegroting nog niet was opgenomen (114 FTE). Daarnaast kende DG BEB een hogere bezetting (10 FTE; zie artikel 5).

22 NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Artikel 22: Nominaal en onvoorzien (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)  1 326– 1 326
– Loonbijstelling  4 782– 4 782
– Prijsbijstelling    
– Budget onvoorzien  454– 454
– Nog te verdelen posten  – 3 9103 910
     
Uitgaven (totaal)  1 326– 1 326
     
Ontvangsten (totaal)    

Loon- en prijsbijstelling

De reserveringen voor loon- en prijsbijstelling zijn bij Voorjaarsnota opgehoogd met de door het Ministerie van Financiën uitgedeelde middelen voor loon- en prijsbijstelling en vervolgens bij Najaarsnota verdeeld over de overige artikelen van de EZ-begroting, waar de daadwerkelijke beleids- en apparaatsuitgaven plaatsvinden.

Onvoorzien

De reservering voor onvoorzien is ingezet binnen het geheel van de EZ-begroting.

Nog te verdelen posten: apparaattaakstelling

De apparaattaakstellingen van Balkenende I betroffen in 2003 externen (€ 5,2 mln), efficiency (€ 2,7 mln) en volume (€ 4 mln), in totaal € 11,8 mln. In de begroting 2003 was hiervan reeds € 7,9 mln ingevuld. De resterende € 3,9 mln is gedurende 2003 ingevuld.

De taakstelling externen (€ 5,2 mln) is ingevuld via taakstellende kortingen op alle budgetten voor beleidsonderbouwend onderzoek (50% van de taakstelling) en kortingen op de apparaatuitgaven en de omzet van de agentschappen (resterende 50% van de taakstelling).

De efficiencytaakstelling in 2003 betrof de eerste tranche (1%) van de stapsgewijs in 4 jaar tot 4% oplopende korting. Deze korting is omgeslagen over alle apparaatbudgetten (personeel en materieel).

Voor invulling van de volumetaakstelling zijn drie sporen voorbereid waarmee de invulling reeds voor een deel heeft en voor het resterende deel nog zal plaatsvinden:

• Lagere uitvoeringskosten bij agentschappen en kerndepartement als gevolg van de subsidietaakstelling. Dit deel is gedurende 2003 gerealiseerd.

• Besparingen als gevolg van samenwerking tussen de agentschappen van EZ. Op dit moment worden de plannen nader uitgewerkt.

• Stroomlijning van de staffuncties. Ook hiervoor worden de plannen nader uitgewerkt.

Omdat niet alle maatregelen voor invulling van de volumetaakstelling reeds in 2003 effect sorteerden, maar pas op een later moment leiden tot personele volume-effecten, is een deel van de volumetaakstelling in 2003 gedekt binnen het geheel van de EZ-begroting. Structureel zullen de genoemde maatregelen echter voldoende zijn om de volumetaakstelling geheel in te vullen.

Nog te verdelen posten: subsidietaakstelling

Nadat in de ontwerpbegroting reeds een deel van de subsidietaakstelling Balkenende I was ingevuld, is het restant daarvan ingevuld via de eerste Nota van Wijziging op de ontwerp-begroting. In de vastgestelde begroting 2003 was de gehele subsidietaakstelling (€ 86 mln in 2003) derhalve ingevuld. In onderstaand overzicht wordt deze invulling weergegeven voor het jaar 2003, inclusief de wijziging die daarin bij tweede Nota van Wijziging is aangebracht op het punt van Toerisme (ombuiging van € 1,3 mln in 2003 op Toerisme is omgezet in een korting op Onderzoek Ondernemingsklimaat). Omdat deze ombuigingen taakstellend in mindering zijn gebracht op de beschikbare budgetten, zijn de ombuigingen daarmee gerealiseerd.

(bedragen in € mln)KasVerplichtingen
Artikel 2: Korting WBSO (fiscaal)25,031,0
Artikel 2: Afschaffen TOP-regeling17,241,0
Artikel 2: Beëindiging en stroomlijning kleinere regelingen3,720,1
Artikel 2: Korting op NAP elektronische snelwegen2,111,1
Artikel 2: Korting EET-regeling4,616,4
Artikel 2: Intensivering beleidsexperimenten– 1,3– 5,3
Artikel 2: Intensivering Technologische Samenwerking– 0,5– 5,4
Artikel 2: Incidenteel budget ICT/administratieve lasten– 1,5– 7,9
Artikel 3: Korting suppletieinstrument infra- en kennisbasis 10,5
Artikel 3: Korting Onderzoek Ondernemingsklimaat1,31,3
Artikel 3: Inzet middelen CV-regeling scheepsbouw13,613,6
Artikel 3: Afschaffen Codema0,33,3
Artikel 4: Afschaffing EINP (inclusief EINP-wind)3,636,5
Artikel 4: Korting programma's Duurzame Energie1,616,0
Artikel 4: Aanv. korting programma's Duurzame Energie0,33,0
Artikel 5: Korting SENO/GOM en IFOM10,010,0
Artikel 5: Korting BSE (beëindiging «zware matching»)0,830,0
Artikel 22: Korting prijsbijstelling4,24,2
Diverse artikelen: 4%-efficiencykorting subsidies instituten1,01,9

Bij Voorjaarsnota 2003 zijn aanvullende taakstellingen opgelegd. Het betrof een aanvullende incidentele subsidietaakstelling van € 20 mln en een taakstellende verhoging van ontvangsten van € 10,3 mln. De subsidietaakstelling is ingevuld met een saldo van uitgaven- en ontvangstenmeevallers binnen het geheel van de EZ-begroting. De taakstellende ontvangstverhoging is ingevuld met meevallende TOP-ontvangsten.

23 AFWIKKELING OUDE VERPLICHTINGEN

Artikel 23: Afwikkeling oude verplichtingen (in € 1000)
 RealisatieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320032003
Verplichtingen (totaal)4 4293 8404 937– 1 097
– Afwikkeling overeenkomst inzake Nedcar    
– Afwikkeling BBH-regeling4 4293 8404 937– 1 097
     
Uitgaven (totaal)4 7954 4545 437– 983
     
Ontvangsten (totaal)13 260115 461119 753– 4 292
– Ontvangsten Nedcar13 233115 420119 753– 4 333
– Ontvangsten garantieregeling PPM'812741 41

9.3. Toelichting bij de baten-lastendiensten

SENTER

1. Inleiding

Deze toelichting bevat het overzicht van prestatie-indicatoren, de rekening van baten en lasten over 2003, de balans per 31 december 2003, het overzicht van de vermogensontwikkeling en het kasstroomoverzicht 2003 van het agentschap Senter alsmede een toelichting.

2. Realisatie doelstellingen op hoofdlijnen

Senter heeft de volgende vier strategische (middellange termijn) doelstellingen geformuleerd:

1. Het verbeteren van de dienstverlening aan de doelgroep;

2. Het kunnen inspelen op de wensen en doelstellingen van de opdrachtgevers;

3. Het kunnen inspelen op de wensen en doelstellingen van de eigenaar;

4. Het verbeteren van de interne kwaliteit van de primaire processen.

Aan deze doelstellingen heeft Senter een aantal Kritische Succes Factoren (KSF'en) gekoppeld, waarvan een selectie is opgenomen in tabel 1a. In de volgende paragraaf wordt voor de geselecteerde KSF'en inzicht gegeven in de realisatie daarvan.

3. Doelmatigheid en doeltreffendheid

Tabel 1a Doelmatigheids- en doeltreffendheidsindicatoren
BedrijvenStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Klanttevredenheid1 Kwalificatie «goed» en hoger: 85%1 77% (2002) In 2003 is pilot klanttevredenheid gehouden bij twee opdrachten.
 2 Netto doorlooptijd declaraties: < 43 dagen2 35 dagen
Opdrachtgevers  
Realiseren beleidsdoelstellingen1 Effectmeting bij elke regeling, voor zover gewenst door opdrachtgevers.1 Effectmeting bij vrijwel alle EZ-regelingen waarbij sprake is van beleidsgeld. Bij niet EZ-regelingen heeft Senter een opdracht tot meting bij circa de helft daarvan.
Lage uitvoeringskosten1 Uitvoeringskosten als % beleidsgeld1
 a Totaal: ≤ 3,3%a 3,2%
 b Exclusief WBSO/EIA: ≤ 6,2%b 5,9%
Eigenaar (EZ)  
Efficiency; verhouding omzet (output) t.o.v. kosten gecorrigeerd voor inflatie en vergeleken per jaar.1 Stijging efficiency met 1,0 procentpunt t.o.v. 2002.1 0,8% procentpunt (inclusief effect huisvestingskosten)
Integriteit/kwaliteit1 Financiële foutpercentage: < 0,5%1 0,11%
 2 Formele foutpercentage: ≤ 5,0%2 5,64%
 3 % bezwaarschriften WBSO: ≤ 2,0%3 3,1% WBSO
 4 Inbreuken integriteitbeleid: geen4 1
Interne organisatie  
Deskundig en gemotiveerd personeel1 Verhouding Ambtenaar/Inhuur: 60/401 64/36
 2 Opleidingskosten als % loonsom: 2,0%2 1,9%
 3 Ziekteverzuim: < 4,8%3 4,4%

Toelichting

Klanttevredenheid

Naar aanleiding van het extern gehouden klanttevredenheidsonderzoek is besloten om in 2003 bij twee grote opdrachten een proefenquête te houden naar de klanttevredenheid. Bij de algemene aspecten van de dienstverlening scoort Senter een 7. De klanten zijn positief over de duidelijkheid en leesbaarheid van het voorlichtingsmateriaal en de internetsite. Voor verbetering vatbaar zijn de snelheid van afhandelen van schriftelijke vragen en de telefonische bereikbaarheid. Senter wil deze enquêtes in 2004 uitbreiden naar meerdere opdrachten.

Realiseren beleidsdoelstellingen opdrachtgevers/effectmeting

Senter heeft in 2003 bij vrijwel alle uitgevoerde EZ-regelingen de effecten van beleid in beeld gebracht. Bij de andere opdrachtgevers groeit het aantal regelingen waarbij Senter daartoe opdracht ontvangt. De te meten effecten kunnen uiteraard per regeling verschillen. De meeste regelingen beschrijven de resultaten van hun activiteiten, de «output». Dit is bij projecten die een financiële bijdrage van Senter ontvangen veelal beter mogelijk dan bij bijvoorbeeld voorlichtingsactiviteiten. Het meten van maatschappelijke resultaten, de «outcome», is lastiger, zeker als die pas na enkele jaren verwacht worden. Senter werkt nu aan het vergroten van de vaardigheden om ook die effecten beter zichtbaar te maken.

Efficiency

Senter streeft ernaar om de reële uitvoeringskosten trendmatig te verlagen. Een stijging van het kengetal weerspiegelt een gunstige ontwikkeling van de doelmatigheid; de omzet neemt in verhouding meer toe dan de kosten. De efficiencyverbetering in 2003 bedraagt 0,8 procentpunt. Dit ondanks de gestegen huisvestingkosten vanwege de verhuizing van de Haagse vestiging naar een nieuwe locatie.

Integriteit/Kwaliteit/Personeel

Het financiële foutenpercentage is de verhouding tussen het gecorrigeerde bedrag gedeeld door het totaal gecontroleerde (door de interne controle afdeling) bedrag aan dossiers. Het financiële foutenpercentage bedraagt in 2003 0,11% en voldoet daarmee ruimschoots aan de norm van 0,5%.

Het formele foutenpercentage is de verhouding tussen het aantal dossiers met formele correcties gedeeld door het totaal aantal gecontroleerde dossiers. Het formele foutenpercentage heeft zich in 2003 wederom positief ontwikkeld tot 5,64% (in 2002: 7,4%) en nadert nu de streefwaarde 5,0%.

In 2003 heeft zich één inbreuk voorgedaan op het integriteitbeleid. Dit betrof een medewerker die tijdens werktijd overmatig en onjuist gebruik heeft gemaakt van het internet.

Het percentage bezwaarschriften wordt gemeten bij de opdracht WBSO (fiscale stimulering van speur- en ontwikkelingswerk) omdat deze regeling binnen Senter zowel voor omvang van beleidsgeld en aantallen beschikkingen dominant is. De hogere realisatie (3,1%) komt omdat zogenaamde veredelingsprojecten niet meer vallen onder speur- en ontwikkelingswerk en tegen dit wegvallen is vanuit de branche veel bezwaar gemaakt. In 2003 was het technisch niet haalbaar om een bezwaarschriftenmeting te verrichten bij alle regelingen.

In 2003 waren relatief gezien meer ambtenaren in dienst dan inhuurmedewerkers dan begroot. Bij de personele kosten wordt deze positieve ontwikkeling voor de personele kosten nader toegelicht.

Algemeen

Om tot een transparantere en efficiëntere uitvoering van EZ-beleid te komen en een deel van de volumetaakstelling in te vullen, is het voornemen dat 1 mei 2004 Senter met Novem samengaat en één nieuw (tijdelijk) agentschap SenterNovem vormt. Als een agentschap dat duidelijk gericht is op duurzame en innovatie ontwikkeling kan SenterNovem integrale oplossingen bieden aan de opdrachtgevers (bijvoorbeeld door een mix van verschillende instrumenten, het bedienen van verschillende doelgroepen). Het verbetert ook de interne synergie en levert schaalvoordelen op binnen de agentschappen, zowel bij de primaire als bij de ondersteunende processen. In verband met de thematische herschikking van de agentschappen van EZ, zullen naar verwachting vanaf 1 april 2004 de opdrachtgevende ministeries de uitvoering van hun beleid op het gebied van internationaal ondernemen geheel via de EVD laten verlopen. Daarmee is efficiencywinst dan ook goed te behalen (zie brief aan Tweede Kamer, d.d. 5 maart 2004). In 2003 zijn kosten voorzien voor deze fusie en opgenomen in een voorziening.

Tabel 1b Financiële kengetallen (in € 1 000)
 realisatie 2001realisatie 2002begroting 2003realisatie 2003
Omzet per FTE71,173,375,776,4
Personele kosten per FTE53,955,059,756,9
Materiële kosten per FTE*13,313,315,914,7
Toegevoegde waarde per FTE*57,860,159,861,7

* materiële kosten bestaat uit apparaatskosten en afschrijvingskosten (tabel 2)

Toelichting

Omzet per fte

De hogere omzet per fte in 2003 (+ 0,9%) is hoger dan begroot. Dit komt met name door een hogere productiviteit van de medewerkers en meerwerk bij bestaande opdrachten.

Personele kosten per fte

De personele kosten per fte zijn 4,7% lager dan begroot. Dit kon worden gerealiseerd door het reduceren van de inzet van de relatief duurdere inhuurmedewerkers. De personele kosten per fte in 2003 zijn 3,5% hoger dan 2002, wat verklaard wordt door de CAO-ontwikkelingen en de reguliere beloningsronden.

Materiële kosten per fte

De materiële kosten per fte zijn in 2003 lager dan begroot vanwege lagere kantoorkosten en automatiseringskosten. Vergeleken met 2002 zijn in 2003 conform verwachting de materiële kosten per fte hoger. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een toename van de huisvestingskosten als gevolg van de nieuwe huisvesting in Den Haag.

Toegevoegde waarde per fte

De toegevoegde waarde per fte geeft een indicatie van de doelmatigheid van Senter. Het kengetal geeft de meerwaarde van een Senter-medewerker weer waarbij de materiële kostenontwikkeling is gedestilleerd uit de omzetontwikkeling. Naast een groei van de omzet is de toegevoegde waarde per fte in 2003 met name hoger dan begroot omdat de materiële kostenontwikkeling lager is dan begroot.

4. Baten en lasten

Tabel 2 Verantwoordingsstaat baten en lasten 2003 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde BegrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Omzet moederdepartement39 37039 899529
Omzet overige departement11 15010 920– 230
Omzet derden820507– 313
Rentebaten9013848
Buitengewone baten0653653
Totaal baten51 43052 117687
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten40 39038 211– 2 179
* materiële kosten9 2308 529– 701
Rentelasten1300– 130
Afschrijvingskosten1 6401 319– 321
Dotatie voorzieningen0–29–29
Bijzondere dotatie voorzieningen04 3634 363
Dekking interne projecten0 – 1 316– 1 316
Totaal lasten51 39051 077– 313
    
Saldo van baten en lasten401 0401 000
Taakstelling efficiency apparaat– 310– 3100
Taakstelling efficiency apparaat– 291– 2910
Dekking taakstelling uit:   
Resultaat 200256160140
Exploitatiereserve (EV)000
Saldo van baten en lasten   
na dekking vd taakstellingen01 0401 040

Toelichting

Baten

Omzet

De totaal gerealiseerde omzet is nagenoeg gelijk aan de raming. Het aandeel van EZ in de totale omzet is in vergelijking met 2002 gelijk gebleven (78%). Het aandeel bij de overige departementen (21%) is licht gestegen, terwijl het aandeel van de overige omzet (1%) licht is gedaald.

De in de rekening van baten en lasten opgenomen omzet is exclusief de doorberekende out of pocket kosten (€ 4,5 mln). Deze externe opdrachtgebonden kosten (drukwerk, kosten adviescolleges e.d.) worden doorbelast aan de opdrachtgevers.

Rentebaten

De rentebaten betreffen de over 2003 ontvangen rente over het tegoed op de rekening courant en de rentevergoeding op de deposito's. Deze was hoger dan begroot doordat een actief liquiditeitsbeheer wordt uitgevoerd.

Buitengewone baten

De kosten van software worden vanaf 2003 geactiveerd. In verband met deze stelselwijziging is de boekwaarde van de materiële vaste activa berekend. Het eenmalige effect van deze stelselwijziging (€ 0,653 mln) is in de exploitatie verwerkt als buitengewone bate.

Lasten

Personele kosten

Ondanks een gelijkblijvende omzet zijn de personele kosten € 2,2 mln (-5,4%) lager dan de begroting. Dit wordt met name verklaard door een lager aantal fte's (672) dan begroot (700). Daarnaast zijn de gemiddelde loonkosten per fte lager door een relatieve afname van de duurdere inhuurkrachten. Dit is ook zichtbaar in de verhouding ambtenaar/inhuur die over 2003 64/36 bedroeg, terwijl in de raming rekening was gehouden met 60/40.

De in 2003 gerealiseerde gemiddelde loonkosten waren voor ambtenaren € 55 000 (begroting € 53 900) en € 55 900 (begroting € 58 600) voor inhuurkrachten.

Materiële kosten

Door een beheerste ontwikkeling van de materiële kosten zijn deze ten opzichte van de raming 7,6% lager. Dit betreft met name lagere kantoorkosten en automatiseringskosten. Door de activering van software heeft een verschuiving plaatsgevonden van de automatiseringskosten naar de afschrijvingskosten.

Afschrijvingskosten

Ondanks de hogere afschrijvingskosten op investeringen in automatisering zijn de totale afschrijvingskosten lager dan de raming. Dit wordt met name veroorzaakt door het later betrekken van de nieuwe huisvesting in Den Haag.

Dotatie voorzieningen

Dotaties en vrijval voorzieningen worden verantwoord via de post dotatie voorzieningen. Over 2003 bedroeg de dotatie € 0,409 mln en de vrijval € 0,438 mln, wat per saldo resulteerde in een bate van € 0,029 mln. Naast de in tabel 6 weergegeven dotatie (€ 0,277 mln) en vrijval (€ 0,371 mln) per soort voorziening, is bij de balansposten onderhanden werk en debiteuren sprake van een dotatie (€ 0,132 mln) en vrijval (€ 0,067 mln).

Bijzondere dotatie voorzieningen

Onder deze post is opgenomen het aandeel van Senter (€ 3,8 mln) in de initiële kosten van de fusie tussen Senter en Novem. Tevens is besloten om de waarderingsgrondslagen van Senter en Novem te harmoniseren. Als gevolg van deze harmonisatie is een voorziening assurantie eigen risico wachtgeld (€ 0,5 mln) gevormd. Voor een verdere uiteenzetting wordt verwezen naar de toelichting op de balans.

Dekking uren interne projecten

Onder de post dekking uren interne projecten zijn diverse bijdragen en onttrekkingen uit voorzieningen verantwoord van specifieke interne projecten (op het gebied van elektronische dienstverlening (€ 1,2 mln) en het interne project I2BAS (€ 0,1 mln)). De bijbehorende kosten van de hiervoor extern ingehuurde medewerkers zijn ten laste van de post loonkosten verantwoord.

5. Balans

Tabel 3 Balans per 31 december 2003 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 31-12-200331-12-2002
Activa  
Materiële vaste activa7 1804 961
Onderhanden werk3 3002 659
Debiteuren2 6011 029
Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten1 530966
Liquide middelen9 86116 039
Totaal Activa24 47225 654
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve2 5042 218
* onverdeeld resultaat1 0402 123
Egalisatierekening3 5624 152
Voorzieningen5 8403 926
Crediteuren3 0643 521
Overige schulden en nog te betalen kosten8 4629 714
Totaal passiva24 47225 654

Toelichting

Activa

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen dan wel tegen lagere economische bedrijfswaarde. De afschrijvingstermijn is gelijk aan de geschatte economische levensduur van de desbetreffende activa. Voor bouwkundige installaties is de economische levensduur geschat op 10 jaar. Voor automatiseringsgoederen (hardware en software) is de economische levensduur geschat op drie jaar.

Voor de overige materiële vaste activa is de economische levensduur geschat op vijf jaar. In het jaar van investeren wordt met ingang van de maand van ingebruikname afgeschreven. Via out of pocketkosten gefinancierde investeringen worden, gezien hun specifieke opdrachtafhankelijkheid, volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf.

Tabel 4 Materiële vaste activa (in € 1 000)
 Bouwkundige installatiesAutomatiseringMeubilairOverigeTotaal
Aanschafwaarde3 6535 3671 4151 45811 893
Cumulatieve afschrijvingen – 3 752– 1 209– 1 318– 6 279
Boekwaarde 1 januari 20033 6531 6152061405 614
      
Investeringen9 787101 4503363 474
Investeringen out-of-pocketkosten2424
Aanschafwaarde desinvesteringen– 316– 1 093– 583– 1 992
Afschrijvingen– 386– 1 081– 328– 113– 1 908
Boekwaarde desinvesteringen
Afschrijvingen out-of-pocketkosten– 24– 24
Cumulatieve afschrijvingen desinvesteringen3161 0935831 992
Totaal mutaties592– 3711 1222231 566
      
Aanschafwaarde4 6315 7851 7721 21113 399
Cumulatieve afschrijvingen– 386– 4 541– 444– 848– 6 219
      
Boekwaarde 31 december 20034 2451 2441 3283637 180

De investeringen in 2003 zijn relatief hoog vanwege de ingebruikname van de nieuwe huisvesting in Den Haag. Dit betreft bouwkundige installaties, computerapparatuur en meubilair. Onder de bouwkundige installaties vallen de investeringen in scheidingswanden, werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties.

Met ingang van 2003 worden eenmalige licentiekosten van software geactiveerd onder de materiële vaste activa. Door afschrijving over de gebruiksperiode van deze software wordt een betere toerekening van deze kosten beoogd. Tevens wordt aangesloten bij internationale verslaggevingregels inzake activering van software.

Als gevolg van deze stelselwijziging is per 1 januari 2003 een boekwaarde van € 0,653 mln berekend. Dit betreft software investeringen uit de jaren 2000 tot en met 2002. Deze stelselwijziging is verwerkt als buitengewone bate. Zonder deze stelselwijziging zou het resultaat € 0,697 lager zijn geweest (€ 0,653 mln plus boekwaarde van investeringen 2003).

Onderhanden werk

De post onderhanden werk wordt gedefinieerd als de waarde van reeds verrichte, maar nog niet gedeclareerde activiteiten. Met mogelijke verliezen wordt rekening gehouden door het treffen van een voorziening.

Vanaf 2003 is sprake van een presentatiewijziging. Bij opdrachtgevers waarbij de opdrachten door één eindafrekening worden afgerekend, zijn de vooruitontvangen bedragen gesaldeerd met het onderhanden werk. De vergelijkende cijfers 2002 zijn hierop aangepast.

Tabel 5 Onderhanden werk (in € 1 000)
 31-12-200331-12-2002
Ministerie van Economische zaken1 328933
Overige ministeries1 7211 594
Overige opdrachtgevers251133
Totaal3 3002 659

Het onderhanden werk ultimo 2003 betreft nog te factureren werkzaamheden van de laatste maanden van 2003 van diverse opdrachten. De stijging ten opzichte van 2002 wordt veroorzaakt door een hoger onderhanden werk bij opdrachten van EZ.

Debiteuren

De post debiteuren is gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor de debiteuren is een voorziening voor mogelijke oninbaarheid getroffen voor vorderingen ouder dan zes maanden. De post debiteuren betreft voornamelijk openstaande vorderingen op opdrachtgevers.

De stijging van het debiteurensaldo per 31 december 2003 wordt veroorzaakt door een hoger saldo aan openstaande vorderingen bij de opdrachtgevers inzake uitgevoerde werkzaamheden. Dit betreft met name de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. In de eerste twee maanden van 2004 zijn deze vorderingen voor meer dan de helft afgewikkeld.

Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten

De nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Deze post bestaat met name uit de verrekening van opdrachtgebonden kosten en de vooruitbetaalde kosten inzake personeel en automatisering.

Liquide middelen

Het saldo liquide middelen ultimo 2003 van € 9,9 mln bestaat uit het bij het RIC aangehouden rekening courant saldo van € 2,9 mln en de bij het RIC uitstaande deposito van € 7,0 mln. Voor de ontwikkeling van de liquide middelen wordt verwezen naar het kasstroomoverzicht.

Passiva

Agentschapvermogen

Het agentschapvermogen bestaat uit een exploitatiereserve en een onverdeeld resultaat. De exploitatiereserve is bedoeld voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico's die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering van Senter. De resultaatbestemming 2002 is overeenkomstig de vaststelling door de secretaris-generaal (SG) van EZ verwerkt, € 1,8 mln is uitgekeerd aan de eigenaar en € 0,3 mln is toegevoegd aan de exploitatiereserve. Met de uitkering aan de eigenaar is de taakstelling 2003 inzake efficiency en apparaat (€ 0,6 mln) verrekend.

Overeenkomstig de regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen van het Ministerie van Financiën is de exploitatiereserve en het onverdeelde resultaat gemaximeerd tot 5 procent van de gemiddelde totale omzet berekend over de afgelopen drie jaar.

Het nog onverdeelde resultaat over 2003 bedraagt € 1,0 mln. Senter heeft bij de eigenaar het volgende voorstel tot resultaatbestemming ingediend:

Tabel 6 Voorstel resultaatsbestemming 2003 (in € 1 000)
Resultaatuitkering aan de eigenaar830
Toevoeging aan exploitatiereserve210
Totaal1 040

Na goedkeuring van deze resultaatbestemming bedraagt per 1 januari 2004 het eigen vermogen € 2,7 mln. In verband met de herverdeling van een groot deel van de internationale opdrachten van Senter naar de Economische Voorlichtingsdienst (EVD) is in het overdrachtsprotocol afgesproken dat de EVD 19% van de vastgestelde exploitatiereserve zal ontvangen. Wanneer de herverdeling een feit is (naar verwachting 1 april 2004) zal € 0,5 mln worden overgedragen waardoor de exploitatiereserve bij Senter € 2,2 mln zal bedragen.

Egalisatierekening

Vanuit de egalisatierekening worden de afschrijvingskosten gedekt van een deel van de investeringen voor de inrichting van de nieuwe Haagse vestiging. Deze dekking vanuit de egalisatierekening heeft een looptijd van 10 jaar. In 2003 bedroeg de vrijval € 0,59 mln, welke in mindering is gebracht op de afschrijvingskosten materieel.

Voorzieningen

Tabel 7 Samenstelling en verloop voorzieningen (in € 1 000)
 Voorziening 1 jan 2003DotatieBuitengewone lastOnttrekkingVrijvalVoorziening 31 dec 2003
Fusiekosten SenterNovem (aandeel Senter)3 8333 833
Personeel1 423277– 574– 471 079
Assurantie eigen risico Wachtgelden531– 57474
Assurantie eigen risico Aansprakelijkheid454454
Huisvesting1 866– 1 562– 304
Informatisering183– 163– 20
Totaal3 9262774 364– 2 356– 3715 840

* Voorziening Fusiekosten SenterNovem (aandeel Senter)

De fusiekosten zijn vastgesteld op € 4,6 mln. Het gaat hierbij om de kosten voor integratie-activiteiten die rechtstreeks voorvloeien uit het besluit tot samensmelting van Senter en Novem.

De fusiekosten zijn verdeeld over Senter en Novem op basis van financiële draagkracht. Hierdoor bedraagt het aandeel van Senter in de fusiekosten € 3,8 mln.

* Voorziening Personeel

De voorziening personeel dient ter dekking van in de toekomst ten laste van Senter komende kosten bij schaalverschillen, langdurige ziekte en de kosten van de detachering van medewerkers bij de Europese Unie en het ministerie van Buitenlandse Zaken. De dotatie in 2003 heeft met name betrekking op nieuwe langdurig zieken. De onttrekking betreft kosten verband houdend met schaalverschillen, langdurig zieken en concordaat.

* Voorziening Assurantie eigen risico Wachtgeld

Met ingang van 2003 is een stelselwijziging doorgevoerd inzake de vorming van een assurantie eigen risico wachtgeld. Deze voorziening is noodzakelijk voor de ten laste van Senter komende wachtgelden. Door de bespaarde ww-premies toe te voegen aan een voorziening assurantie eigen risico wachtgeld, worden de kosten gelijkmatig verspreid. Bij concrete gevallen worden te betalen wachtgelden uit deze voorziening onttrokken. Zoals zichtbaar is in de kolom onttrekkingen in voorgaande tabel heeft dit zich in 2003 voorgedaan. Zonder deze stelselwijziging zou het netto resultaat € 0,5 mln hoger zijn geweest.

* Voorziening Assurantie eigen risico Aansprakelijkheid

Senter kan aansprakelijk worden gesteld indien Senter tijdens de uitvoering van een opdracht verwijtbaar gedrag heeft vertoond of in ernstige mate nalatig is geweest. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van het moederdepartement. Bij de andere opdrachtgevers en niet-EZ opdrachten die tezamen met Novem worden uitgevoerd is de aansprakelijkheid contractueel beperkt tot de opdrachtsom van het onderhavige jaar. Ter dekking van dit risico is een voorziening assurantie eigen risico aanwezig. De voorziening is gemaximeerd tot een omvang van € 0,454 mln. In 2003 hebben zich geen mutaties voorgedaan.

* Voorziening Huisvesting

De verhuizing naar de nieuwe huisvesting in Den Haag heeft in maart 2003 plaatsgevonden. De daarmee verband houdende kosten zijn onttrokken aan de voorziening. Het niet-benutte deel van de voorziening is vrijgevallen.

* Voorziening Informatisering

Het project inzake de migratie van het platform Informix naar het standaard platform BAS (I2BAS) is in 2003 afgerond.

Crediteuren

De crediteuren zijn gewaardeerd tegen nominale waarde en bestaan uit handelscrediteuren en crediteuren inzake de uitvoering van opdrachten. De daling van het saldo ultimo 2003 wordt met name verklaard doordat ultimo 2002 sprake was van een eenmalig hoger saldo aan openstaande facturen in verband met de huurdersinvesteringen en de kosten van de nieuwe huisvesting.

Overige schulden en nog te betalen kosten

De overige schulden en nog te betalen kosten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Deze post bestaat onder andere uit de te verrekenen bedragen met opdrachtgevers, de rekening courant Infomil respectievelijk het projectbureau CO2, nog te betalen vakantiegeld en huurkosten.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Belangrijke financiële verplichtingen

• Senter huurt de benodigde kantoorruimten in Den Haag en Zwolle. Het huurcontract voor de vestiging in Den Haag loopt tot 1 oktober 2012. De jaarhuur, inclusief servicekosten en BTW component, bedraagt in 2004 circa € 2,8 mln.

De huurcontracten voor de twee gebouwen van de vestiging in Zwolle lopen tot 1 juli 2006 respectievelijk 1 juli 2004 (nevenvestiging). De gebruikersvergoeding, inclusief servicekosten voor de nevenvestiging, bedraagt in 2004 circa € 0,75 mln.

• Senter heeft voor het niet-ambtelijke personeel een detacheringovereenkomst gesloten met twee externe bureaus. Over de door deze bureaus te hanteren tarieven worden jaarlijks afspraken gemaakt. De inleenkosten bij deze bureaus bedragen in 2004 circa € 13,0 mln.

• Senter heeft voor de vestiging Zwolle een contract afgesloten voor cateringactiviteiten voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van zes maanden. In Den Haag is een gezamenlijk contract afgesloten met andere huurders van CentreCourt. De totale cateringkosten voor Den Haag en Zwolle bedragen in 2004 circa € 0,3 mln.

Voorwaardelijke verplichtingen

Senter voert in samenwerking met Novem een viertal opdrachten uit, te weten: Infomil, projectbureau CO2, Economie, Ecologie en Technologie (EET) en het programmabureau voor mobiliteit MOVE. Senter en Novem hebben samenwerkingsovereenkomsten gesloten, waarin staat dat beide organisaties deze opdrachten voor gemeenschappelijke rekening en verantwoording uitvoeren in een 50/50-verhouding. Jegens opdrachtgevers en eventuele derden geldt voor partijen echter een hoofdelijke aansprakelijkheid.

6. Overzicht vermogensontwikkeling

Onderstaande tabel geeft inzicht in de meerjarige vermogensontwikkeling van Senter.

Tabel 8 Vermogensontwikkeling 2003 (in € 1 000 mln)
 1999200020012002Begroting 2003Realisatie 2003
1 Eigen vermogen per 1 januari*5 9244 8103 8543 9424 0684 341
2 saldo van baten en lasten3 0092 0531 9482 123401 040
3 directe mutaties in het eigen vermogen:      
3a uitkering aan moederdepartement– 1 850–990–1 860–1 724–601–1 837
3b bijdrage moederdepartement ter versterking EV      
3c overige mutaties– 2 273– 2 019
Eigen vermogen per 31/12*4 8103 8543 9424 3413 5073 544

* inclusief onverdeeld resultaat

Senter stelt de jaarrekening op vòòr resultaatbestemming. In het jaar daarna wordt het resultaatverdeeld conform de door de SG van EZ goedgekeurde resultaatbestemming.

Het eigen vermogen per 1 januari bevat het onverdeelde resultaat van het voorafgaande boekjaar. Het eigen vermogen per 31 december bevat het onverdeelde resultaat van het huidige boekjaar.

7. Kasstroomoverzicht

Tabel 9 Kasstroomoverzicht 2003 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari5 61216 03910 427
    
2. Totaal operationele kasstroom1 287– 843– 2 130
    
3a. -/- totaal investeringen– 320– 3 498– 3 178
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen
3. Totaal investeringskasstroom– 320– 3 498– 3 178
    
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement– 601– 1 837– 1 236
4b. + eenmalige storting door moederdepartement
4c. -/- aflossing op leningen– 2 80280
4d. + mogelijk beroep op leenfaciliteit1 400– 1 400
4. Totaal financieringskasstroom519– 1 837– 2 356
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december7 0979 8612 763

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Toelichting

Operationele kasstroom

De gerealiseerde operationele kasstroom in 2003 is € 2,1 mln lager dan verwacht. Ten opzichte van de verwachting in de begroting is sprake van veel sneller afname van de kortlopende schulden, waardoor daarin minder liquide middelen zijn vastgelegd

Investeringskasstroom

In de begroting was ervan uitgegaan dat de investeringen in de nieuwe huisvesting ultimo 2002 gerealiseerd zouden zijn. Vanwege de latere verhuizing hebben echter ook in 2003 investeringen plaatsgevonden, waardoor de investeringskasstroom € 3,2 mln hoger is dan verwacht.

Financieringskasstroom

De gerealiseerde financieringskasstroom wijkt af van de begroting. Dit wordt veroorzaakt door de hogere resultaatuitkering aan EZ dan verwacht. Tevens heeft geen beroep plaatsgevonden op de leenfaciliteit.

EVD

1. Inleiding

Deze toelichting bevat het overzicht van prestatie-indicatoren, de rekening van baten en lasten over 2003, de balans per 31 december 2003, het overzicht van de vermogensontwikkeling en het kasstroomoverzicht 2003 van het agentschap EVD, alsmede een toelichting.

2. Realisatie doelstellingen op hoofdlijnen en prioriteiten

Tabel 1 Doelstellingen
 realisatie 2001realisatie 2002begroting 2003realisatie 2003
Vergroten van de spontane bekendheid13%13%18%13%
Vergroten van de geholpen bekendheid44%44%56%50%
Vergroten bereik van de doelgroep (ca. 80 000 bedrijven)13%14%20%18%
Vergroten aantal klantcontacten933 2991 407 321975 0001 993 354
Vergroten percentage effectieve klantcontacten (tevredenheid)81%90%83%94%
Vergroting aantal effectieve klantcontacten755 9721 266 589809 2501 873 752

Toelichting

Het jaar 2003 werd voor de EVD gekenmerkt door een explosieve stijging van het aantal klantcontacten. Deze stijging komt voor rekening van de elektronische media, met name het gebruik van de internetsite (www.evd.nl). Daarnaast is het bereik onder de doelgroep toegenomen van 14 naar 18% en is de geholpen naamsbekendheid gestegen van 44 naar 50%.

De spontane naamsbekendheid is gehandhaafd op 13%. Uit onderzoek blijkt dat de bekendheid van de EVD in het «handelsbevorderende netwerk» op de derde plaats staat, na de Kamers van Koophandel en de banken. Dat is in vergelijking met de naamsbekendheid van andere organisaties vrij groot. Het is de afgelopen jaren niet eenvoudig gebleken om dat percentage verder te laten stijgen, doordat een deel van de klantcontacten via samenwerking met derden wordt gelegd.

Het bereik onder de doelgroep (ca. 80 000 exporteurs en ca. 50 000 potentieel exporterende bedrijven) is met 4% gegroeid tot 18%. Eind 2003 stonden 23 443 bedrijven als klant in het EVD bestand geregistreerd. Dit is een groei van meer dan 5 000 ten opzichte van 2002.

De klanttevredenheid is gemeten aan de hand van de tevredenheid van klanten over de betrouwbaarheid, de actualiteit en de praktische bruikbaarheid van de dienstverlening in het kader van de informatietaak. In de samengestelde score geeft 64% het oordeel goed en 30% het oordeel voldoende, waarmee met een totaal van 94% de streefwaarde van 85% ruim is gehaald. Daarbij wordt aangetekend dat de metingen betrekking hebben op de informatietaak van de EVD en niet per definitie maatgevend zijn voor de totale dienstverlening van de EVD.

Deze positieve ontwikkelingen vinden hun basis in de uitvoering van een aantal beleidsprioriteiten.

Versterking van het maatwerk

De EVD had zich ten doel gesteld om meer maatwerk te leveren binnen de bestaande dienstverlening. Dit heeft geleid tot een vernieuwing van het Programma Starters Buitenlandse markten (PSB), het uitbreiden van de marktintroductietrajecten bij de Netherlands Business Support Offices (NBSO's), het intensiveren van de sectorale invalshoek bij de informatievoorziening en de promotieaanpak en het verder richten van de produktontwikkelingen op specifieke doelgroepen. Dit laatste heeft geleid tot een zogenoemde «starterscampagne» in het kader van internationaal ondernemen om het specifieke bereik in dit doelgroepsegment te verhogen.

Vergroting van de kennis van de doelgroep

Om de doelgroep nog beter te kunnen bereiken en te ondersteunen, streeft de EVD naar vergroting van de kennis over de doelgroep. Het operationele CRM-systeem (Customer Relationship Management) en een samenwerkingsverband met de regionale Kamers van Koophandel leveren een bestand op van meer dan 65 000 bedrijven op met informatie over bedrijfsactiviteiten, interesses van contactpersonen, gebruik en appreciatie van de dienstverlening. Een basis die het de EVD mogelijk maakt zijn dienstverlening continu te verbeteren, bedrijven gericht en efficiënt te benaderen en de beleidsontwikkelaars met praktijkinformatie te ondersteunen.

Verbreding van de opdrachtenbasis

Een laatste prioriteit voor 2003 betrof het vergroten van de opdrachtenbasis. Daartoe is de opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) in volume toegenomen en is de EVD er in geslaagd om een aantal opdrachten van de EU (Phare Twinning Bulgarije en All Invest) in de wacht te slepen.

3. Baten en lasten

Tabel 2 Verantwoordingsstaat baten en lasten 2003 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement25 10822 983– 2 125
Opbrengst overige departement3 0482 918– 130
Opbrengst derden1 399846– 553
Rentebaten12513611
Buitengewone baten0169169
Totaal baten29 68027 052– 2 628
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten9 5829 962380
* materiële kosten18 94815 676– 3 272
Rentelasten545– 49
Afschrijvingskosten   
* materieel633273– 360
* immaterieel000
Dotatie voorzieningen273946673
Buitengewone lasten000
Totaal lasten29 49026 862– 2 628
    
Saldo van baten en lasten1901900

Baten

Opbrengst moederdepartement

De daling van de omzet wordt met name veroorzaakt door de deelprogramma's Collectieve Marktbewerking, Starters op buitenlandse markten en Individuele Marktbewerking.

De baten en lasten toegerekend naar de verschillende deelprogramma's geven het volgende beeld:

Tabel 3 Informatie
 begrotingopdrachtrealisatie
Totale kosten (€ 1 000)12 86212 73112 539
Ontvangsten van klanten (€ 1 000)310183253
Kostprijs per product (€)104 603106 338108 724
Kostprijs per klantcontact (€)10,78,96,2

De trend van meer digitale producten en minder papier heeft zich ook in 2003 doorgezet. De stijging van het aantal klantcontacten, komt voor rekening van de elektronische media, met name het gebruik van de internetsite, zodat de kostprijs per klantcontact verder is afgenomen.

Tabel 4 Holland Promotie
 begrotingopdrachtrealisatie
Totale kosten (€ 1 000)1 5331 9261 747
Ontvangsten van klanten (€ 1 000)182010
Kostprijs per product (€)193 013175 055217 179
Kostprijs per klantcontact (€)0,36,84,0

In 2003 is gestart met de ontwikkeling van een publicatielijn voor sectorale Holland promotie en is de internetsite www.hollandtrade.com vernieuwd. Dit heeft geleid tot hogere kosten dan begroot. De methodiek voor het meten van het bereik van de internetsite www.hollandtrade.com is in 2003 gewijzigd. In 2003 wordt het aantal unieke gebruikers per dag gemeten, waar voorheen het aantal hits op deze site werd gehanteerd om het aantal klantcontacten te bepalen. Hierdoor is het aantal klantcontacten ten opzichte van de begroting gedaald en de prijs per klantcontact gestegen.

Tabel 5 Collectieve Marktbewerking
 begrotingopdrachtrealisatie
Totale kosten (€ 1 000)7 8926 5147 064
Ontvangsten van klanten (€ 1 000)907313541
Kostprijs per product (€)55 87559 05863 952
Kostprijs per klantcontact (€)5 3735 1684 796

De stijging van de kostprijs per product is voornamelijk veroorzaakt door hogere kosten voor de missies onder leiding van bewindslieden/hoge ambtenaren. De missies waren in 2003 langer en de omvang van het programma van de missies was uitgebreider dan voorzien. De kostprijs per klantcontact is gedaald doordat de belangstelling van het bedrijfsleven groter is gebleken dan was ingeschat.

Tabel 6 Starters op buitenlandse markten
2003begrotingopdrachtrealisatie
Totale kosten (€ 1 000)912618537
Kostprijs per product/klantcontact (€)1 8251 2361 051
Instrumentele uitgaven (€ 1 000)7 3007 30010 161

De kosten van PSB en de kostprijs per product/klantcontact zijn in 2003 lager dan in de begroting is opgenomen. De belangrijkste reden is de automatisering van het administratieve proces voor de uitvoering van de regeling PSB 2003. Een tweede reden is de strakkere afhandeling van dossiers uit de «oude» regeling, waardoor het aantal slepende dossiers sterk is afgenomen.

Tabel 7 Individuele Marktbewerking
 begrotingopdrachtrealisatie
Totale kosten (€ 1 000)1 724924741
Ontvangsten van klanten (€ 1 000)0310
Kostprijs per product (€)1 815859805
Kostprijs per klantcontact (€)908429399

Zowel het aantal producten als klantcontacten voor het deelprogramma Individuele Marktbewerking is conform planning gerealiseerd. Door minder kosten kon een verlaging van zowel de kostprijs per product en per klantcontact worden gerealiseerd.

Tabel 8 Postennetwerk en beleidsondersteuning, Senter, DG Marktordening en Energie (in € 1 000)
 begrotingopdrachtrealisatie
Totale kosten1 5841 2621 159
Instrumentele uitgaven2 9262 6342 425

De lichte daling van de omzet is veroorzaakt doordat een opdracht van Senter in het kader van Phare Twinning later dan voorzien is gestart.

Tabel 9 Omzet overige departementen (in € 1 000)
 begrotingopdrachtrealisatie
Opdrachten Buitenlandse Zaken   
* Hermes (Elektronische vierhoek)16712350
* Steunpunten2 8803 2602 867
Opdracht OC&W   
* Nuffic111
Instrumentele uitgaven189  

Onder de omzet overige departementen vallen de opdrachten die worden uitgevoerd voor BZ en OC&W (Nuffic). BZ geeft opdracht voor de inrichting van een aantal steunpunten in het buitenland voor de bevordering van de internationale handel. Daarnaast is BZ voor 50% opdrachtgever voor Hermes.

Omzet derden

De omzet derden betreft de omzet die buiten de Rijksoverheid wordt gerealiseerd, te weten bijdragen van bedrijven en instellingen aan promotionele en voorlichtingsactiviteiten en de opbrengsten uit verkoop van voorlichtingsmateriaal. Daarnaast is in 2003 in het kader van een Phare Twinning project een beperkte opbrengst gerealiseerd uit een opdracht van een Duitse overheidsorganisatie. De lagere realisatie van opbrengst overige derden vloeit voornamelijk voort uit een te hoge inschatting van directe materiële kosten voor de opdracht steunpunten van BZ.

Rentebaten

Doordat liquide middelen konden worden weggezet op een deposito heeft de EVD renteopbrengsten gerealiseerd.

Buitengewone baten

Begin jaren tachtig heeft de Nederlands-Duitse Kamer van Koophandel een eigen kantoorpand in Düsseldorf aangeschaft. De Kamer heeft toen de verplichting op zich genomen om in geval van verkoop van het pand een bedrag van DM 495 000 aan beide overheden terug te betalen. In 2001 is het pand verkocht. Inmiddels is overeenstemming bereikt over een terugbetaling aan de EVD over een periode van drie jaar (2003–2005). Het ontvangen bedrag vormt een deelbetaling.

Lasten

Personele kosten

De hogere personele kosten worden grotendeels bepaald door de inhuur van tijdelijke krachten voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader van de stroomlijning agentschappen.

Materiële kosten

In 2003 bedragen de directe materiële kosten ten behoeve van de uitvoering van de opdrachten € 12,6 mln. Hiertoe behoren onder andere kosten ten behoeve van de exploitatie van de NBSO's, kosten voor het bevragen van externe databanken, kosten van standbouw, drukkosten en dergelijke. De lager uitgevallen kosten worden met name veroorzaakt door beduidend minder activiteiten binnen het deelprogramma Collectieve Marktbewerking (€ 1,0 mln). Tevens zijn de exploitatielasten van PSB lager uitgevallen dan begroot (€ 0,5 mln). Dit geldt ook voor de NBSO's (€ 0,3 mln) en de producten binnen het deelprogramma Individuele Marktbewerking (€ 0,3 mln).

De indirecte materiële kosten bedragen in 2003 € 3,1 mln. Dit is circa € 0,9 mln lager dan begroot. Belangrijke oorzaak hiervan is het toewijzen van kosten voor het klantenbestand aan producten (€ 0,3 mln). Daarnaast zijn de kosten voor het concordaat (€ 0,4 mln) en de kosten voor communicatie (€ 0,2 mln) lager uitgevallen.

Rentelasten

De EVD heeft de overname van de activa bij de start van het agentschap gefinancierd met een beroep op de regeling leen- en depositofaciliteit. De rentelasten vallen lager uit, doordat voorziene investeringen voor verbouwing dan wel verhuizing niet hebben plaatsgevonden.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten vallen lager uit, doordat voorziene investeringen voor verbouwing dan wel verhuizing niet hebben plaatsgevonden.

Mutatie voorzieningen

In 2003 is € 0,2 mln gedoteerd aan de voorziening voor personele kosten. Daarnaast is € 0,7 mln gedoteerd aan een voorziening voor de initiële kosten in verband met de overgang van opdrachten van Senter Internationaal naar de EVD. Tenslotte is gedoteerd aan de voorziening voor dubieuze debiteuren.

Saldo van baten en lasten

Het resultaat over het boekjaar 2003 bedraagt € 0,2 mln. Op basis van het risicobeleid streeft de EVD naar het opbouwen van de maximale exploitatiereserve van 5%. De EVD zal in haar resultaatbestemmingsvoorstel aan de secretaris-generaal voorstellen om het resultaat, toe te voegen aan de exploitatiereserve.

4. Balans

Tabel 10 Balans per 31 december 2003 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 31-12-200331-12-2002
Activa  
Materiële vaste activa344534
Debiteuren14094
Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten7 9674 326
Liquide middelen8 4603 769
Totaal Activa16 9118 723
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve1 063708
* onverdeeld resultaat190545
Leningen bij het MvF993
Voorzieningen2 2461 466
Crediteuren1 1851 450
Overige schulden en nog te betalen kosten12 2184 461
Totaal passiva16 9118 723

Activa

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen historische aanschafprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen.

Tabel 11 Specificatie van de materiële vaste activa ( in € 1000)
 InventarisHard- en softwareTotaal
Aanschaffingsprijs3869751 361
Cumulatieve afschrijvingen– 168– 659– 827
Boekwaarde 1/1/2003218316534
    
Investeringen4360103
Afschrijvingen– 71– 222– 293
Totaal mutaties– 28– 162– 190
    
Aanschaffingsprijs4291 0351 464
Cumulatieve afschrijvingen2398811 120
Boekwaarde 31/12/2003190154344
afschrijvingstermijn in jaren5–103 

Debiteuren

De debiteuren worden gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor mogelijke oninbaarheid. Ultimo 2003 bedraagt de voorziening voor oninbare debiteuren € 16 771 na een dotatie in 2003 ter hoogte van dit bedrag. Het debiteurensaldo betreft de aan derden gefactureerde bedragen voor de verkoop van publicaties en bijdragen aan missies en bijeenkomsten.

Nog te ontvangen

De post «nog te ontvangen» bestaat grotendeels uit vorderingen op het moederdepartement in verband met nog af te rekenen opdrachten (€ 6,7 mln) en met het moederdepartement te verrekenen salariskosten (€ 0,3 mln). De stijging van deze balanspost ten opzichte van 2002 wordt met name veroorzaakt, doordat de bevoorschotting van de belangrijkste opdrachtgever van de EVD, het DG BEB, is aangepast aan het uitgavenpatroon van de EVD. Met name de uitgaven voor de PSB-opdracht zullen pas in de volgende jaren vallen. Daarnaast bestaat deze post uit vorderingen op derden (€ 0,4 mln), vooruitbetaalde kosten (€ 0,5 mln), te vorderen rente rekening courant Rijksinformatiecentrum (RIC) en verrekenstukken.

Liquide middelen

Het saldo liquide middelen ultimo 2003 bestaat uit het aangehouden rekeningcourantsaldo bij het RIC van € 3,5 mln, een deposito van € 5,0 mln en kasgeld.

Passiva

Eigen vermogen

De exploitatiereserve bedraagt ultimo 2003 € 1,1 mln. De resultaatsafdracht in het kader van de taakstellingen over 2003 ad € 0,2 mln is hierop reeds in mindering gebracht.

Leningen bij het MvF

De EVD heeft bij de start van het agentschap gebruik gemaakt van de leen- en depositofaciliteit bij het Ministerie van Financiën voor de overname van zowel harden software als inventaris, waarbij de aflossingen gelijk lopen met de periode waarin de resterende afschrijvingstermijnen vervallen.

Voorzieningen

Er is een voorziening personeel opgenomen voor een bedrag van € 1,5 mln dat bedoeld is voor de opvang van personele risico's, zoals wachtgeld. In de begroting is uitgegaan van een vast percentage van de loonsom voor een dotatie aan de voorzieningen. In de realisatie is gedoteerd op basis van een inschatting van reëel te verwachten uitgaven.

Daarnaast is in 2003 een voorziening van € 0,7 mln gevormd voor de financiering van initiële kosten in het kader van de overgang van opdrachten van Senter Internationaal naar de EVD in 2004.

Met deze opdrachten komen ca. 100 medewerkers over naar de EVD, waaraan automatiserings-, bureau-, project- en verhuiskosten verbonden zijn.

Tabel 12 Samenstel en verloop voorzieningen (in € 1 000)
 voorziening 1 jan 2003DotatieOnttrekkingvrijvalvoorziening 31 dec 2003
Personeel1 466183– 14901 500
Initiële kosten overgang opdrachten074600746
Totaal1 466929– 14902 246

Overige schulden en nog te betalen kosten

De kosten van derden voor projecten, die in 2003 nog niet tot betaling zijn gekomen, zijn onder de nog te betalen kosten opgenomen (€ 2,5 mln). Daarnaast is het verwachte bedrag voor instrumentele uitgaven waarvan de besteding nog niet is verantwoord in deze post opgenomen (€ 8,6 mln). Met name het saldo van de openstaande verplichtingen voor de PSB-regeling, die eerst in 2003 door de EVD wordt uitgevoerd, veroorzaakt de stijging van het saldo van deze balanspost ten opzichte van 2002. Verder bestaat deze post uit nog te betalen kosten voor personeel, de af te rekenen opdrachten 2003 van BZ en af te dragen BTW.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

De jaarhuur bedraagt circa € 0,7 mln. Het contract heeft een looptijd van 5 jaar tot en met medio 2005. De EVD heeft via een detacheringbureau zogenaamd «flexibel personeel» in dienst. De opzeggingstermijn van de daartoe afgesloten contracten varieert van één tot zes maanden. De kosten van inhuur bij dit bureau bedragen thans circa € 1,1 mln op jaarbasis.

5. Overzicht vermogensontwikkeling

Tabel 13 Vermogensontwikkeling 2003 (in € 1 000)
 1999200020012002Begroting 2003Realisatie 2003
1 Eigen vermogen per 1/1/2003*n.v.t.n.v.t.5357088621 253
2 saldo van baten en lasten  173545190190
3 directe mutaties in het eigen vermogen:      
3a uitkering aan moederdepartement  00– 190– 190
3b bijdrage moederdepartement ter versterking EV  0000
3c overige mutaties  0000
Eigen vermogen per 31/12/2003*  7081 2538621 253

* inclusief onverdeeld resultaat

6. Kasstroomoverzicht

Tabel 14 Kasstroomoverzicht 2003 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RIC en overige liquide middelen per 1 januari6 7353 752– 2 983
    
2. Totaal operationele kasstroom4965 0854 589
    
3a. -/- totaal investeringen– 1 271– 1031 168
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen000
3. Totaal investeringskasstroom– 1 271– 1031 168
    
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement– 190– 1900
4b. + eenmalige storting door moederdepartement000
4c. -/- aflossing op leningen– 364– 84280
4d. + mogelijk beroep op leenfaciliteit1 0500– 1 050
4. Totaal financieringskasstroom496– 274– 770
    
5. Rekening courant RIC en overige liquide middelen per 31 december6 4568 4602004

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten plus de afschrijvingen, zoals opgenomen in het overzicht specificatie van de materiële vaste activa, en de wijzigingen in de kortlopende vorderingen, voorzieningen en kortlopende schulden.

Investeringskasstroom en Financieringskasstroom

Voor 2003 stonden investeringen gepland voor huisvesting en automatisering. In de ontwerpbegroting was het uitgangspunt hiervoor een beroep te doen op de leenfaciliteit. Deze investeringen hebben in 2003 niet plaatsgevonden. Dit veroorzaakt de afwijkingen in de investerings- en financieringskasstroom ten opzichte van de ontwerpbegroting.

Bureau voor de Industriële Eigendom (Bureau I.E.)

1. Inleiding

Deze verantwoording bevat het overzicht van prestatie-indicatoren, de rekening van baten en lasten over 2003, de balans per 31 december 2003, het overzicht van de vermogensontwikkeling, het kasstroomoverzicht 2003, alsmede de toelichtingen daarop.

2. Realisatie doelen op hoofdlijnen en prioriteiten

Reorganisatie

Het jaar 2003 stond voor een groot deel in het teken van de reorganisatie van het Bureau I.E. In 2004 zal de daadwerkelijke plaatsing van medewerkers worden gerealiseerd.

Realisatie kennisoverdracht

In 2003 heeft kennisoverdracht plaatsgevonden van vertrekkende Octrooiraadleden aan technisch adviseurs en juristen binnen Bureau I.E. Dit zal in 2004 worden gecontinueerd.

Opdracht Verenigd Koninkrijk

In 2003 zijn voorbereidingen getroffen en de overeenkomsten getekend voor het uitvoeren van werkzaamheden voor het octrooibureau van het Verenigd Koninklijk. Vanaf 1 januari 2004 zal het Bureau I.E. voor het Octrooibureau van het Verenigd Koninkrijk diverse octrooionderzoeken uitvoeren.

Automatisering

In 2003 is gewerkt aan de implementatie van e-Phoenix als elektronisch dossiersysteem voor octrooien. Het systeem zal aan het eind van het eerste kwartaal van 2004 in productie gaan. Daarnaast is de voorbereiding van het project ter invoering van de mogelijkheid tot het elektronisch indienen van octrooiaanvragen van start gegaan. Daarvoor zal gebruik worden gemaakt van door het Europees Octrooibureau geleverde software. Het project zal doorlopen tot in 2005.

Gemeenschapsoctrooi

In maart 2003 is een politiek akkoord bereikt over de hoofdlijnen van het Gemeenschapsoctrooistelsel. Het Bureau I.E. verwacht van de inwerkingtreding op middellange termijn geen grote impact op het aantal nationale octrooiaanvragen.

Voorlichting en communicatie

Belangrijke elementen op het gebied van voorlichting en communicatie in 2003 waren de vernieuwde website en het Startech-seminar van het Bureau I.E., dat dit jaar onderdeel uitmaakte van de 1e Nationale Innovatieweek.

Een belangrijke activiteit voor de doelgroep MKB is het meerjarige project «Innovatie door Octrooi-Informatie», dat het Bureau met medewerking van Syntens uitvoert. In 2003 is een klacht ingediend met betrekking tot het product «octrooiscan», dat binnen het I.O.I.-project wordt aangeboden aan MKB-ondernemers. Als gevolg hiervan is een adviesaanvraag gestuurd aan de NMa. Het advies en de gevolgen daarvan voor het I.O.I.-project worden begin 2004 verwacht.

3. Doelmatigheid en doeltreffendheid

De doelmatigheid en doeltreffendheid van het Bureau I.E. zijn zichtbaar door de ontwikkeling van onderstaande prestatie-indicatoren.

Tabel 1 Doelmatigheids- en doeltreffendheidindicatoren
KlantenDoelStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Goede kwaliteit van dienstenOntwikkelen en nakomen kwaliteits-afspraken1 Inschrijving nieuwe wet aanvragen in octrooiregis- ter binnen 19 maanden na indieningsdatum: 100%1 99,4%
  2 Foutenpercentages mutaties octrooiregister: max. 1%2 0,5%
  3 Behandeling nieuwheidsonderzoeken binnen 10 maanden: 100%3 99%
Toegankelijke octrooi informatieVerbeteren van performance en functionaliteit systemen1 Beschikbaarheid systemen OIO, Espacenet en STAR binnen kantooruren (8.30–17.00 uur): 99%1 99%
Optimale communicatieOntwikkelen en aanbieden van elektronische dienstverlening1 Elektronisch octrooi aanvra- gen mogelijk: begin 2004 gereed1 Project gepland voor 2004
  2 Elektronische taksbetalingsopdrachten voor betaalbureaus en octrooigemachtigden mogelijk maken: einde 2003 gereed2 Gerealiseerd
Goede infrastructuur bij de doelgroepen van kennisverspreidingBenaderen via intermediairs en eigen samenwerkings-verbanden1 Octrooiadviseurs detacheren bij vijf centraal gelegen Syntens-vesti- gingen: vanaf 20021 Gerealiseerd
 Inrichten van de organisatie naar doelgroepen2 Opzetten bureaubrede front- en backoffice structuur: conceptfase voor einde 20032 Gerealiseerd
EigenaarDoelStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Hoogwaardig agentschapOrdelijk en controleerbaar financieel beheer1 Goedkeurende accountantsverklaring en positief toe- zichtsverslag FEZ1 Gerealiseerd
Efficiënte uitvoeringAantrekkelijke tarieven1 Gunstige tariefontwikkeling: reële stijging 0%1 0,9% daling ten opzichte van 2002
  2 Resultaat: positief2 Gerealiseerd
OpdrachtgeverDoelStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Uitstekende uitvoerder Rijksoctrooiwet 1995Strikte en integere uitvoering van de wet en regelgeving1 Percentage adviezen door de rechter overgenomen: 100%1 100%
Efficiënte bedrijfsvoeringHogere productiviteit door inzet elektronische middelen1 Efficiencywinst: 10% in 5 jaar (2002–2006)5,9% (tot en met 2003)
  2 Directe uren ten opzichte van totaal aantal uren: toename van 2% ten opzichte van 20022 1%
Bijdrage aan goed bestuur bij internationale I.E. organisatiesActieve houding in internationale besturen1 Tevredenheid opdrachtgever (meten door enquête): goed1 Bijdrage is geleverd; enquête heeft niet plaatsgevonden
Mate doelbereiking opdrachtenHaalbare doelen zoveel mogelijk bereiken1 % doelbereiking jaaropdracht en specifieke opdrachten: 95% (in financiële zin)1 95% (in financiële zin)
PersoneelDoelStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Aantrekkelijke marktconcur- rerende werkgever zijn door professioneel HRM en moderne middelenFlexibele inschalings-syste- matiek en functiereeksen toepassen1 Realisatiegraad: eind 2003 gereed1 Gereed voor invoering; vormt onderdeel van de reorganisatie
 Persoonlijke ontwikkelings-plannen voor alle medewerkers2 Procentuele aanwas realisatie (van alle medewerkers): 33%2 Met alle medewerkers zijn afspraken gemaakt over ontwikkeling/opleiding in 2004
 Moderne werkomgeving3 Vervanging PC-systemen in procenten van werkplek: 33%3 Uitgesteld in verband met de reorganisatie. (vindt plaats in 2004)
 Optimale delegatie van bevoegdheden4 Organisatorische aanpassing: realisatie in 20034 Vormt onderdeel van reorganisatie; realisatie in 2004
 Ontwikkelings-mogelijkheden5 Opleidingsbudget per FTE: € 1 044 5 € 1 033

Toelichting

Het project Elektronische Octrooiaanvragen zal in 2004 geïmplementeerd en in 2005 gerealiseerd worden.

De afwijking van de directe uren wordt veroorzaakt door minderwerk in verband met het niet uitvoeren van projecten door de reorganisatie en leegloopuren als gevolg van het aflopen van de ROW 1910.

De geplande enquête naar de tevredenheid van de opdrachtgever heeft niet plaatsgevonden. Met de opdrachtgever heeft wel regelmatig overleg plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat de tevredenheid goed was.

Een aantal streefwaarden is in 2003 niet gerealiseerd als gevolg van de reorganisatie.

4. Baten en lasten

Tabel 2 Verantwoordingsstaat baten en lasten 2003 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement18 08816 404– 1 684
Opbrengst derden198185– 13
Rentebaten08383
Buitengewone baten033
Mutatie onderhanden werk04747
Dekking uren intern project archief0292292
Totaal baten18 28617 014– 1 272
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten9 6618 742– 919
* materiële kosten7 0155 980– 1 035
Rentelasten9423– 71
Afschrijvingskosten   
* materieel1 111695– 416
Dotatie voorzieningen01 1421 142
Totaal lasten17 88116 582– 1 299
    
Saldo van baten en lasten40543227

Toelichting

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement is als volgt over de productgroepen verdeeld:

Tabel 3 Opbrengst per productgroep (in € 1 000)
 begroot 2003realisatie 2003
Activiteiten in verband met de behandeling van octrooiaanvragen6 4406 772
Activiteiten in verband met het beheer van octrooien4 1343 440
Activiteiten in verband met informatieve taken* [1]2 3122 219
Bevorderen octrooibewustzijn4 3433 072
Bijdragen aan beleidsvoorbereiding en overleg859806
Totaal producten18 08816 308
Overige opbrengst095
Totaal18 08816 404

* de opbrengst derden is in mindering gebracht op de begroting van deze activiteit (€ 0,2 mln).

De opbrengst van het beheer van octrooien is lager dan begroot, doordat het daarvoor benodigde inzicht ten tijde van het opstellen van de begroting – het Bureau heeft sedert 2002 de agentschapstatus – niet aanwezig was.

De opbrengst inzake Bevorderen octrooibewustzijn is over 2003 lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een vacaturestop in verband met de reorganisatie. Dit resulteerde in overleg met de opdrachtgever in een lagere inzet in uren en minder materiële kosten.

Opbrengst derden

De opbrengst derden betreft voornamelijk aan klanten in rekening gebrachte diensten (€ 0,17 mln) met betrekking tot fotokopieën en prints van octrooiliteratuur en abonnementen op het Hoofd- en het Bijblad en een opbrengst voor de Intellectual Property Reference(IPR)-Guide.

Rentebaten

Het bedrag van € 0,08 mln betreft de rente op de rekening courant met het Rijksinformatiecentrum (RIC) over 2003 en de rente op de depositorekening.

Dekking uren intern project archief

De inzet van archiefmedewerkers in het project Werkzaamheden archief is verwerkt als loonkosten ambtelijk personeel. Deze kosten hebben betrekking op de voorziening werkzaamheden en bouwkundige aanpassingen archief en worden aan de voorziening onttrokken ten gunste van de post «Dekking uren intern project archief».

Lasten

Apparaatskosten

De personele kosten zijn ten opzichte van de begroting 2003 € 0,9 mln lager, voornamelijk veroorzaakt door vertrek van leden van de Octrooiraad.

Tabel 4 Gemiddelde bezetting ambtelijk personeel in fte's
 begroot 2003realisatie 2003
Aantal fte's ambtelijk personeel176152
Tarief per ambtelijke FTE (in € 1 000)5558

De materiële kosten zijn in 2003 € 1,0 mln lager dan begroot. De kosten voor de huisvesting zijn lager dan begroot doordat de huurkosten lager zijn uitgevallen. De overige algemene kosten zijn lager dan begroot doordat minder is uitgegeven aan inhuur van externe adviesbureaus. De kosten van de voorlichting aan de doelgroepen van Bureau I.E. zijn € 0,3 mln lager dan begroot door het niet realiseren van een aantal activiteiten als gevolg van de reorganisatie.

Tabel 5 Huisvestingskosten (in € 1000)
 begroot 2003realisatie 2003
Huur870651
Servicekosten huisvesting EOB1 0021 082
Overige huisvestingskosten133139
Totaal20051 872

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de lening die is aangegaan op 31 december 2002 bij het Ministerie van Financiën ter financiering van investeringen in materiële vaste activa. De aflossingstermijnen komen in principe overeen met de afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa.

Saldo van baten en lasten

Het onverdeelde resultaat over 2003 bedraagt € 0,432 mln. Bureau I.E. zal de eigenaar voorstellen om het resultaat als volgt te bestemmen:

* resultaatsuitkering eigenaar € 0,263 mln

(taakstelling efficiency en inhuur externen 2004)

* toevoeging exploitatiereserve € 0,169 mln

5. Balans

Tabel 6 Balans per 31 december 2003 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000)
 31-12-200331-12-2002
Activa  
Immateriële vaste activa  
Materiële vaste activa1 1321 294
Onderhanden werk726679
Debiteuren929
Overige vorderingen3528
Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten469728
Liquide middelen5 0733 668
Totaal Activa7 4446 426
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve564464
* onverdeeld resultaat432274
Leningen bij het MvF312660
Voorzieningen3 2572 821
Crediteuren13078
Overige schulden en nog te betalen kosten2 7492 129
Totaal passiva7 4446 426

Toelichting

Activa

Tabel 7 Specificatie van de materiële vaste activa (in € 1 000)
 Inventaris en technische installatiesHardwareSoftwareOverigeTotaal
Boekwaarde 31 december 200228164037031 295
      
Investeringen153082073533
Afschrijvingen983142776695
Totaal mutaties     
      
Boekwaarde 31 december 200319863430001 132
Afschrijvingstermijn in jaren5330–3 

Onderhanden werk

De post onderhanden werk betreft de kosten van gemaakte uren gedurende de verschillende bewerkingsfases van vier producten, die in het volgend jaar aan de opdrachtgever in rekening worden gebracht. Voor de waardering zijn de uurtarieven en behandelingsnormen van het betreffende boekjaar gehanteerd. Het onderhanden werk is per product als volgt gespecificeerd.

Tabel 8 Onderhanden werk (in € 1 000)
ProductBedrag
Nationaal nieuwheidsonderzoek18
Internationaal nieuwheidsonderzoek10
Octrooiaanvraag ROW 1995628
Verzoek70
Totaal726

De toename van het onderhanden werk wordt met name veroorzaakt door een stijging van het aantal ingediende Octrooiaanvragen ten opzichte van 2002. In 2003 (2 850) zijn 258 meer octrooien aangevraagd dan in 2002 (2 592).

Debiteuren, overige vorderingen en vooruitbetaalde kosten

De post Debiteuren is het saldo van de openstaande vorderingen, verminderd met een voorziening wegens mogelijke oninbaarheid voor posten ouder dan een jaar (€ 1 000). De post Overige vorderingen betreft voornamelijk verstrekte voorschotten en vooruitbetaalde kosten aan medewerkers. De post Vooruitbetaalde posten betreft de in 2003 (vooruit) betaalde kosten van leveringen en diensten in 2003. De grootste posten hebben betrekking op de nog te ontvangen vergoeding voor de reorganisatiekosten ad € 0,2 mln en een vergoeding voor leegloopuren ad € 0,1 mln.

Liquide middelen

De post Liquide middelen betreft het saldo van de rekening courant bij het Rijksinformatiecentrum (RIC) (€ 5,072 mln) en het kassaldo.

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit een exploitatiereserve van € 0,564 mln en een onverdeeld resultaat 2003 van € 0,432 mln. Van het onverdeeld resultaat 2002 (€ 0,274 mln) is, na goedkeuring door de eigenaar, € 0,174 mln betaald aan taakstelling 2003 en € 0,1 mln toegevoegd aan de exploitatiereserve.

Voorzieningen

Tabel 9 Verloop van de Voorzieningen (in € 1 000)
Post31-12-2002OnttrekkingDotatie31-12-2003
Voorziening Personeel1 538– 3572891 470
Voorziening Archief631– 3300301
Voorziening Reorganisatie652– 195511 184
Voorziening Automatisering00302302
Totaal bedrag2 821– 7061 1423 257

De voorziening Personeel bestaat enerzijds uit de op balansdatum bestaande wachtgeldverplichtingen (€ 1,324 mln) en anderzijds uit de arbeidsongeschiktheidskosten voor het doorbetalen van loonkosten aan medewerkers, die (gedeeltelijk) langdurig ziek zijn in 2004 (€ 0,146 mln).

De voorziening Archief is in de openingsbalans gevormd ter dekking van de kosten van het opschonen van het archief, het overbrengen van merken- en octrooidossiers naar het Rijksarchief en van bouwkundige aanpassingen.

De reorganisatievoorziening betreft het gedeelte van de kosten van de reorganisatie van het Bureau, met uitzondering van de personeelskosten die vergoed zijn door de eigenaar. De dotatie heeft voornamelijk betrekking op schaalverschillen en op de kosten van herplaatsers (€ 0,551 mln).

De voorziening automatisering is met name bestemd voor dekking van de kosten die gemoeid zijn met de implementatie van een nieuw besturingssysteem in 2004. De vervanging van het oude besturingssysteem betreft achterstallig onderhoud en is noodzakelijk in verband met het vervallen van onderhoudsgaranties van leveranciers.

Lening Ministerie van Financiën

Op 31 december 2002 zijn leningen voor in totaal € 0,66 mln afgesloten bij het Ministerie van Financiën. De leningen zijn aangegaan ter financiering van de aankoop van vaste activa, waaronder inventaris en hardware. De looptijd van de lening is gelijkgesteld aan de afschrijvingsduur van de aangekochte vaste activa. De lening is verdeeld in twee bedragen: € 0,318 mln met een looptijd van 3 jaar en € 0,342 mln met een looptijd van 5 jaar. In 2003 is een bedrag van € 0,174 mln afgelost. In 2004 wordt € 0,174 mln afgelost. Dit bedrag is opgenomen onder de kortlopende schulden.

Crediteuren

De crediteuren betreffen hoofdzakelijk handelscrediteuren.

Overige schulden en nog te betalen posten

Deze post bestaat met name uit te betalen kosten aan opdrachtgevers voor het gerealiseerde minderwerk (€ 0,7 mln), een voorschot voor het project Innovatie door Octrooi Informatie, een schuld voor te betalen vakantiegeld (€ 0,4 mln) en de aflossing in 2004 van de lening bij het Ministerie van Financiën (€ 0,174 mln).

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Huur- en gebruikersovereenkomsten kantoorruimte

De gebruikersvergoeding voor het huurcontract met de Rijksgebouwendienst bedroeg in 2003 € 0,7 mln. De kosten van de gebruikersovereenkomst met het Europees Octrooibureau bedroegen in 2003 € 1,2 mln.

Overige contracten en financiële verplichtingen

Contracten zijn afgesloten voor huur en onderhoud van ICT-faciliteiten, kopieerapparatuur en bepaalde kantoorinrichting.

De jaarlijkse kosten bedragen circa € 0,4 mln.

6. Overzicht vermogensontwikkeling

Tabel 10 Vermogensontwikkeling (in € 1 000)
 2002Begroting 2003Realisatie 2003
1 Eigen vermogen per 1 januari*464880738
2 Saldo van baten en lasten274405432
3a uitkering aan moederdepartement0174174
3b bijdrage moederdepartement ter versterking EV000
3c overige mutaties000
3 Totaal directe mutaties in het eigen vermogen 174174
    
Eigen vermogen per 31/12*7381 111996

* inclusief onverdeeld resultaat

Toelichting

De uitkering aan het moederdepartement is de taakstelling efficiency en inhuur externen voor 2003.

7. Kasstroomoverzicht

Tabel 8 Kasstroomoverzicht 2003 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RIC en overige liquide middelen per 1 januari1 3143 6682 354
    
2. Totaal operationele kasstroom1 0042 2861 282
    
3a. -/- totaal investeringen– 1 363– 533830
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen000
3. Totaal investeringskasstroom– 1 363– 533830
    
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement– 174– 1740
4b. + eenmalige storting door moederdepartement000
4c. -/- aflossing op leningen– 409– 174235
4d. + mogelijk beroep op leenfaciliteit1 3630– 1 363
4. Totaal financieringskasstroom780– 348– 1 128
    
5. Rekening courant RIC en overige liquide middelen per 31 december1 7355 0733 338

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van de baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en de mutatie in het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

De investeringen ad € 0,5 mln hebben in 2003 voornamelijk betrekking op hardware (€ 0,3 mln) en software (€ 0,2 mln).

Financieringskasstroom

Van het resultaat 2002 is € 0,17 mln betaald aan taakstelling voor 2003.

Op de uitstaande lening bij het Ministerie van Financiën is in 2003 € 0,17 mln afgelost.

Telecom

1. Inleiding

Deze verantwoording bevat het overzicht van prestatie-indicatoren, de rekening van baten en lasten over 2003, de balans per 31 december 2003, het overzicht van de vermogensontwikkeling, het kasstroomoverzicht 2003, alsmede de toelichtingen daarop.

2. Tarieven en prestatie-indicatoren

Tarieven

In 2003 zijn de tarieven reëel met gemiddeld 2,3% gestegen. In 2004 is een gemiddelde reële stijging van 3,2% doorgevoerd. De tariefstijgingen zijn noodzakelijk omdat Agentschap Telecom de afgelopen jaren het eigen vermogen moest afbouwen tot het maximale niveau van 5% van de omzet. Dat is gedaan door tarieven bewust onder de kostprijs vast te stellen. Doordat de afbouw van het eigen vermogen inmiddels grotendeels is gerealiseerd moeten de tarieven geleidelijk weer op een kostendekkend niveau worden gebracht.

Prestatie-indicatoren

Tabel 1 Overzicht vergunningverlening en handhaving Agentschap Telecom
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Vergunningverlening   
– Aantal vaste verbindingen8 2158 185– 30
– Aantal mobiele communicatie243 890205 037– 38 853
– Aantal openbare telefonie en semafonie26282
– Aantal radiodeterminatie11 26016 2955 035
– Aantal radiozendamateurs13 50013 254– 246
– Aantal omroep50016 34415 844
– Aantal examens12 50012 814314
– Aantal verklaringen, keuringen en erkenningen102– 8
– Aantal randapparatuur (x 1 000)76 00082 3106 310
    
Handhaving   
– Aantal goedgekeurde inspecties3 0002 554– 446
– Aantal afgehandelde controles gebruiksvoorwaarden300647347
– Aantal uren optreden tegen illegaal gebruik13 00013 963963
– Aantal afgehandelde storingsklachten1 000505– 495
– Aantal controles R&TTE richtlijn20028989

Toelichting

Vergunningverlening:

Bij Mobiele communicatie is het aantal met name verminderd als gevolg van een gewijzigd vergunningenregiem voor Tijdelijk Gesloten Netten (TGN). Daarnaast zijn vergunningscategorieën van Mobiele communicatie naar Radiodeterminatie verplaatst, hetgeen de toename van het aantal Radiodeterminatie verklaart. De toename van het aantal in de productgroep Omroep is het gevolg van nieuwe verdeelsleutels. Het aantal randapparatuur is groter dan oorspronkelijk werd voorzien, mede omdat het aantal operators is toegenomen.

Handhaving:

Het aantal goedgekeurde inspecties is fors afgenomen als gevolg van de overdracht per 1 januari 2003 van maritieme inspecties naar de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Scheepvaart.

Het aantal afgehandelde controles gebruiksvoorwaarden is hoog, omdat er relatief veel overtredingen in het gebruik van maritieme frequentiebanden zijn geconstateerd en aangepakt.

Het aantal uren optreden tegen illegaal gebruik betrof in hoofdzaak uren besteed aan het bestrijden van illegaal gebruik in de FM omroepband (waaronder Etherflits. )Dit project is een succes geweest: het illegaal gebruik van de ether is ten opzichte van maart 2003 met circa 70% afgenomen.

De afwijking in het aantal afgehandelde storingsklachten is ontstaan door de invoering van een centrale intake voor klachten. Hierdoor worden de«oneigenlijke» klachten eerder gesignaleerd en niet meer in behandeling genomen.

Het aantal controles van apparaten in het kader van EMC en R&TTE richtlijnen bevat extra activiteiten door de uitrol van draadloos internet in Limburg.

Tabel 2 Kwalitatieve doelstelling vergunningverlening
OnderwerpNormRealisatie
Standaardvergunningen100% huisvestingsmogelijkheden100%
Complexe vergunningen100% huisvestingsmogelijkheden conform afspraak100%
Elektronische vergunningsaanvragenBinnen 8 weken afgehandeld100% binnen 8 weken
Vergunningen met internationale coördinatie95% afgehandeld conform afspraakNog niet bekend*
Naleving vergunningsvoorwaardenConform afspraken op Product-Markt niveauConform afspraken op Product-Markt niveau

* De doorlooptijden voor vergunningaanvragen met internationale coördinatie kunnen vanaf 2004 inzichtelijk worden gemaakt door het inrichten van het documentvolgsysteem.

Toelichting

In alle gevallen zijn de normen gehaald. Intern hanteert Agentschap Telecom streefwaarden die in sommige gevallen scherper zijn gesteld dan de wettelijke norm of internationale afspraak. Zo is bijvoorbeeld 87% van de elektronische vergunningaanvragen reeds binnen 10 dagen afgehandeld.

Tabel 3 Kwalitatieve doelstelling handhaving
OnderwerpNormRealisatie
Doorlooptijd storingsklachten van levensbelang100% binnen 4 uur100% binnen 4 uur
Doorlooptijd storingsklachten van maatschappelijk belang100% binnen 24 uur100% binnen 12 uur
Doorlooptijd storingsklachten van economisch belang90% binnen 48 uur 
Doorlooptijd storingsklachten van individueel belang85% binnen 30 dagen93% binnen 72 uur
Kostendekking per productgroep in meerjarig perspectief100%97%

Toelichting

De categorieën storingsklachten van economisch en maatschappelijk belang zijn aan het begin van 2003 samengevoegd tot één categorie, omdat er geen eenduidig criterium was voor het onderscheid. De norm die gehanteerd wordt voor de samengevoegde categorie binnen Agentschap Telecom is 100% binnen 12 uur.

De kostendekking per productgroep is berekend over de afgelopen 5 jaren. Het percentage ligt onder de 100% omdat tarieven bewust onder de kostprijs zijn vastgesteld. Daarmee wordt de vereiste afbouw van het eigen vermogen gerealiseerd.

3. Baten en lasten

Tabel 4 Verantwoordingsstaat baten en lasten 2003 (in €1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement3 2895 9442 655
Opbrengst derden25 33325 546213
Rentebaten227167– 60
Buitengewone baten113660547
Overige opbrengsten1 928611– 1 317
Totaal baten30 89032 9282 038
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten19 53020 015485
* materiële kosten9 7319 347– 384
Rentelasten577478– 99
Afschrijvingskosten   
* materieel2 9503 566616
Dotatievoorzieningen2721 208936
Totaal lasten33 06034 6141 554
    
Saldo van baten en lasten– 2 170– 1 686484

Toelichting

Baten

Opbrengst moederdepartement

* Structurele bijdragen

De opbrengst van het moederdepartement heeft voor het grootste deel betrekking op kosten die volgens het vigerende tarievenbeleid niet aan derden mogen worden doorberekend, namelijk de kosten van bezwaar en beroep (€ 1,3 mln) en repressieve handhaving (€ 1,5 mln). Daarnaast bestaat de structurele bijdrage uit een compensatie voor de rente (€ 0,5 mln) die moet worden betaald over de lening van Financiën inzake de omzetting van eigen vermogen in vreemd vermogen en een bijdrage voor de kosten van bevoegd aftappen (€ 0,4 mln).

* Incidentele bijdragen

De incidentele bijdragen betreft met name een bijdrage ad € 1,4 mln ontvangen ter dekking van de kosten die het agentschap in 2002 en 2003 heeft moeten maken in verband met de herverdeling van omroepfrequenties.

De gerealiseerde opbrengsten van het moederdepartement zijn hoger dan begroot, door met name bijdragen voor de herverdeling van omroepfrequenties, het zerobase onderzoek (€ 1,4 mln), een compensatie voor de kosten van Microsoft-licenties (€ 0,5 mln) en een bijdrage in de kosten inzake de overgang naar EZ (€ 0,3 mln) en ).

Opbrengst derden

De basis voor het in rekening brengen van tarieven voor onder andere vergunningen is de Telecommunicatiewet (Tw) en de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur. De in rekening gebrachte tarieven vloeien voort uit de (jaarlijks door de Minister goedgekeurde) «Regeling vergoedingen» die gepubliceerd wordt in de Staatscourant.

Afnemerscategorie*)/productgroeprealisatie 2002begroting 2003realisatie 2003
Vergunninghouders en overige20 37423 31822 805
– vaste verbindingen2 2432 0612 102
– mobiele communicatie8 96810 39810 300
– openbare telefonie en semafonie1 6201 7871 634
– radiodeterminatie308388371
– amateurs543619930
– omroep4 1335 2334 851
– examens227255226
– verkl., keuringen en erkenningen2944
– randapparatuur2 3032 5732 387
NSS86109835
Defensie1 3001 3411 341
Luchtverkeersleiding Nederland456456456
Korps Landelijke Politiediensten99109109
Totaal22 31525 33325 546

* In de begroting waren de afnemerscategorieën opgenomen in de productgroepen. Nu zijn ze apart zichtbaar gemaakt.

In enkele gevallen zijn de gerealiseerde opbrengsten lager dan begroot, terwijl de gerealiseerde aantallen (tabel 1) hoger zijn uitgevallen en vice versa. Dat is een gevolg van het relatief vroege tijdstip waarop de agentschapbegroting wordt ingediend. De interne begroting, de toegestane inzet en de hierop gebaseerde tarieven worden ruim driekwart jaar later vastgesteld. In die tijd zijn de aantallen aan mutaties onderhevig en kunnen er verschuivingen van subcategorieën tussen productgroepen plaatsvinden.

De opbrengst van het NSS bestaat voor het merendeel (€ 0,7 mln) uit aan het NSS doorbelaste kosten die de International Telecommunication Union maakt voor het verkrijgen en registreren van frequentieruimte voor satellietnetwerken.

Rentebaten

De lagere rentebaten zijn het gevolg van de zeer lage rentevergoeding. Gemiddeld is over 2003 een rentevergoeding van 1,02% ontvangen.

Buitengewone baten

De buitengewone baten bestaan in hoofdzaak uit opbrengsten gedetacheerd personeel ad € 0,2 mln, compensatievergoedingen premies AAW, WAO en pensioen ad € 0,1 mln, verkopen activa ad € 0,1 mln incidentele dienstverlening ad € 0,05 mln en verhuur parkeerplaatsen ad € 0,05 mln.

Overige opbrengsten

De realisatie betreft een bijdrage inzake de directe kosten van het Nationaal Antennebureau ad € 0,6 mln. Op deze post was verder een bijdrage begroot voor de beleidsondersteunende activiteiten die Agentschap Telecom uitvoert ten behoeve van DGTP, die echter niet is gerealiseerd.

Lasten

Apparaatskosten

De geringe kostenoverschrijding van 0,3% is in hoofdzaak veroorzaakt door het met ingang van 1 januari 2003 doorrekenen van de premies WW aan het agentschap, een hoger aantal kinderopvangplaatsen, en doordat, in tegenstelling tot eerdere afspraken, het agentschap in 2003 zelf de kosten voor Microsoft-licenties moest dragen (deze kosten zijn overigens wel gecompenseerd; zie baten). Door een zuinig beleid, waaronder het aanhouden van vacatures, zijn besparingen gerealiseerd die de meerkosten vrijwel volledig compenseren.

Rentelasten

De rentelasten zijn lager uitgevallen door de lage rentestand en omdat in 2003 geen beroep is gedaan op de leenfaciliteit.

AfschrijvingskostenOp grond van de relatief lage investeringsniveaus in de afgelopen jaren zijn de afschrijvingskosten voor 2003 te laag geraamd. Ten opzichte van 2002 zijn de afschrijvingskosten met circa € 0,3 mln toegenomen. Dat is primair veroorzaakt door de versnelde afschrijving die moest worden toegepast op de apparatuur en de auto's die, tezamen met 8 medewerkers, per 1 januari 2003 zijn overgegaan naar de Divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Mutaties voorzieningen

Op grond van recente ontwikkelingen inzake de ondersteunde taken is een reorganisatievoorziening ad € 1 mln opgenomen.

4. Balans

Tabel 5 Balans per 31 december 2003 (voor resultaatbestemming) (in € 1 000)
 31-12-200331-12-2002
Activa  
Vaste activa  
* materiële vaste activa10 0039 924
* immateriële vaste activa01 883
Debiteuren3 7442 050
Nog te ontvangen en vooruitbetaalde bedragen1 0561 605
Liquide middelen5 3577 984
Totaal Activa20 16023 446
   
Passiva  
Agentschapvermogen3 9175 603
* exploitatiereserve1 4601 448
* te verrekenen met vergunninghouders c.a.4 14310 318
* onverdeeld resultaat– 1 686– 6 163
Leningen5 6617 787
Voorzieningen1 550498
Crediteuren1 3172 731
Overige schulden en nog te betalen kosten7 7156 827
Totaal Passiva20 16023 446

Toelichting

Activa

Materiële vaste activa

Tabel 6 Specificatie van de materiële vaste activa (in € 1 000)
 Inrichtingen en verbouwingenApparatuurKantoor inventarisHard- en softwareVervoermiddelenVaste middelen in uitvoeringTotaal
Boekwaarde per 1 januari 20031 0554 6871 3243 1851 548811 807
Investeringen 2003451 05448287327 1 761
Correcties 35  – 80
Desinvesteringen 2003      0
 1 1005 7451 3773 4721 875013 569
Afschrijvingen 20032131 1911951 407560 3 566
Boekwaarde per 31 december 20038874 5541 1822 0651 315010 003
        
Cumulatieve aanschafwaarde per 31 december 20032 54016 8032 44410 2222 650034 659
Cumulatieve afschrijvingen per 31 december 20031 65312 2491 2628 1571 335024 656
Boekwaarde per 31 december 20038874 5541 1822 0651 315010 003
Afschrijvingstermijn in jaren104 tot 105 tot 103 tot 45  

* Inrichtingen en verbouwingen

Dit zijn de investeringen die onlosmakelijk met het gebouw zijn verbonden.

* Apparatuur

De apparatuur is belangrijk voor het primaire proces bij Agentschap Telecom. Hierbij moet worden gedacht aan communicatie-apparatuur, elektronische meetapparatuur, masten en antennes alsmede materialen, werktuigen en gereedschappen.

* Kantoorinventaris

Een groot deel van het meubilair is aangeschaft in 1989. In 2001 en 2002 is een groot deel van het meubilair vervangen. Onder deze post vallen ook de kantoormachines zoals bijvoorbeeld een frankeermachine.

* Hard- en software

Hard- en software zijn onder één noemer opgenomen gezien de onderlinge relatie. Voor zover in eigen beheer ontwikkelde software is geactiveerd, betreft het uitsluitend de bedragen die betaald zijn aan derden.

* Vervoermiddelen

Debiteuren

De debiteuren betreffen met name vorderingen op afnemers. De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. Aan deze voorziening is in 2003 € 0,155 mln toegevoegd.

Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten

De vooruitbetaalde bedragen (€ 1,0 mln) hebben primair betrekking op huur, lease en abonnementen.

Liquide middelen

Dit betreft de rekening-courant bij het Rijks Informatie Centrum (€ 5,352 mln, waarvan € 3,0 mln op deposito) en geringe bedragen inzake kasgelden bij de vestigingen (€ 0,005 mln).

Passiva

Eigen vermogen

* exploitatiereserve

De exploitatiereserve is bedoeld om algemene bedrijfsrisico's op te kunnen vangen.

In 2003 is een bedrag van € 0,01 mln ten gunste van de exploitatiereserve gebracht.

* te verrekenen met vergunninghouders c.a.

Op deze post staat het saldo eigen vermogen dat de toegestane exploitatiereserve te boven gaat. Aan deze post is het resultaat over 2002 toegewezen, alsmede de mutatie op de post exploitatiereserve. Rekening houdend met het onverdeelde resultaat over 2003 kan de komende jaren nog een bedrag ad € 2,5 mln ten gunste van de afnemers worden gebracht.

* resultaatbestemming

Voorgesteld wordt om het resultaat ad -/- € 1,7 mln vanaf 2005 te verwerken in de tarieven conform de daartoe gemaakte afspraken. Deze afspraken houden in dat indien na afloop van een kalenderjaar (jaar t) blijkt dat de in dat jaar gemaakte kosten afwijken van de geraamde kosten (waarop de tarieven zijn afgestemd), per productgroep het verschil bij de raming van de tarieven voor de daaropvolgende periode wordt betrokken (jaar t+2 en later).

Leningen bij het MvF

Op de lening voor de omzetting van eigen vermogen in vreemd vermogen wordt in 2004 € 0,675 mln afgelost. Dit bedrag is opgenomen onder kortlopende schulden. Per saldo resteert op deze lening een langlopende schuld van € 1,272 mln.

Op leningen uit 2001 voor nieuwe investeringen wordt in 2004 € 0,763 afgelost. Dit bedrag is opgenomen onder kortlopende schulden. Per saldo resteert op deze leningen een langlopende schuld van € 1,805 mln.

Op leningen uit 2002 voor nieuwe investeringen wordt in 2004 € 0,688 afgelost. Dit bedrag is opgenomen onder kortlopende schulden. Per saldo resteert op deze leningen een langlopende schuld ad € 2,582. Gelet op de liquiditeitspositie en het investeringsniveau is er voor gekozen in 2003 geen leningen af te roepen.

De investeringsleningen kennen verschillende looptijden die, afhankelijk van de soort investering, variëren van 4 tot 10 jaar. De in rekening gebrachte rentepercentages variëren van 3,55% tot 5,00%.

Voorzieningen

Tabel 7 Samenstelling en verloop voorzieningen (in € 1 000)
 voorziening 1 jan 2003dotatieonttrekkingvrijvalvoorziening 31 december 2003
Garantieverplichtingen9191
Assurantie eigen risico40752459
Reorganisatiekosten1 0001 000
Totaal4981 0521 550

* Voorziening garantieverplichtingen

Bij het toedelen van frequenties aan derden kan het voorkomen dat zendapparatuur moet wordenomgesteld in het belang van een beter etherbeheer. In een aantal gevallen dient Agentschap Telecom de daarmee gepaard gaande omstellingskosten (en eventuele extra kosten) te vergoeden.

Hiervoor wordt jaarlijks een bedrag aan de voorziening toegevoegd van € 0,01 mln tot een maximum van € 0,09 mln. Het eventueel meerdere valt vrij ten gunste van de baten.

* Voorziening assurantie eigen risico

Deze voorziening is gevormd voor het onverzekerde risico van diefstal, verlies en breuk van activa. Jaarlijks wordt aan deze voorziening een bedrag toegevoegd gelijk aan 0,15% van de aanschafwaarde van de activa per ultimo boekjaar.

* Voorziening reorganisatiekosten

Een extern adviesbureau heeft eind 2003 een organisatie-onderzoek uitgevoerd en aanbevelingen gedaan om tot een substantiële kostenreductie (20%) en reductie van ondersteunende taken te komen. Dit zal leiden tot een relatief omvangrijke uitstroom van personeel. Teneinde de daaruit voortvloeiende reorganisatiekosten te kunnen financieren wordt een voorziening reorganisatiekosten gevormd.

Crediteuren

Het betreft hier schulden ad € 1,3 mln uit hoofde van leveringen en diensten. De schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.

Overige schulden en nog te betalen kosten

Deze post bestaat met name uit

– de schuld aan het moederdepartement (€ 0,9 mln): betreft de geplande terugstorting van het in de openingsbalans per 1 januari 1996 opgenomen startkapitaal van € 2,45 mln.

– de schuld aan het Ministerie van Financiën (€ 2,1 mln): betreft de onder langlopende schulden genoemde aflossingen in 2004 op de lening naar aanleiding van de omzetting van eigen vermogen in vreemd vermogen en de leningen ten behoeve van nieuwe investeringen.

– de schuld aan DGTP (€ 3,5 mln): betreft in hoofdzaak een nog af te dragen opbrengst uit de bedragen die in het kader van de Wet financieel instrument bij commerciële omroepen in rekening zijn gebracht.

– opgebouwd vakantiegeld personeel (€ 0,6 mln).

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Activa in bestelling

Op 31 december 2003 stond een bedrag van € 0,4 mln open aan diverse bestelde, maar nog niet gefactureerde activa. Het betreft in hoofdzaak apparatuur en vervoermiddelen.

Huurcontracten

De verplichtingen uit hoofde van de huur bedragen voor het hoofdkantoor te Groningen (€ 1,1 mln per jaar), voor het districtskantoor in Zwolle (tot het jaar 2006 € 0,2 mln per jaar), voor het kantoor in Eindhoven (€ 0,1 mln per jaar), voor de huisvesting van het district Zuidwest in Rotterdam (€ 0,1 mln per jaar) en voor kantoorruimte in Den Haag (€ 0,03 mln per jaar).

Het Agentschap Telecom betaalt voor het gebruik van de terreinen en de gebouwen te Nederhorst den Berg waar het district Noordwest, het Monitoringstation en de afdeling Technische Zaken gehuisvest zijn, geen vergoeding aan de Dienst der Domeinen.

Wachtgeld

Alle verplichtingen uit hoofde van ontslaguitkeringsregelingen, waaronder aanspraken op wachtgeldregelingen, die zijn ontstaan voor 1 januari 2003 blijven voor rekening van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Aanspraken die zijn ontstaan op of na die datum worden doorberekend aan Agentschap Telecom.

Vakantierechten

De verplichting uit hoofde van vakantierechten bedraagt per 31 december 2003 gemiddeld 5,9 dagen per personeelslid (per 31 december 2002 gemiddeld 5,5 dagen per personeelslid).

5. Overzicht vermogensontwikkeling

Tabel 8 Overzicht vermogensontwikkeling (in € 1 000)
 1999200020012002begroting 2003realisatie 2003
1. Eigen vermogen per 1 januari18 33519 86313 25611 7678 3525 603
       
2. Saldo van baten en lasten1 5282 754961– 6 163– 2 170– 1 686
       
3a. uitkering aan moederdepartement – 9 361– 2 450   
3b. exploitatiebijdrage moederdepartement      
3c. overige mutaties      
3. Directe mutaties in het eigen vermogen – 9 361– 2 450   
       
Eigen vermogen per 31 december*19 86313 25611 7675 6036 1823 917

* inclusief onverdeeld resultaat

Toelichting

Door het hoge verlies over 2002 was het saldo eigen vermogen per 1 januari 2003 aanmerkelijk lager dan oorspronkelijk begroot. Daardoor is tevens het eigen vermogen per 31 december 2003, ondanks een minder negatief resultaat, lager dan begroot.

6. Kasstroomoverzicht

Tabel 9 Kasstroomoverzicht in € 1 000
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC en overige liquide middelen per 1 januari 20039 2587 984– 1 274
    
2. Totaal operationele kasstroom7801 678898
    
3a. -/- totaal investeringen vaste activa– 3 180– 1 7611 419
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen000
3. Totaal investeringskasstroom– 3 180– 1 7611 419
    
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement000
4b. + eenmalige storting door moederdepartement000
4c. -/- aflossingen op leningen– 2 731–2 544187
4d. + beroep op leenfaciliteit3 1800– 3 180
4. Totaal financieringskasstroom449– 2 544– 2 993
    
5. Rekening-courant RIC en overige liquide middelen per 31december 20037 3075 357– 1 950

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

De belangrijkste oorzaken voor de afwijking tussen het begrote en het gerealiseerde saldo per 31 december 2003 zijn:

• het resultaat over 2003 is minder negatief dan begroot

• in 2003 is aanmerkelijk minder geïnvesteerd

• dan oorspronkelijk geplandvan het geplande beroep op de leenfaciliteit is uiteindelijk geen gebruik gemaakt.

NOVEM

1. Inleiding

Per 1 juli 2002 heeft het tijdelijk agentschap Novem nagenoeg alle taken en het gehele personeel van Novem BV overgenomen.

De overgang naar de definitieve status van agentschap was voorzien per 1 januari 2004. De Kamer heeft medio 2003 besloten de definitieve status nog niet toe te kennen per 1 januari 2004.

Om tot een transparantere en efficiëntere uitvoering van EZ-beleid te komen en een deel van de volumetaakstelling in te vullen, is op 1 mei 2004 Novem met Senter samengegaan tot één nieuw (tijdelijk) agentschap SenterNovem. Als een agentschap dat duidelijk gericht is op duurzame en innovatie ontwikkeling kan SenterNovem integrale oplossingen bieden aan de opdrachtgevers (bijvoorbeeld door een mix van verschillende instrumenten, het bedienen van verschillende doelgroepen). Het verbetert ook de interne synergie van en levert schaalvoordelen op binnen de agentschappen, zowel bij de primaire als bij de ondersteunende processen. Daarmee is de efficiencywinst dan ook goed te behalen (zie brief aan Tweede Kamer van 5 maart 2004). Omdat in 2003 kosten voorzien werden voor deze fusie en opgenomen in een voorziening. Tevens zijn in het licht van de aanstaande fusie in 2003 een aantal activiteiten niet of anders uitgevoerd dan eerder was voorzien.

2. Realisatie doelstellingen op hoofdlijnen

Inzake de voor 2003 vastgestelde prioriteiten en doelstellingen heeft Novem de volgende resultaten gerealiseerd:

• Plan van aanpak financieel beheer

Dit plan is conform planning afgerond. De Auditdienst heeft geconcludeerd dat de beoordeelde processen in opzet voldoen aan de gestelde eisen ten aanzien van financieel en materieel beheer

• Uitbouwen van transitiemanagement.

De ondersteuning van EZ bij transitiemanagement beloopt 8 fte. Bij andere ministeries is beperkte ondersteuning geboden (LNV) of zijn voorstellen voor ondersteuning ingediend (V&W) of wordt mogelijke ondersteuning besproken (VROM).

• Versterken van de rol van Novem op het gebied van monitoring.

In 2003 zijn substantiële opdrachten op het gebied van marktmonitoring binnen gehaald. Marktmonitoring is nu een belangrijk onderdeel van veel offertetrajecten.

• Verbreding van de internationale rol van Novem op het gebied van duurzame ontwikkeling.

Het aandeel internationaal is uitgekomen op ca. 5% in 2003. De internationale activiteiten zijn opnieuw georganiseerd. Het overkoepelende internationale programma is vernieuwd en gericht op het kennis halen (nationale programma's en instrumenten versterken) en het kennis brengen (afstemming internationaal beleidskader en opbouw van capaciteit in het buitenland).

• Open Balie en kennismanagement.

Met Open Balie en kennismanagement geeft Novem middels een eenduidige loketfunctie maatwerkadvies door professionele en transparant kennisontsluiting. Op het concept zijn 15 programma's aangehaakt. De helpdesk functioneert voor een toenemend aantal programma's en is succesvol gezien het aantal ontvangen vragen. De integratie van internetsites is uitgevoerd en voor het programma DEN konden in 2003 digitale subsidieaanvragen worden ingediend.

3. Doelmatigheid en doeltreffendheid

In 2003 is Novem gestart met de meting van de doelmatigheid conform de Balanced Score Card. Op onderdelen bevindt Novem zich daarom op een groeipad.

Tabel 1 Doelmatigheid en doeltreffendheid
DoelgroepStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Klanttevredenheid1 Klanttevredenheidsonderzoek (ontwikkeling systematiek): Nulmeting aan representatieve steekproefNulmeting verricht Tevredenheid: 85%
 2 Doorlooptijd subsidietraject: 95%Meting bij DEN-programma: 99%
 3 Aantal gehonoreerde bezwaarschriften: 25% vermindering20% gehonoreerde bezwaarschriften
Kennisverbreding4 Aantal hits Novem-website: stijgend verloop103% stijging
 5 Gericht onderzoek bij doelgroepen:– Bruikbaarheid van kennis-Gelegde contacten – Deelname aan samenwerkingsverbanden Meenemen in klanttevredenheidsonderzoekKlanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd
FinancieelStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Bedrijfsresultaat1 Bedrijfsresultaat: 1% van de omzet2,73%
Uitvoeringskosten2 Beschrijving kosten standaard producten en diensten: beheer subsidieregeling beschrevenDoorgeschoven naar fusie SenterNovem
Arbeidsproductiviteit3 Declarabiliteit: 65%64,8%
Acquisitie4 Scoring offertes: 75%Orderportefeuille: 3% groter dan begroot.
Interne organisatieStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Flexibiliteit bezetting1 Aandeel flexibele bezetting: 7% (ultimo jaar)8,6% (ultimo jaar)
Deskundig personeel2 Opleidingskosten als % loonsom: 1,75%1,60%
Gemotiveerd personeel3 Ziekteverzuim: < 5%5,05%
 4 Belevingsonderzoek: Vervolg CultuuronderzoekOnderzoek uitgevoerd Tevredenheid: 94%
OpdrachtgeverStreefwaarde 2003Realisatie 2003
Klanttevredenheid1 Klanttevredenheidsonderzoek: nulmetingNulmeting verricht Tevredenheid: 92%
VBTB2 FTE's op monitoring: 5 fte's extra5,9 fte
 3 Programma's met prestatie-indicatoren/VBTB-proof: 75%77% (volume)
Kwaliteit offertes4 Kwaliteitstoets offertes > € 100 000: 20% verbetering19% verbetering

Doelgroep

Voor de klanttevredenheid bij de doelgroepen is in 2003 een nulmeting verricht. Van de doelgroepen is 85% tevreden over Novem. Als sterke punten komen de betrouwbaarheid, de toegankelijkheid, de kwaliteit van Novem en de waarde van de bijeenkomsten naar voren. Internet en het aanhouden van contacten tussen doelgroepen en medewerkers zijn verbeterpunten.

Omdat aanpassingen in de systemen nodig zijn, is de doorlooptijd subsidietraject in 2003 nog niet Novem-breed gemeten. Binnen enkele belangrijke programma's zijn goede scores gehaald, zo is bij de tenders DEN 99% van de aanvragen binnen de normtijd afgehandeld.

Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is in 2003 op 20 uitgekomen. Dit is een toename van 25% t.o.v. de score van 2002. Achteraf gezien was de streefwaarde voor 2003 onjuist, Novem hanteert nu voortaan maximaal 20% als streefwaarde.

Het bezoek aan de Novem-website is in 2003 spectaculair gestegen. De integratie van een aantal externe (sub)sites heeft daar in belangrijke mate aan bijgedragen.

Uit het gericht onderzoek bij de doelgroep(klanttevredenheidsonderzoek) blijkt dat de bruikbaarheid van de kennis en de inhoud hoog gewaardeerd worden, de actualiteit en het zoeken op internet worden als verbeterpunt gezien. Bij het leggen van contacten komt het bevorderen van samenwerking goed uit de bus en vormt het aanhouden van contacten een aandachtspunt. Bij de deelname aan samenwerkingsverbanden wordt de organisatie van bijeenkomsten en de bevordering van samenwerking hoog gewaardeerd, de rol van Novem als sparringpartner kan verbeterd worden.

Financieel

Het bedrijfsresultaat – het resultaat exclusief bijzondere posten – is over 2003 met 2,73% ruim boven de streefwaarde van 1% uitgekomen.

De beschrijving van een product met een standaard kostprijs is doorgeschoven naar 2004 en zal samen binnen het gefuseerde agentschap worden opgepakt. Binnen Novem wordt in één EZ-programma het werken met standaardproducten al toegepast.

Door aanzienlijke inzet voor aanpassingen van het financiële beheer en de voorbereidingen van de fusie met Senter is de streefwaarde voor de declarabiliteit in 2003 net niet gehaald.

De precieze scoringsgraad offertes is in 2003 nog niet gemeten. Wel kan geconstateerd worden dat de acquisitie succesvol is geweest: de gerealiseerde orderportefeuille is ca. 3% groter dan begroot.

Interne organisatie

De flexibiliteit is hoger uitgekomen dan in de begroting voorzien. De extra capaciteit benodigd voor de hogere omzet is hoofdzakelijk met niet ambtelijk personeel ingevuld.

Het opleidingsbudget om de deskundigheid van het personeel te bevorderen is nagenoeg besteed.

Voor de meting van gemotiveerd personeel is in 2003 een belevingsonderzoek gehouden. Van de medewerkers is 94% tevreden over Novem als werkgever. Informatievoorziening en communicatie komen als verbeterpunten naar voren.

De daling van het ziekteverzuim heeft zich ook in 2003 doorgezet en komt nog maar net boven de streefwaarde van 5% uit.

Opdrachtgever

Voor de tevredenheid van opdrachtgevers werd in 2003 een nulmeting verricht. Van de opdrachtgevers is 92% tevreden over Novem. Als sterke punten komen daaruit de betrouwbaarheid, de toegankelijkheid, de klantgerichtheid en de kwaliteit van offertes naar voren. Bij de rapportages zijn verbeteringen mogelijk.

Monitoring draagt bij aan een betere beleidsverantwoording. Het doel om de omvang van de in opdracht gegeven monitoringactiviteiten in 2003 uit te breiden met 5 fte is ruim gehaald.

Het volume van de opdrachten dat VBTB-proof is, m.a.w. waarbij prestatie-indicatoren over de uitkomst van het beleid gevraagd worden, is boven de voor 2003 beoogde omvang uitgekomen.

4. Baten en lasten 2003

Tabel 2 Verantwoordingsstaat baten en lasten 2003 (in € 1 000)
 1e suppletore begroting 2003RealisatieVerschil realisatie en begroting
Baten   
Opbrengst EZ18 04919 2211 172
Opbrengst VROM16 73416 980246
Opbrengst overige departementen5 5344 444– 1 090
Opbrengst derden1 5871 349– 238
Rentebaten0366366
Overige baten377591214
Totaal baten42 28142 950669
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten30 86431 577793
* materiële kosten7 1966 815– 381
Rentelasten 2424
Afschrijvingskosten2 7542 592– 162
Dotaties voorzieningen1 065770– 295
Bijzondere dotatie voorzieningen0800800
Totaal lasten41 87942 578779
    
Saldo van baten en lasten402372– 110

De posten bevatten t.o.v. de 1e suppletore begroting 2003 enkele administratief-technische wijzigingen in de presentatie van de cijfers:

– de onttrekking aan de voorziening 422 is verantwoord onder de personele kosten i.p.v. onder de mutatie voorzieningen,

– de dotatie aan de voorziening assurantie eigen risico wachtgeld ad 1 065 is opgenomen als dotatie voorzieningen i.p.v. onder de personele kosten,

– de omzet van een aantal samenwerkingsverbanden met Senter (2 9292) en overige acquisitieomzet (626) is i.p.v. onder opbrengst derden nu gepresenteerd onder omzet EZ (955), VROM (2 151) en overige departementen (449).

Toelichting

Baten

Algemeen

Door de internalisering van het energiebeleid in de afgelopen jaren is het aandeel van EZ teruggelopen en is VROM de belangrijkste opdrachtgever naast EZ geworden.

De omzet van overige ministeries betreft hoofdzakelijk de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit.

De omzet van derden betreft lagere overheden, de EU en het International Energy Agency.

De overige baten betreffen niet direct uit dienstverlening aan de opdrachtgevers voortvloeiende inkomsten, zoals de opbrengsten van de verkoop van brochures.

Lasten

Tabel 3 Personele kosten
Ontwikkeling FTE en personele kosten (in € 1 000)2002 Realisatie 2e halfjaar2003 1e suppl. Begroting2003 Realisatie
Ambtelijk personeel458,6449,0452,2
Kosten per ambtelijke FTE63,664,765,8
Niet ambtelijk/inhuur25,228,332,3
Kosten per niet ambt. FTE118,5107,8109,8
Prijsstijging per FTE 1,2%3,3%

Materiële kosten

De materiele kosten betreffen:

• de facilitaire kosten zoals huisvesting, kantoorbehoeften, kopieer- en drukwerkkosten en kantine (€ 3,4 mln)

• de kosten van communicatie, algemeen beheer en reiskosten (€ 1,4 mln)

• de overige personeelskosten zoals opleiding, werving, kinderopvang e.d. (€ 0,9 mln)

• de kosten van automatisering en informatisering en telefonie (€ 0,9 mln)

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten materiele activa betreffen de afschrijving op technische installaties in het huurpand te Utrecht, op inrichting en inventaris, op kantoormachines, hardware en software op het gebied van kantoorautomatisering en op het SAP-systeem.

Dotaties voorzieningen

Dit betreft de dotaties aan de voorzieningen assurantie eigen risico wachtgelden en aan de voorziening langdurig zieken.

Rentelasten

De rentelasten betreffen de rente op de lening BPF voor zover die niet is begrepen in de huisvestingskosten

Bijzondere dotatie voorzieningen

Deze post betreft de dotatie aan de voorziening fusiekosten die gezamenlijk met Senter wordt gevormd. De voorziene initiële kosten van de samenvoeging van de agentschappen Senter en Novem in één nieuw agentschap zijn vastgesteld op € 4,6 mln Op grond van de draagkracht draagt Novem € 0,8 mln en Senter € 3,8 mln aan de voorziening bij.

Saldo baten en lasten

Het onverdeelde resultaat over 2003 bedraagt € 0,372 mln Novem stelt de eigenaar voor om het resultaat als volgt te bestemmen:

* resultaatsuitkering eigenaar € 0,250 mln

(reeds op verzoek van de eigenaar afgedragen in 2003)

* toevoeging exploitatiereserve € 0,122 mln

5. Balans

Tabel 4 Balans per 31 december 2003 (vóór resultaatbestemming, in € 1 000)
 31-12-200331-12-2002
Activa  
Materiële vaste activa3 7785 396
Onderhanden werk16 38126 692
Debiteuren8964 452
Nog te ontvangen en vooruitbetaalde kosten3 2092 500
Rek. crt Novem BV3 916619
Liquide middelen32 98918 970
Totaal Activa61 16958 629
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve1 939 
* onverdeeld resultaat1221 939
Leningen BPF8561 140
Rek. crt. Min. EZ31 23827 179
Voorzieningen2 334435
Crediteuren6 92315 583
Vooruit ontvangen bedragen van ov opdrachtgevers12 1585 944
Overige schulden en nog te betalen kosten5 5996 409
Totaal passiva61 16958 629

Toelichting

Algemeen

In de cijfers zijn de twee samenwerkingsverbanden met Senter die Novem beheert (EET en MOVE), geheel meegenomen. De twee samenwerkingsverbanden met Senter die Senter beheert (Infomil en het projectbureau CO2), zijn niet in de cijfers meegenomen.

Activa

Tabel 5 Specificatie materiële activa
Activa (in € 1 000)Technische installatieInrichting en inventarisComputer apparatuurSoftwareTotaal
Aanschaffingsprijs1 4163 3716 3914 55715 734
Cumulatieve afschrijvingen7832 6174 8262 11310 338
Boekwaarde 31–12–20026337541 5652 4445 396
      
Mutaties boekjaar     
Investeringen205136393240973
      
Afschrijvingen1492901 3328202 592
Totaal mutaties56– 154– 939– 580– 1 618
      
Aanschaffingsprijs1 6213 5076 7844 79716 708
Cumulatieve afschrijvingen9322 9076 1582 93312 930
Boekwaarde 31-12-20036896006261 8643 778
Afschrijftermijn in jaren10533–5 

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd op historische aanschafwaarde onder aftrek van een lineaire afschrijving.

Onderhanden werk

Het onderhanden werk betreft de kosten van de gemaakte en nog niet gefactureerde of verrekende uren (apparaatgelden) en van betaalde en nog niet gefactureerde of verrekende programmamiddelen (beleidsgelden) per 31 december 2003. Voor de waardering van de uren zijn de met de opdrachtgever overeenkomen tarieven gehanteerd.

Tabel 7 Onderhanden werk
Onderhanden werk (in € 1 000)UrenBeleidsgeldTOTAAL31-12-2002
Ministerie van Economische zaken1 8507 7499 59918 959
Overige ministeries4 3512644 6156 171
Overige opdrachtgevers (incl. Senter)1 9781892 1671 562
Totaal8 1798 20216 38126 692

Het onderhanden werk van beleidsgelden is sterk afgenomen vooral door de verrekeningen bij EZ. Het overige onderhanden werk (uren) is licht gestegen en heeft betrekking op de nog te factureren laatste termijn over het jaar 2003.

Debiteuren

De debiteuren betreffen met name vorderingen op opdrachtgevers. De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde zonodig onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid.

De verrekening van veel uitstaande facturen heeft geleid tot de sterke teruggang van het debiteurensaldo.

Nog te ontvangen

Deze overlopende posten betreffen hoofdzakelijk vooruitbetaalde exploitatiekosten, waaronder de met de lening BPF gefinancierde BTW-claim inzake het huurpand te Utrecht.

Rekening courant Novem B.V.

Via de rekening courant Novem B.V. verlopen noodzakelijke verrekeningen tussen het agentschap Novem en Novem B.V. Door de ontvangst vlak voor de balansdatum van voor het agentschap bestemde gelden van opdrachtgevers door Novem B.V. is het saldo op deze rekening courant uitzonderlijk hoog.

Liquide middelen

Dit betreft de rekening-courant bij het RijksInformatie Centrum en geringe bedragen inzake kasgelden (€ 15 593) bij de vestigingen. Tijdelijk overtollige liquide middelen zijn op kortlopende deposito bij het RijksInformatie Centrum geplaatst.

Passiva

Eigen vermogen

Aangezien Novem per 1 juli 2002 als agentschap opereert bedraagt de maximale exploitatiereserve 5% van de gemiddelde omzet uit 2002 en 2003.

Voorzieningen

Tabel 8 Samenstelling en verloop voorzieningen (in € 1 000)
 voorziening 1 jan 2003dotatieonttrekkingvrijvalvoorziening 31 dec 2003
Assurantie e.r. wachtgelden435565  1 000
Fusiekosten (Novem-deel)800800
(Des)integratie 801472329
Voorziening langdurig zieken205  205
Totaal4352 371472 2 334

De dotatie aan de voorziening assurantie eigen risico inzake wachtgelden is gebaseerd op een berekening van de wachtgeldlasten over de afgelopen vijf jaar. Verschuldigde wachtgelden worden aan deze voorziening onttrokken.

De verwachte initiële kosten van de samenvoeging van de agentschappen Senter en Novem in één nieuw agentschap zijn vastgesteld op € 4,6 mln De dotatie van Novem aan de voorziening fusiekosten die gezamenlijk met Senter wordt gevormd, is onder de buitengewone lasten verantwoord.

Bij de overdracht van de activiteiten aan het agentschap is door Novem B.V. de voorziening (des)integratie gevormd voor noodzakelijke activiteiten voor de inrichting van het nieuwe agentschap. Deze voorziening (€ 1,0 mln) is, onder verrekening van de reeds gemaakte kosten € 0,2 mln), in 2003 aan het agentschap overgedragen. In 2003 zijn de kosten van extra (inhaal)ouderschaps-verlof, de kosten van de uitvoering van het plan van aanpak Financieel Beheer en van de verdere uitwerking van de VIR aan de voorziening onttrokken.

De voorziening langdurig zieken heeft betrekking op het bedrag aan loonkosten van ultimo 2003 zieke medewerkers voor de periode dat zij naar verwachting niet productief zullen zijn.

Lening BPF

De 10-jarige lening van het Bedrijfspensioenfonds voor de metaalnijverheid is door Novem B.V. in 1996 afgesloten ter financiering van de BTW-claim op het nieuwbouw-huurpand te Utrecht.

Rekening courant EZ

De rekening courant EZ betreft de met het moederministerie verrekende bedragen inzake beleidsgelden. Het saldo op de rekening courant heeft betrekking op te verrekenen programmamiddelen EZ in het onderhandenwerk en nog te verrekenen ontvangsten op de rekening courant met het ministerie van Financiën. Begin 2004 zullen deze posities grotendeels afgewikkeld worden.

Crediteuren

De crediteuren betreffen zowel schulden aan leveranciers (apparaatgelden) als aan uitvoerders van projecten (beleidsgelden).

Vooruit ontvangen bedragen overige opdrachtgevers

Deze bedragen hebben vooral betrekking op vooruit ontvangen beleidsgelden van VROM (€ 7,3 mln) en internationale opdrachtgevers (€ 3,2 mln).

Overige schulden en nog te betalen kosten

Deze overige schulden betreffen nog te betalen apparaatskosten (€ 1,3 mln) gelden die Novem beheert inzake enkele IEA-implementing agreements (€ 0,9 mln), overlopende posten zoals de van de B.V. ontvangen vergoeding inzake de overgenomen aanspraken op vakantiedagen van werknemers (verlofstuwmeer) en verplichtingen inzake EZ-verlof en de BTZR-regeling (totaal € 3,3 mln).

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Novem heeft uit hoofde van de uitvoering van opdrachten (programma's) voor opdrachtgevers verplichtingen aangegaan in de vorm van opdrachten en subsidies aan uitvoerders van projecten. Tegenover deze verplichtingen staan voor gelijke bedragen vorderingen op de opdrachtgevers. De omvang van deze verplichtingen en vorderingen bedraagt € 340 mln.

De verplichtingen uit hoofde van de huur van de panden te Sittard, Utrecht en Apeldoorn belopen jaarlijks ca. € 1,6 mln, de jaarlijkse verplichtingen uit contracten op facilitairen automatiseringsgebied belopen ca. € 0,6 mln.

6. Overzicht vermogensontwikkeling 2003

Tabel 9 Vermogensontwikkeling 2003 (in € 1 000)
 20022003 1e suppl. Begroting2003 Realisatie
1 Eigen vermogen per 1 januari*01 9391 939
2 Saldo van baten en lasten1 939402372
3 Directe mutaties in het eigen vermogen:   
3a uitkering aan moederdepartement – 250– 250
3b bijdrage moederdepartement ter versterking EV   
3c overige mutaties   
Eigen vermogen per 31/12*1 9392 0902 061

*inclusief onverdeeld resultaat

Toelichting

Novem stelt de jaarrekening op voor resultaatsbestemming. In het daarop volgende jaar wordt het resultaat verdeeld conform de door de eigenaar goedgekeurde resultaatbestemming. Het eigen vermogen per 1 januari betreft het resultaat van het voorgaande boekjaar en het eigen vermogen per 31 december bevat het onverdeelde resultaat van het huidige boekjaar.

7. Kasstroomoverzicht 2003

Tabel 10 Kasstroomoverzicht 2003 (in € 1 000)
 1e suppletore begroting 2003RealisatieVerschil realisatie en begroting
1. Rekening courant RIC en overige liquide middelen per 1 januari18 97018 9700
    
2. Totaal operationele kasstroom– 8 89015 25324 143
    
3a. -/- totaal investeringen1 825974851
3b. + totaal boekwaarde desinvesteringen00 
3. Totaal investeringskasstroom– 1 825– 974851
    
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement250250 
4b. + eenmalige storting door moederdepartement00 
4c. -/- aflossing op leningen00 
4d. + mogelijk beroep op leenfaciliteit00 
4. Totaal financieringskasstroom– 250– 2500
    
5. Rekening courant RIC en overige liquide middelen per 31 december8 00532 98924 984

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Toelichting

Operationele kasstroom

De fors hogere operationele kasstroom wordt veroorzaakt door de door Novem ontvangen bedragen die nog met het moederministerie te verrekenen zijn.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom is als gevolg van lagere investeringen minder groot dan begroot.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom is overeenkomstig de begrote taakstellende – resultaatsafdracht.

10 BIJLAGEN

10.1 Verdiepingsbijlage

Budgettaire geschiedenis

Artikel 1. Werking binnenlandse marktenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)88 37989 933121 231
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)88 37989 933121 231
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)2 8862 01510 918
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)2 8862 01510 918
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)7 39912 135– 11 674
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)7 39912 135– 11 674
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 1 571– 1 279– 111
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 1 571– 1 279– 111
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)97 093102 804120 364
Artikel 2. Bevorderen van innovatiekrachtVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)573 635587 881104 536
Nota van Wijziging (Kmst. II 28 600 XIII, nr,. 8)– 49 931– 20 650 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)523 704567 231104 536
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)80 373– 4 35231 420
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)80 373– 4 35231 420
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)– 75 140– 52 38923 365
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)– 75 140– 52 38923 365
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 8 08542 11224 368
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 8 08542 11224 368
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)520 852552 602183 689
Artikel 3. Bevorderen ondernemingsklimaatVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)637 765311 04135 063
Nota van Wijziging (Kmst. II 28 600 XIII, nr,. 8)– 18 163– 15 160 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)619 602295 88135 063
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)108 8745 003 
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)108 8745 003 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)– 31 29824 2029 000
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)– 31 29824 2029 000
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 95 9858 761– 2 479
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 95 9858 761– 2 479
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)601 193333 84741 584
Artikel 4. Doelmatige en duurzame energievoorzieningVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)205 689206 67111 912
Nota van Wijziging (Kmst. II 28 600 XIII, nr,. 8)– 3 000300 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)202 689206 37111 912
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)82 05416 51134 000
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)82 05416 51134 000
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)97 099– 17 0026 455
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)97 099– 17 0026 455
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 152 816– 8 785– 8 354
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 152 816– 8 785– 8 354
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)229 026197 09544 013
Artikel 5. Buitenlandse economische betrekkingenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)189 764190 4691 815
Nota van Wijziging (Kmst. II 28 600 XIII, nr,. 8)– 14 600– 10 000 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)175 164180 4691 815
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)743743 
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)743743 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)21 94813 57612 209
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)21 94813 57612 209
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet12 885– 10 184– 803
4. Vast te stellen mutatie slotwet12 885– 10 184– 803
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)210 740184 60413 221
Artikel 6. Vitale belangen ten tijde van crisesVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)82 32582 32581 998
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)82 32582 32581 998
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)109109 
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)109109 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)25410 
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)25410 
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet6 8506 6186 870
4. Vast te stellen mutatie slotwet6 8506 6186 870
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)89 30989 46288 868
Artikel 7. Beheer bodemschattenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)7 4527 4522 223 361
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)7 4527 4522 223 361
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)26326387 000
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)26326387 000
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)4563 21130 396
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)4563 21130 396
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet205– 98654 878
4. Vast te stellen mutatie slotwet205– 98654 878
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)8 3769 9402 395 635
Artikel 8. Economische analyses en prognosesVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)11 17111 17143
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)11 17111 17143
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)443726 
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)443726 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)2 2842 2841 795
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)2 2842 2841 795
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 99– 142– 531
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 99– 142– 531
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)13 79914 0391 307
Artikel 9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistiekenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)170 053170 05310 528
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)170 053170 05310 528
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)10 29510 295 
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)10 29510 295 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)645645 
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)645645 
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet8 8418 8412 575
4. Vast te stellen mutatie slotwet8 8418 8412 575
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)189 834189 83413 103
Artikel 10. Effectieve telecommunicatie- en postmarktVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)34 64334 643140 101
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)34 64334 643140 101
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)23 82032 889– 108 229
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)23 82032 889– 108 229
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)– 9 562– 21 13114 407
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)– 9 562– 21 13114 407
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 1 296– 5 713– 6 949
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 1 296– 5 713– 6 949
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)47 60540 68839 330
Artikel 21. AlgemeenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)88 70789 8235 112
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)88 70789 8235 112
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)19 54218 833 
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)19 54218 833 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)9 1119 7221 237
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)9 1119 7221 237
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet6 765– 5 0842 978
4. Vast te stellen mutatie slotwet6 765– 5 0842 978
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)124 125113 2949 327
Artikel 22. Nominaal en onvoorzienVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)– 92 90944 784 
Nota van Wijziging (Kmst. II 28 600 XIII, nr,. 8)94 23546 110 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)1 3261 326 
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 28 936, nr. 1)– 3 806– 3 80610 300
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2003, 419)– 3 806– 3 80610 300
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1)2 4802 480– 10 300
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..)2 4802 480– 10 300
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet   
4. Vast te stellen mutatie slotwet   
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)   
Artikel 23. Afwikkeling oude verplichtingenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
Ontwerp-begroting 2003 (Kmst. II 28 600 XIII, nr. 1)4 9375 437119 753
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2003, 31)4 9375 437119 753
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 29 339, nr. 1) – 120 
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2004, ..) – 120 
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 1 097– 863– 4 292
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 1 097– 863– 4 292
Totaal geraamd tevens realisatie 2003 (1+2+3+4)3 8404 454115 461

10.2 Aanbevelingen Algemene Rekenkamer

Onderstaand wordt ingegaan op de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het rechtmatigheidsonderzoek over 2002.

De Algemene Rekenkamer constateerde over 2002 een aantal onvolkomenheden bij Economische Zaken. Op elk van deze punten wordt hieronder ingegaan.

Contractbeheer

De Algemene Rekenkamer constateerde dat de registratie van contracten en het beheer van contractdossiers niet geheel conform de regeling Contractbeheer was.

In 2003 zijn diverse acties in gang gezet:

• In januari 2003 is het Coördinatiepunt Inkoop (CPI) ingesteld. De rol van de Coördinerend Directeur Inkoop is formeel belegd bij het hoofd CPI. Het CPI heeft in samenwerking met de diensten van EZ en IZ/Inkoop een inkoopactieplan opgesteld, dat in oktober 2003 is vastgesteld in het Bedrijfsvoeringscollege (BC) en waarvan de uitwerking in gang is gezet.

• Het merendeel van de EZ-contracten wordt afgesloten door IZ en POI. Deze diensten zullen hun contracten gaan vastleggen en beheren via SAP/MM. Vanaf 1 april 2003 is bij IZ een contractbeheerder aangesteld, die de lopende en nieuwe contracten van IZ en POI vastlegt in dit register. De AD heeft inmiddels aanbevolen dit contractregister breder in te zetten.

• Actualisatie van het AO-kader rond contractbeheer vindt momenteel plaats, naar aanleiding van een inventarisatie door FEZ.

Voorschrift Informatievoorziening Rijksoverheid (VIR)

De achterstand in de implementatie van het VIR – met name de uitvoering van de maatregelen van informatiebeveiliging – is praktisch ingelopen. Met behulp van een daarvoor ontwikkeld meetsysteem wordt over de stand van uitvoering van het VIR door de dienstonderdelen gerapporteerd. De rapportage geeft aan dat uitvoering van het VIR eind 2003 praktisch op orde is.

EVD

De Algemene Rekenkamer constateerde gebreken in de naleving van inkoopprocedures bij de EVD.

Mede door de implementatie in 2003 van nieuwe inkoopprocedures is de volledigheid van het contractbeheer verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren. Het toepassen van mantelovereenkomsten met leveranciers waarmee structureel wordt samengewerkt behoeft nog aandacht. Verder heeft de EVD een plan van aanpak opgesteld voor de (Europese) aanbesteding van verschillende in te kopen diensten. De aanbestedingen betreffen diensten ten behoeve van standbouw, inhuur tijdelijke expertise, reguliere missies en beurzen, communicatie en vormgeving. De Europese aanbestedingen zijn inmiddels in gang gezet.

Tijdelijk agentschap Novem

Voor de beoordeling van het financieel beheer en materieelbeheer van een tijdelijk agentschap hanteert de Algemene Rekenkamer dezelfde maatstaven als bij een definitief agentschap. Om deze reden merkt de Algemene Rekenkamer de gebreken in het financieel beheer en materieelbeheer bij het tijdelijke agentschap Novem aan als een onvolkomenheid, maar rekent deze de minister van EZ niet aan.

In 2003 heeft het tijdelijk agentschap Novem het Plan van Aanpak Financieel Beheer uitgevoerd. Dit project is begeleid door een klankbordgroep, waar onder andere de Algemene Rekenkamer deel van uit maakte. Begin 2004 is het Plan van Aanpak afgerond en heeft de departementale AuditDienst vastgesteld dat het financieel beheer nu in opzet voldoet aan de overheidsregelgeving.

Directoraat-generaal Telecommunicatie en Post (DG TP)

De Algemene Rekenkamer constateerde gebreken in het financieel beheer en het materieelbeheer van het DGTP.

DGTP is bij de vestiging in een EZ-pand voorzien van standaard EZ materieel. Het materieelbeheer is overgedragen aan de directie Interne Zaken en voldoet daarmee aan de lijn van EZ. Voor de verbeterpunten in het financieel beheer naar aanleiding van de accountantsrapportage over 2002 (te weten naleving richtlijn bevoorschotting, urenregistratie m.b.t. externen en de interne controle) zijn kaders ontwikkeld en geïmplementeerd.

Melding incidentele subsidie aan de Staten-Generaal

De Algemene Rekenkamer merkte een committering over 2002 aan als onrechtmatig door het ontbreken van een wettelijke grondslag. Dit project is specifiek gemeld in de begroting 2003. Aangezien het een meerjarige commitering in 2002 betrof is het niet nodig om dit project ieder jaar in de begroting te melden. In de begroting 2004 heeft deze vermelding dan ook niet meer plaatsgevonden.

10.3 Saldibalans en toelichting

Saldibalans per 31 december 2003 van het Ministerie van Economische Zaken (bedragen in € mln)
1)Uitgaven ten laste van de begroting1 832,7 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting3 065,9
3)Liquide middelen3,5    
4)Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding1 528,0 4a)Interne reserve309,7
5)Uitgaven buiten begrotingsverband45,0 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband33,6
8)Extra-comptabele vorderingen1 933,2 8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen1 933,2
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden2,5 9)Extra-comptabele schulden2,5
10)Voorschotten2 519,3 10a)Tegenrekening voorschotten2 519,3
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen2 670,5 11)Openstaand garantieverplichtingen2 670,5
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen2 781,9 12)Openstaande verplichtingen2 781,9
13)Deelnemingen1 521,4 13a)Tegenrekening deelnemingen1 521,4
 TOTAAL14 838,0  TOTAAL14 838,0

Toelichting op de saldibalans per 31 december 2003.

1) Uitgaven ten laste van de begroting (EUR 1 832,7 mln.).

Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven.

Verrekening van de begrotingsuitgaven 2003 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (EUR 3 065,9 mln.).

Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2003 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

3) Liquide middelen (EUR 3,5 mln.).

De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:

 
saldo 31-12-03(x EUR1000)
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ0
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders2 272
Saldo rekening-courant TWA/CBIN1 191
Totaal3 463

4) Rekening-courant RHB (EUR 1 528,0 mln.).

De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2003 van genoemd Ministerie en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant (EUR 1 218,3 mln.) en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne reserve (EUR 309,7 mln.). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de valutaposten 2003 welke door de Rijkshoofdboekhouding in 2004 zijn verwerkt, maar gevaluteerd zijn op 2003.

4a) Interne reserve (EUR 309,7 mln.).

De Interne reserve is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en SENO-faciliteit mogelijk te maken. In 2003 is de Interne reserve van de Garantiefaciliteit Opkomende Markten toegenomen met EUR 2,2 mln.

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) (EUR 45,0 mln.).

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is als volgt:

 
saldo 31-12-03(x EUR1000)
Vorderingen op andere ministeries1 211
Intra-comptabele vorderingen EZ m.b.t. beleidsuitgaven2 128
Intra-comptabele vorderingen EZ m.b.t. apparaatsuitgaven41 695
Totaal45 034

Het bedrag van EUR 2,1 mln. is het saldo van nog met agentschappen te verrekenen posten van EUR 1,7 mln. vermeerderd met een groot aantal kleinere vorderingen. Het bedrag van EUR 41,6 mln. betreft de openstaande vorderingen van EZ met betrekking tot de apparaatsuitgaven. Van dit bedrag heeft EUR 39,9 mln. betrekking op een vordering op Novem.

6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden) (EUR 33,6 mln.).

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. De specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen is als volgt:

 
Saldo 31–12–03(x EUR1000)
Schulden aan andere ministeries10 482
Intra-comptabele schulden EZ m.b.t. beleidsuitgaven1 204
Intra-comptabele schulden EZ m.b.t. apparaatsuitgaven21 890
Totaal33 576

Het bedrag van EUR 33,6 mln. betreft naast schulden aan andere ministeries met name de per 31 december af te dragen loonbelasting en premies sociale lasten (EUR 12,6 mln.) en een depot van octrooigemachtigden bij het Bureau voor de Industriële Eigendom (EUR 9,1 mln.).

8) Extra-comptabele vorderingen (EUR 1 933,2 mln.).

8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (EUR 1 933,2 mln.). De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen in 2003 binnen EZ was als volgt:

 
  (x EUR 1 mln.)
Stand vorderingen eind 2002 * 2 272,7
Bij:In 2003 ontstane vorderingen– 100,2 
 Bijgeschreven dividend/rente17,3 
   – 82,9
    
Af:Ontvangsten206,3 
 Ontvangen dividend/rente6,2 
 Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding44,1 
   256,6
Stand vorderingen eind 2003 1 933,2

* incl. Novem.

Uit het bovengenoemd verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het bedrag van de in 2003 ontstane vorderingen negatief is. Dit is vanwege de overdracht van de leningen aan KPN N.V. (EUR 256,9 mln.) en TPG N.V. (EUR 72,2 mln.) aan het Ministerie van Financiën. Het totaal van definitief buiteninvorderingstelling/kwijtschelding in 2003 bedraagt EUR 44,1 mln.. Van dit bedrag heeft EUR 18,2 mln. betrekking op artikel 2 (TOK) en EUR 22,5 mln. op artikel 3 (BBMKB).

De extra-comptabele vorderingen zijn per begrotingsartikel, het agentschap Senter, NMa en overige apparaat onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen. (x EUR1000).

 
Vorderingsoortdirect opeisbaarop termijn opeisbaarop termijn opeisbaargeconditioneerdtotaal
Omschrijving < 1 jaar> 1 jaar  
Werking binnenlandse markten 572,0  572,0
Bevorderen innovatiekracht15,6 1 713,1170 906,7172 635,4
Bevorderen ondernemingsklimaat3 928,4730,96 216,0405 249,4416 124,7
Doelmatige en duurzame energievoorziening8 908,5  43 791,152 699,6
Buitenlandse economische betrekkingen59,4400,017 382,3109 071,1126 912,7
Economische analyses en prognoses300,6  16,4317,0
Maatschappelijke behoefte aan statistiek2 540,8   2 540,8
Effectieve telecommunicatie en postmarkt99,2776,03 412,03 395,57 682,6
Algemeen511,8 7,8315,0834,5
Afwikkeling oude verplichtingen   145 573,8145 573,8
Overig apparaat   104,8104,8
Buiten begrotingsverband639,4  112,5752,0
Senter9 286,24 432,0440 981,0306 380,5761 079,7
Novem  437,52 507,82 945,3
Nma   242 384,1242 384,1
Totaal26 289,86 910,9470 149,61 429 808,91 933 159,2

De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaande overzicht is op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom. (x EUR1000)

 
Art.Omschrijving<200220022003Totaal
2Bevorderen innovatiekracht9,9 5,715,6
3Bevorderen ondernemingsklimaat1 484,7716,61 727,13 928,4
4Doelmatige en duurzame energievoorziening 386,88 521,78 908,5
5Buitenlandse economische betrekkingen13,4 46,059,4
8Economische analyses en prognoses  300,6300,6
9Maatschappelijke behoefte aan statistiek  2 540,82 540,8
10Effectieve telecommunicatie en postmarkt2,379,617,399,2
21Algemeen  511,8511,8
 Buiten begrotingsverband 151,8487,6639,4
 Senter1 857,2928,66 500,49 286,2
 Totaal3 367,52 263,420 659,026 289,8

Onderstaand worden per categorie, vorderingen die in verhouding tot het totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, nader toegelicht. Per post is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.

Direct opeisbare vorderingen (x EUR1000)

Artikel 3 Bevorderen ondernemingsklimaat (EUR 3 928,4)

De aan dit artikel gerelateerde vorderingen hebben met name betrekking op de extra-comptabele vorderingen centraal deel IPR EUR 2 245,7 (afgewezen beroep CBB) en bijdrage scheepsbouwindustrie EUR 1 424,0 (bezwaarprocedure).

Artikel 4 Doelmatige en duurzame energie (EUR 8 908,5)

Dit bedrag bestaat uit 3 vorderingen (samen EUR 502,3) op de NPM B.V.. De aandelen zijn inmiddels overgedragen aan het Ministerie van Financiën, de definitieve afrekening zal in het eerste kwartaal van 2004 plaatsvinden. Ook staat de teruggave van dividendbelasting UCN N.V. op dit artikel geboekt, de ontvangst van dit bedrag (EUR 8 406,2) wordt in het eerste kwartaal 2004 verwacht.

Op termijn opeisbare vorderingen (x EUR1000)

Artikel 3 Bevorderen ondernemingsklimaat (EUR 6 946,9)

Op dit artikel staan met name leningen aan EIM EUR 1 154,6 en NESEC EUR 4 537,8. De betaling van aflossingen NESEC wordt opgeschort. De aflossing EIM over 2003 moet nog worden ontvangen.

Artikel 5 Buitenlandse economische betrekkingen (EUR 17 782,3)

Dit betreft leningen aan Indonesië en Egypte. De leningen worden geadministreerd en beheerd door het NIO. De rente wordt deels betaald, de aflossingen worden geherfinancierd op basis van internationale afspraken.

Artikel 10 Effectieve telecommunicatie en postmarkt (EUR 4 187,9)

Op dit artikel staan leningen geadministreerd aan OPTA EUR 3 269,0 en Agentschap Telecom EUR 918,9. Het betreft leningen in verband met startkapitaal Agentschap Telecom en een oprichtingslening OPTA.

Geconditioneerde vorderingen (x EUR1000)

Artikel 02 Bevorderen innovatiekracht (EUR 170 906,7)

Betreft voor EUR 136 180,0 het restant vorderingsbedrag van een aangesproken garantie die is afgegeven in het kader van de ontwikkelingsfinanciering van een drietal vliegtuigtypen. Van de totaal ingediende vordering is een bedrag van EUR 66,8 mln. door de curatoren erkend. Hiervan was ultimo 2000 EUR 10,7 mln. ontvangen. In 2001 is een bedrag van EUR 10,9 mln. ontvangen, in 2002 is niets naar EZ overgemaakt en in 2003 is een bedrag van EUR 6,1 mln. ontvangen. Een bedrag van EUR 3,9 mln. wordt door de curatoren betwist. Voor een bedrag van EUR 93,3 mln. is de vordering niet erkend.

Artikel 3 Bevorderen ondernemingsklimaat (EUR 405 249,4)

Op dit artikel is onder meer een vordering vastgelegd op het consortium dat de Nederlandse bijdrage aan de JSF levert ad EUR 372 100,0.

Artikel 5 Buitenlandse economische betrekkingen (EUR 109 071,1)

Het grootste gedeelte van dit bedrag (EUR 108 797,0) is gestort op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de dekking van de uitvoering van de investeringsfaciliteit Opkomende Markten door de FMO.

Artikel 23 Afwikkeling oude verplichtingen (EUR 145 573,8)

In het kader van de NedCar-deal is door de Staat een achtergestelde renteloze lening verschaft ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe automodellen bij NedCar. Per saldo resteert nog een leningbedrag van EUR 130 400,0. De stichting die de geblokkeerde rekeningen beheerd, heeft op verzoek van EZ de vordering verpand aan MMC International Finance BV. Per 01-08-2004 vervalt deze verpanding, de opbrengst hiervan (EUR 3 400,0) maakt onderdeel uit van het genoemde leningbedrag. De vervroegde aflossing van EUR 47 700,0 (vervaldatum 31-12-2004) heeft tot een afwaardering van EUR 1 280,6 geleid van de hoofdsom (vanwege de verdiscontering van deze termijn). Daarnaast heeft de Staat nog een geraamde vordering op Volvo van per saldo EUR 15 173,8 uit hoofde van de zogenaamde spareparts concessionfee.

Vorderingen van het agentschap Senter (x EUR1000)

Vorderingen Senter (EUR 761 079,7)

Het merendeel van de vorderingen van Senter heeft betrekking op de Regeling Technische Ontwikkelingskredieten en de Regeling Technische Ontwikkelingsprojecten. Deze regelingen worden uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen. De terugbetaling van de lening is afhankelijk van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. De regelingen zijn inmiddels ingetrokken.

Vorderingen van het NMa (x EUR1000)

Vorderingen NMa (EUR 242 384,1)

Dit betreft de door het NMa opgelegde boetes (met name telefonie en bouw) en lasten onder dwangsom.

9) Extra-comptabele schulden (EUR 2,5 mln.).

9a) Tegenrekening extra-comptabele schulden (EUR 2,5 mln.).

Dit betreft met name de extra-comptabele schulden van het CBS (EUR 2,3 mln.). Het restant van de extra-comptabele schulden (EUR 0,2 mln.) betreft de zogenaamde mijnschadevoorzieningen.

10) Voorschotten (EUR 2 519,3 mln.).

10a) Tegenrekening voorschotten (EUR 2 519,3 mln.).

Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. In 2003 is voor EUR 1 453,6 mln. aan voorschotten afgerekend, een groot gedeelte hiervan, EUR 662,3 mln., is afgerekend naar aanleiding van het invaren van het (tijdelijk) Agentschap Novem. Als gevolg van dit invaren hoeft niet meer gewacht te worden met afrekenen totdat een programma in zijn geheel is afgerond, maar kunnen individuele voorschotten worden afgerekend. Deze afrekeningen betreffen met name artikel 4 (zie artikelonderdeel 4.10 en 4.20).

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:

Overzicht openstaande voorschotten EZ (x EUR 1 mln.)
 Totaal
Stand per 31 december20032002
Ontstaansjaar  
< 2000334,6968,7
2000260,2446,8
2001516,1722,2
2002520,5896,8
2003887,9 
Totaal2 519,33 034,5

Onderstaand worden de voorschotten toegelicht die in verhouding tot het totaal een grote omvang hebben.

Artikelonderdeel 1.20.020 Tegemoetkoming Demkolec en stadsverwarmingsprojecten (EUR 227,6 mln.).

In 2001 is EUR 134,0 mln. als voorschot betaald door de Staat aan NEA voor «niet marktconforme kosten» bij de verkoop aan NUON. De NEA is van mening dat deze kosten hoger zijn. Het geschil is voorgelegd aan een arbitragecommissie maar die heeft nog geen uitspraak gedaan. Na deze uitspraak zal worden afgerekend.

Artikelonderdeel 2.10.130 Bijdrage aan TNO (EUR 29,1 mln.).

Het openstaande voorschot van EUR 29,1 mln. is in 2003 betaald in het kader van doelsubsidie 2003 aan TNO zoals is vastgelegd in de TNO-wet 1985, naar verwachting wordt dit bedrag in 2004 afgerekend.

Artikelonderdeel 2.10.140 Bijdrage instituten lucht- en ruimtevaart (EUR 28,0 mln.).

In 1997 is een voorschot betaald van EUR 34,0 mln., hierop is inmiddels EUR 14,5 mln. afgerekend. De verschillende projecten lopen nog steeds door.

Artikelonderdeel 2.20.110 Technologische samenwerkingsprojecten (EUR 112,1 mln.).

Uitvoering door Senter.

Artikelonderdeel 2.30.020 NAP elektronische snelwegen (EUR 89,8 mln.).

Het voorschot dat openstond in verband met Marin is in 2003 afgerekend. Er staat nu nog EUR 4,2 mln. open van vóór 2000 in het kader van het Millennium platform. Dit zal naar verwachting in 2004 worden afgerekend.

Artikelonderdeel 3.10.200 REONN Kompas voor het Noorden (EUR 204,3 mln.).

De subsidies op dit artikelonderdeel worden als voorschot uitbetaald op basis van jaarplannen en op programmatische wijze ingezet. De reguliere doorlooptijd bedraagt 3 jaar voordat een voorschot wordt afgerekend.

Artikelonderdeel 3.10.210 Centraal deel IPR (EUR 36,6 mln.).

Dit betreft voorschotbetalingen in het kader van het centraal deel van de Investeringspremie-regeling. Dit betreft langlopende verplichtingen ter bevordering van bedrijfsinvesteringen in sociaal-economisch zwakkere gebieden. Afrekening van een groot deel (circa 25 mln.) van de thans openstaande voorschotten zal naar verwachting in 2004 plaatsvinden.

Artikelonderdeel 3.10.220 Suppletie-instrument infra/ken (EUR 48,6 mln.).

De openstaande voorschotten hebben betrekking op langlopende investeringsprojecten. Van een deel van deze projecten valt de einddatum in 2004. De daarbij behorende voorschotten zullen hierna worden afgerekend.

Artikelonderdeel 3.10.230 Cofinanciering EFRO (EUR 95,6 mln.).

Op dit artikel zijn de voorschotten geboekt welke door EZ zijn verleend in het kader van de cofinanciering EFRO Het betreft het programma 1994–1999 en het programma 2000–2006. De nog openstaande voorschotten van het programma 1994–1999 (circa 52 mln.) worden naar verwachting in 2004 afgerekend.

Artikelonderdeel 3.10.410 Bijdrage aan financiering ROM (EUR 11,9 mln.).

Het totale bedrag van EUR 11,9 mln. is betaald vóór 2000 aan de NOM. Naar verwachting zal dit bedrag in 2004 afgerekend worden.

Artikelonderdeel 3.10.500 Fysieke stadseconomie (EUR 86,8 mln.).

Betreft voorschotbetalingen aan VROM in het kader van Grote Steden Beleid vanuit het onderdeel fysieke stadseconomie. Het convenant loopt tot en met 2004. De «afrekening» van dit convenant en de verstrekte voorschotten zal medio 2005 plaatsvinden.

Artikelonderdeel 3.10.910 Regio- & infrastructuur programma's (EUR 41,4 mln.).

De op dit artikel openstaande voorschotten hebben voornamelijk betrekking op langlopende projecten met betrekking tot de infrastructuur. De verwachting is dat in 2004 een aantal oude projecten, met een openstaand voorschotbedrag van circa EUR 12 mln. worden afgerekend. Daarnaast heeft ruim EUR 23 mln. betrekking op een tweetal projecten waarvan de einddatum in 2008/2009 ligt.

Artikelonderdeel 3.30.310 Bijdrage ontwikkeling JSF (EUR 25,2 mln.).

Dit betreft voorschotten voor de subsidieregeling in het kader van de EMD-fase (Engenering, Manufacturing, Development) van de JSF. Nederlandse bedrijven werden op deze wijze ondersteund bij het kwalificeren voor Nederlandse deelname aan de JSF-ontwikkeling. De regeling liep tot eind 2001. De aangegane verplichtingen worden langzamerhand afgewikkeld.

Artikelonderdeel 4.01.500 Diverse programma uitgaven Energie (EUR 42,2 mln.).

De openstaande voorschotten op dit artikelonderdeel maken voornamelijk deel uit van het EG programma GCO. Dit wordt eens in de vier jaar vastgesteld (eerstvolgende in 2004), daarna wordt afgerekend.

Artikelonderdeel 4.10.010 Programma's energie-efficiency (EUR 30,7 mln.).

Op dit artikelonderdeel staat nog EUR 2,1 mln. open van vóór 2000. De afname ten opzichte van 2002 wordt verklaard doordat voorschotten aan Novem zijn afgerekend.

Artikelonderdeel 4.10.910 Afwikkeling oude programma's energie-efficiency (EUR 0,5 mln.).

Op dit artikelonderdeel staat nog EUR 0,5 mln. open van vóór 2000, het betreffen voorschotten die door Senter zijn verstrekt. De afname ten opzichte van 2002 wordt verklaard doordat voorschotten aan Novem zijn afgerekend.

Artikelonderdeel 4.20.010 Programma's Duurzame Energie (EUR 0,5 mln.).

Op dit artikelonderdeel staat nog EUR 0,5 mln. open van vóór 2000, het betreffen voornamelijk voorschotten die door Senter zijn verstrekt. De afname ten opzichte van 2002 wordt verklaard doordat voorschotten aan Novem zijn afgerekend.

Artikelonderdeel 4.20.910 Afwikkeling oude prog. Duurzame Energie (EUR 13,0 mln.).

Op dit artikelonderdeel staat nog EUR 10,0 mln. open van vóór 2000, het betreffen voorschotten die door Senter zijn verstrekt. De afname ten opzichte van 2002 wordt verklaard doordat voorschotten aan Novem zijn afgerekend.

11) Garantieverplichtingen (EUR 2 670,5 mln.).

11a) Tegenrekening garantieverplichtingen (EUR 2 670,5 mln.).

Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het verloop van de garantieverplichtingen in 2003 was als volgt:

 
 (x EUR 1 mln)
Saldo garantieverplichtingen tot en met 20022 681,2 
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 378,2 
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2003410,3 
  2 713,3
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2003 42,8
Saldo garantieverplichtingen ultimo 2003 2 670,5

Circa de helft van dit bedrag (EUR 1 271,4 mln.) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BBMKB (art. 3). Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer EUR 357,4 mln. en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer EUR 364,9 mln. Aan verliesafdekking is ruim EUR 28,9 mln. betaald.

De ander helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2003 bestaat uit garanties exportactiviteiten/Oost-Europa (art. 5) EUR 474,9 mln. en COVA (art. 6) EUR 907,6 mln. en een aantal kleinere garanties.

Ten opzichte van 31 december 2002 zijn de garantieverplichtingen met EUR 10,7 mln. afgenomen. Deze afname is het resultaat van de afname van de garantieverplichtingen met betrekking tot de BBMKB (EUR 36,4 mln.), de toename van de garanties ten behoeve van exportactiviteiten/Oost-Europa (EUR 33,0 mln.) en de afname van een aantal kleinere garantieverplichtingen (EUR 7,3 mln.).

In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.

12) Openstaande verplichtingen (EUR 2 781,9 mln.).

12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (EUR 2 781,9 mln.).

Het verloop van de verplichtingen in 2003 was als volgt:

   
 (x EUR 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 20023 029,1 
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 223,4 
Bij: Aangegane verplichtingen in 20031 828,7 
  4 634.4
Af: Betalingen op verplichtingen in 2003 – 1 852,5
Saldo verplichtingen ultimo 2003 2 781,9

Dit saldo is opgebouwd uit een bedrag van EUR 2 598,7 mln. aan verplichtingen binnen begrotingsverband en EUR 183,2 mln. aan verplichtingen buiten begrotingsverband.

Omvangrijke negatieve bijstellingen.

In 2003 is het saldo verplichtingen voor circa EUR 223,4 mln. naar beneden bijgesteld.

In onderstaande tabel zijn de bijstellingen per artikel opgenomen.

   
Art.Omschrijving(x EUR 1 mln)
1Werking binnenlandse markten0,3
2Bevorderen innovatiekracht27,2
3Bevorderen ondernemingsklimaat33,0
4Doelmatige en duurzame energievoorziening110,4
5Buitenlandse economische betrekkingen48,9
7Beheer bodemschatten0,4
10Effectieve telecommunicatie en postmarkt2,3
21Algemeen0,9
 Totaal223,4

De negatieve bijstellingen (intrekkingen) hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingruimte in verband met definitief vastgestelde subsidies en bijdragen. Met deze vrijval is al rekening gehouden bij de begrotingsvoorbereiding.

Het overgrote deel van de intrekkingen van artikel 2 heeft betrekking op de regelingen in het kader van de Technische Samenwerkingsprojecten die door Senter worden uitgevoerd. Verder is er een intrekking van ongeveer EUR 1 mln. in verband met de afrekening 2002 van een Topinstituut.

De negatieve bijstellingen van artikel 3 hebben voor EUR 11 mln. betrekking op definitieve subsidievaststellingen van de IPR-regeling. Een bedrag van EUR 7,5 mln. betreft het niet doorgaan van een project binnen de Aquisitieregeling. Een bedrag van EUR 2,5 mln. is ingetrokken op oude regio- en infrastructuur programma's en een bedrag van meer dan EUR 4 mln. is een negatieve bijstelling op een verplichting aan het NIVR i.v.m. JSF.

Het forse bedrag aan intrekkingen op artikel 4 wordt met name veroorzaakt door de overgang van Novem BV naar tijdelijk agentschap. Zie tekst onder voorschotten.

De intrekkingen van artikel 5 hebben voor bijna EUR 16 mln. betrekking op de Technische Assistentieregeling Opkomende Markten. Een bedrag van meer dan EUR 5 mln. betreft vrijval op verplichtingen inzake het programma Starters op Buitenlandse Markten. Een bedrag van EUR 6 mln. is ingetrokken op verplichtingen inzake het Besluit Export Financierings Arrangement. De voornoemde regelingen worden door Senter uitgevoerd. Een bedrag van EUR 1,4 mln. is vrijgevallen in verband met de afrekening van de BEB opdracht aan de EVD.

13) Deelnemingen (EUR 1 521,4 mln.).

13a) Tegenrekening deelnemingen (EUR 1 521,4 mln.).

Het verloop van deze post over 2003 was als volgt:

 
 BijAf(x EUR 1 mln)
Stand saldibalans ultimo 2002  5 230,0
– Mutaties 2003:   
    
– BOM N.V.4,6  
– Ontwikkelingsmij Oost Ned. N.V.27,1  
– Twinning Holding B.V2,8  
– Kon. PTT Nederland N.V. 2 490,3 
– TNT Post Groep N.V. 362,3 
– TenneT TSO B.V. 835,4 
– UCN N.V. 33,5 
– NPM B.V. 1,1 
– GOM N.V. 13,6 
– OOM N.V. 6,8 
– Saranne B.V. 0,1 
Stand saldibalans ultimo 2003  1 521,4

In het kader van een uit 1990 daterende stortingsverplichting is in 2003 EUR 4,6 mln. betaald aan de BOM N.V.. Een bedrag van EUR 27,1 mln. is in verband met de fusie van de GOM N.V. en de OOM N.V. ingebracht in de nieuwe N.V. Ontwikkelingsmij Oost Nederland. Vanwege deze fusie zijn de bedragen van EUR 13,6 mln. en EUR 6,8 mln. afgeboekt op respectievelijk GOM N.V. en OOM N.V.

In 2003 is wederom een storting gedaan in Twinning Holding B.V.

De afboeking UCN N.V. betreft een terugstorting van het aandelenkapitaal in verband met de afstempeling van aandelen. De deelnemingen in KPN N.V., TPG N.V., Tennet TSO B.V., Saranne B.V. en NPM B.V. zijn overgedragen aan het Ministerie van Financiën.


XNoot
1

Kamerstukken II 2001–2002, 28 000-XIII, nr. 17.

XNoot
1

Cijfers hebben betrekking op de periode vanaf 1 maart 2003 (nieuwe toetsingsstructuur).

XNoot
1

http://trendchart.cordis.lu/scoreboard 2003/index.html.

XNoot
1

«In actie voor innovatie», brief van de MEZ en Staatssecretaris EZ, okt. 2003, Kamerstukken II, 2003–2004, 27 406.

XNoot
2

Wetenschapsbudget 2004, Kamerstukken II, 2003–2004, 29 338, nr. 1.

XNoot
1

Niet-dossierstuk, 2003–2004, ocw0301150, Tweede Kamer.

XNoot
1

«Beleidsvoorbereidend onderzoek Facility Sharing», Bureau Bartels, 2004.

XNoot
1

Hiermee geeft EZ invulling aan de motie van het kamerlid Aptroot over subsidieregelingen voor innovatie in het MKB. Tevens wordt de motie meegenomen in de herziening van het kennisoverdrachtsinstrumentarium dat in 2004 afgerond wordt.

XNoot
1

Niet-dossierstuk 2003–2004, nr. vws0301821.

XNoot
2

Beleidsnota biotechnologie, Kamerstukken II, 2000–2001, 27 428, nr. 2, pag. 19 e.v.

XNoot
3

Staatscourant 225, 20.11.2003.

XNoot
1

«De rijksbrede ict-agenda: beter presteren met ict», Kamerstukken II 2003–2004, 26 643, nr. 47.

XNoot
2

eEurope 2005: een informatiemaatschappij voor iedereen, COM (2002) 263.

XNoot
3

Modinis, COM (2002) 425.

XNoot
1

«In actie voor innovatie», brief van de Minister van Economische Zaken en Staatssecretaris van Economische Zaken, 2 oktober 2003, Kamerstukken II, 2003–2004, 27 406, nr. 4.

XNoot
2

«Innoveren door ICT», Visie ICT-Forum, editie 2003.

XNoot
1

Groenboek Rome I: COM (2002) 654 (01).

XNoot
2

Onderzoeksrapport auteursrecht bestaat uit 2 rapporten: 1. Auteursrecht; economische lust of last? Een literatuurstudie naar de economische aspecten van het auteursrecht, Dialogic, Utrecht en SEO, Amsterdam, augustus 2003; 2. Auteursrecht; economische lust of last? Een empirische naar de economische aspecten van het auteursrecht, Dialogic, Utrecht en SEO, Amsterdam, september 2003.

XNoot
1

WRR, Nederland handelsland. Het perspectief van de transactiekosten, 24 maart 2003.

XNoot
1

De WTO-onderhandelingen/Doha Development Agenda moeten leiden tot vergroting van de markttoegang voor goederen en diensten, versterking van de WTO als organisatie en van het rechtskarakter van het multilaterale handelsstelsel, betere integratie van ontwikkelingslanden in het multilaterale handelsstelsel alsmede de erkenning en uitwerking van raakvlakken met andere beleidsterreinen (bijvoorbeeld milieu, volksgezondheid).

XNoot
1

CPB, Report december 2003.

Naar boven